
Een woning huren brengt kosten met zich mee. Naast de huur gaat het dan ook om kosten voor energie en gemeentelijke en waterschapsbelasting. De (Rijks)belasting op energie blijkt gemiddeld echter de grootste belastingpost.
De figuur laat de gemiddelde bijkomende woonlasten voor een huurder zien. We gaan uit van een huishouden dat bestaat uit drie personen, met een gemiddeld afvalaanbod en energie- en waterverbruik.
In 2025 is een huurder jaarlijks gemiddeld bijna 3.200 euro kwijt aan bijkomende woonlasten. Bijna de helft van dit bedrag bestaat uit belastingen. Belasting op energie (achttien procent) heeft een groter aandeel in de bijkomende woonlasten dan zowel de gemeentelijke belastingen, bestaande uit afvalstoffenheffing en rioolheffing (samen vijftien procent) als de waterschapsbelastingen, bestaande uit ingezetenenheffing en zuiveringsheffing (samen twaalf procent).
Huishoudens in goedkopere huurwoningen (die over het algemeen ook lagere inkomens hebben) betalen bovendien beduidend hogere bedragen aan het Rijk dan hier berekend. Deze woningen zijn immers vaak slecht geïsoleerd waardoor het energieverbruik hoger wordt en daarmee ook de betaalde belastingen. In veel gemeenten en waterschappen kan de aanslag worden kwijtgescholden als het inkomen en vermogen van een huishouden laag genoeg zijn, maar dat is bij de rijksbelastingen niet zo waardoor ze een nog groter aandeel van de bijkomende woonlasten kunnen vormen. Vooral de belasting op energie vormt dus een relatief groot deel van de bijkomende woonlasten van huurders.
Auteurs
Categorieën