Criminaliteit en etniciteit
Aute ur(s ):
Borghans, L. (auteur)
Weel, B. ter (auteur)
Borghans is werkzaam b ij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt aan de Universiteit Maastricht. Ter Weel is aan dezelfde
universiteit werkzaam bij het Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology. l.b orghans@roa.unimaas.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4419, pagina 548, 14 november 2003 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
criminaliteit
Ook als gecontroleerd wordt voor sociaal-economische omstandigheden, blijkt er een sterk verband te bestaan tussen het aantal
allochtonen – met name Marokkanen – per gemeente en criminaliteit.
Uit internationaal onderzoek komt naar voren dat sociaal-economische omstandigheden een belangrijke determinant van criminaliteit zijn.
In Nederland wordt criminaliteit echter vaak in verband gebracht met allochtonen. Het is daarom de vraag of deze associatie slechts
gebaseerd is op enkele incidenten. In dit artikel wordt geanalyseerd in hoeverre criminaliteit verklaard kan worden uit de sociaaleconomische omstandigheden en de etnische samenstelling van gemeenten.
Economisch perspectief
Vanuit een economisch pers-pectief kan crimineel gedrag worden beschouwd als een afweging van kosten en baten. Men zal zich eerder
met illegale activiteiten bezighouden wanneer er minder mogelijkheden zijn op de reguliere arbeidsmarkt geld te verdienen. Onderzoek in
met name de Verenigde Staten suggereert dat sociaal-economische omstandigheden, zoals werkloosheid en lage inkomens, een duidelijke
samenhang vertonen met criminaliteit1 Aan de kostenkant van deze economische afweging staan echter ook de negatieve consequenties
van crimineel gedrag. Het gaat hierbij niet alleen om straffen die justitie oplegt, maar ook om de gevolgen voor de positie binnen de groep
waartoe men behoort. Criminaliteit is opvallend sterk geconcentreerd in groepen waarbinnen sociale normen, die een rem zouden moeten
vormen op illegale activiteiten, minder sterk aanwezig zijn2
Voorbeelden
Het doel van dit artikel is om op systematische wijze te analyseren in hoeverre criminaliteit in Nederland verklaard kan worden uit sociaaleconomische omstandigheden, zoals inkomen en werkloosheid. Ook wordt gekeken in hoeverre criminaliteit samenhangt met
groepskenmerken, zoals woonsituatie, leeftijd en etniciteit. Omdat op individueel niveau geen informatie beschikbaar is over de sociaaleconomische positie van mensen en hun eventuele criminele gedrag, maken we een vergelijking op gemeenteniveau. We kijken voor 28
vormen van criminaliteit of bepaalde gemeentekenmerken samenhangen met de frequentie waarmee criminaliteit wordt gemeld bij de
politie. Het tekstkader op pagina 549 geeft een overzicht van de data en de toegepaste methode.
Bij wijze van voorbeeld gaan we in op twee soorten criminaliteit: brommer- en autodiefstal. Uitgebreide bespreking van andere vormen
van criminaliteit zou teveel ruimte beslaan, maar deze worden wel in figuur 1 gepresenteerd en verderop kort besproken.
Figuur 1. Samenhang tussen geweldsmisdrijven en misdrijven uit geldelijk gewin en kenmerken per gemeente over etniciteit, sociaaleconomisch kenmerken en mobiliteitskenmerkena
Brommerdiefstal
Wanneer gekeken wordt naar de relatie tussen de diefstal van brommers en snorfietsen en het aantal allochtonen per gemeente ontstaat
de indruk dat deze vorm van criminaliteit veel voorkomt in gemeenten waar veel Marokkanen en overige allochtonen wonen (eerste
kolom tabel 1). Het aantal Surinamers en Antillianen in een gemeente hangt negatief samen met bromfietsdiefstal. Als echter een aantal
kenmerken van de sociaal-economische omstandigheden in een gemeente in de analyse worden betrokken, blijkt het verband tussen
brommerdiefstal en overige allochtonen te verdwijnen (tweede kolom tabel 1). De relatie tussen brommerdiefstal en het aantal
Marokkanen is zelfs significant negatief. Het percentage eenpersoonshuishoudens en de bevolkingsdichtheid van een gemeente zijn nu
de belangrijkste determinanten van brommerdiefstal. In dichtbevolkte gemeenten wonen relatief veel Marokkanen en overige
allochtonen. Zonder voor deze omstandigheden te controleren kan ten onrechte een relatie tussen etniciteit en criminaliteit worden
gelegd. In de derde kolom wordt tevens rekening gehouden met de mobiliteit van mensen tussen gemeenten. Gemeenten waar veel
mensen winkelen of werken – en waar dus meer brommers geparkeerd staan – blijken vaker met brommerdiefstal geconfronteerd te
worden. Toevoeging van deze variabelen verandert verder overigens weinig aan de conclusie dat brommerdiefstal vooral voorkomt in
gemeenten met een hoge bevolkingsdichtheid en veel eenpersoonshuishoudens.
