Figuur 2. Consumentenprijsindex en
regelingslonen, procentuele maandmutatie t.o.v. vorig jaar
Algemeen conjunctuurbeeld
Het volume van de industriele produktie blijft zich, ook met het recente februaricijfer, gunstig ontwikkelen. De
trend in de Industrie wordt ook nu
weer versterkt weergegeven met de
ontwikkeling van de chemie. Ook de
ontwikkeling in de bouw is positief.
Het consumentenvertrouwen laat in
april een lichte daling zien. In de eerste twee maanden van dit jaar werd
de stemming nog duidelijk positiever.
Het aantal uitgesproken faillissementen toonde in de eerste drie maanden
van dit jaar de grootste daling na het
vierde kwartaal van 1987. De inflatie,
gemeten als de ontwikkeling van de
consumentenprijsindex, is stabiel. De
producentenprijzen stijgen echter
fors. De Nederlandsche Bank heeft in
maart de voorschotrente met 0,5%punt verlaagd tot 4,0%. Dit is het laagste percentage na juni 1988. Het herstel op de arbeidsmarkt blijft uit. De
geregistreerde werkloosheid is al drie
kwartalen vrijwel stabiel terwijl het
aantal vacatures slechts een geringe
stijging laat zien.
Figuur 1. Geregistreerde werklozen,
driemaandsgemiddelde, x 1000
525
” weritlozea
500 — weridozen, na seizoencwrectie
475
j mm j s n
1992
“
1993
1994
1995
®consianfiiitenprijs
• • regel, loon overheid
—regel. IOOTI particuliere hedr.
ven lagen in het eerste kwartaal van
dit jaar 1,1% boven het niveau van
een jaar eerder. Voor de overheid en
de gepremieerde en gesubsidieerde
sector waren de lonen respectievelijk
0,5% en 0,4% hoger dan in het eerste
kwartaal van 1994. Voor alle drie sectoren liggen de groeicijfers in dezelfde orde van grootte als in de voorgaande twee kwartalen. In de periode
1990-1993 lagen de gemiddelde jaarlijkse loonstijgingen in de genoemde
sectoren tussen de 3% en 4%.
De figuur illustreert dat de stijging
van de regelingslonen van de overheid al twee jaar achterblijft bij de toename van de consumentenprijsindex.
Vanaf begin 1994 is dit ook het geval,
zij het in mindere mate, voor de caolonen van de particuliere bedrijven.
Het oordeel van de industriele ondernemers over hun orderpositie is in
alle landen van de Europese Unie
(EU) verbeterd. In februari van dit jaar
zijn voor de EU als geheel per saldo
2% meer positieve dan negatieve antwoorden gegeven. Een jaar eerder
de consument in het Verenigd Koninkrijk is niet veranderd en alleen in Griekenland zijn de consumenten pessimistischer geworden. Hoewel voor
beide stemmingsindicatoren geldt dat
vooral de ontwikkeling van belang is,
is het opmerkelijk dat in Denemarken
zowel het saldo van het oordeel van
de ondernemers in de Industrie als
dat van de consumenten het hoogst is.
(N.B. Met ingang van 1995 is de EU
uitgebreid met Oostenrijk, Finland en
Zweden. De gegevens van deze drie
landen zijn nog niet in die van de EU
opgenomen.)
Figuur 3. Beoordeling orderpositie
Industrie, saldo van positieve en negatieve antwoorden in % van totaal
Figuur 4. Consumentenvertrouwen,
saldo van positieve en negatieve antwoorden in % van totaal
Stemming van ondernemers
en consumenten
450
425
400
375
350
325
300
j mm j s n jj BUH j s n | mm] s n J mm j s o p
t99I
1992
J993
1994 ’95
Regelingslonen
Uit de statistiek indexcijfers van regelingslonen van het CBS blijkt dat de
loonstijging vanaf vorig jaar in vergelijking met voorgaande jaren gematigd
is. De indexcijfers geven de ontwikkeling weer van de lonen volgens collectieve regelingen (cao’s). Veranderingen in de personeelsbezetting en
autonome loonstijgingen worden bij
de berekening niet meegenomen. De
regelingslonen van particuliere bedrij-
overtrof het aantal negatieve antwoorden de positieve nog met 35%. De
ontwikkeling van dit oordeel kan
gezien worden als een indicatie voor
het toekomstige verloop van de produktie. Met name in Spanje, Frankrijk
en Duitsland zijn de ondernemers een
stuk optimistischer geworden. In
Nederland is de verbetering van het
oordeel in vergelijking met andere
landen bescheiden. Alleen in Griekenland en lerland is deze verbetering
nog geringer.
