Welvaart in kaart. Zo heette het rapport van de tijdelijke Kamercommissie Breed welvaartsbegrip uit 2016, waarop het parlement besloot dat de overheid de welvaart breder moest gaan meten. Idee was dat er dan ook beter op gestuurd kon worden. Wat is daarvan inmiddels, een kleine negen jaar later, terecht gekomen?
Welvaart in kaart
De wens om de welvaart breder in kaart te brengen, kwam voort uit het groeiende besef van de beperkingen van het nationaal inkomen als welvaartsindicator (SER, 1992; WRR, 2013). Weliswaar is het bruto binnenlands product sterk gecorreleerd met veel andere welvaartsindicatoren (Swets en Ederveen, 2023), maar de laatste decennia divergeren beide in veel ontwikkelde landen, waaronder Nederland (Van Zanden en Rijpma, 2019; Philips et al., 2021): terwijl het nationaal inkomen doorgroeit, stagneert de welvaartsontwikkeling.
Een breder zicht op de welvaart kan voorkomen dat we ons blind staren op het nationaal inkomen, en de groei ervan (Kleinknecht, 2019). Dat is hoog nodig, stellen Kees Cools en Liesbeth Feikema, want onze focus op die groei heeft veel weg van een verslaving.
Inzichten
Het breder in kaart brengen van de welvaart lukt aardig (ESB, 2024). Sinds 2018 brengt het Centraal Bureau voor de Statistiek jaarlijks de Monitor Brede Welvaart uit. En sinds 2023 worden er ook in de Rijksbegroting welvaartsindicatoren gepresenteerd.
En ook los van die overheidsinitiatieven neemt ons inzicht in de welvaartsverdeling toe. Zo tonen Suzanne Bijkerk en Otto Raspe dat de jongeren een lagere sociale en ecologische welvaart kennen, terwijl ouderen juist een lagere én ongelijkere economische welvaart ervaren.
En Annegeke Jansen, Philipp Bothe en Rutger Hoekstra laten zien dat Europa het vergeleken met de VS niet zo slecht doet als de relatieve ontwikkeling van het nationaal inkomen suggereert. Het bruto binnenlands product stijgt in de Verenigde Staten weliswaar sneller, maar die inkomensgroei slaat zeer eenzijdig neer bij de hogere inkomens. En op andere welvaartsaspecten doet Europa het beter dan de VS. Het is dus terecht dat Draghi (2024) aandacht vraagt voor het Europese concurrentievermogen, maar we moeten oppassen dat pogingen om dat te verbeteren niet ten koste gaan van andere welvaartsdimensies. Dat kan bijvoorbeeld door beleid te richten op het verbeteren van middenproductieve bedrijven, betoogt Sandor Gaastra in zijn nieuwjaarsartikel in deze ESB: dat vergroot niet alleen hun concurrentiekracht, maar kan ook de primaire inkomensongelijkheid beperken.
Een opsteker wat betreft het meten van welvaart is bovendien dat verschillende welvaartsindicatoren een redelijk vergelijkbaar beeld geven. Zo tonen Anne van der Punt, Tanja van der Lippe, Robin Philips en Eelco van den Dool dat de Brede Welvaartsindicator resultaten geeft die vergelijkbaar zijn met hoe mensen zelf hun welvaart beoordelen als ze ernaar worden gevraagd.
Wel zou het interessant zijn om te verkennen in hoeverre het conceptueel mogelijk is om in de bredere welvaartsanalyses ook de weerbaarheid van de samenleving mee te nemen. In de huidige geopolitieke context kan dat immers ook van invloed zijn op onze welvaart, betoogt Focco Vijselaar.
Sturen op welvaart blijft lastig
Maar hoewel we dus steeds beter zicht hebben op de welvaartsverdeling, helpt dat nog beperkt bij het sturen op welvaart (Van de Winkel et al., 2021). Zo toont Machiel Mulder dat het aan de hand van het huidige instrumentarium lastig is om de effecten van beleidsmaatregelen in kaart te brengen. Dat komt mede door de matige theoretische fundering van ‘brede welvaart’, betoogt Bas Jacobs: het zou beter zijn om een kleinere set aan indicatoren te hebben waarvan theoretisch helder is hoe die zich precies verhouden tot de welvaart.
Voor een betere inkadering van het brede welvaartsperspectief wordt gekeken naar de planbureaus, die hiertoe in 2021 een vijfjarig ontwikkeltraject aankondigden (CPB/PBL/SCP, 2022). Als zij erin slagen meer zicht te bieden op de ontwikkeling van de welvaart op een beperkt aantal kerndimensies, en met name op de afruilen daartussen, helpt dat politici om daar explicietere beleidskeuzes in te maken (Kleinknecht, 2021; Lukkezen, 2022). De brede welvaartsreflectie op de meest recente Miljoenennota gaf hier al een voorproefje van (CPB/PBL/SCP, 2024).
Maar ook zonder zo’n uitgewerkt kader is er enige sturing op welvaart mogelijk. Zo lijkt het beperken van het veelvuldige gebruik van de smartphone en sociale media een no-brainer: Martijn Badir, Gijs van der Vlugt en Dick van der Sluijs betogen in deze ESB dat er hier sprake is van een welvaartsverlagend collectieve-actieprobleem. Op korte termijn daalt het mentale welzijn bij tieners door het gebruik van de smartphone en sociale media, met name onder meisjes. En op lange termijn kunnen ook de lagere onderwijsprestaties als gevolg van smartphone en sociale media ten koste gaan van de welvaart. Hier kan beleid nu al een verschil maken.

Literatuur
CPB/PBL/SCP (2022) Verankering van brede welvaart in de begrotingssystematiek: Voortgangsrapportage van de drie gezamenlijke planbureaus. PBL-publicatienummer 4861.
CPB/PBL/SCP (2024) Reflectie brede welvaart: Prinsjesdag 2024. 17 september.
Draghi, M. (2024) The future of European competitiveness. Europese Commissie Rapport, september.
ESB (2024) Welvaart, de brede podcast. Te beluisteren op esb.nu.
Kleinknecht, R.H. (2019) Het bruto binnenlands product moet terug in zijn hok. ESB, 104(4772S), 4–5.
Kleinknecht, R.H. (2021) Sturen op welvaart vraagt om politieke keuzes. ESB, 106(4800S), 4–5.
Lukkezen, J. (2022) Gemiste kans voor expliciete welvaartsafweging in de Oekraïne-oorlog. ESB, 107(4808), 150–151.
Philips, R., B. van Bavel, A. Rijpma en J.L. van Zanden (2021) Welvaartsgroei blijft sinds 1950 achter bij de economische groei. ESB, 106(4800S), 19–23.
SER (1992) Convergentie en overlegeconomie. SER-advies, 92/15.
Swets, F. en S. Ederveen (2023) Streef groei na die past binnen planetaire grenzen. ESB, 108(4827), 504–507.
Winkel, E. van de, T. Busschots, S. de Muijnck et al. (2021) Economen vinden sturen op welvaart in praktijk nog lastig. ESB, 106(4800S), 6–11.
WRR (2013) Naar een lerende economie: Investeren in het verdienvermogen van Nederland. WRR-rapport, 90.
Zanden, J.L. van, en A. Rijpma (2019) Welbevinden blijft laatste decennia achter bij economische groei. ESB, 104(4772S), 57–61.
Auteur
Categorieën