Aan de ene kant lezen we in de media over de lage prijzen die boeren en tuinders krijgen voor hun producten, terwijl aan de andere kant het beeld wordt geschetst van rijke boeren die enorme hectares land bezitten. Is de boer nu arm of rijk?
In het kort
-Het inkomen van boeren verschilt sterk per jaar, subsector en bedrijfsgrootte, met uitschieters naar boven en naar beneden.
-Het is daarom nauwelijks mogelijk om een algemeen beeld te schetsen van de financiële positie van boeren.
-Wel is het duidelijk dat, met de omvang van het boerenbedrijf, het gemiddelde inkomen toeneemt.
Het maatschappelijke debat over de positie van de boer leidt tot toenemende polarisatie. Niet zelden wordt het beeld neergezet van een zwoegende landbouwer die voor dag en dauw opstaat om aan het werk te gaan, pas na zonsondergang van zijn land komt om zich bij zijn gezin te voegen, en die zich tevreden moet stellen met een schamel inkomen. Daartegenover staat dan de ondernemer die van achter zijn computer hectares met gewassen beheert, en met een paar muisklikken precisietuinbouw kan bedrijven met hoge rendementen, terwijl zijn grond bovendien een vermogen waard is.
De waarheid ligt echter veel vaker in het midden, want de financiële positie van de boer – hier de verzamelnaam voor alle ondernemers actief in de land-, tuin- en akkerbouw, melkveehouderij en veeteelt – is afhankelijk van tal van factoren: de bedrijfstak waarin hij actief is, de omvang en de locatie van zijn bedrijf, en het eventuele vrije vermogen dat hij in zijn grond heeft zitten. Bovendien is die positie niet stabiel. De boer die het de ene dag riant voor elkaar heeft, kan de volgende dag in een situatie verkeren waarbij hij het juist lastig heeft.
Inkomen fluctueert per jaar
Uit cijfers van Wageningen Economic Research blijkt dat het bruto-inkomen van de boer gemiddeld 44.000 euro bedraagt. Dit inkomen wordt uitgedrukt in onbetaalde ‘arbeidsjaareenheid’ (oftewel aje; een volledige jaarrondbaan staat gelijk aan 1 aje). Het is de beloning die de boer of tuinder krijgt als ondernemer – de vergoeding voor de onbetaalde arbeid en kapitaal die hij in het bedrijf stopt. Dit inkomen fluctueert enorm; zo verdiende de gemiddelde boer in 2009 slechts 12.000 euro, terwijl dat in 2017 bijna zes keer zoveel was: 71.000 euro. De grote fluctuaties door de jaren heen zijn onder meer het gevolg van het weer in Nederland, zoals zware regenval, waardoor bijvoorbeeld de aardappeloogst kan mislukken. Tevens zijn de internationale ontwikkelingen van belang. Voor veel agrariërs geldt namelijk dat hun afzetprijzen op de internationale markt tot stand komen. Zo kan een uitbreiding van de suikerrietproductie in India de suikerprijs flink drukken, een uitbraak van de Afrikaanse varkenspest in China de varkensprijs omhoog stuwen en droogte in Oekraïne voor een hogere tarweprijs zorgen. En zo was 2009 een uitzonderlijk slecht jaar omdat de uitvoer terugliep, als gevolg van onder meer de kredietcrisis, en de prijzen daalden. In 2017, daarentegen, lagen de prijzen voor een aantal producten, zoals melk en varkensvlees, juist weer hoog.
De kostenontwikkeling van de boer volgt echter een eigen en soms tegengestelde route. De prijs van ingekocht krachtvoer kan net stijgen op het moment dat de melkprijs daalt. Daarnaast heeft de boer te maken met allerlei autonome lasten als gevolg van binnenlandse regelgeving of van bewegingen op de kapitaalmarkten.
Bij een normale werkweek fluctueert het uurloon van een boer tussen de 6 en 35,50 euro. Uit een enquête van de Socialistische Partij onder 841 boeren in 2013, blijkt dat 56 procent van hen een meer dan een normale werkweek maakt (Gerven et al., 2013). Dat zou betekenen dat het gemiddelde uurloon dus lager ligt.
