Ga direct naar de content

Aristoteles en de economie; Over vormen van causaliteit

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 9 1986

Van dogma tot dogma
Zoals het denken van Aristoteles in
de scholastiek van de Middeleeuwen
eerst verwerd tot leer en toen tot dogmatiek, zo verwerd het denken van Hume tot leer en dogmatiek in de ontwikkeling van het positivisme tot hedendaagse scholastiek. Het positivisme
Over vormen van causaliteit
van Hume verhardde zich in een verbintenis met het logicisme, in de ontwikkeling van het logisch positivisme.
Er is een diepgewortelde neiging bij lijks, maar iets verdwazends. En FranVolgens het positivisme hebben alhet verklaren van verschijnselen te cis Bacon had natuurlijk gelijk.
leen elementaire waarnemingen reele
David Hume, de aartsvader van het
volstaan met een enkele oorzaak. Die
betekenis, en moet het veronderstelneiging vormt een obstakel in het den- zogenoemde ‘positivisme’, dat tot kort
len van achterliggende eigenschapken, vooral in de economie. Men geleden de wetenschap en de filosofie pen en processen in de realiteit worneemt een meetbaar begrip dat in de daarvan overheerste en in toenemen- den vermeden. Volgens het logicisme
economie een rol speelt, zoals de geld- de mate op dwaalsporen leidde, be- bestaat wetenschappelijke en filosofihoeveelheid; men constateert dat het steedde meer systematisch aandacht
sche rationaliteit uit het gebruik van
een statistische samenhang vertoont aan het vraagstuk ,,wat is causali- een zo veel en zo streng mogelijk
met van alles en nog wat, en het mone- teit?”. Hij kwam tot de conclusie dat,
geformaliseerde logica. Formalisme
tarisme is geboren met de pretentie bij- objectief gezien, causaliteit niet meer
werd van middel steeds meer doel op
na alles te verklaren. Verschillende is dan een proefondervindelijk gezich zelf. We zien dat overigens ook in
scholen in de economie hebben elk constateerde samenhang van het ene
het gebruik van wiskunde in de econoeen stukje van de legpuzzel, en menen Soort verschijnsel met een ander soort,
mie. Het logicisme richt zich louter op
dat nun stukje het geheel vormt. De die geen enkele zekerheid geeft over de voortplanting van waarheid of onneiging zet zich voort in het beleid. de voortzetting ervan in de toekomst. waarheid als men beweringen transMen werpt zich op de geldhoeveelheid Elk gevoel van noodzakelijkheid of ze- formeert, of de ene bewering uit de anals enige oorzaak, en dus als enig in- kerheid omtrent causaliteit is puur sub- dere herleidt. Als A waar is, is dan B
strument. Of op het overheidstekort, jectief en berust niet op feiten. Het ge- ook waar? Het gaat slechts om de
dat omlaag moet en waaraan al het an- bruik van een causale relatie voor voor- rechtvaardiging van beweringen op
dere ondergeschikt wordt gemaakt. Is spelling, ingenieurswerk of beleidsegrond van veronderstellingen. Hoe
dit een vorm van luiheid, een drang tot valuatie is dus eigenlijk pure waaghalmen komt tot de veronderstellingen,
versimpeling, of zit er meer achter?
zerij. Hume kwam tot deze conclusie
hoe men zich kennis eigen maakt en
Het monocausale denken komt niet op grond van zijn uitgangspunt dat alhoe kennis zich ontwikkelt, doet er niet
uit de lucht vallen. Het heeft een lange leen directe, elementaire indrukken
toe. Ook bedoelingen en doelstellindiepgravende historie. Men moet zich van waarneming reele betekenis heb- gen komen niet aan de orde.
daarvoor verdiepen in de filosofie. Het ben. Ideeen zijn slechts zwakke en onAls ik zeg dat het denken van Hume
belang van de filosofie wordt hier veel- betrouwbare afspiegelingen daarvan, zich verhardde in de ontwikkeling van
al onderschat. De filosofie woekert en als een idee niet door analyse terug- het logisch positivisme, dan bedoel ik
