Ga direct naar de content

Duur van de economische vertraging

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 10 1999

Duur van de economische vertraging
Aute ur(s ):
De Nederlandsche Bank (auteur)
Deze rub riek wordt maandelijks samengesteld door N.J. Nahuis en M.C.J. van Rooij van de Nederlandsche Bank.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4192, pagina 174, 5 maart 1999 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):
conjunctuurindicator

Duidt de verslechtering van het economisch klimaat op kort noodweer of komt er een langere periode met matige vooruitzichten?
De DNB-indicator alsmede de realisatiereeks van de productie in de verwerkende industrie, vertonen sinds de eerste helft van vorig jaar
een dalende lijn (figuur 1). Dit betekent dat de productiegroei na filtering voor seizoen en incidentele componenten reeds enige tijd onder
de lange-termijn trend ligt. In lijn hiermee vertraagde de bbp-volumegroei voor Nederland in de loop van 1998, zij het dat het
laatstbekende groeipercentage van 3,1% in het vierde kwartaal van vorig jaar nog boven de trendgroei ligt. Op basis van de indicator ligt
een verdere afzwakking van de groei gedurende de eerste helft van dit jaar voor de hand. Vanuit prospectief oogpunt is interessant hoe
scherp de huidige terugval zal zijn en hoe lang deze zal aanhouden. Een aanknopingspunt hierbij vormt wellicht het beloop van vorige
conjunctuurcycli, zij het dat het verleden geenszins een garantie geeft voor de toekomst.

Figuur 1. De DNB-conjunctuurindicator
M-vormige conjunctuurcycli
De gemiddelde lengte van een conjunctuurcyclus in de laatste drie decennia bedraagt, volgens de DNB-indicatortechnieken voor de
industriële productie, circa vier jaar waarbij de gemiddelde duur van de neergaande fase die van de opgaande fase overtreft (tabel 1). De
spreiding van lengte en intensiteit van neergaande fasen is evenwel groter dan die van opgaande fasen. Dit hangt samen met het
bekende M-patroon in het conjunctuurbeloop 1, dat zowel in figuur 1 als in tabel 1 duidelijk naar voren komt. De M staat symbool voor
een grote conjunctuurcyclus (de zogenaamde Juglarcyclus), waarbinnen twee kleinere (Kitchin-)cycli onderscheiden kunnen worden. De
Juglarcyclus wordt gedreven door schommelingen in investeringen in vaste activa en duurt als gevolg van vertragingen tijdens de
beslissings- en implementatieperiode ongeveer twee keer zo lang als de Kitchincyclus die samenhangt met schommelingen in
voorraadinvesteringen. De opgaande fase in het begin van de M-cyclus – het begin van de Juglarcyclus -, wordt onderbroken door een
neergaande fase met beperkte intensiteit om vervolgens onder invloed van een nieuwe Kitchincyclus weer aan te trekken. De M-cyclus
eindigt met een neergang waarbij de intensiteit zeer sterk is.

Tabel 1. Conjunctuurcycli sinds 1970

top

dal

lengte
opgang
neergang
maanden

aug 70

mei 72

21

intensiteit
opgang
neergang
standaarddeviaties
-1,4

mrt 74
jun 75
okt 76
dec 77
okt 79
apr 83
feb 85
jun 87
apr 90
jul 93
mrt 95
jul 96
feb 98 – ?
gemiddelde
standaardafwijking

22
16
22
22
34
20
19
22
5,7

15
14
42
28
39
16
25
12

2,4
2,5
2,0
2,1
1,9
2,0
1,3
2,0
0,4

-4,5
-0,8
-3,5
-0,5
-3,4
-0,4
-2,1
1,7

Duur malaise
De Nederlandse economie lijkt zich nu te bevinden aan het begin van een tweede fase van neergang binnen de M-vormige cyclus: er
dient zich een terugval in de productiegroei aan met forse effecten voor het niveau van de industriële productie welke zich gemiddeld
eens in de acht jaar voordoet. Hierbij is op voorhand niet duidelijk of er sprake is van een korte periode waarin de productiegroei ver
beneden de trendgroei ligt of een lange periode waarin de productiegroei zich slechts in bescheiden mate beneden het lange-termijn
gemiddelde bevindt. Het eerste deed zich voor ten tijde van de eerste oliecrisis in 1974/1975. De tweede situatie deed zich zowel in
1979/1983 als in 1989/1993 voor. Getuige de bbp-groeiramingen voor 1999 en 2000 van 2 à 2¼% ligt het laatste ook nu meer voor de hand.
Indien we deze vergelijking doorzetten zou de productiegroei circa veertig maanden na de laatste top, dus grofweg halverwege 2001,
weer boven trendmatig uitkomen

1 Zie J.A. Bikker en L. de Haan, DNB-conjunctuurindicator: een terugblik op vooruitzien, ESB, 12 december 1990, blz. 1188-1192, en R.
Hogenboom en R. Scholten, Het M-vormig conjunctuurverloop, ESB, 29 oktober 1997, blz. 829-830.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur