Ga direct naar de content

Bonus pater familias homo economicus est?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 27 1989

Bonus pater familias homo economicus est?
Toen Sara Shock die ochtend heel
vroeg belde was H. Eco in een situatie
waarbij de marginale baten van een uur
langer slapen de marginale kosten
overtroffen. Met telefoongerinkel stoorde hem in de realisatie van de optimale
slaapduur en dwong hem tot net vergelijken van de nutsposities van er te zijn
of niet te zijn. Doodvermoeid nam hij op.
Ze vroeg of hij die avond mee uit eten
wou gaan en daarna naar de bioscoop.
Voor de dag goed en we! begonnen
was, schoven bij hem al voor de tweede keer multidimensionale indifferentievelden over ingewikkelde budgetlijnen.
Met leven was geen lachertje voor H.
Eco.
Met tot leven brengen van de homo
economicus heeft iets absurds. Soms
ook iets grappigs zoals in het jeugdwerkje van Joan Robinson waarin ze
het sprookje van de Schone en het
Beest navertelt in termen van nuts- en
winstmaximalisatie1. In de vorige eeuw
werd er wel serieus met de figuur van
de homo economicus gewerkt als een
soort vleesgeworden theoretische veronderstelling. De mens als homo economicus zou streven naar het hoogste
genot met de minste pijn, of naar zoveel
mogelijk materieel bezit met zo weinig
mogelijk inspanning. Alhoewel de vrienden van de homo economicus benadrukten dat echte mensen er heus niet
zo uitzagen en dat H. Eco slechts een
methodologische true was om economised gedrag te bestuderen, werd deze
figuur toch door een reeks van tegenstanders (vooral uit de historische
school) gekraakt en belachelijk gemaakt. De homo economicus is wijselijk
afgevoerd uit de economische wetenschap. Zijn verdediging kostte meer inspanning dan hij waard was.
Economen blijven echter wel veronderstellingen maken over het economische gedrag. Sinds de Verwiskundiging’ van de economie hoeft die veronderstelling niet meer Vermenselijkt’ te
worden. Menselijk gedrag is herleid tot:
“max u(x) s.t. p.x < y; x is in X”. Alleen
maar vel en de botten zijn overgebleven.
In 1972 publiceerde Posner zijn boek
over The economic analysis of law en
zorgde daarmee voor de definitieve
doorbraak in Amerika van een nieuw
vakgebied: de rechtseconomie. In de
meeste Noordamerikaanse juridische
faculteiten staat dit vak op het programma, maar ook in Belgie en Nederland
\a&\ men zich niet onbetuigd. De rechtseconomie tracht met behulp van economische beginselen uitspraken te doen
overde economische efficientie van het
recht. Door de bedrijvigheid van rechtseconomen komen juristen en econo-

k- ESB 26-4-1989

J.J.M. Theeuwes

men wat meer met elkaar in contact.
Dan valt meteen op dat juristen ook over
een fictieve figuur beschikken: de goedehuisvader (bonus of diligens pater familias). In andere landen en rechtssystemen bekend als ‘reasonable man’ of
‘personne advisee’. Het is de oudste figuur uit de geschiedenis van het recht.
Op het eerste gezicht zijn de homo
economicus en de bonus pater familias
totaal verschillend van elkaar. H. Eco is
een gedragsveronderstelling en de
goede familievader is een gedragsnorm. Het is een norm die belangrijk is
bij het vaststellen van aansprakelijkheid
uit onrechtmatige daad (bij voorbeeld:
bij het snoeien van een boom valt een
tak op het hoofd van de buurman) of
voor gebrekkige zaken (mijn slecht onderhouden tuinhuisje stort net in op het
moment dat de buurman…) of voor het
in de handel brengen van defecte produkten (tv-toestellen die spontaan exploderen). Wie jegens de rechten van
zijn medemens niet de zorg van een
goed huisvader betracht en daardoor
aan deze medemens schade berokkent
is verplicht de schade te vergoeden.
Trouwens, van de buurman of de consument wordt ook redelijk en zorgvuldig
gedrag verwacht. lemand die gewaarschuwd is voor verfspatten en toch onbekommerd doorloopt, kan nadien niet
meer met de rekening van de stomerij
komen.
Het recht eist niet dat men zich bovenmenselijk inspant in het nastreven
van zorgvuldigheid, maar tolereert ook
geen ondermaats gedrag. Het verwacht
iets daartussen in, iets ‘redelijks’. Een
dergelijke gedragscode is zeker niet
scherp gedefinieerd. Zij is subjectief.
Wat de een beneden peil vindt, vindt
een ander redelijk. Wat vroeger redelijk

was, is dat nu niet meer. Wat redelijk is
onder normale omstandigheden is dat
niet in noodsituaties, enzovoort
Erzijn echter goede redenen om toch
met een vaag type als de goede huisvader te werken. Anders zou men immers
in het recht van te voren voor alle mogelijke en denkbare gevallen nu al moeten vastleggen wat het correcte gedrag
is. Dat zou dan gaan van het correcte
gedrag bij het snoeien van bomen tot
het op de markt brengen van giftige stoffen. Dat is niet uitvoerbaar. Het is trouwens inefficient. De kosten pm voor alle
denkbare situaties objectieve gedragsnormen op te stellen en neer te schrijven zijn veel groter dan de kosten van
de onzekerheid veroorzaakt door de
subjectieve goede-huisvadernorm. Het
gebruik van de goede-huisvadernorm is
in deze zin efficient.
Als we van de bonus pater familias
een homo economicus maken, dan is
meteen de norm zelf efficient. Dat zou
gebeuren als we een redelijk niveau van
zorg definieren als dat niveau waarbij
de baten van de zorg gelijk of groter zijn
dan de kosten ervan. Een huisvader is
dan goed als hij of zij efficient de kosten
en baten van zorg afweegt. Het niveau
van zorg besteed aan het voorkomen
van schade, aan het waarschuwen voor
gevaar en het beveiligen van produkten
moet opwegen tegen de omvang van de
verwachte schade. Efficiente zorg ligt
ergens tussen uiterste zorgvuldigheid
en totale verwaarlozing in.
Maarde goede huisvader is niet altijd
alleen maar te herleiden tot een kostenbaten-afweger. Terwijl economen de
homo economicus met pensioen hebben gestuurd omdat hij te realistisch
was, worstelen juristen met het zo objectief mogelijk invullen van het begrip
goede huisvader. Een concept dat daarbij erg bruikbaar blijkt is dat van de ‘ideal
impartial spectator’. Redelijk is wat een
onbevooroordeeld buitenstaander, niet
betrokken bij de gebeurtenissen maar
met kennis van zaken, als zodanig zou
omschrijven. Het idee van deze ‘ideal
impartial spectator’ komt oorspronkelijk
bij Adam Smith vandaan2. Zo blijken de
goede huisvader en de homo economicus uiteindelijk zonen van een en dezelfde stief- en stamvader.
J.J.M. Theeuwes
1. Joan Robinson, Beauty and the Beast, in
haar Collected economic papers, A.M. Kelley, Inc., New York, 1951, biz. 225-233.

2. Namelijk uit zijn Theory of moral sentiments. Deze referentie is te vinden in N.
MacCormick, On reasonableness, in C. Perelman en R. Vander Elst (red.), Les notions
a contenu variable en droit, E. Bruylant,
Brussel, 1984, biz. 152 (met dank aan Ton
Hoi voor deze referentie).

403

Auteur