Ook het vertrouwen van de Europese consumenten in de ontwikkeling
van hun economic is toegenomen. In
februari 1994 bedroeg het saldo van
positieve en negatieve antwoorden
nog -23%, een jaar later is dit verbeterd tot -11%. In Duitsland, Belgie en
Nederland is het vertrouwen het
meest toegenomen. Het oordeel van
Kerngegeuens recente ontwikkelingen, procentuele mutaties t.o.v. hetzelfde jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1988/-92
gemidd.
1993
3,0
5,2
0,4
5,4
-2.0
03
1,7
1994
1994
1994
lekw.
2ekw.
3ekw.
4e fcw.
1,9
1995
Jan.
Trend 2)
3,3
dec.
febr.
maart
VOLUMtXiEGEVENS
Predate {KwarKK^rekerangen}
Brutn bfnnenlands produkt
Nijverheid
Handet, hotel- en restaurantw., rep. bedr.
Transport* opslag- en commuaicatiebedr.
Overige (fienslverlenmg (excl. overt!,)
Algemeen o verheidsbestuur, enz.
Pro&daie fmaandindicatorfrt)
DeHstoffenwinaing
Industrie
Voedings-* en genotmiddelenuidusdie
Texiiel-, kteding- en lederindustne
Papier- en grafische Industrie
Chemische industrie
Rubber* on kunststofverw. industrie
i&wt- ea bouwmateriatenindusirie
Basisaietaalindustrie
Etektrotechnische industrie
Rest metaal- en overige industrie
Qpeabare BBtsbedrijven
Bouwaijveinrad
1,9
3.7
5,5
3,1
0,9
0
2
2
0
3
2
5
*
2
2
1
3
2
2
1
-2
-2
-4
-2
0
-1
-6
2
-5
3,1
-u
-1
4
1
2
3
5
6
7
8
4
4
1
3
2.6
1,1
2
I
1
1
10
o
3
0
3
2
3
1
6
6
6
7
4
3
2
2
-2
0
3
0
0
2
-5
1+
1
t+
t
t+
1+
1
4,0
-OS
2,7
2,7
2.8
1,6
1,7
-2
-1
2.2
-2,8
4,0
0,8
3.0
4,0
0,6
-2
2,2
2,6
1,6
2,4
OS
2
5
6
7
9
5
2
6
3
4
3
5
-12
8
4
2
7
7
14
16
12
7
-7
12
7
4
10
6
7 – 1 8
3
5
.
-1
7
.
.
Nt*
h-*
I-MH-+
.
.
6
-1
(+
1
.
25
23
22
7
!«•
I++
13
9
-5
9
16
-2
10
1
I
0
2
2
2
2
2
.
.
:
.
1+
1
2
.
.
1+
.
.
.
1
t
1
H-
Gmsumptie
; Voedings- en genotmiddelen
Daurzame eoesamptiegoedef ea
Overige goedcren en diensten
1
3
2
1
0
2
1
3
1
4
-2
0
2
4
2
0
0
-3
2
2
2
3
3
2
investermgeninvasteiactiva
Bnitoinvesteringeii,tobta]
Ifediegvea
Qveriieid
2
2
4
-2
-2
2
2
0
4
-3
3
-3
4
-4
2
1
t
t
jflvoer
5
6
-1
1
8
9
3
5
5
6
I-H-
1,9
3,1
-1.7
4,1
2,5
2,1
-04
3,8
0,5
3,7
1.7
3.2
-0,2
4,1
2,3
4,0
0.4
4,5
2,5
4,O
1.0
4.0
3,6
3.9
O.9
2,6
2,7
3,0
2.9
2,7
2,7
2*
2,4
2,4
2.3
1+
-0,8
-1,3
13,74
-0,1
1,1
1,0
2,5
17,08
2,9
4,4
15,97
16,61
3,4
4,8
16,17
4,2
6,4
16.54
4,1
6,3
16,94
.
.