Tabel 1. Samenhang tussen brommer- en autodiefstal en kenmerken per gemeente
variabelen, in procenten
(tenzij anders vermeld)
diefstal van brommers
en snorfietsena
Marokkanen
0,095**
Surinamers en Antillianen -0,236**
Turken
-0,002
overige allochtonen
0,546**
immigranten
eenpersoonshuishoudens
personen uit eenoudergezin
aantal inwoners per km2
personen met laag inkomen
personen met hoog inkomen
werklozen
aantal winkelenden per inwoner
aantal recreërenden per inwoner
aantal werkenden per inwoner
aantal scholieren per inwoner
-0,140**
0,015
-0,017
-0,138
16,470
0,090**
1,745
0,038**
-0,525
0,014
-3,193
-0,155 **
0,025
-0,049
-0,194*
37,521*
0,051**
1,212
0,041**
1,709
-0,133
0,799
39,668**
-1,518
5,043**
12,380
autodiefstal a
0,299**
-0,134**
0,098**
0,346**
0,235**
0,216**
-0,049
-0,026
0,063**
0,043
0,212**
0,199**
-85,977* -75,321**
0,083**
0,049**
1,970
1,326
-0,018** -0,017**
-3,531
-1,473
-0,242
-0,364
2,014
2,406
43,696**
11,133**
4,785**
-5,758
a. De regressies zijn gewogen met het aantal inwoners per gemeente.
** Significant op een 95 procentniveau. * Significant op een 90 procentniveau.
Autodiefstal
Niet bij alle vormen van criminaliteit blijkt de samenhang tussen criminaliteit en het percentage allochtonen in een gemeente te
verdwijnen wanneer sociaal-economische omstandigheden in de analyse worden betrokken. Het aantal autodiefstallen per gemeente
neemt toe naarmate meer Marokkanen, Turken en overige allochtonen in een gemeente wonen (vierde kolom tabel 1). Wanneer voor
andere omstandigheden wordt gecontroleerd, blijkt dat autodiefstal ook meer voorkomt indien in een gemeente meer mensen winkelen,
recreëren of werken.
Na toevoeging van deze controle-variabelen blijft de relatie tussen autodiefstal en de aanwezigheid van Marokkanen en overige
allochtonen echter bestaan. Voor Turken blijkt de samenhang niet meer significant te zijn. Omdat het niet aannemelijk is dat auto’s van
Marokkanen en overige allochtonen vaker worden gestolen dan auto’s van de autochtone bevolking, ligt het voor de hand te
concluderen dat beide groepen inderdaad vaker autodiefstal plegen.
Onderzoeksopzet
Data en onderzoek
We hebben gebruik gemaakt van drie databronnen: de Misdaadmeter 2002 van het Algemeen Dagblad, het Statistisch
Bestand Gemeenten 2002 van het cbs en het Onderzoek Verplaatsingsgedrag 2001 van het cbs3. De Misdaadmeter geeft per
gemeente van 28 delicten het aantal keer dat ze door de politie zijn gerapporteerd in 2002. In totaal betreft ons onderzoek 487
gemeenten in Nederland.
figuur 1 geeft een overzicht van de soorten criminaliteit die we onderscheiden en het aantal gevallen per honderdduizend
inwoners in 2002. We hebben twee groepen onderscheiden: geweldsmisdrijven en criminaliteit vanwege geldelijk gewin. Bij
geweldmisdrijven valt op dat burenruzies (inclusief relatieproblemen), vernieling van auto’s en mishandeling relatief vaak
voorkomen en bij het geldelijk gewin komen vooral auto-inbraak en -diefstal en woninginbraak veel voor. Deze cijfers geven aan
dat criminaliteit een serieus probleem is: in 2002 zijn per honderdduizend inwoners 1249 geweldsmisdrijven door de politie
geregistreerd en is 2511 keer melding gemaakt van criminaliteit die gerelateerd is aan geldelijk gewin.
