Ga direct naar de content

Het rendement van de verzorgingsstaat

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 27 1989

baar en bovendien zijn er over deze landen niet voldoende gegevens bekend
om een aparte analyse uit te voeren.

Het rendement van de
verzorgingsstaat

Data

Geluk
Geluk wordt hier gedefinieerd als
“…de mate waarin een individu gunstig
oordeelt over de kwaliteit van zijn leven
in het algemeen”1. Dit wordt ook wel leechter typisch op deelaspecten, zoals vensvoldoening genoemd. Deze vorm
Meer geluk, beter verdeeld
het percentage armen per land, en geeft van geluk kan men meten door er gedaardoor geen goed beeld van verschil- woon naar te vragen. Als mensen hun
De verzorgingsstaat is al weer enige len in totale leefbaarheid. Gegeven deze anonimiteit redelijk gewaarborgd weten,
tijd onderwerp van discussie. Het debat situatie kan het geen kwaad de beschik- blijken ze deze vragen vrij eerlijk en conspitst zich toe op de betaalbaarheid er- bare gegevens over geluk in de discus- sistent te antwoorden. Mensen blijken
van, in het bijzonder op de mate waar- sie te betrekken. In tal van landen zijn de vragen naar de ‘overall’ waardering van
in de collectieve lasten moeten worden laatste jaren bij enqueues vragen gesteld het leven ook goed te kunnen onderteruggedrongen. Op de achtergrond over levensvoldoening. De antwoorden scheiden van vragen over waardering
speelt daarbij ook de vraag naar het nut op die vragen bieden een aardige indica- van specifieke aspecten van het bevan de verzorgingsstaat als zodanig. tor voor de leefbaarheid van de samen- staan .
Levert een sterke verzorgingsstaat wel leving.
Gegevens over geluk per land wereen leefbaarder maatschappij op?
den ontleend aan de Database of emRuwweg kunnen de volgende standpirical happiness research3. Daarin zijn
Aanpak
punten onderscheiden worden:
de resultaten bijeengebracht van alle
– vodrde verzorgingsstaat. De verzorenquetes waarbij vragen over geluk zijn
gingsstaat is een prachtige uitvinding
Er wordt nagegaan of typische ver- gesteld. In dit databestand bleken verdie voor het eerst in de geschiedenis zorgingsstaten zich onderscheiden gelijkbare gegevens aanwezig over neaan iedereen bestaanszekerheid door een hoger niveau van gemiddelde gentien rijke landen. Dat is meer dan in
biedt en die de sociale ongelijkheid levensvoldoening dan vergelijkbare eerdere cross-nationale vergelijkingen
tot een aanvaardbaar minimum heeft staten die hun burgers minder over- van geluk. Het betreft resultaten van
teruggebracht. Daarmee is het leven heidsverzorging bieden. Een probleem representatieve onderzoeken met vrijvan de gemiddelde burger heel wat daarbij is dat de omvang van het pak- wel identieke vragen. De meest geaangenamer geworden. Afslanking ket dat wordt aangeboden natuurlijk bruikte vraag luidt: “Hoe gelukkig voelt
van de verzorgingsstaat zal de leef- niet los staat van de rijkdom van het u zich over het algemeen: zeer gelukbaarheid van de samenleving dan land. Hoe hoger de welvaart, hoe meer kig, redelijk gelukkig, of niet gelukkig?”
ook navenant verminderen;
er door de overheid te verdelen valt. We ‘Zeer gelukkig’ kreeg bij codering een
– tegen de verzorgingsstaat. Verzor- moeten de effecten van ‘welvaart’ en score van 3, ‘redelijk gelukkig’ een scoging van de wieg tot het graf is mis- ‘verzorgingsstaat’ natuurlijk wel uit el- re van 2, en ‘niet gelukkig’ een score
schien wel comfortabel, maar ook kaar houden. De discussie draait juist van 1. Voor elk land werd op basis van
belemmerend en verstikkend. De om de vraag of we niet beter af zijn met alle individuele scores zowel het gemidverzorgingsstaat brengt allerlei scha- extra welvaart door minder verzor- delde niveau van geluk berekend als de
delijke neveneffecten met zich mee. gingsstaat. Daarom wordt het verband spreiding van geluk. Omdat niet alle onOp het individuele vlak nemen initia- tussen verzorgingsstaat en geluk ge- derzoeken dezelfde schaalbreedte
tief en verantwoordelijkheidsbesef corrigeerd voor het welvaartsniveau hanteren, zijn alle gemiddelden herbeaf. Op het collectieve niveau is een van het land. Het ligt in de rede om ook rekend uit de ruwe scores en genormaenorme welzijnsbureaucratie ont- andere landkenmerken constant te liseerd tot een tien-puntsschaal. Om de
staan en is het familieverband en het houden, zoals bij voorbeeld politieke ongelijkheid in geluk binnen een land te
maatschappelijke middenveld on- stabiliteit. Hierover zijn goede gege- meten zijn standaarddeviaties beredermijnd. Per saldo maakt de verzor- vens beschikbaar, maar het aantal lan- kend uit de oorspronkelijke ruwe scogingsstaat de maatschappij er niet den waaroverwegeluksgegevens heb- res4. Als onderzoeksjaar is 1980 gekoleefbaarder op. Afslanking kan der- ben laat zo’n analyse helaas niet toe.
zen omdat in dat jaar de meeste gegehalve geen kwaad.
Het is mogelijk dat een sterke verzor- vens ter beschikking stonden. Indien
gingsstaat de mensen er niet veel ge- data van 1980 ontbraken zijn data geDe keuze voor het ene of het andere lukkiger op maakt, maar er wel toe bij- bruikt uit het dichtstbijzijnde jaar waarstandpunt is goeddeels een kwestie van draagt om het geluk in het land althans van de data wel beschikbaar waren.
geloof. Het is niet goed mogelijk om uit minder ongelijk te verdelen. Beperking
te maken wat er nu precies wel en niet van de sociale ongelijkheid is ten slotte Verzorgingsstaat
waar is van de genoemde voor- en na- een hoofddoelstelling in vrijwel alle verAls indicator voor de mate waarin
delen van de verzorgingsstaat, laat staan zorgingsstaten. Om na te gaan in hoe- sprake is van een verzorgingsstaat is
te becijferen in hoeverre voor- en nade- verre dat lukt wordt ook de binnenlandten tegen elkaar opwegen. Het is beter se spreiding in geluk tussen de landen
1. R. Veenhoven, Conditions of happiness,
mogelijk de discussie empirisch te be- vergeleken.
Reidel, 1984, biz. 22.
• stechten door vergelijking van de leefDe analyse richt zich op zogenaamde 2. R. Veenhoven, op. cit, hoofdstuk 3.
| baarheid van staten die verschillen in de eerste-wereldlanden. De discussie gaat 3. R. Veenhoven, Database of empirical
I mate waarinzij zich als verzorger van de alleen over deze landen en bovendien happiness research, Erasmus Universiteit
Rotterdam, 1988.
burger opwerpen. Op dit terrein is al enig zijn alleen hier voldoende gegevens be- 4. R. van Schoonhoven, Datarapport: ongeonderzoek verricht in de sfeervan ‘socia- schikbaar. De situatie in tweede- en der- lijkheid in geluk tussen landen, Erasmus Unile indicatoren’. Dit onderzoek richt zich de-wereldlanden is niet goed vergelijk- versiteit Rotterdam, 1988.

