Consumentenvertrouwen van huishoudens met een laag inkomen
Aute ur(s ):
Linden, G. (auteur)
Dit artikel wordt gecoördineerd door de sector Pub licaties en Communicatie van het CBS. Meer informatie is te vinden in de Armoedemonitor 2000,
een gezamenlijke pub licatie van het CBS en SCP.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4305, pagina 359, 20 april 2001 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):
economie, samenleving
Het consumentenvertrouwen van huishoudens hangt samen met hun inkomenspositie. Huishoudens met een inkomen onder de lageinkomensgrens hebben minder vertrouwen in de economie en zijn terughoudender bij het doen van grote aankopen dan huishoudens
met een inkomen boven deze grens.
Consumentenvertrouwen
In de periode 1991-2000 was het vertrouwen van consumenten met een laag inkomen voortdurend minder dan dat van consumenten met
een hoger inkomen. Huishoudens met een laag inkomen waren dus pessimistischer in hun opvatting over het algemeen economisch
klimaat en hun eigen financiële situatie dan huishoudens met een hoger inkomen.
Het verschil in consumentenvertrouwen tussen de lage en hoge inkomensgroep was het kleinst in de periode 1991-1993. Hierna groeide
het consumentenvertrouwen voor beide groepen een aantal jaren uit elkaar. Na 1997 veranderde dit verschil nauwelijks meer.
Doordat het vertrouwen van consumenten met een laag inkomen lager lag, duurde het langer voordat het optimisme bij deze
inkomensgroep overheerste. Zo was er bij de huishoudens met hogere inkomens al in 1995 sprake van een overwegend positief
consumentenvertrouwen. Bij de lage inkomens werd het vertrouwen pas in 1998 positief. Hoewel in 1999 de optimisten bij de lage
inkomens even in de minderheid waren, was het vertrouwen binnen deze inkomensgroep in 2000 weer positiever.
Alleenstaande ouderen pessimistisch
Niet bij alle soorten huishoudens met een laag inkomen was het consumentenvertrouwen positief aan het begin van het nieuwe
millenium. In het jaar 2000 was bij de alleenstaanden het aantal pessimisten in de meerderheid. Vooral alleenstaande 65-plussers met een
laag inkomen hadden een sombere kijk op de algemene economische situatie in Nederland. Deze bevolkingsgroep was ook in de
voorafgaande jaren steeds het meest pessimistisch.
Koopbereidheid
Huishoudens met een ongunstige inkomenspositie gaan minder snel, bijvoorbeeld pas na een prijsdaling, over tot de aanschaf van
duurzame goederen dan huishoudens die er financieel beter voor staan. Onder alleenstaande 65-plussers, eenoudergezinnen en
huishoudens met kinderen is de koopbereidheid lager dan gemiddeld in de groep lage inkomens.
Het verschil in koopbereidheid tussen lage en hogere inkomens bleef gedurende de periode 1991-2000 vrijwel constant.
Laag inkomen
De lage-inkomensgrens is vastgesteld op basis van het bijstandsniveau van een alleenstaande in 1979. De grens wordt elk jaar
aangepast aan de prijsontwikkeling en vertegenwoordigt voor alle jaren een gelijk welvaartsniveau. Een huishouden heeft een laag
inkomen als het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen (exclusief huursubsidie) onder de lage-inkomensgrens ligt. Het besteedbaar
huishoudensinkomen wordt gestandaardiseerd met behulp van de CBS-equivalentieschaal.
Consumentenvertrouwen
Het consumentenvertrouwen geeft weer wat de mening is van huishoudens over het algemene economische klimaat in Nederland en
over de financiële situatie van het eigen huishouden. Als er evenveel ‘optimistische’ als ‘pessimistische’ consumenten zijn, heeft de
indicator de waarde nul. Een waarde van tien betekent dat de optimisten een meerderheid van tien procentpunten hebben ten opzichte
van de pessimisten.
Zie figuur 1, figuur 2 en figuur 3
Zie figuur 1, figuur 2 en figuur 3
Figuur 1. Consumentenvertrouwen naar inkomenspositie, 1991-2000
Figuur 2. Consumentenvertrouwen van huishoudens met een laag inkomen naar samenstelling van het huishouden, 2000
Figuur 3. Koopbereidheid naar inkomenspositie, 1991-2000
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)