Arbeidsverhoudingen
Als de produktie zou worden verricht
in eenmansbedrijven, als alle producenten zelfstandig werkzame mensen
zouden zijn die onderling geen andere
betrekkingen onderhouden dan als elkaars afnemer of leverancier dan wel
als elkaars concurrent, …. dan waren
er geen werkgevers en geen werknemers, geen bazen en geen knechten,
geen vakbonden, geen arbeidsmarkt
en geen arbeidsverhoudingen. Ik zou
niet weten wat er dan nog gedecentraliseerd, geflexibiliseerd en gedereguleerd zou kunnen worden. Integendeel, in die hypothetische situatie lijkt
de enig denkbare ontwikkelingsrichting die naar een produktie in georganiseerd verband, compleet met coordinate en centrale regelgeving en met
verlies aan zelfstandigheid voor de individuele producenten in een vertikaal
gestructureerde arbeidsorganisatie.
In feite is de ontwikkeling ook zo geweest. De reden daarvoor is dat de ontwikkelingslijnen van de produktie samenlopen met die van de vervolmaking van de verdeling van arbeid in
gespecialiseerde deeltaken. Zonder
dat zouden sommige produktieprocessen eenvoudig onmogelijk zijn geweest en zouden andere te veel tijd
hebben gevergd. Vooral de scheiding
van voorbereidend en uitvoerend werk
is een mijlpaal in die geschiedenis. Ze
heeft de weg geeffend voor machinale
produktie, sterke produktiviteitsstijging en welvaartsgroei, tegen de prijs
evenwel van een toenemende behoefte aan centrale regelgeving en verlenging van de hierarchische lijnen ter
oplossing van de beheersingsproblematiek.
Deze geschiedenis van de produktie-organisatie gaat hand in hand met
die van de ontwikkeling van de arbeidsverhoudingen. Deelneming aan
de produktie hield de aanvaarding in
van onderschikking, niet aan de signalen van de markt maar aan de regels
van de organisatie. Zo ontstond het begrip werknemer, iemand die door de
arbeidsmarkt en de produktie-organisatie werd gescheiden van de produktenmarkt, een markt waarvoor hem
geen verantwoordelijkheid werd toebedeeld. De gevoeligheid voor ontwikkelingen op deze markt, de flexibiliteit,
werd een functie van het ontwerp van
detotale produktie-organisatie. Is in de
structuur van die organisatie niet in
flexibiliteit voor zien dan kan dat gebrek niet door flexibiliteit op de arbeidsmarkt worden verholpen.
De hierarchie binnen de bedrijfspoort plant zich gemakkelijk voort tot
ver daarbuiten omdat de zekerheid van
ESB 16-4-1986
gezien als een voortzetting van het
centralisatieproces dat in het hart van
de produktie-organisaties zelf zijn aanvang heeft genomen. Het centrale niveau werkte niet verstarrend, maar
schiep de ruimte die voor verdere ontwikkeling van de produktie-organisatie
nodig was. En zolang het werkte, was
het goed. Maar zo werkt het niet meer.
De efficiencywinst van verdergaande
arbeidsverdeling weegt niet langer op
tegen de kosten van toenemende complexiteit en afnemende flexibiliteit. Zoals men al eerder wist dat machinearbeid niet oneindig deelbaar is, zo
loopt men thans aan tegen het feit dat
ook aan de deelbaarheid van menselijke arbeid grenzen zijn gesteld.
In publikaties over de arbeidsverhoudingen wordt doorgaans veel belangstelling getoond voor de relatieve
(machts)posities van de beleidsmahet bestaan berust op het hebben van kers, overheid, werkgevers(organisaeen baan. Men kan het duidelijk aan de ties) en vakbeweging. Men onderzoekt
student in de eerste fase van het we- het effect van verschuivingen in die potenschappelijk onderwijs zien dat – in sities op de transacties die in het drietegenstellingtotindejarenzestig – de hoeksverkeer door de beleidsmakers
vraagzijde van de arbeidsmarkt nu het worden gesloten. Arbeidsverhoudinterrein beheerst. Niet alleen die stu- gen zijn in die benadering geredudent trouwens, het hele onderwijsaan- ceerd tot machtsverhoudingen op inbod richt zich naar de vraagzijde. Vol- stitutioneel niveau, die van belang zijn
ledig in lijn daarmee is de ontwikkeling
vanwege het feit dat ze de inhoud van
naar vraaggerichte arbeidsbemiddede transacties bepalen. In dat verband
ling van de arbeidsbureaus. Ook hun wordt wel de uitdrukking ‘transactiemarktaandeel hangt af van het dienst- model’ gehanteerd. In aanvulling op
betoon aan de vragers op de arbeids- die benadering zou een grotere bemarkt.
langstelling op zijn plaats zijn voor de
De arbeidsverdeling en de hierarchi- visie dat de ontwikkeling van de arsche vorm van de arbeidsorganisatie
beidsverhoudingen een proces is dat
hebben niet alleen kommer en kwel ge- op micro-niveau in belangrijke mate
bracht, maar ook de huidige welvaart wordt bepaald door veranderingen in
en daarmee de materiele basis voor in- de structurele vormgeving van de prodividuele emancipatie. Omgekeerd duktie-organisatie.
had de ontwikkeling van de produktie-organisatie op basis van arbeidsverdeling niet zo’n hoge vlucht kunnen
nemen zonder de voortgezette welvaartsgroei. Het ontwerp van de organisatie is meer op groeiende dan op
veranderende markten afgestemd. In
aanvulling op de ontwikkelingen binnen het produktieproces zelf was daarom een overheidsbeleid nodig dat de
voorwaarden schiep voor voortgezette
groei en spreiding van de welvaart.
De groei van de collectieve sector,
de ontwikkeling van de sociale zekerheid, de hantering van de macro-produktiviteitsgroei als maatstaf voor de
loonontwikkeling, de bureaucratisering van de beloningsverhoudingen in
systemen van functieclassificatie,
eigenlijk alle regelgeving op centraal
niveau in het driehoeksverkeer van
overheid, werkgevers(organisaties) en
vakbeweging, het kan allemaal worden
P.J. Vos
•371