Bijzonder en religieus onderwijs
Aute ur(s ):
Ruyter van Steveninck, M.A. de (auteur)
Dit is de laatste redactionele b ijdrage van Thijs de Ruyter van Steveninck. De redactie dankt Thijs voor zijn prikkelende bijdragen in de afgelopen
jaren, en wenst hem veel plezier in zijn nieuwe b etrekking.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4192, pagina 161, 5 maart 1999 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
onderw ijs, scholing
Er bestaan in Nederland meerdere soorten onderwijs: bijzonder versus openbaar, en religieus versus niet-religieus. Hoewel steeds
minder mensen belijdend godsdienstig zijn, heeft elke religie het recht eigen scholen te stichten, die vervolgens dezelfde rechten
krijgen als openbare scholen, inclusief het recht op overheidsfinanciering. Productdifferentiatie is mooi, maar er moet wel een markt
voor zijn. Momenteel wordt die markt sterk door de overheid gedirigeerd. Daarom is de productdifferentiatie soms groter dan
doelmatig is, en soms juist kleiner dan gewenst.
Of onderwijs een echt publiek goed is, of dat het (gedeeltelijk) aan de particuliere sector kan worden overgelaten, is tot op zekere hoogte
arbitrair. Maar ook in het laatste geval is de overheid regulator. Er zijn maar weinig bedrijfstakken waar dwang zo’n prominente rol speelt.
Minderjarigen (en hun ouders) moeten tegen zich zelf in bescherming worden genomen door hen te dwingen tot consumptie van
onderwijs. Bovendien worden zowel bij openbare als aan bijzondere scholen eisen gesteld aan de kennis en vaardigheden van leerlingen
bij het verlaten van de school.
Sinds het beslechten van de schoolstrijd is de overheid echter beducht om heldere normen voor het onderwijs te combineren met
doelmatigheid. Het recht op (met belastinggeld gefinancierde) pluriformiteit werd buitenproportioneel opgerekt. Vrijheid van godsdienst
is een groot goed, maar zoiets als gescheiden wiskunde-onderwijs voor protestantse, katholieke, en niet-godsdienstige kinderen is
daarvoor niet nodig. En waar er wel een invloed van levensbeschouwing op het vak kan zijn, houdt de overheid de inhoud van het
onderwijs nauwlettend in de gaten. Scholen die bij biologie het scheppingsverhaal, en niet de evolutieleer, als enige waarheid willen
verkondigen, of die hun leerlingen bijbrengen dat iemand van een ander geloof na zijn dood voor eeuwig zal branden, worden – terecht op de vingers getikt. Er zijn dus gevallen waarbij de vrijheid van godsdienst ook in het onderwijs geen heilig huisje is.
Blijft over de godsdienstles. Hier is het wèl redelijk om ouders in staat te stellen afwijkende curricula te kiezen. In de meeste scholen
neemt deze les maar zo’n twee á drie uur per week in beslag. Niets is eenvoudiger dan hiervoor verschillende parallel-uren in te stellen:
katholiek naast protestant, islamitisch naast humanistisch. Sterker nog, zo is de vrijheid van godsdienst eigenlijk beter gediend dan
wanneer een katholiek kind in een klein dorp zonder katholieke basisschool naar een protestantse school moet. Productdifferentiatie
binnen een school zou gewenst zijn, maar de overheid bevordert juist differentiatie tussen scholen. Dit leidt tot ondoelmatigheid, met
name op het platteland waar veel scholen op kosten van de gemeenschap vast wilden houden aan afzonderlijk voortbestaan, daar waar
uit economisch oogpunt slechts plaats was voor twee of zelfs maar één school.
In de steden speelt een nieuw probleem, door de opkomst van de islam. Voorlopig groeit de vraag naar islamitische scholen sneller dan
het aanbod van goed opgeleide moslimleerkrachten. Natuurlijk kan de overheid moslims niet weigeren wat christenen en joden wordt
toegestaan. De berichten over problemen bij islamitische scholen stemmen echter niet vrolijk. Voor een deel is de verklaring dat de
schoolbesturen bestaan uit mensen die nog maar kort in Nederland verblijven en het overgangsproces vanuit hun land van herkomst
nog niet helemaal doorlopen hebben. De leerlingen zijn echter de klos. Voor islamitische kinderen is goed onderwijs extra belangrijk,
aangezien zij zich vaker dan autochtone kinderen in een achterstandspositie bevinden. Bovendien zijn islamitische scholen slecht voor
de integratie van allochtonen.
Moet het onderscheid openbaar-bijzonder nu worden opgeheven? Nee: zolang de kwaliteit van door ouders gecontroleerde scholen
beter is dan daar waar de gemeente het toezicht verzorgt, is er veel voor te zeggen bijzondere scholen te laten concurreren met openbare.
Keuzevrijheid zorgt er dan vanzelf voor dat de beste scholen de meeste leerlingen krijgen, en dus het meeste geld. Maar laat religie hier
buiten. De totstandkoming van het religieus onderwijs stamt uit een grijs verleden. Het heeft tegenwoordig nauwelijks rechtvaardiging
meer, noch uit overwegingen van godsdienstvrijheid, noch uit oogpunt van economische efficiëntie. Misschien is het iets voor het
tweede CDA-loze kabinet om hier wat aan te doen.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)