Ga direct naar de content

Brede Welvaartsindicator komt sterk overeen met ervaren welvaart

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 2 2025

De welvaart wordt onder meer in kaart gebracht via de Brede Welvaartsindicator van de Rabobank en Universiteit Utrecht. In hoeverre komt het beeld dat hieruit ontstaat overeen met de ervaren welvaart door inwoners? Een survey-analyse in de regio Foodvalley.

In het kort

  • De uitkomsten van de Brede Welvaartsindicator en het surveyinstrument zijn vergelijkbaar.
  • Het is voor het meten van welvaart niet per se nodig om naast de Brede Welvaartsindicator surveyinstrumenten toe te passen.
  • De Brede Welvaartsindicator kan worden verrijkt door de ­spreiding tussen groepen qua welvaart in kaart te brengen.

Het lijkt Nederland voor de wind te gaan, maar dat wordt niet door iedereen zo ervaren. De verwachte recessie na de coronapandemie is weliswaar uitgebleven, maar het vertrouwen in de politiek was tot voor kort nog nooit zo laag (CBS, 2023a). Regelmatig vinden er grootschalige demonstraties plaats voor klimaatactie enerzijds en tegen stikstofbeleid anderzijds. Dit past in een grotere trend dat materiële welvaart niet altijd parallel loopt met de bredere welvaart, die de kwaliteit van leven uitdrukt aan de hand van diverse dimensies zoals veiligheid, milieu en onderwijs. De economische welvaart, als je die nauw zou afmeten aan het bruto binnenlands product (bbp), is sinds 2013 toegenomen. Maar het leven en de kwaliteit ervan worden niet alleen beheerst door ‘bbp-groei’. Bbp-groei vertaalt zich immers niet altijd in louter positieve bijeffecten (Philips et al., 2021).

Op grofweg twee manieren wordt die ‘brede welvaart’ in kaart gebracht: via objectieve gegevens over bijvoorbeeld de concentratie van fijnstof of de hoeveelheid hoger opgeleiden in een land, alsmede via de gemeten ervaring van inwoners.

Vaak is gedacht dat de objectieve gegevens weinig overeenkomen met de door burgers ervaren welvaart, aangezien ze zijn gebaseerd op een andere manier van meten (Stiglitz et al., 2009; Von Wirth et al., 2015). Maar is dit wel het geval? In dit artikel brengen we beide maten samen voor de regio Foodvalley, die acht gemeenten in de Gelderse Vallei verbindt: Barneveld, Ede, Nijkerk, Rhenen, Renswoude, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen.

De Foodvalley  vormt een uitstekende casestudy. Hoewel het economisch gezien een regio is met een gemiddeld hoger inkomen en inwoners meer tevreden zijn met het leven dan in de rest van Nederland (Provincie Gelderland, 2022), ligt het politiek vertrouwen er lager dan gemiddeld (Boon-Bart en Kievit, 2020). Dat was ook zichtbaar: wie door deze regio rijdt, grotendeels gedomineerd door landbouw, weet dat niet lang geleden volop omgekeerde vlaggen en andere uitingen van protest zichtbaar waren. Daarnaast beoordelen inwoners van de regio hun gezondheid gemiddeld genomen als beter dan in de rest van het land, maar wonen er gemiddeld wel meer mensen met overgewicht en een langdurige ziekte of aandoening (Provincie Gelderland, 2022). Deze voorbeelden laten zien dat de feitelijke situatie en ervaring van inwoners mogelijk verschilt.

Twee manieren van meten

De twee manieren om de welvaart in kaart te brengen vragen om andere gegevens. De aanpak van de Brede Welvaartsindicator richt zich vooral op geregistreerde data, zoals bijvoorbeeld de stikstofconcentratie of het aantal werkloosheidsuitkeringen in een gebied. Dit soort indicatoren zijn goed vergelijkbaar door de jaren heen, en niet afhankelijk van de percepties en meningen van bepaalde individuen (­Veenhoven, 2002). Hiermee vormt het een objectieve meting. Het laat de omstandigheden zien waaronder mensen leven, en bepaalt op die manier de mogelijkheden die mensen hebben tot het realiseren van welvaart. Het grote voordeel van zo’n meting is dat deze grotendeels buiten de burgers zelf staat. Onderzoek wijst uit dat mensen hun ervaren welzijn aanpassen aan de omstandigheden waaronder zij leven (Austin, 2016), en het meten van deze omstandigheden op een objectieve manier laat zien hoe welvaart zich daadwerkelijk ontwikkelt.

