Ga direct naar de content

De droom van volledige werkgelegenheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 5 1996

De droom van volledige werkgelegenheid
Aute ur(s ):
Butter, F.A.G. den (auteur)
De auteur is hoogleraar Algemene Economie aan de Vrije Univertsiteit Amsterdam en tot 1 juli directielid van het Tinb ergen Instituut.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4061, pagina 512, 5 juni 1996 (datum)
Rubrie k :
Boekbespreking
Tre fw oord(e n):
boekbesprekingen, economische, orde

De Britse econoom Meade schildert in Full employment regained?1 hoe beleid met oog voor de macro-economische samenhangen een
betere wereld naderbij brengt.
In de archipel van economische dromen ligt naast Utopia het eiland Agathotopia. Utopia is een staat van volledige volmaaktheid en
daarom een onbereikbaar ideaal. In Agathotopia is het leven daarentegen niet volmaakt maar wel goed, zodat de economische orde van
dit eiland een spiegel biedt voor de inrichting van onze eigen maatschappij. Het is dit Agathotopische droombeeld dat Meade ter lering,
en ook wel een beetje ter vermaak, voor ons oproept in zijn laatste, pamfletachtig boekwerkje Full employment regained?
Zoals Robert M. Solow in zijn voorwoord in dit boekje schrijft, speelde James Meade al mee in het economentheater in de dagen dat
Pigou en Keynes in een hardvochtige, intellectuele strijd verwikkeld waren over de toekomst van de economische wetenschap, en
waarschijnlijk ook over de toekomst van de economie zelf. Tegen deze achtergrond is het interessant om te vernemen welke
maatschappij-inrichting Meade, die in 1977 de Nobelprijs voor de Economie heeft gekregen en in december 1995 op 88-jarige leeftijd is
overleden, aan het eind van zijn leven voor ogen stond 2.
De weg naar Agothopia
De weg die Meade ons wijst naar een Agathotopische economie is eerder impressionistisch dan realistisch geschilderd. Hij acht een
uitgebreid pakket aan hervormingen en beleidsmaatregelen nodig om de vurig gewenste economische voorwaarden voor het goede
leven – een aanvaardbaar niveau van werkgelegenheid en inflatie, een goede verdeling van de beschikbare middelen tussen
investeringen en consumptie en een redelijke personele inkomens- en vermogensverdeling – te realiseren. Zelfs in het zeer
vereenvoudigde macro-economische denkkader, dat in dit boek wordt gepresenteerd, zijn er, aldus Meade, niet minder dan 21 specifieke
economische grootheden en regels waarop het beleid zich dient te richten. Natuurlijk beseft Meade dat het niet mogelijk is al deze
veranderingen en regels tegelijkertijd en op stel en sprong in te voeren: ” … the exact package of reforms suggested in this book as being
necessary to achieve and maintain full employment is, as it were, an unrealistic dream from fairyland”. Maar ook al zal het hele pakket
voorgestelde maatregelen nooit in zijn totaliteit kunnen worden verwezenlijkt, dat neemt niet weg dat het nuttig is om het economisch
discours over deze maatregelen aan te zwengelen.
Het zou te ver voeren om hier alle onderdelen van Meade’s pakket van hervormingsmaatregelen te bespreken. Slechts een viertal van de
belangrijkste, maar ook meest controversiële maatregelen zij genoemd. Het zijn:
1. het stellen van een streefgetal voor het nominale inkomen (‘nominal income targeting’);
2. emissies van arbeidsaandelen door bedrijven (‘labour-capital partnerships);
3. een nationaal aandelenfonds (‘topsy turvy nationalisation’) en
4. een volledige herziening van het belastingsysteem met een soort negatieve inkomstenbelasting of basisinkomen.
De meeste van deze voorstellen zijn overigens niet nieuw, maar zijn al eerder, zij het minder in onderlinge samenhang, door Meade
besproken 3.
Streefgetal voor het nominale inkomen
Over de merites van het stellen van een doelwaarde voor het nominale inkomen (nominal income targeting) is in de literatuur reeds
uitvoerig gedebatteerd. De idee is om het macro-economische beleid niet te richten op vaste geldgroeiregels, maar om via het beleid een
voorafgesproken niveau van het nominale nationale inkomen te bewerkstelligen. Dit impliceert dat bij tegenzittende conjunctuur (lage
reële groei) de inflatie zal oplopen, en omgekeerd: bij een hoge reële inkomensgroei de inflatie laag moet blijven. Dit voorstel is o.m. door
Meade gedaan bij zijn aanvaarding van de Nobelprijs.

