And the winner is…
Aute ur(s ):
Borghans, L. (auteur)
Hollanders, H. (auteur)
Weel, B., ter (auteur)
Borghans is werkzaam b ij het ROA, Universiteit Maastricht. Hollanders en Ter Weel zijn werkzaam bij het MERIT, Universiteit Maastricht.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4281, pagina 930, 17 november 2000 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
verkiezingen
Ook zonder het principe dat alle kiesmannen naar één kandidaat gaan als die in een staat de meerderheid heeft, zou Bush, bij winst
in Florida, de presidentsverkiezingen hebben gewonnen.
Hoewel economen over het algemeen analyses baseren op marktevenwicht, speelt door de invloed van de politiek op het economisch
leven in de praktijk ook verkiezingsdynamiek een belangrijke rol bij verdelingsvraagstukken 1. Door de nek-aan-nek-race in Florida
hebben de Amerikaanse presidentsverkiezingen vorige week weer laten zien dat deze electorale dynamiek aanmerkelijk minder
stabiel is dan het economisch marktmechanisme. Bij de tellingen zoals die in eerste instantie naar buiten kwamen, zou George W.
Bush president zijn geworden op basis van een minimaal verschil in Florida. Het idee is ontstaan dat de Republikeinen deze (overigens
nu nog betwiste) overwinning te danken hebben aan het curieuze ‘winner takes all’ systeem, waarbij per staat degene die de meeste
stemmen binnenhaalt alle kiesmannen krijgt. Immers, Al Gore verwierf in totaal meer stemmen dan Bush 2. Het kiesmannenstelsel
in de Verenigde Staten wijkt echter ook in een tweetal andere opzichten af van het Nederlandse proportionele systeem. Ten eerste
hebben stemmen in kleine staten meer gewicht dan stemmen in grote staten. Ten tweede leidt een lage opkomst in een staat niet tot
minder kiesmannen voor die staat. Uit een analyse van de stemuitslagen blijkt dat Bush bij de aanvankelijke tellingen ook zou winnen
bij een stemprocedure zonder het ‘winner takes all’ principe. Alleen als de Amerikanen de overwaardering van kleine staten af zouden
schaffen, zou Gore, met of zonder ‘winner takes all’, de overwinning hebben gepakt.
In dit artikel zullen we laten zien hoe de specifieke eigenschappen van het Amerikaanse verkiezingssysteem de uitslag hebben bepaald.
Verder laten we zien dat de invloed op de verkiezingsuitslag van een derde kandidaat, Ralph Nader, groot is geweest.
Het Amerikaanse systeem
Het Amerikaanse verkiezingssysteem is vanuit de Nederlandse optiek moeilijk te bevatten. Na alle consternatie van de afgelopen week is
het voor iedereen inmiddels duidelijk dat in de VS sprake is van 538 kiesmannen die een tussenstap vormen in het verkiezingsproces. De
reactie op de verwarring bij de 43ste presidentsverkiezingen is dan ook vaak dat dit archaïsche kiesmannensysteem op de helling moet.
Zolang kiezers weten op welke presidentskandidaat kiesmannen zullen stemmen, is er op zich echter weinig mis met kiesmannen. De
problemen ontstaan veeleer door de wijze waarop kiesmannen worden gekozen.
Het systeem werkt als volgt. In elk van de vijftig staten en het kiesdistrict Washington D.C. kan een aantal kiesmannen worden gekozen.
Dit aantal is gelijk aan het aantal parlementsleden dat de betreffende staat heeft in het Congres en de Senaat. Doordat het aantal
congresleden per staat is gekoppeld aan de bevolkingsomvang, maar elke staat ongeacht zijn omvang twee senatoren heeft, hebben
kleine staten relatief meer kiesmannen dan grote staten. Een stem in een kleine staat telt daardoor zwaarder dan een stem in een grote
staat: het gewicht van een stem in Wyoming is 3,9 maal groter dan in Florida 3. Daarnaast staat het aantal kiesmannen bij voorbaat vast.
Of alle kiesgerechtigden in een staat naar de stembus gaan of dat slechts een enkeling de gang naar de stembus maakt, heeft hierop geen
invloed. De consequentie is dat in staten met een lage opkomst de stemmen van degenen die wel gaan kiezen zwaarder wegen. Door de
lage opkomst weegt een stem in Arizona hierdoor 1,8 maal zwaarder dan in Minnesota. Het derde verschil met de Nederlandse aanpak is
dat er in de VS sprake is van een districtenstelsel. Het aantal kiesmannen per presidentskandidaat hangt niet proportioneel af van de
stemmen voor de verschillende kandidaten; degene met de meeste stemmen in een staat krijgt alle kiesmannen 4. In staten waarin Bush
net iets meer stemmen krijgt gaan dus niet bijvoorbeeld dertien kiesmannen voor de Republikeinen en twaalf voor de Democraten op pad
naar het Electoral College op 18 december, maar worden 25 Republikeinse kiesmannen afgevaardigd: ‘winner takes all’.
Verkiezingsuitslag
Puur op basis van het aantal uitgebrachte stemmen zou, zoals bekend, Gore de verkiezingen hebben gewonnen. De Amerikanen noemen
deze uitslag de ‘popular vote’. tabel 1 laat zien dat in dit geval de verhouding tussen het aantal stemmen voor Bush en Gore 0,9939 zou
zijn geweest: een nipte overwinning voor Gore derhalve. Als we er echter rekening mee houden dat in het Amerikaanse systeem stemmen
in kleine staten zwaarder wegen, dan slaat de uitslag om (1,0078) 5. Gore blijkt het iets beter te doen in staten met een lagere opkomst.
Hoewel Gore dus baat heeft bij het feit dat een lagere opkomst in een staat niet tot minder stemmen leidt (de ratio Bush-Gore zou door
alleen deze aanpassing uitkomen op 0,9902 in plaats van 0,9939), zou dit effect niet genoeg zijn om de uitslag, als gevolg van het kleinestaten-effect, weer in zijn voordeel terug te laten keren. Met zowel het kleine-staten-effect als het opkomsteffect zou Bush gewonnen
hebben met een verhouding van 1,0025.
Tabel 1. Van Nederland naar de VS: de uitkomsten van verschillende kiesstelsels. Per situatie vermeldt de tabel de
hypothetische winnaar en de stemmenverhouding tussen Bush en Gore
weging
systeem
proportioneel
‘winner takes all’
Nederlandse stelsel zonder weging
Gore
0,9939
inclusief kleine-staten-effect(exclusief opkomsteffect) Bush
1,0078
inclusief opkomsteffect(exclusief kleine-staten-effect) Gore
0,9902
Amerikaanse systeem
Bush
1,0025
Gore
0,9807
Bush
1,0110
Gore
0,9823
Bush
1,0150
Ook bij het ‘winner takes all’ systeem blijkt echter dat Gore zou hebben gewonnen als de stemmen in alle staten een gelijk gewicht zouden
krijgen en kleine staten dus niet overgewaardeerd zouden worden. Als Gore Florida door hertellingen of juridische procedures nog net
binnen weet te halen, slaat de balans overigens volledig om en zou hij ongeacht de precieze weging van stemmen altijd de verkiezingen
winnen. ‘Winner takes all’ leidt dus vooral tot een grote instabiliteit en onvoorspelbaarheid van de uitslag 6. Dit maakt uiteraard de
televisie-avond een stuk interessanter, maar lijkt vanuit een democratisch perspectief ongewenst. Belangrijk is echter dat de ‘winner takes
all’-uitslag, waarbij Bush alle kiesmannen in Florida bemachtigt, bij deze verkiezingen juist wel redelijk overeenkomt met de uitslag die zou
hebben geresulteerd als de kiesmannen per staat proportioneel zouden zijn verdeeld. De omstreden winst van Bush komt dus voort uit
de zwaardere invloed die kiezers in kleinere staten hebben.
Ralph Nader
Naast de Florida-affaire heeft ook de aanwezigheid van de groene partij van Nader grote invloed op de uitslag gehad. Hoewel Nader in
totaal slechts 2,6 procent van de stemmen behaalde, is zijn aandeel in de verkiezingen door het geringe verschil tussen Bush en Gore
essentieel. In het politieke spectrum is Nader links van de Democraten te vinden en derhalve een bron van potentieel stemmenverlies
voor Gore. Het kiessysteem in de VS dwingt kiezers in feite om zich strategisch te gedragen en bij voorbaat al kandidaten met mindere
kansen buiten beschouwing te laten. In de meeste landen met presidentsverkiezingen heeft men daarom een systeem met twee rondes
(bijvoorbeeld Frankrijk en Servië). Als geen kandidaat bij de eerste ronde de absolute meerderheid behaalt, wordt een tweede ronde
georganiseerd, waarbij alleen de twee kandidaten die in de eerste ronde de meeste stemmen haalden nog meedoen. Om het effect van
Nader en de overige kandidaten te meten, maken we de aannemelijke veronderstelling dat in een tweede ronde het aantal stemmen op de
partij van Nader naar Gore zou zijn gegaan en de stemmen op de partijen rechts van de Republikeinen (onder andere Pat Buchanan) naar
Bush zouden zijn gegaan 7.
In het ‘winner takes all’-regime met twee rondes gaan per staat waar geen absolute meerderheid voor een bepaalde kandidaat is behaald
de kiesmannen opnieuw stemmen. In het geval van een proportioneel systeem is het bepalend of één kandidaat in het hele land de
absolute meerderheid heeft behaald. Zowel in een proportioneel systeem als in de ‘winner takes all’-situatie zien we dat Gore na een
tweede ronde wint (zie tabel 2). In het geval van een proportioneel systeem is de overwinning van Gore duidelijk, maar in het ‘winner
takes all’-regime is de overwinning spectaculair te noemen. Dit wordt veroorzaakt doordat Gore nu de overwinning in twee door Bush
gewonnen staten naar zich toe trekt, te weten Florida en New Hampshire.
Tabel 2. Uitslagen bij invoering van een tweede ronde. Per situatie vermeldt de tabel de hypothetische winnaar en de
stemmenverhouding tussen Bush en Gore
weging
Nederlandse stelsel zonder weging
systeem
proportioneel
‘winner takes all’
Gore
0,9620
inclusief kleine-staten-effect (exclusief opkomsteffect) Gore
0,9705
inclusief opkomsteffect (exclusief kleine-staten-effect) Gore
0,9589
Amerikaanse systeem
Gore
0,9699
Gore
0,7562
Gore
0,8047
Gore
0,7672
Gore
0,8176
Tenslotte
De meest opmerkelijke bevinding van dit betoog is dat de winst van Bush niet te danken is aan het ‘winner takes all’-systeem, maar door
het feit dat de stemmen in de kleine staten van de VS relatief zwaar tellen. Verder kunnen relatief onbelangrijke kandidaten een grote
invloed hebben op de uitslag. De introductie van een tweede ronde zou hier uitkomst kunnen bieden. Het grote nadeel van deze aanpak
is dat alle kiezers nogmaals naar de stembus moeten en het hele circus opnieuw moet beginnen. Juist het kiesmannensysteem zou hier
een mooi alternatief voor zijn. Als kiesmannen proportioneel worden gekozen zouden zij de tweede ronde voor hun rekening kunnen
nemen en namens de kiezers kunnen bepalen welke van de overgebleven kandidaten het meest past bij de uitgangspunten van de
kandidaat die zij oorspronkelijk vertegenwoordigden. In elk geval blijkt dat ook zonder stagiaires de Amerikaanse politiek de gemiddelde
tv-kijker op het puntje van zijn stoel weet te houden
1 Zie voor recente analyses op dit gebied S.B. Blomberg en J.E. Harrington, A theory of rigid extremists and flexible moderates with an
application to the U.S. Congress, American Economic Review, 2000, blz. 605-620 en M.R. Garfinkel en J. Lee, Political influence and the
dynamic consistency of policy, American Economic Review, 2000, blz. 649-666.
2 Het is drie keer eerder in de Amerikaanse geschiedenis voorgekomen dat één kandidaat de ‘popular vote’ heeft gewonnen, terwijl de
andere kandidaat het merendeel van de kiesmannen achter zijn naam schreef. Dit gebeurde in 1824 (Adams versus Jackson), 1876 (Hayes
versus Tilden) en 1888 (Harrison versus Cleveland).
3 Wyoming heeft 3 kiesmannen op 352.795 stemgerechtigden en Florida heeft 25 kiesmannen op 11.541.366 stemgerechtigden.
4 Maine en Nebraska hebben een afwijkend systeem waardoor het in principe mogelijk is dat zij kiesmannen van beide partijen
afvaardigen. Dit jaar is dat echter niet het geval.
5 Het ‘winner takes all’ principe heeft in het verleden vaak tot een vertekening in de resultaten geleid. Bij de verkiezingen in 1980 kreeg
Ronald Reagan 51 procent van de stemmen tegenover Jimmy Carter 41 procent. In kiesmannen kreeg Reagan echter maar liefst 91 procent
van de stemmen en Carter slechts 9 procent. In 1960 behaalde John F. Kennedy slechts 119 duizend stemmen (minder dan 0,2
procentpunt) meer dan Richard Nixon. In kiesmannen was de overwinning voor Kennedy, 56,4 tegenover 40,8 procent.
6 In plaats dat iedere stem een gelijk gewicht heeft, is het gewicht van elke stem nu gelijk aan het aantal kiesmannen gedeeld door het
aantal stemgerechtigden in een staat.
7 Het feit dat uiteindelijk slechts 2,6 procent van de stemmen naar Nader is gegaan, terwijl de peilingen hem eerder nog zo’n vijf procent
gaven, lijkt erop te wijzen dat een aanzienlijk deel van zijn-aanhang om strategische redenen inderdaad niet op Nader heeft gestemd.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)
Auteurs
Categorieën