Deze aanpak op basis van geregistreerde data wordt gehanteerd in bijvoorbeeld de Monitor Brede Welvaart van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), maar ook in de Brede Welvaartsindicator van de Universiteit Utrecht en de Rabobank. Hoewel in dit soort metingen ook subjectieve elementen zitten, bijvoorbeeld de mate waarin inwoners zich in de eigen buurt onveilig voelen, worden die ook gekoppeld aan geregistreerde elementen, zoals het aantal geregistreerde misdrijven in de buurt.

De tweede manier om welvaart in kaart te brengen is door mensen ernaar te vragen. Zo leren we meer over hun percepties en meningen wat betreft hun omstandigheden. Voorstanders van deze manier van meten wijzen erop dat burgers het beste zelf kunnen inschatten hoe het gaat met hun welvaart. Welvaart is vooral een subjectieve beleving. Daarom is het belangrijk om het oordeel van mensen hierover mee te nemen (Austin, 2016). Niet iedereen ervaart zijn of haar welvaart immers hetzelfde. Zo laat eerder onderzoek van het CBS (2023b) zien dat jongeren en praktisch opgeleiden een minder goede ‘brede welvaart’ ervaren. Objectieve metingen kunnen derhalve missen dat de subjectieve beleving van groepen sterkt achterblijft (Veenhoven, 2002).

Data en methoden

Om beide manieren van het meten van welvaart naast elkaar te zetten, gebruiken we voor de objectieve manier van meten de Brede Welvaartsindicator, ontwikkeld door de Universiteit Utrecht en RaboResearch. Ten behoeve van het investeringsprogramma van de Regiodeal Foodvalley monitort de Universiteit Utrecht een voor de regio op maat gemaakte versie van de Brede Welvaartsindicator. Op het niveau van gemeenten en wijken binnen het gebied van de Regiodeal Foodvalley worden indicatoren gemeten voor de elf dimensies van deze indicator. In principe zijn hierbij voor iedere indicator data op wijkniveau verzameld voor het meest recente jaar. Indien geen gegevens op wijkniveau beschikbaar waren, is de waarde van de gemeente toegepast op elke wijk. Tabel 1 geeft een overzicht van de gebruikte indicatoren per dimensie die in 2021 zijn gemeten. Al deze indicatoren worden genormaliseerd door ze af te zetten tegen een minimum en een maximum, waardoor ze onderling vergelijkbaar worden. Per dimensie nemen we het ongewogen gemiddelde van de geselecteerde indicatoren.

De ervaren welvaart is in 2022 gemeten door het uitzetten van vragenlijsten onder inwonerspanels in de gemeenten Barneveld, Ede, Rhenen, Scherpenzeel en Veenendaal. In totaal hebben 2.939 inwoners deze vragenlijst ingevuld. Omdat in de groep respondenten jongeren en vrouwen ondervertegenwoordigd waren, hebben we een weging toegepast op leeftijd en geslacht.

In de vragenlijst is per dimensie van de ‘brede welvaart’ gevraagd hoe respondenten deze ervaren op een schaal van 1 (helemaal niet) tot 7 (helemaal wel). Ook hier is de minimum-maximummethode gebruikt om de indicatoren te normaliseren. Om tot één indexcijfer te komen, zijn de scores op de aparte dimensies geaggregeerd.

Veel overeenkomsten

We vergelijken de verschillende manieren van meten van de welvaart met een rangschikking die de diverse dimensies scoort van hoog naar laag. Een een-op-eenvergelijking tussen beide welvaartsmaatstaven is namelijk moeilijk te maken: hoewel beide genormaliseerd zijn op een score tussen 0 en 1, zijn de onderliggende schalen voor de meeste dimensies dusdanig anders dat dit neerkomt op een vergelijking tussen appels en peren.

Figuur 1 toont de rangschikking van de dimensies op de Brede Welvaartsindicator en de ervaren welvaart. De dimensies zijn gerangschikt op volgorde van grootte: op de bovenste dimensies scoort de regio het beste. Hier zijn weinig verschillen: de regio scoort feitelijk het beste op woontevredenheid, veiligheid, werk en subjectief welzijn, en inwoners ervaren deze dimensies ook als het beste. Ze voelen zich veilig, er is voldoende werk en ze zijn tevreden met het leven.

