‘onjunctuurbericht
Produktie Industrie
Het volume van de industriele produktie was gemiddeld over juli en
augustus, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, bijna 1% kleiner dan in
juni. In de eerste acht maanden van
1992 was het produktievolume 0,8%
groter dan in de overeenkomstige
periode een jaar eerder. Dit groeicijfer komt nagenoeg overeen met het
accres over 1991, maar blijft ver achter bij de stijgingspercentages over
de drie daaraan voorafgaande jaren.
Deze lagen in de orde van grootte
van 4 a 5%. De terugvallende groei
kan worden geillustreerd aan de
hand van de ontwikkeling van de
procentuele jaarmutaties van het
voortschrijdend twaalfmaandsgemiddelde (figuur 1). Daarbij is dit gemiddelde geplaatst aan het eind van de
periode. De produktie-ontwikkeling
van de nijverheid (exclusief de
bouwnijverheid) geeft een ander verloop te zien. De sterke fluctuatie in
het volume van de produktie in de
delfstoffenwinning verklaart grotendeels dit verschil in ontwikkeling.
mers. Vooral de laatste twee maanden waren de ondernemers pessimistisch. De bezettingsgraad van de produktie-installaties viel in September
terug naar het niveau van december
1991.
Consumentenvertrouwen
Volgens de uitkomsten van het Consumentenconjunctuuronderzoek is
het vertrouwen van de consument in
de ontwikkeling van de economic
verder gedaald. Op de vijf vragen
die aan de index van het consumentenvertrouwen ten grondslag liggen,
werden in oktober per saldo 13%
meer negatieve dan positieve antwoorden gegeven. Een maand eerder was dit 9%. Het is voor de derde
opeenvolgende maand dat het oordeel van de consument verslechterde, zie figuur 3. In de tweede helft
van 1991 was de indicator van het
Consumentenvertrouwen sterk teruggevallen met een dieptepunt in oktober van dat jaar. Daarna trad een herstel op; het hoogste niveau werd in
juli 1992 bereikt. Het geschetste
beeld voor de totaalindicator komt
globaal overeen met dat voor de
deelindicatoren van het economisch
klimaat en de koopbereidheid.
Figuur 1. Produktie nijverheid en Industrie (volume), procentuele jaarmutaties van bet voortscbrijdend 12-maandsgentiddelde
.’ nijveiiieid (excl. bouw)
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
Figuur 2. Orderpositie Industrie
index Orderpositie
4e kwanaal 1990=100
rechterschaal
105
100
-10
Orderpositie Industrie
Volgens de uitkomsten van de Conjunctuurtest in de Industrie daalde
het indexcijfer van de Orderpositie in
September met 1%-punt ten opzichte
van augustus (figuur 2). Deze index,
die een beeld beoogt te geven van
het aantal maanden werk in portefeuille, bedroeg 92 in September
(vierde kwartaal 1990=100). Na een
aanvankelijke opleving in het voorjaar tekent zich de laatste zes maanden een licht dalende tendens af. In
april stond de index nog op een
niveau van 97. De daling kan met
name worden toegeschreven aan de
ontwikkelingen in de investeringsgoederen- en intermediate goederenindustrie. De Orderpositie in de
consumptiegoederenindustrie bleef
vrijwel stabiel. Een zelfde beeld is te
zien bij de beoordeling van de orderpositie door de industriele onderne-
-15
beoordeling Orderpositie
saldo van pos. en neg. antwooiden
linkerschaal
j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d t j f m a m j j a s
1990
1991
1992
90
figuur 3- Consumentenvertrouwen, saldo van positieve en negatieve antwoorden in % van bet totaal
40
~ — —
20
—
0
Consumentenvertrouwen
koopbereidheid
economisch klimaat
—
-20
-40
-60
—
j f t n a m j j a s o n d j
1990
l—l—l—l—l—l—i—i—1_
f m a m j j a s o n d j f m a m j j aso
1991
1992
Buitenland
Lange termijnrente
is in deze beide landen de groei dit
jaar wel verder afgenomen. In de
Verenigde Staten (VS) en het Verenigd Koninkrijk (VK) is in de loop
van 1991 de groei omgeslagen in
een daling. In de eerste kwartalen
Vanaf medio 1990 is de lange termijnrente in het VK en Japan bijna onafgebroken gedaald, zie figuur 5. Ook
in de VS Hep in deze periode de lange rente terug, zij het iets minder
van dit jaar is enig herstel opgetre-
sterk. De rente in Nederland, die
den, maar de groeicijfers lagen nog
altijd onder die van de eerder ge-
In de loop van 1991 is de groei van
het bruto binnenlands produkt
(bbp) in Nederland afgenomen. Tegen het eind van het jaar was het
stijgingspercentage nog maar de
helft van dat aan het begin. De laatste kwartalen heeft de groei zich op
dat lagere niveau gestabiliseerd
(zie figuur 4, de groei is weergegeven als de jaarmutatie van het voort-
qua verloop en niveau een vrijwel
gelijk beeld vertoont met die in
Duitsland, toonde een veel gelijkmatiger verloop en daalde maar zeer
licht. Opgemerkt moet worden dat
de rentetarieven in de grafiek gemiddelden per kwartaal weerspiegelen.
