mi: C. A. ik> K.am
Begrotingsoverspanning
Naarmate de economische depressie duidelijker vormen aanneemt, zijn de stemmen verstomd die nog ongeveer tien jaar
geleden in koor pleitten voor ,,nulgroei”.
De schoorsteen moet weer roken, lijkt
thans het vrijwel unaniem onderschreven
devies. Het belang van al dan niet ,,selectieve” groei wordt opnieuw algemeen onderkend. Die groei maakt het mogelijk
enerzijds de particuliere koopkracht in
stand te houden of zelfs (mondjesmaat) te
vergroten en anderzijds de collectieve
voorzieningen in stand te houden en wellicht nog wat uit te breiden. De afwezigheid van economische groei leidt daarentegen tot een algemene afbraak van de koopkracht en noopt tot pijnlijke bezuinigingen
op collectief tot stand gebrachte voorzieningen.
Dit aanpassingsproces stuit op veel
maatschappelijke weerstanden. Zowel bij
economisch actieven in de marktsector, bij
ontvangers van inkomensoverdrachten, bij
gebruikers van collectief gefinancierde goederen en niet in de laatste plaats bij werknemers in de kwartaire sector. Consumenten en kwartair personeel zijn gewend geraakt aan hogere uitkeringen en salarissen
en meer dienstverlening. Zij zijn er niet
binnen twee a drie jaar van overtuigd dat
de tijden van weleer voorlopig niet, wellicht nooit meer terugkomen.
De zich aftekenende kloof tussen behoeften en verwachtingen van burgers en kwartair personeel enerzijds en het onvermogen
van de nationale economic om voldoende
groei te genereren anderzijds, veroorzaakt
,,fiscal stress” I). Deze begrotingsoverspanning komt op macro-niveau tot uitdrukking in een hoog opgelopen financieringstekort, debudgettering en de afwenteling van stijgende collectieve lasten op het
aandeel van het overig inkomen. ledere
krantenlezer is dagelijks getuige van stressverschijnselen op w’cro-niveau: protesten
tegen beddenreductie in de gezondheidszorg, onlust naar aanleiding van de nominale bevriezing van ambtenarensalarissen
en uitkeringen, verzet tegen de herstructurering van het orkestenbestel.
Ten gevolge van de bezuinigingen zal het
arbeidsvolume in de kwartaire sector de
komende jaren duidelijk verminderen,
waarmee een abrupte omslag optreedt in
de ontwikkeling van de jaren zeventig toen
de werkgelegenheid in de niet-commercie’le
dienstverlening met rond 300.000 arbeidsjaren toenam 2). De omvang van het rijkspersoneel zal jaarlijks met 2% worden teESB 23-2-1983
ruggebracht 3). Hoewel gedwongen ontslagen niet zijn uitgesloten, dient men zich te
realiseren dat het natuurlijk personeelsverloop aanzienlijk hoger is dan 2% per jaar.
Incidenteel kunnen binnen organisaties
natuurlijk wel knelpunten ontstaan.
De mate waarin dergelijke knelpunten
zullen optreden, is mede afhankelijk van
de wijze waarop ombuigingen op begrotingen en personeelsreducties zullen worden
geimplementeerd. Vermoedelijk zal de leiding van de betrokken departementen de
beoogde personeelsvermindering niet zonder meer effectueren via een ponds-pondsgewijze beperking van de formatie van alle
afdelingen en diensteenheden. Veelal zullen bepaalde prioriteiten worden gesteld.
Welke strategieen staan de leiding van departementen en afzonderlijke afdelingen
ten dienste om de bezuinigingsdans zo goed
mogelijk te ontspringen? Het boek van
Charles Levine over ,,fiscal stress” bevat
hierover instructieve passages, die ik hier
deels reproduceer 4). Ik voeg nog enkele
overwegingen van eigen makelij toe.