We regresseren het aantal delicten per inwoner op vijftien onafhankelijke variabelen. Om deze schattingen vergelijkbaar te
maken voor de verschillende vormen van criminaliteit zijn de criminaliteitscijfers genormeerd, zodat het gemiddelde voor
Nederland gelijk is aan 1. De onafhankelijke variabelen zijn onder te verdelen in drie groepen. Ten eerste kijken we naar het
percentage allochtonen. Hiervoor nemen we de percentages Marokkanen, Surinamers en Antillianen, Turken en overige nietwesterse allochtonen per gemeente. Omdat vaak een verband wordt gelegd tussen criminaliteit en de komst van asielzoekers,
kijken we tevens naar het aantal buitenlandse immigranten in een gemeente in 2001.
De tweede groep variabelen betreft gemeentekenmerken: percentage eenpersoonshuishoudens, percentage personen uit een
eenoudergezin, aantal personen per vierkante kilometer, percentage inwoners met lage en hoge inkomens en werkloosheid
per inwoner. Tenslotte voegen we gegevens toe over het gemiddeld aantal mensen dat winkelt, recreëert, werkt of naar school
gaat. Gemeten is hoeveel tijd deze vier groepen in totaal doorbrengen in een bepaalde gemeente. Het kan hierbij zowel gaan
om bezoekers vanuit een andere gemeente als om bewoners die in de eigen gemeente winkelen, recreëren, werken of naar
school gaan.
Voorzichtigheid met resultaten
Vanwege een tweetal redenen moeten de resultaten van deze analyse met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Ten
eerste wordt criminaliteit bepaald door vraag en aanbod. Bijvoorbeeld, wanneer de regressieresultaten laten zien dat het
percentage werklozen in een gemeente positief is gecorreleerd met het aantal moorden kan dit op twee manieren worden
uitgelegd: werklozen plegen meer moorden of werklozen worden vaker vermoord. Vaak ligt een bepaalde interpretatie echter
voor de hand: wanneer meer winkelend publiek samengaat met meer gevallen van zakkenrollen is het duidelijk dat de meeste
mensen die winkelen het slachtoffer en niet de dader zullen zijn4
Het tweede probleem zou kunnen zijn dat in een gemeente met veel criminaliteit bepaalde groepen wegtrekken, bijvoorbeeld
omdat ze gevoeliger zijn voor criminaliteit of de middelen hebben om te kunnen verhuizen. Hierdoor kunnen specifieke groepen
achterblijven waardoor de regressieresultaten ten onrechte causaliteit suggereren. Amerikaanse studies hebben echter laten
zien dat verhuisgedrag geen sterke invloed heeft op de relatie tussen de omstandigheden in een stad en de waargenomen
criminaliteit5.
Tenslotte zal een factor die tussen gemeenten sterker varieert sneller tot significante resultaten leiden. Om die reden zou
bijvoorbeeld eerder een effect gevonden worden tussen criminaliteit en het percentage Turken en Marokkanen dan tussen
criminaliteit en het percentage Surinamers en Antillianen, omdat de hoogte van deze laatste variabele tussen gemeente
minder sterk varieert. Vanwege de consistentie van de vergelijking hebben we de kritieke waarde voor de effecten bij Turken en
Marokkanen zodanig verhoogd dat bij een effect van gelijke omvang de kans op een significant effect even groot is6
Andere criminaliteit
figuur 1 biedt een overzicht van meerdere soorten criminaliteit. Aangegeven is welke factoren een significant positief of negatief verband
hebben met verschillende vormen van crimineel gedrag. Een effect is sterk significant als er slecht vijf procent kans is dat een
geconstateerde relatie op toeval berust. Gezien het grote aantal effecten dat we hebben gemeten, is het van belang op te merken dat
alleen al door het toeval in één op de twintig gevallen een significant effect zal worden gevonden. Het is daarom belangrijker op de grote
lijn te letten dan ieder afzonderlijk effect onder de loep te nemen.