Hierdoor zijn de rentedalingen in ok-
noemde landen. Opmerkelijk is
wel dat de groeicijfers van de weergegeven landen, die in 1991 sterk
uiteenlagen, in de eerste kwartalen
van 1992 weer naar elkaar toe
kruipen.
schrijdend4-kwartaalsgemiddelde).
Ook in Duitsland en Japan Hep in
1991 de economische groei terug,
maar in tegenstelling met ons land
tober nog niet opgenomen. Het ren-
Figuur 4. Bruto binnenlands produkt (volume), procentuele jaarmutaties van
bet voortscbrijdend 4-kwartaalsgemiddelde
6 I-
dement op staatsobligaties in Nederland bedroeg op 22 oktober 7,5%.
Vanaf februari verleden jaar tot en
met het derde kwartaal van 1992 is
-^
in ons land vrijwel onafgebroken
een inverse rentestructuur waarneembaar. Dit houdt in dat rente op
de korte termijn hoger is dan de lange rente. Een dergelijke rentestructuur was in deze periode ook in
Duitsland te zien. In Japan deed zich
deze situatie alleen in 1991 voor, in
-4 L-L
de loop van dit jaar is in Japan de
lange rente weer boven de korte
rente uitgekomen.
i
n
m
rv | i
n n i i v i
1989
n r n r v | i
1990
n
1991
1992
Arbeidsvraag
Het aantal banen van werknemers
per ultimo juni 1992 was 86 duizend
(1,6%) hoger dan een jaar daarvoor,
zie figuur 6. In 1990 lag het aantal
banen aan het eind van elk kwartaal
150 a 160 duizend hoger dan een
figuur 5. Lange-termijn rente, in procenten
12
jaar eerder. In 1991 nam het groei-
10
JAP
4 L-1-
i
n
m
iv
i
n
1989
m
rv
n
1990
in
iv
1991
i
n
m
1992
Figuur 6. Banen van werknemers, ultimo van de maand. Procentuele mutaties
t.o.v. dezelfde dag voorgaand jaar
4 r
tempo elk kwartaal af, tot 86 duizend eind december. Sindsdien is
geen verdere daling opgetreden. Dit
blijkt uit uitkomsten van de Kwartaalstatistiek Werkzame Personen.
De stabilisatie van de banengroei
ging gepaard met een voortgezette
daling van het aantal vacatures. Eind
juni 1992 stonden bijna 77 duizend
vacatures open bij particuliere bedrijven en instellingen. Dit is 30 duizend minder dan een jaar eerder.
Sinds 1991 daalt het aantal vacatures. Aan het eind van elk van de vier
kwartalen van 1991 en het eerste
kwartaal van 1992 was het aantal vacatures ongeveer 20 duizend lager
dan een jaar eerder. De afneming
van 30 duizend vacatures per ultimo
juni betekent dus dat de daling versneld doorgaat. Het aantal vacatures
nam in vrijwel alle bedrijfstakken af.
Deze bijdrage is ontleend aan het Conjunctuurbericht, nr. 10-92, dat wordt sa1989
ESB 28-10-1992
1990
1991
mengesteld door de hoofdafdeling Natio-
nale Rekeningen van het CBS.