prikkel
De goeie ouwe, nieuwe economie
Bart van Ark
De auteur is hoogleraar Economische ontwikkeling,
technologische verandering en groei aan de
Rijksuniversiteit Groningen en is directeur van het
Groningen Growth and Development Centre.
h.h.van.ark@rug.nl
aar blijven de productiviteitseffecten van
de ‘nieuwe economie’? Informatie- en
communicatietechnologie (ict) is een typische
doorbraaktechnologie en het duurt een paar jaar
voordat de productiviteitseffecten ervan zich openbaren. Voor
Europa is er op dit front weinig goed nieuws te melden. Gedurende
de periode van 1987 tot 1995 groeide de arbeidsproductiviteit in
de EU-15 gemiddeld met 2,2% per jaar. Nieuwe productiviteitscijfers voor de periode van 1995 tot 2004 tonen dat deze groei
fors is vertraagd tot 1,5% per jaar (McGuckin & Van Ark, 2005;
Van Ark & Inklaar, 2005).
Er zijn grote verschillen binnen de EU-15, maar de meeste
Europese landen (en met name de grotere landen) bevinden
zich in de onderste helft van de ranglijst van OESO-landen. De
Verenigde Staten, Australië en zelfs Japan bevinden zich allen in
de bovenste helft. Belangrijker dan dat: behalve Korea en
Noorwegen laten alle OESO-landen buiten de EU-15 in de laatste conjunctuurcyclus een versnelling in de arbeidsproductiviteitsgroei zien ten opzichte van de vorige cyclus.
De vertraging in productiviteitsgroei is in de meeste Europese
landen gepaard gegaan met een broodnodige verbetering in
de arbeidsparticipatie. Dat is echter geen verklaring voor de
achterblijvende productiviteitscijfers, omdat de negatieve productiviteitseffecten van toenemende participatie na een aantal
jaren zouden moeten verdwijnen. Door leereffecten verbeteren
nieuwe cohorten van werkenden snel hun productiviteit. Na een
decennium van toenemende participatie (in Nederland inmiddels
bijna twee decennia) is dit productiviteitsherstel nog steeds niet
waar te nemen en erodeert het oorspronkelijke productiviteitsvoordeel van veel Europese landen steeds verder.
Na de ict-hype in de tweede helft van de jaren negentig is de
bijdrage van ict-kapitaal aan de arbeidsproductiviteitsgroei in
vrijwel alle OESO-landen teruggelopen; in Europa niet minder
snel dan elders. Met uitzondering van Ierland, Finland en
Zweden lagen de productiviteitseffecten van ict-productie in
Europa altijd al lager dan in de Verenigde Staten. Ook deze
effecten zijn sterk afgenomen sinds 2000.
Het goede nieuws zou moeten komen van een efficiënter
gebruik van ict. De totale factor productiviteit (tfp) zou sterker
moeten groeien in bedrijfstakken die aan het eind van de jaren
negentig veel hebben geïnvesteerd in ict. De VS hebben sinds het
midden van de jaren negentig inderdaad een spectaculaire toename in tfp-groei laten zien. Deze is sterk geconcentreerd in
marktdiensten, zoals de handel, de financiële dienstverlening en
– sinds 2000 – de zakelijke dienstverlening. Daarentegen is in
Europa de groei van de totale factor productiviteit voorzover
niet direct gerelateerd aan ict-productie sinds 2000 geslonken
tot vrijwel nihil.
W
304
ESB 01-07-2005
De snelle tfp-groei in de VS lijkt niet zozeer het directe resultaat te zijn van de investeringen in ict als zodanig (de zogenaamde
hard savings). Vooral de bedrijven die ict hebben gecombineerd
met investeringen in immaterieel kapitaal en organisatorische
innovaties, hebben snellere tfp-groei gerealiseerd (de zogeheten
soft savings). Een goed voorbeeld is de detailhandel. Deze
bedrijfstak heeft zich getransformeerd van een klassieke sector
die dozen verschuift tot een sector die informatie verschaft aan
consument en producent over waar, op welke tijd, welke goederen en diensten worden aangeboden en gevraagd. Ict is zonder
twijfel van groot belang geweest voor de introductie van lean
retailing. Het zijn echter vooral de organisatorische innovaties
die ervoor gezorgd hebben dat dit business model tot een spectaculaire toename in productiviteit van Amerikaanse detailhandelbedrijven heeft geleid (McGuckin et al., 2005). Maar weinig
bedrijven in Europa komen zelfs maar in de buurt van de
prestaties van detaillisten in de VS.
De marktomgeving is bepalend voor de mate waarin de soft
savings productiviteitsgroei kunnen genereren. Immaterieel
kapitaal (menselijk kapitaal, kennis en organisatorisch kapitaal)
behoort typisch tot de bedrijfsspecifieke productiemiddelen. Dit
type kapitaal is doorgaans minder makkelijk overdraagbaar tussen organisaties dan fysiek kapitaal (zoals ict-kapitaal), zodat
potentiële productiviteitswinsten niet onmiddellijk weglekken
uit de organisatie. Zulke investeringen zijn dus de moeite waard,
maar wel op voorwaarde dat de productmarkten deze bedrijven
in staat stellen om nieuwe markten voor hun producten en
diensten te ontwikkelen en minder productieve concurrenten de
pas af te snijden.
Het goede nieuws over de nieuwe economie blijft uit – niet
vanwege een gebrek aan ict-kapitaal of immaterieel kapitaal,
maar vanwege het ontbreken van prikkels om dit kapitaal productief in te zetten. De achterblijvende hervormingen in product-, arbeids- en kapitaalmarkten worden verder vertraagd
door het gebrek aan politieke wil om deze agenda aan de
Europese kiezer te verkopen. Er is te weinig nagedacht over de
volgorde van de hervormingen. Ook is te weinig nagedacht over
de opzet van (tijdelijke) compensatiemechanismen voor de
onvermijdelijke verliezers: de persoon, niet zijn of haar baan,
verdient bescherming en stimulansen om een nieuwe baan te
vinden. Ook binnen Europa kunnen we leren van elkaars fouten
en successen; niet alleen van Amerika. Europa heeft meer kapitaal nodig. Vooral meer politiek kapitaal om de hervormingsagenda uit het slop te halen. Dat zou het beste nieuws zijn voor
de nieuwe economie. â–
Literatuur
Ark, B. van & R.C. Inklaar (2005) Catching Up or Getting Stuck? Europe’s
Troubles to Exploit ICT’s Productivity Potential. Groningen Growth and
Development Centre.
McGuckin, R.H. & B. van Ark (2005) Performance 2005. Productivity,
Employment and Income in the World’s Economies. New York: The
Conference Board.
McGuckin, R.H., M. Spiegelman & B. van Ark (2005) The Retail Revolution.
Can Europe Match U.S. Productivity Performance? Research Report
R-1358-05-RR, New York: The Conference Board.