Ook verder zien we dat inwoners de meeste dimensies van de welvaart ervaren in lijn met de feitelijke situatie. Alleen bij de dimensies maatschappelijke betrokkenheid en sociale contacten zien we verschillen. Maatschappelijke betrokkenheid belandt in de middenmoot op de Brede Welvaartsindicator, maar inwoners ervaren dit als het op een na slechtste aspect. Ze hebben dus niet het gevoel dat ze veel invloed hebben op hun leefomgeving. Terwijl dit feitelijk wel meevalt: inwoners doen vaker dan gemiddeld vrijwilligerswerk (Provincie Gelderland, 2022), en de opkomst bij verkiezingen in de regio Foodvalley ligt ook hoger dan in Nederland (Kiesraad, 2023).

Sociale contacten staan een stuk hoger in de geënquêteerde rangschikking dan in het rijtje van de Brede Welvaartsindicator. Inwoners ervaren dus dat ze voldoende bevredigende sociale relaties onderhouden, terwijl de meting van de Brede Welvaartsindicator laat zien dat er in de regio sociale eenzaamheid heerst.

Conclusies

De dimensies van ‘brede welvaart’ die inwoners van de regio Foodvalley als beste ervaren, namelijk huisvesting, subjectief welzijn, werk en veiligheid, zijn ook degene waar de regio het beste op scoort volgens de Brede Welvaartsindicator. Ook al zijn in de middenmoot en onderste regionen enkele verschillen – vooral wat betreft sociale contacten en maatschappelijke betrokkenheid – we kunnen toch concluderen dat beide maten vrijwel inwisselbaar zijn. Het is dus niet zo dat objectieve gegevens over de welvaart iets heel anders meten dan subjectieve gegevens. Wellicht gaat er wel wat nuance verloren wanneer we alleen uitgaan van de Brede Welvaartsindicator.

Omdat beide metingen grotendeels overeenkomen, betekent dit ook dat de huidige maat van ‘brede welvaart’, met veel objectieve, geaggregeerde data afdoende is, en er niet per se van een surveyinstrument gebruikgemaakt hoeft te worden voor alle indicatoren van de welvaart.

Hoewel de ervaringen van inwoners ons in staat stellen de spreiding tussen groepen in kaart te brengen, kan dit in theorie ook met geregistreerde data. In de Brede Welvaartsindicator kunnen bijvoorbeeld een aantal indicatoren op wijkniveau ook gekoppeld worden aan kenmerken van individuen, waardoor ook met objectieve data iets gezegd kan worden over spreiding tussen groepen in termen van welvaart. Dat wordt tot op heden nog niet gedaan, maar kan ons wel meer leren over wie al in staat is welvaart te realiseren.

Getty Images

Literatuur

Austin, A. (2016) On well-being and public policy: Are we capable of questioning the hegemony of happiness? Social Indicators Research, 127(1), 123–138.

Boon-Bart, A. en H. Kievit (2020) Regio Foodvalley: Naar een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Christelijke Hogeschool Ede, juli. Te vinden op www.regiofoodvalley.nl.

CBS (2023a) Minste vertrouwen in Tweede Kamer in 10 jaar tijd. CBS Statistiek, 9 mei.

CBS (2023b) Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2023. CBS Publicatie.

Kiesraad (2023) Tweede Kamer 22 november 2023. Te vinden op www.verkiezings­uitslagen.nl.

Philips, R., B. van Bavel, A. Rijpma en J.L. van Zanden (2021) Welvaartsgroei blijft sinds 1950 achter bij de economische groei. ESB, 106(4800S), 19–23.

Provincie Gelderland (2022) Brede Welvaart in de Gelderse gebieden: Regionale monitor voor Gelderland en de gebiedsagenda’s. Provincie Gelderland. Te vinden op gelderland.incijfers.nl.

Stiglitz, J.E., A. Sen en J.-P. Fitoussi (2009) Report by the Commission on the Measurement of Economic Performance and Social Progress. Te vinden op ec.europa.eu.

Veenhoven, R. (2002) Why social policy needs subjective indicators. Social Indicators Research, 58(1-3), 33–46.

Wirth, T. von, A. Grêt-Regamey en M. Stauffacher (2015) Mediating effects between objective and subjective indicators of urban quality of life: Testing specific models for safety and access. Social Indicators Research, 122(1), 189–210.

Auteurs

Plaats een reactie