In de eerste plaats is het belangrijk dat de
bedreigde afdelifigen nieuwe activiteiten
ontwikkelen, nieuwe doelgroepen ontdekken, de aandacht vestigen op tot nu toe onderbelichte noden en behoeften waarin
dringend moet worden voorzien. In de
geestelijke gezondheidszorg wordt deze
strategic veelvuldig en met succes gehanteerd. De leiding van een afdeling kan er
voorts naar streven ten aanzien van bestaande werkzaamheden een monopoliepositie te verwerven, waardoor men ,,onmisbaar” wordt. In omroepland zijn vergeefse pogingen in deze richting gedaan.
Belangrijk is natuurlijk een uitgavenprogramma zo mogelijk een wettelijke verankering te geven waardoor ,,zo maar” bezuinigen wordt bemoeilijkt. In dit opzicht
staat de sector onderwijs in verhouding
sterk. Het kan lonend zijn via een gerichte
PR-campagne het grote publiek te attenderen op de talrijke nuttige functies die een
afdeling verricht. Soms ligt het voor de
hand om clientengroepen te mobiliseren
(men vergelijkt de koerswijziging van
uitvoeringsorganisaties van de sociale zekerheid) die met kracht protesteren tegen
aantasting van uitkeringen dan wel
voorzieningenniveau. Zoek steun bij
krachtige pressiegroepen of probeer een
meerderheid in de volksvertegenwoordiging te vinden om dreigend onheil af te
wenden.
Als dit allemaal niet helpt en in de beschikbare middelen wordt gesneden, verdient het aanbeveling om eerst te kappen
in essentiele, populaire, goed-zichtbare en
veelgebruikte voorzieningen (b.v. loketambtenaren). Groeiend protest kan de bezuinigingsbui wellicht nog keren, In deze
strategic past soms ook versterkte toepassing van het profijtbeginsel.
Als ook dit allemaal niet helpt en personeelsvermindering onafwendbaar is, komt
het volgende gambiet in aanmerking: ontwikkel symbolische activiteiten om goede
wil te tonen: stel studiecommissies in om
te zoeken naar grotere doelmatigheid bij de
werkzaamheden, maar wijs erop dat degelijfc onderzoek nu eenmaal tijd kost. Stoot
die taken af welke het meest kwetsbaar zijn
voor kritiek van de media en politici.
Vorm voorraden waarop later kan worden
ingeteerd, smeer grote uitgavenposten over
verschillende jaren uit, stel onderhoud uit
en verkoop bezittingen; huur vervangende
bedrijfsmiddelen.
Buit de zwakkeren uit: stel personeel
aan in tijdelijke dienst tegen lagere aanvangssalarissen of een stagevergoeding.
Ontzie personeel met een sterkere
(rechts)positie. Laat bejaarden hun eigen
woning en spaargelden ,,opeten” alvorens
ze op kosten van de bijstand in een oord
worden verzorgd; verruim de regeling pas
als potige bouwvakkers met steun van hun
bond tegen deze regeling in het geweer komen.
Een column biedt onvoldoende ruimte
om uitgebreid op overlevingsstrategieen in
te gaan. Een ding valt bij het voorgaande
op. Ambtelijke afdelingen die willen overleven moeten zich gedragen met de inventiviteit en slagvaardigheid die vanouds de
kenmerken zijn van de entrepreneur. Dit
strookt met bekende leerstukken uit de politieke economie.
Bezuinigingsbeleid
maakt ambtenaren tot ondernemers die het
algemeen belang (nog sterker) ondergeschikt maken aan de belangen van de ,,eigen winkel”. Begrotingsoverspanning
maakt ,,marktkrachten” los. Een van de
bestaansredenen van overheidsoptreden is
marktregulering. De overheid bewaakt de
markt, maar wie zal de bewakers bewaken?
M*.
1) Charles H. Levine, Managing fiscal stress.
The crisis in the public sector, New Jersey, 1980,
biz. 3 e.v.
2) H. de Groot, Regeerakkoord en kwartaire sector: ombuigingen zonderplan?, ESB, 12 januari
1983, biz. 29-31.
3) Nederlandse Staatscourant, 7 februari 1983,
biz. 1.
4) Levine, op. cit., biz. 20-22.
171