daar waar gedachten wortelen. Het gevoerd kan worden op elementaire dat op twee manieren. Het werd harder
kan veelal het daglicht niet verdragen, waarnemingen moet het terzijde wor- in de zin van ‘sterker’ of ‘steviger’ door
maar bepaalt vaak wel de groei van den gelegd. Wat we direct waarnemen, het gebruik van de steeds subtielere
datgene wat wij later meemaken, en zijn eigenschappen als geur, kleur, apparatuur van de formele logica. Die
wat zich dan afspeelt in het voile licht vorm en textuur. Causaliteit is niet een apparatuur vormt ook een aanwinst
van alledag.
eigenschap die we direct waarnemen, van blijvende waarde. Maar het werd
en vertoont geen onverbiddelijk ver- ook harder in de zin van onaantastbaar
band met direct waarneembare eigen- en intolerant tegenover andere ziensschappen. Derhalve kunnen onderlig- wijzen.
gende causale processen en eigenMaar gedurende de afgelopen 10 a
schappen niet voor vol worden aange20 jaar is een kentering gaande. NieuMiddeleeuwen,
zien. Daarover
komen boven de grond. VeRenaissance en Verlichting drijven, en duspraten is metafysica be- we kiemenniet alleen maar kijken naar
verwerpelijk. We kun- len widen
nen niet meer concluderen dan proef- feiten, maar ook naar achtergronden;
Het denken in de Middeleeuwen ondervindelijke samenhang. Aan- niet alleen hoe het zit, maar ook wat
werd sterk be’invloed door Aristoteles, gezien we slechts kunnen spreken van men ermee wil; niet alleen hoe men
die uitging van een viertal, of mis- causaliteit als er een dergelijke samen- iets bewijst, maar ook hoe men ertoe
schien een vijftal, soorten oorzaken. hang is, en er slechts een soort samen- komt; niet alleen rechtvaardiging,
Op deze verschillende oorzaken kom hang is, namelijk een proefondervin- maar ook ontwikkeling van kennis; niet
ik straks nog terug, maar een ervan delijke samenhang in ruimte en tijd, is alleen analyse, maar ook synthese;
was de zogenoemde ‘finale oorzaak’. er ook maar een soort causaliteit.
niet alleen de bouwstenen, maar ook
Dit sloot goed aan bij het mechani- het geheel.
Die bestaat uit de redenen waarom,
het doel of het eindpunt waartoe een sche wereldbeeld dat inmiddels was
Causaliteit als alleen proefondervinproces zich afspeelt. Dat is een sterk gegroeid vanaf de zeventiende eeuw, delijke samenhang, of alleen een logimensvormig (antropomorf) begrip, dat door het werk van onder andere Des- sche voorwaarde, kan niet voldoen.
in de natuurwetenschappen meestal cartes. De overdracht van beweging Het positivistische beeld van causalislecht past, maar niettemin ook daar door een duw of botsing vormde hierin teit en wetmatigheid leidt tot parauitvoerig werd toegepast. Dit leidde tot het overheersende, en ten slotte het doxen. Een aanvaardbare behandeexcessen van speculatie los van de fei- enige beeld van causaliteit.
ling van causaliteit vergt de erkenning
Zo heeft het idee van een enkelvou- van onderliggende causale processen
ten, die in het verloop van de Renaisdige causaliteit zich ontwikkeld. Het is en causale eigenschappen van dinsance aan de kaak werden gesteld.
Onder andere Francis Bacon fulmi- vervolgens diep geworteld door de lan- gen.
Het past niet in dit artikel om nader in
neerde toen tegen de gedachte van ge aanvaarding ervan in een periode
een finale oorzaak in de natuurweten- waarin veel andere omstandigheden te gaan op de tekortkomingen van het
schap; hij bestempelde het als een en ideeen veranderden, en door het positivisme en de grondslagen van een
succes van de op een mechanised we- andere benadering. Hier stel ik slechts
‘idool’. Daarmee bedoelde hij niet iets
reldbeeld gebaseerde wetenschap.
dat ik mij niet aan het positivisme genastrevenswaardigs of iets aanbidde-

Aristoteles en de economie

ESB 16-4-1983

Sft?

bonden acht; noch in zijn hedendaagse vorm, noch in de vorm die Hume eraan gaf. Als iemand iets te bieden
heeft dat bruikbaar is, moeten we het
gebruiken. Dat geldt voor Hume, en
dat geldt ook voor Aristoteles.

Meervoudige causaliteit
Aristoteles onderscheidde vier soorten oorzaken, namelijk: efficiente, materiele, formele en finale oorzaken. In
plaats van, of als onderdeel van, de formele oorzaak is er bij Aristoteles ook
sprake van een exemplarische oorzaak. Ik zal deze oorzaken toelichten
aan de hand van een voorbeeld dat
meteen ook de relevantie ervan aangeeft voor de economie.
Een meubelmaker (efficiente oorzaak) maakt een stoel (gevolg) van
hout (materiele oorzaak) volgens een
gegeven ontwerp (exemplarische oorzaak), volgens een bepaalde produktietechniek (formele oorzaak) met als
doel (finale oorzaak) om met de verkoop van de stoel een inkomen te
verwerven.
Impliciet of expliciet hebben we in de
economische theorie van produktie te
maken met efficiente oorzaken (arbeid), materiele oorzaken (materiele
grondstoffen, hulp- of tussenprodukten), formele oorzaken (produktie,
technologieen ‘know how’ belichaamd
in machines, of beschikbaar in werkmethoden voor arbeid en management) en finale oorzaken (de doelstellingen van bedrijven of ondernemers,
zoals maximale winst, minimale
kosten, maximale groei, redelijk voldoen aan randvoorwaarden, handhaving van zelfstandigheid enz.). Deze
meervoudige causaliteit staat volgens
de mode van het positivisme misschien niet zo goed, maar het zit de
economie als gegoten.
Deze zienswijze kan dienen om de
zwakheid van het monetarisme te illustreren. Het monetarisme ziet de
geldhoeveelheid als de enige of overheersende oorzaak van uiteenlopende
verschijnselen, zoals inflatie, rentevoet, produktie, werkloosheid en wisselkoersen. Dit geval van enkelvoudige oorzakelijkheid wordt verdedigd op
grond van empirische samenhangen,
in de vorm van statistische correlaties
tussen de geldhoeveelheid en de te
verklaren verschijnselen. Maar hoe
werkt die causaliteit? Volgens welk
proces heeft het effect van de geldhoeveelheid zijn verloop? Het komt mij
voor dat geld niet meer is dan een ‘conditionele’ oorzaak, die een voorwaarde
of een middel verschaft, zodat andere
oorzaken kunnen optreden. Geld is
een middel voor ruil en voor het in voorraad houden van waarde als dekking
tegen onzekerheid. Het kan aldus bijdragen aan causale processen, maar
hoe, en welke andere oorzaken zijn in
het spel?
Als ik pleit voor een beschouwing
van Aristotelische causaliteit in de eco-

nomie, dan bedoel ik niet dat daar strikt
de hand aan moet worden gehouden.
Ik beweer alleen dat het een regelrechte toepassing heeft in produktietheorie. Ook daar moeten misschien nog
andere oorzaken worden toegevoegd,
zoals de causaliteit van marktstructuur
(concentratie, type kopers en verkopers, complexiteit van het produkt, beschikbaarheid van informatie), van
wetten, regelingen en andere vormen
van overheidsbemoeienis. Dat kan een
‘conditioned’ of ‘omgevings’-oorzaak
genoemd worden.
Er is ook een onderscheid gemaakt
tussen ‘intrinsieke’ of ‘in staat stellende’ of ‘constituerende’ voorwaarden
en ‘extrinsieke’ of ‘stimulerende’ voorwaarden. Bij voorbeeld: een chauffeur
(extrinsiek) bedient het besturingsmechanisme van een motor in een auto
(intrinsiek).
Ook wordt wel eens een onderscheid gemaakt tussen ‘nabije’ oorzaken en oorzaken ‘op afstand’. Nabije
oorzaken zijn bij voorbeeld de methoden en middelen waarmee men een
bedrijf beheert, en oorzaken op afstand zijn marktomstandigheden,
toestand van de economie, wetten en
regelingen enz. Er is aldus een overlap
tussen ‘conditionele’ of ‘omgevings’oorzaken, ‘extrinsieke’ oorzaken en
oorzaken ‘op afstand’.
Enkelvoudige causaliteit laat niet of
nauwelijks ruimte voor circulaire
causaliteit of causale wisselwerking.
Maar als we bij oorzakelijkheid denken
aan een onderliggend proces met verschillende soorten oorzaken, kunnen
we ons gemakkelijker een terugkoppeling voorstellen van gevolg naar oorzaak. Bij voorbeeld: als een monopolist
zijn produktie opvoert, kan de prijs ervan dalen, als gevolg waarvan hij kan
besluiten zijn produktie weer te verminderen. Het begrip evenwicht in de
economie is nauwelijks denkbaar zonder circulaire causaliteit. Circulaire
causaliteit komt meer algemeen voor,
omdat de resultaten van daden van
mensen die economisch handelen (efficiente oorzaken) over het algemeen
gevolgen hebben voor de omstandigheden waaronder zij handelen, wat
van invloed kan zijn op hun motieven of
doelstellingen (finale oorzaken), of de
manier waarop zij handelen (formele
oorzaken), of beide.

Ambacht en Industrie
Een van de toepassingen van de hier
besproken opvatting van causaliteit is
een nadere gedachtenbepaling over
verschillende soorten produktie. Zo
kan bij voorbeeld het verschil tussen
ambacht en Industrie misschien als
volgt worden geconceptualiseerd: in
ambachtelijke produktie komen de formele en efficiente oorzaken samen in
een persoon. De wijze waarop de produktie plaatsvindt, maakt deel uit van
zijn kundigheid, zodat de ambachtsman een intrinsieke, in staat stellende
oorzaak is. In industriele produktie is

de formele oorzaak typisch belichaamd in kapitaal, en is arbeid alleen
een extrinsieke efficiente oorzaak, die
alleen de stimulans verschaft voor het
functioneren van de machine. Het
Marxistische begrip van vervreemding
van arbeid kan misschien gezien worden als een afscheiding van de efficiente oorzaak (arbeid) van de formele
en finale oorzaken (methode en doel
van produktie). In (zeer) kleine
zelfstandige bedrijven komen de formele, efficients en finale oorzaken nog
samen in een persoon, familie of partnerschap. Dat maakt dergelijke bedrijven tot een aparte categorie. Vandaar
dat we het midden- en kleinbedrijf
apart beschouwen. De gedachte dat in
ambachtelijke arbeid de formele en efficiente oorzaken worden gebundeld in
een persoon, sluit aan op de gedachte
van Huppes dat in ambachtelijke activiteiten de mens geen verlengstuk is
van de machine, zoals in industriele
activiteiten, maar andersom 1).
Het is voor mij wel de vraag of het samengaan van formele en efficiente
oorzaak in een persoon wel een voldoende typering geeft van ambachtelijkheid. Die voorwaarde geldt namelijk
ook voor de leraar, computerprogrammeur, arts, wetenschapsman, makelaar, jurist en tolk, terwijl wij die nauwelijks ambachtslieden zouden noemen.
Wat deze beroepen gemeen hebben,
is dat zij alle informatie verwerven, verwerken en doorgeven.
Een vraag van toenemend belang is
hoe de causale rol, of het causale type
van informatie gezien moet worden.
Misschien kunnen we zeggen dat die
bestaat uit de transmissie van de formele oorzaak. Informatie wordt dan letterlijk opgevat als ‘in-formatie’: vertellen of uitleggen wat er gaande is, hoe
iets werkt, of hoe iets gedaan moet
worden. Voor sommige beroepen en
bedrijven is het niet alleen onderdeel
van de formele oorzaak, maar is het
ook het produkt (effect), en ook datgene dat wordt verwerkt. Dat laatste
maakt het tot een ‘materiele’ oorzaak,
terwijl informatie immaterieel is. Meer
in het algemeen moeten we dus de
‘materiele’ oorzaak opvatten als ‘datgene wat in het produktieproces wordt
bewerkt’. Dat kan ook immaterieel zijn.
Ambachtelijke arbeid kan dan misschien worden getypeerd als produktie, waarin efficiente en formele oorzaak in een persoon zijn gebundeld, en
waarin de materiele oorzaak inderdaad letterlijk materieel is. Dat sluit de
leraar, computerprogrammeur en dergelijke uit, terwijl er toch een zekere
gelijkenis tot ambacht blijft.

B. Nooteboom
De auteur is directeur onderzoek van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM).

1) T. Huppes, Een nieuw ambachtel/jk elan,
Leiden/Antwerpen, 1985.

Auteur