Sinds de coronabeperkingen voorbij zijn, lijkt de Nederlandse economie te sputteren. En dan bedoel ik de Nederlandse economie zelf, niet de inflatie of de onzekerheid die we vanuit Rusland en Oekraïne importeren.
Een paar wellicht herkenbare voorbeelden. Het krijgen van een paspoort kostte me zes weken (richtlijn: zes dagen). Op een dinsdag is het lastig om uit eten gaan (“geen kok te krijgen, meneer”). En de plaatsing van mijn warmtepomp wordt alsmaar uitgesteld (“het is dat u al aanbetaald heeft, want nieuw werk nemen we dit jaar sowieso niet meer aan”).
De arbeidsmarkt is dan ook nog nooit zo krap geweest – zie de bijdrage van Harry Bierings – en die krapte houdt zichzelf in stand. Nu er nauwelijks nog kinderopvangplekken te krijgen zijn, komen ouders niet aan het werk. Nu de door corona opgelopen wachtlijsten in de zorg maar niet weggewerkt kunnen worden, blijven mensen minder inzetbaar. En nu er door personeelsgebrek minder treinen rijden, neemt uiteraard ook het personeelstekort elders toe.
Klassieke oplossingen
Om het personeelstekort op te lossen, stellen zowel vakbonden als werkgevers voor om het werken aantrekkelijker maken. Jacob-Jan Koopmans, Vera Vrijmoeth en Tijmen de Vos, allen werkzaam bij de vakbond FNV, maken het aannemelijk dat de toenemende tekorten in grote sectoren zoals de handel en horeca samengaan met lage salarissen, flexibele contracten en slechte secundaire arbeidsvoorwaarden. Betaal beter en de mensen zullen wel komen, zo is hun boodschap.
Anthony Stigter, werkzaam bij de werkgeversorganisatie VNO-NCW, en Ton Wilthagen pleiten daarentegen voor overheidsingrijpen. Verlaag de belastingen, stimuleer mensen met een beperking om aan het werk te gaan, en maak het voor ouderen makkelijker om door te werken na hun pensionering – en zo zullen de mensen zich vanzelf gaan aanbieden.
Ik denk echter niet dat de personeelstekorten door hogere lonen of stimulering van het arbeidsaanbod opgelost kunnen worden. Natuurlijk, beide voorstellen helpen en zijn ongetwijfeld onderdeel van een oplossing – maar dé oplossing zijn ze niet.
Inzet op onderwijs
Inzetten op hogere lonen of stimulering van het arbeidsaanbod vormen namelijk geen oplossingen voor het maatschappelijke probleem. Dat zit zo – er zijn volgens Jessie Bakens en Didier Fouarge twee heel verschillende arbeidsmarkttekorten. Er is een structureel gebrek aan mensen in banen die ingewikkeld zijn en goed betalen, én er is een gebrek aan mensen voor routinematig werk tegen een laag loon met nauwelijks doorgroeimogelijkheden.
Het eerste type tekort, bij ingewikkelde banen die relatief goed betalen, dient koste wat het kost opgelost te worden. Dit soort banen zijn welvaartsverhogend – en als het tekort niet wordt opgelost, komt de maatschappij tot stilstand. Denk aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving die volgens Suzanne IJzerman niet van de grond komt door gebrek aan technici.
Het marktmechanisme, de werkenden meer betalen, helpt maar heel beperkt, want zij krijgen veelal al goed betaald. De bottleneck zit hem in het uitbreiden van het aantal mensen dat dit werk kan doen. Hier helpt stimulering van het arbeidsaanbod, al zijn er nauwelijks snelle slagen te slaan. Want met de toetreding van vrouwen tot de arbeidsmarkt, de herkeuring van de WAO’ers en de verhoging van de pensioenleeftijd zijn de grote klappers al gemaakt. De vergroting van het aanbod zal van het onderwijs moeten komen.
Creatieve destructie
Voor het tweede type tekort – bij routinematig slecht betaald werk – hoeft er in tijden van krapte weinig te gebeuren, zo stelt Alfred Kleinknecht in zijn column. Door het marktmechanisme te laten werken, stijgen de lonen, verbeteren de arbeidsvoorwaarden en krijgt creatieve destructie een kans. De slechtste werkgevers verlaten de markt, en saai en eentonig werk wordt waar mogelijk geautomatiseerd.
Dat deze banen in tijden van krapte verdwijnen is welvaartsverhogend. Maar helaas vrees ik dat het martkmechanisme hier onvoldoende, of in ieder geval onvoldoende snel, werkt. De arbeidsmarkt is al jaren krap, maar een substantiële loonstijging is er nog nooit geweest. En daarbij zal deze, mocht die nu wel komen, eerst de inflatie moeten compenseren, alvorens er een reëel effect vanuit kan gaan.
Wellicht is het daarom zaak om het marktmechanisme een handje te helpen, en mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt te verleiden om zich te laten omscholen, zodat ze later beter betalend werk – waaraan er structureel een tekort is – kunnen accepteren. Juist nu de arbeidsmarkt zo krap is, is er steun voor zulke ingrepen. We moeten van een economie van krap naar een economie van knap.
Auteur
Categorieën