ESB 26-4-1989

419

hier gekozen voor de overheidsuitgaven per hoofd van de bevolking5. Hoewel niet zonder bezwaar is deze indicator de bruikbaarste. De discussie gaat
ook primair over de hoogte van de overheidsuitgaven. Defensie-uitgaven hebben weinig met welzijnszorg te maken
en zijn van de totale overheidsuitgaven
afgetrokken. Omdat het werkloosheidspercentage6 van een land de kosten
van sociale zekerheid beTnvloedt ongeacht het individuele niveau van verzorging, is ook deze factor in de analyse
constant gehouden.

Welvaart
Om het welvaartsniveau van de verschillende staten te vergelijken is in eerste instantie het bruto nationaal produkt
(bnp) per hoofd van de bevolking in
Amerikaanse dollars gebruikt7. Voor
een Internationale vergelijking kleven
aan deze indicator echter diverse bezwaren. Ten eerste het verschil in koopkracht: iemand in Portugal kan met een
dollar veel meer kopen dan in bij voorbeeld de VS. Bovendien wordt de produktie of teelt van goederen voor eigen
voorziening, met name belangrijk in armere landen, niet bij de nationale produktie meegeteld hetgeen de waarde
van het bnp van zo’n land vertekent.
Ten derde is de Amerikaanse dollar inmiddels geen betrouwbare internationale valutaeenheid meer door de grote
waardeschommelingen van de afgelopen twintig jaar. Een welvaartsindicator
die met deze bezwaren zoveel mogelijk
rekening houdt, is het met ‘koopkrachtequivalenten’ herberekende ‘reele’bnp
per hoofd van de bevolking, uitgedrukt
in Internationale dollars8.

Resultaten
Geluksniveau en overheidsuitgaven
Er blijkt een positief verband te bestaan tussen de mate van geluk van de
burgers en de relatieve hoogte van de
overheidsuitgaven in het land (r =
+ 0,41).
De gegevens staan in figuur 1. Op
het oog tekent zich een kromlijnig verband af, waarvan het buigpunt rond de
45% overheidsuitgaven ligt. Dat zou
erop wijzen dat overheidszorg onderhevig is aan de wet van de verminderende meeropbrengstendatde ‘Bert-norm’
wat aan de hoge kant ligt. Daarom is nagegaan of een kwadratische functie een
betere ‘fit’ geeft. Dit blijkt echter nauwelijks het geval.
Om te zien of dit verband geen kunstmatig resultaat is van de relatie tussen
welvaart en geluk, zullen we nu bekijken
wat er overblijft van dit verband bij het
constant houden van de factor welvaart.
Hiertoe bezien we eerst de relatie tussen
geluk en welvaart als zodanig.
Geluksniveau en welvaart
420

Figuur 1. Overheidsuitgaven en geluk

Figuur 2. Spreiding van geluk

Geluksniveau

Spreiding geluksniveau

7,5

0,9

*12

13

19

0,8

8

*l

0,7
0,6

. 14
*

6,5

0,5

*10
5,5

25

30

35

40

45

>[C9

12

0,4

50

55

60

Overheidsuitgaven (minus defensie)
als percentage van het bnp

0,3
25

30

35

40

50

55

Overheidsuitgaven (minus defensie)
als percentage van het bnp

1 = Oostenrijk. 2 = Australie. 3 = Belgie. 4 = Canada. 5 = Denemarken. 6 = Frankrijk. 7 = West-Duitsland.
8 = Griekenland. 9 = lerland. 10 = ltalie. 11= Japan. 12 = Nederland. 13 = Noorwegen. 14 = Portugal.
15 = Zweden. 16 = Spanje. 17 = Zwitserland. 18 = Verenigd Koninkrijk. 19 = Verenigde Staten.

Gezien het bovenstaande is het niet
In deze verzameling rijke landen bestaat een duidelijk verband tussen ge- verbazingwekkend dat het corrigeren
luk en welvaart. De correlatie tussen voor welvaartsniveau de oorspronkegeluk en gewoon bnp is r = + 0,51, de lijke correlatie tussen de spreiding van
correlatie tussen geluk en ‘reeel’ bnp is het geluk en het niveau van de overr = + 0,56. Het verband is sterker dan in heidsuitgaven vrijwel onveranderd laat.
eerdere kleinere verzamelingen van rij- Ook hier is het werkloosheidsniveau
ke landen gevonden werd9.
nauwelijks van invloed op het verband.

Correctie voor welvaart
In eerste instantie lijkt de correctie
voor welvaart de relatie tussen overheidsuitgaven en geluk enigszins te
verzwakken. Na correctie voor het bnp
in dollars daalt het verband tot r = + 0,36
en blijkt het niet meer significant. Wordt
echter het ‘reele’ bnp als welvaartsmaat
gehanteerd, dan doet welvaart er in het
geheel niet toe ( r = + 0,43). Het werkloosheidsniveau blijkt nauwelijks van
invloed te zijn op dit verband.
Spreiding van geluk en
overheidsuitgaven
De spreiding in geluk in de onderzochte landen is duidelijk kleiner naarmate het niveau van overheidsuitgaven
hoger ligt (r = – 0,53). Zie figuur 2. Dit
betekent dat de verschillen in geluk in
de typische verzorgingsstaten tussen
de burgers minder groot zijn. Net als in
het geval van het niveau van geluk
moet nu worden nagegaan of dit verband geen gevolg is van het verschijn-

sel dat de overheidsuitgaven nu eenmaal hoger zijn in de rijkere landen.
Spreiding van geluk en welvaart
Er blijkt een gering verband te bestaan
tussen het bnp en spreiding van geluk in
de bevolking (r= -0,14), en dat verband
verdwijnt vrijwel geheel indien de spreiding van geluk wordt gecorreleerd met
het ‘reele’ bnp (r = – 0,09). Welvaart alleen draagt kennelijk nauwelijks bij tot
gelijkheid in geluk.
Correctie voor welvaart

Conclusie
Uit deze vergelijking van 19 OESOlanden blijkt bepaald niet dat de verzorgingsstaat de maatschappij minder
leefbaar maakt. Integendeel, in landen
waar de overheidsuitgaven naar verhouding het hoogst zijn, zijn de burgers
gelukkiger en is het grotere geluk ook
nog eens gelijker verdeeld. Dit is toch
iets om in gedachten te houden bij de
komende discussies over afslanking
van de verzorgingsstaat.

Piet Ouweneel
Ruut Veenhoven
Drs. P. Ouweneel is verbonden aan het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek. Dr. R. Veenhoven
is universitair hoofddocent sociologie aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam.

5. IMF, Government finance statistics yearbook, vol.XI, Washington, 1987, biz. 96-97,
113 e.v.; Ministerie van Financien, The budget in brief, Japan, 1986; VN, 1983/84 Statistical Yearbook, New York, 1986.
6. VN, op. cit., 1986, biz. 87-90.

7. OESO, National accounts – main aggregates, vol. 1,1960-1985, Parijs, 1987.
8. R. Summers en A. Heston, A new set of

international comparisons of real product
and price level estimates for 130 countries,
1950-1985, National Income and Wealth, jg.
34, 1988, biz. 1-25.

9. R. Inglehart, The silent revolution, Princeton University Press, New Jersey, 1977.

Auteurs