Om ook in slechtere jaren rond te kunnen komen, leggen boeren in de goede jaren een buffer aan. Daarnaast werken gezinsleden, zoals partner of kinderen, vaak mee in het bedrijf. Als een gezinslid voltijds meewerkt dan verdubbelt dat het inkomen van het huishouden. Gemiddeld is er per bedrijf sprake van 1,5 onbetaalde aje, blijkt uit cijfers van Agrimatie, Wageningen Economic Research.
Inkomen fluctueert per subsector
Ook tussen de boeren verschillen de inkomens sterk (figuur 1). Dit wordt allereerst veroorzaakt door verschillen in bedrijfstype, dat bovendien elk een eigen dynamiek heeft. Zo verdiende een gemiddelde akkerbouwer in 2004 slechts 8.900 euro, terwijl een melkveehouder in datzelfde jaar een inkomen genoot van 32.400 euro en een varkenshouder 52.600 euro overhield. In 2012 had de akkerbouwer een topjaar, met een inkomen van 105.700 euro en moest de gemiddelde melkveehouder het doen met 22.200 euro.
In slechte jaren hebben sommige boeren zelfs een negatief inkomen, dat ze moeten opvangen met de resultaten van andere jaren. Zo had de varkenshouderij in 2007 een bijzonder slecht jaar met een negatief inkomen van 38.200 euro. Twee jaar later was de glastuinder de klos met een negatief inkomen van 47.600 euro.
Inkomen fluctueert per bedrijfsgrootte
Ook binnen de subsector kunnen de inkomens van boeren sterk verschillen, vooral vanwege de omvang van het bedrijf (figuur 2). Grotere bedrijven produceren doorgaans efficiënter, hebben relatief minder kosten, en beschikken vaak over een betere marktpositie. Met name als een bedrijf opereert in een bulkgoedmarkt waarin de prijzen worden bepaald op de wereldmarkt, is het belangrijk om de kosten te drukken. Niet voor niets heeft er de afgelopen jaren binnen alle subsectoren een schaalvergroting plaatsgevonden; er is nu dus meer land of er zijn meer dieren per boer (Peerlings en Dries, 2020, in dit dossier).
Toch is het grootste deel van alle bedrijven in de agrarische sector juist erg klein (figuur 3). In de periode 2014–2018 lag van ondernemers met een relatief groot bedrijf het gemiddelde inkomen uit bedrijf vele malen hoger dan van ondernemers met een relatief klein bedrijf. De grotere bedrijven zijn met name geconcentreerd in de sectoren glastuinbouw en intensieve veehouderij. Deze bedrijven hebben ook, gezien de omvang ervan, veel vaker betaalde arbeidskrachten in dienst.
Inkomen afhankelijk van locatie
Belangrijk is ook het gebied in Nederland waar de boer zijn bedrijf uitoefent. Bij de akkerbouw kan er een verschil in inkomen zijn tussen boeren die zich op zandgrond hebben gevestigd en boeren die zich op kleigrond bevinden. Dat heeft te maken met het soort gewas dat op de verschillende gronden kan worden geteeld, en met de mogelijkheden om te beregenen.
Daarbij kunnen er binnen hetzelfde gewas grote verschillen ontstaan. Zo was 1998 een rampjaar voor aardappeltelers, met name voor die op kleigrond. Door de extreme regenval ging er gemiddeld zo’n veertig procent van de aardappeloogst verloren. Het verlies was het grootst bij de consumptieaardappelen op kleigrond, namelijk ruim vijftig procent, terwijl de akkerbouwers op zand of veen veel minder last hadden van een terugval, namelijk nog geen vijf procent. Doordat de oogst deels mislukte, steeg de prijs van consumptieaardappelen, waarvan de boeren profiteerden die nog wel een geslaagde oogst hadden.