Bij geweldsmisdrijven valt op dat bij een zeer groot aantal vormen van criminaliteit een sterk significant positief verband wordt gevonden
met het aantal Marokkanen, overige allochtonen, eenpersoonshuishoudens en werklozen in een gemeente. Bij allochtonen en
eenpersoonshuishoudens betreft dit met name een aantal zeer ernstige misdrijven, zoals moord, verkrachting, mishandeling, gewapende
overvallen en straatroof. Het is mogelijk dat mensen uit deze groepen of met deze persoonskenmerken vaker het slachtoffer zijn van dit
soort geweld, maar in de meeste gevallen is het aannemelijker dat zij vaker betrokken zijn bij het plegen van deze misdrijven. Het aantal
personen uit eenoudergezinnen hangt ook samen met de hoeveelheid geweld in een gemeente. De wat lichtere geweldsmisdrijven, zoals
bedreiging, burenruzies en joyriding, laten geen sterke samenhang met etniciteit zien. Hier lijkt het vooral de mate van werkloosheid te
zijn die er toe doet, hoewel een groter aantal Surinamers en Antillianen in een gemeente gepaard lijkt te gaan met meer burenruzies en
joyriding.
Geldelijk gewin
Bij criminaliteit die gerelateerd is aan geldelijk gewin valt de positieve samenhang op tussen criminaliteit en het aantal Marokkanen,
eenpersoonshuishoudens en de mobiliteitsvariabelen (winkelenden, recreëerenden en werkenden per inwoner). Winkelen leidt vooral tot
meer auto- en motordiefstal, winkeldiefstal en zakkenrollen. Werkloosheid is opvallend vaak afwezig als determinant van deze vormen
van criminaliteit. Dit is in tegenstelling tot de situatie in de Verenigde Staten, waar criminaliteit in het algemeen, maar vooral in
samenhang met geldelijk gewin, sterk samenhangt met het werkloosheidspercentage in een wijk of gemeente. Ook lage inkomens hangen
niet sterk samen met criminaliteit. Ten slotte valt op dat het aantal inwoners per vierkante kilometer nauwelijks samenhang vertoont met
criminaliteit. Dit wijst erop dat de variabelen die we in de analyse hebben gebruikt op adequate wijze de hogere criminaliteitscijfers in de
grotere steden kunnen verklaren.
Conclusie
In tegenstelling tot de Verenigde Staten bestaat in Nederland relatief weinig samenhang tussen werkloosheid en lage inkomens enerzijds
en criminaliteit anderzijds. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in Nederland de sociale voorzieningen voor mensen met een slechte
sociaal-economische positie voldoende zijn om een vlucht in de criminaliteit te voorkomen.
De sterke samenhang van het criminaliteitsprobleem met het allochtonenvraagstuk betekent enerzijds een uitdaging voor de politiek om
criminaliteitsproblemen die ontstaan door culturele diversiteit van de bevolking tegen te gaan, maar laat anderzijds zien dat dankzij de
sociale voorzieningen in ons land criminaliteit als gevolg van armoede nauwelijks blijkt te bestaan. Het bevorderen van de integratie van
allochtonen – door middel van het bijbrengen van het Nederlandse normbesef en wellicht het verhogen van de straffen voor bepaalde
delicten – zou de afweging crimineel gedrag te vertonen naar alle waarschijnlijkheid laten dalen.
Lex Borghans en Bas ter Weel
1 Zie onder andere R.B. Freeman, Why do so many young American men commit crimes and what might we do about it?, Journal of
Economic Perspectives, 1996, blz. 25-42.
2 Zie bijvoorbeeld E.L. Glaeser, B. Sacerdote en J. Scheinkman, Crime and social interactions, Quarterly Journal of Economics, 1995, blz.
507-548.
3 Zie hiervoor respectievelijk www.ad.nl/misdaadmeter en http://statline.cbs.nl/ .
4 Zie R.B. Freeman, The economics of crime, in: O. Ashenfelter en D. Card (red.), Handbook of labor economics, Elsevier Science,
Amsterdam, 1999, blz. 3529-3571 voor een overzichtsstudie van de vraag en het aanbod van criminaliteit.
5 E.D. Gould, B.A. Weinberg en D.B. Mustard, Crime rates and local labor market opportunities in the United States, 1979-1997,
Review of Economics and Statistics, 2002, blz. 45-61.
6 Het is niet mogelijk om eenzelfde aanpassing te maken voor overige allochtonen. De variatie in de aanwezigheid van overige
allochtonen is zo klein dat in dat geval voor alle andere groepen allochtonen enorm hoge drempelwaardes genomen zouden moeten
worden. Bij een statistisch gezien gelijkwaardige situatie zouden dus meer effecten bij de overige allochtonen significant zijn geweest.
Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)