16,92
1
1+
1+
1,3
0,0
0,2
I.I
0,5
0.4
1,0
O.5
0,4
1.2
0,5
0,4
1
1
1
1,72
1,121
1,68
1,121
1.58
1,121
-1
1
2,7O
1,72
2,65
1,71
2,52
1.74
-1
1
UftVOer
BBPmtsnuOKXiaal
Verenigde Stftten
DuitsLand
Verenigd Koouikrijk
Japan . . . . .
3,9
1,0
4,3
1+
M1+
1+
t
PRUZEN
.;.; Cansornentenprijsiadex
Pmducerttenpryzfrt industrie
:
Afeet
Verbruik
ABTdbfie, North Sea Brent (in $ per barrel)
Regeirngsiontm
: PfflrtieKliere bedrij ven
Qwerheid
pcpiBmieerde en geSQbsieerde sector
»&a*iJfe««#n (in g&L)
Amerikaansc dollar (1)
Duitsernark(l)
: BBgeSepoadd)
-1,9
-3,6
0,7
1,6
19.20
17,24
15,85
2,6
2,4
2,8
3,2
1.7
2,5
3,7
0.9
0,9
2,4
1,6
2,6
1,7
1,2
0,4
U
0.9
0,4
1.2
0,0
0,2
1,86
1,82
1,121
2,78
1,78
1,93
1,122
2,88
1,80
1,87
1,122
1,75
1,122
2,72
1,77
1,73
1,120
2,81
1,81
-7
-14
-16
-36
-3
37
-9
-19
-2
1
3
0
-8
-8
1
1
.7
1
2
1,91
1,127
333
1,42
1,123
2.79
1.68
2,74
1.75
17,60
1,120
2,75
1,76
OVEHIGEINDICATORKN
Scononttsch klimaat
K«l*erei
Uttgesprokea ^atllissesienten
Cenpmctmetest
•£ndus&te
-Beoo^elkig orderpositie 1) Cto^tO
Qrdocpositie (4e kw. 1993—100)
Bezettjogsgrsad (in %}
-1
-11
5
-22
4
16
27
6
^ SjMartegoeden
Bioitenlaatds« liijuuiiteiteiunassa
-2
18
1
13
5
5
9
3
-4
-15
2
-4
-18
25
-1
14
-4
-2
-5
3
-3
-6
-18
-4
-4
0
103
0
103
0
IO3
.
492
7,6
807
484
7,5
827
497
7,7
832
.
.
.
!++
I++
I++
I++
I-M-
2,0
0
23
0
.
I
.
.
1+
1+
-J
-22
-7
-12
118
102
81
103
102
84
83
-9
104
83
-4
104
85
-2
103
84
-26
-21
-14
.3
-14
8
-25
-8
-14
-17
-8
-2O
7
I-H-1
16
-2
-5
85
BebonWingontapositie 1) On«>
: Coi^aliir secvieebu’eaus
I Ii^eatews- en axchitectenbur.
Eceaomisciie advjesbureaus
Arbeukmarla
Ajuual banen vwi wratneaws (x 1OOO)
Auual vacamres
(x 1000)
OwegistreMdewetklozenS) (x 1000)
Idem, in % van de toule beroepsbevoHcmg
Aanlal werUooshcidsuilkenngen (x 1000)
AanU&uren oitzendkrachten
-50
•A
S325
-4
5554
-13
5
f
5537
5609
42
43
486
520
7,5
8,0
42
461
7,1
664
-10
774
778
-1
5591
39
484
7,5
757
14
770
27
480
7,4
790
37
3,4
7
2,9
3.3
7
3,2
3,3
1,9
5
4
2
39
415
6,5
5,9
8
20
4
1
1+
43
1) Saldo van positieve en negatieve antwoorden m proceoten van het lotaal; 2) Trend: procentuele faarmutatie van net raeest recente voortschrtjdende 12-maands gemiddelde;
.—I: kleiner dan -5%; – I : tussen -5% en -2%; 1: tussen -2% en +2%; l+: tassen 2% en 5%; 1 ++: groter dan 5%. 3} Driemaandsgemiddelden opgenomen onder de mlddeiste
raaand De gegevens zijn niet voor het seizoen geconigeerd; – : gegevens nog niet beschikbaar.
ESB 26-4-1995