In het droge jaar 2018 was het juist omgekeerd. Ook in dit jaar waren de prijzen van aardappelen hoger, maar profiteerden daar de boeren op kleigrond het meest van, omdat klei het water beter vasthoudt en veel boeren konden beregenen. Bovendien teelt men op kleigrond relatief veel aardappelen en uien, waardoor de akkerbouwers in het noordelijke en het centrale kleigebied in 2018 nog meer van de hogere prijs profiteerden. Het gemiddelde inkomen van deze akkerbouwers lag dat jaar op zo’n 120.000 euro (cijfers van Wageningen Economic Research). Tegelijkertijd was het inkomen van akkerbouwbedrijven op de veenkoloniën en in de zandgebieden in dat jaar gemiddeld 35.000 euro.
Vermogen vast in grond
En hoe zit het dan met de waarde van de grote stukken grond die boeren bezitten? De balanswaarde van land- en tuinbouwbedrijven is gemiddeld 3,5 miljoen euro (cijfers Wageningen Economic Research). Een belangrijk deel daarvan is de waarde van de grond. Voor akkerbouwbedrijven geldt dat 75 procent van de totale balanswaarde de grondwaarde is. In 2018 is 72 procent van de landbouwgrond bij de boer in eigendom; de rest is pacht.
In Nederland is grond schaars. Agrarische landbouwgrond concurreert met woningbouw, industrie, recreatie en natuur. Dit heeft er, in combinatie met de lage rente, voor gezorgd dat de gemiddelde prijs waarvoor Nederlandse landbouwgrond wordt verhandeld in de afgelopen zeven jaar met circa dertig procent is gestegen (Berntsen et al., 2019).
Deze hogere grondwaarde is gunstig voor de boeren die grond bezitten. Maar anders dan er soms wordt geïmpliceerd, is dit geen vermogen dat zo maar te gelde gemaakt kan worden. De verkoop van land betekent het opgeven van (een deel van) het bedrijf. De Nederlandse akkerbouwer en melkveehouder is trots op zijn ambacht, zijn land en zijn bedrijf. Land is vaak al generaties in de familie, waardoor er een sterk gevoel van rentmeesterschap is, en een sterke verbondenheid bestaat met de plaatselijke gemeenschap. Verhuizen om elders opnieuw te beginnen, is voor velen geen optie. Een groot deel van dit vermogen is bovendien de pensioenvoorziening van de boer.
Conclusie
De gemiddelde boer bestaat niet. Zijn financiële positie is afhankelijk van vele factoren en vertoont grote schommelingen. Het is daarom nauwelijks mogelijk om een algemeen beeld te schetsen, al is het wel duidelijk dat het gemiddelde inkomen toeneemt met de omvang van het boerenbedrijf.
Grotere bedrijven zijn beter in staat om te innoveren. Hoewel verdere schaalvergroting in sommige gevallen uit milieuoverwegingen op veel kritiek stuit, lijkt omvang een goede garantie om in duurzaamheid te kunnen investeren en zo de enorme jaarlijkse schommelingen op te vangen. Een buffer die verstopt zit in nauwelijks liquide te maken grond, voldoet hiervoor niet. Wel een die vormt krijgt door een gezonde, moderne en efficiënte bedrijfsvoering.
Boeren met een kleiner bedrijf hebben vaker moeite het hoofd boven water te houden. Velen van hen willen wel verduurzamen, maar het ontbreekt aan de middelen om dit te doen. Duurzame investeringen kosten geld en die kosten komen in de praktijk niet altijd tot uiting in een eerlijke vergoeding. Om ook deze boeren te laten verduurzamen, zal zowel een eerlijke prijs, een eerlijk internationaal speelveld als kennisontwikkeling gestimuleerd moeten worden.
Literatuur
Berntsen, P., N. Menkveld en J. de Ruyter (2019) Prijsverschillen in landbouwgrond nemen komende jaren toe. Bericht op ABN Amro Insights, 12 december. Te vinden op insights.abnamro.nl.
Gerven, H. van, I. Staarink en I. Palm (2013) De boer aan het woord. SP publicatie.
Peerlings, J. en L. Dries (2020) Milieueisen steeds belangrijker in de landbouw. ESB, 105(4791S), 18–21.
Auteur
Categorieën