Voordeel van zo’n beleid zou zijn, dat het de beste demping van conjuncturele schokken oplevert. Bean heeft aangetoond dat dat
inderdaad zo is, in de context van een specifiek model van aanbodgedrag en onder vrij plausibele veronderstellingen over het
arbeidsaanbod. Zo’n beleid zou dan beter voldoen dan een stabilisatiebeleid met vaste geldgroeiregels 4. Argy heeft vervolgens laten
zien dat deze theoretische analyse van ‘nominal income targeting’ te gestileerd is en het oordeel al te zeer ten gunste van deze
beleidsregel laat doorslaan. Theoretische modellen met meer realistische veronderstellingen en econometrische simulaties relativeren de
superioriteit van een dergelijke vorm van stabilisatiebeleid 5.
Arbeidsaandelen
Een tweede voorstel van Meade betreft het uitgeven van arbeidsaandelen. Dit is Meade’s variant op de Japanse gewoonte om een
belangrijk deel van de arbeidsvergoeding uit te keren in de vorm van een jaarlijkse bonus die aan de winst of de omzet gerelateerd is.
Meade stelt voor om aan iedere werknemer in een bedrijf een arbeidsaandeel te geven, waarover precies hetzelfde dividend wordt betaald
als over een gewoon aandeel van de kapitaalverschaffers. Het belangrijke gevolg is, aldus Meade, dat de winst in gelijke mate toevloeit
aan de verschaffers van de productiefactor arbeid als aan de kapitaalverschaffers. De bedrijfsleiding vertegenwoordigt nu dus zowel de
belangen van de kapitaalverstrekkers als van de werknemers. Vandaar de term ‘labour-capital partnership’.
Nationalisatie?
Een derde voorstel van Meade is ‘topsy turvey nationalisation’. Dit houdt in dat de overheid een nationale aandelenportefeuille
aanhoudt. Doel hiervan is niet, zoals bij ‘echte’ nationalisatie, dat de overheid het management van de bedrijven controleert; een deel van
de aandelen blijft immers in handen van kapitaalverschaffers en werknemers (arbeidsaandelen). Het doel is meer macro-economisch van
aard: Meade vindt dat het begrotingsbeleid een overschot op dient te leveren, en dat dit overschot moet worden belegd in een nationale
aandelenportefeuille. De naar Agathotopische inzichten ingerichte maatschappij zal dan overigens glansrijk voldoen aan de Maastrichtse
norm voor de schuldquote.
Herziening van belastingen
Een vierde voorstel, of eigenlijk een groep van voorstellen, betreft een volledige herziening van het belastingsysteem. Het bestaande
systeem van inkomstenbelasting dient daarbij vervangen te worden door een algemene belasting op uitgaven. Het impliceert dat
besparingen niet, maar ontsparingen wel worden belast. Deze vorm van uitgavenbelasting maakt het makkelijker en aantrekkelijker voor
mensen met een smalle beurs en weinig vermogen om meer te sparen en zo hun bezit te vergroten. De uitgavenbelasting wordt gekoppeld
aan een systeem van negatieve inkomstenbelasting of basisinkomen, dat een vrij gecompliceerd karakter heeft en in vergelijking tot de
andere schetsmatige voorstellen in het boekje van Meade nogal gedetailleerd is uitgewerkt. Zo dient alle persoonlijke belastingaftrek te
worden afgeschaft en dient iedereen ter compensatie van het basisinkomen tot een bepaald inkomensniveau een ‘withdrawal
surcharge’ (heffing) van twee pond voor iedere drie verdiende ponden te betalen. Het basisinkomen ligt daarmee tussen het systeem van
de sociale zekerheid waar de eigen inkomsten volledig van de uitkering worden afgetrokken en het systeem waarbij eigen inkomsten in
het geheel geen korting plaatsvindt op de uitkering.
Een actueel onderdeel van het belastingplan van Meade is ook nog de invoering van een soort milieubelasting (‘a tax disincentive of
anti-social forms of production’). Het betreft een belasting op alle ‘vervuilende’ activiteiten in de breedste zin van het woord, waarbij er
sprake is van negatieve externe effecten die niet in de prijs tot uitdrukking komen.
Het primaat van de macro-economie
Het kernthema in het boekje van Meade is dat de macro-economische samenhangen niet veronachtzaamd mogen worden bij de analyse
van beleidsplannen voor de terugkeer naar een situatie van vrijwel volledige werkgelegenheid. Het gaat daarbij om macro-economische
samenhangen in de Keynesiaanse traditie waarbij naast de verwerving van inkomen ook de besteding en (her)verdeling van inkomen in
de economische kringloop centraal staan. Overheidsinterventie is in deze gedachtengang essentieel. Hiermee reageert hij op het aanbodgeoriënteerde beleid in het Verenigd Koninkrijk, waar het zicht op deze samenhangen door een eenzijdige visie nogal eens in de
verdrukking dreigde te geraken. Voor ons land geldt dit, hopelijk, minder. Daarentegen zijn de Nederlandse economen, als telgen van
Tinbergen, juist geïnteresseerd in de kwantificering van de effecten van een complex pakket van maatregelen, zoals Meade dat in zijn
boekje presenteert. Zou Meade een Nederlandse Nobelprijswinnaar zijn geweest, dan was allang het verzoek uitgegaan naar het Centraal
Planbureau om zijn pakket met behulp van het MIMIC-model door te rekenen. Het zou heel wat zweetdruppeltjes hebben betekend voor
de rekenmeesters van het CPB om alle voorstellen in termen van het model te vertalen. Maar vermoedelijk zou de uiteindelijke uitkomst
niet tot een algehele consensus hebben geleid om het beleid in Agathotopische richting om te buigen. Nederland is dan ook geen eiland
dat in de buurt van Utopia ligt, maar een open economie op het Europese continent, die het Rijnlandse (overleg-)model omarmt

1 J.E. Meade, Full Employment Regained? An Agathotopian Dream, University of Cambridge, Department of Applied Economics
Occasional Paper 61, Cambridge University Press, 1995.
2 Zie The Economist, 6 januari 1996, blz. 80, voor een korte levensbeschrijving van Meade.
3 Bijvoorbeeld in J.E. Meade, Liberty, equality and efficiency, MacMillan Press, Basingstoke/Londen, 1993.
4 Ch.R. Bean, Targetting nominal income: an appraisal, The Economic Journal, december 1983, blz. 806-819.
5 V. Argy, Nominal income targeting: a critical evaluation, IMF Working paper, WP/91/92, oktober 1991; zie ook M.D. Bradley en
D.W. Jansen, The optimality of nominal income targeting when wages are indexed to price, Southern Economic Journal, 1989, blz. 13-23;
en D.W. Jansen en S.G. Kim, Targeting nominal income: further results, Southern Economic Journal, 1993, blz. 385-393.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur