Ga direct naar de content

Aan de vriend van Paul de Grauwe

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 5 1985

laatst beschikbare gegevens. Hoe zou uw
grafiek eruit zien als ook die informatie in
uw ,,analyse” zou worden betrokken?
In figuur 1 heb ik de eerste vraag beantwoord: de landen zijn gerangschikt naar de
hoogte van de sociale uitgaven als percentage van het bruto binnenlands produkt
(gecorrigeerd voor de uitgaven t.b.v. werkloosheid). Dat geeft niet zo’n mooi verband te zien als uw grafiek doet vermoeden: er zijn nogal wat landen met relatief
hoge procentuele sociale uitgaven en relatief lage werkloosheid en vice versa. In elk
geval zijn de landen niet gerangschikt naar
hoogte van het werkloosheidspercentage
als men ze rangschikt naar de hoogte van
de sociale uitgaven.

Ingezonden I

Aan de vriend van
Paul de Grauwe
DRS. C. DE NEUBOURG

Geachte heer,
Bij deze wil ik u feliciteren met het feit
dat u erin geslaagd bent een professor in de
economic dermate met uw ideee’n te imponeren dat hij zijn verwarring in een wetenschappelijk tijdschrift aan zijn vakbroeders meent te moeten voorleggen. De opmerkingen dat professor De Grauwe u
wantrouwt en dat hij niet helemaal van uw
gelijk overtuigd is, moet u daarbij niet te
zwaar laten wegen, aangezien zij in beide
gevallen niet door steekhoudende argumenten worden ondersteund. Paul de
Grauwe wantrouwt u omdat u een voorliefde heeft voor het visuele effect; dit is
een vreemde reden om mensen te wantrouwen aangezien grafieken en afbeeldingen
vaak erg informatief kunnen zijn, en ik op
zich geen argumenten tegen het gebruik ervan zou kunnen formuleren.
De professor in de economic is niet overtuigd van de juistheid van de causaliteit die
u veronderstelt, omdat u niet de nodige
standaardfouten en Durban-Watson-toetsen bij uw grafiek geeft. Dit is natuurlijk
niet ter zake doend, aangezien het aantal
waarnemingen in uw geval dermate gering
is dat standaardfouten geen betekenis hebben; u en ik weten natuurlijk dat DurbanWatson-toetsen daarenboven alleen voor
tijdreeksgegevens van belang zijn en het
uitrekenen ervan in het geval van uw grafiek geen zin zou hebben. Ondanks het feit
dat er op grond van de redenen die door
professor De Grauwe worden aangevoerd,
dus geen redenen zijn om uw succes te laten
overschaduwen, rijzen er toch enkele vragen bij het lezen van uw theorie, waarin een
direct positief verband tussen het aandeel
van de sociale uitgaven en de hoogte van
het werkloosheidspercentage wordt bepleit
(zoals ze door De Grauwe is weergegeven).
Ik heb getracht om als econoom en met
behulp van dezelfde instrumenten die u gebruikt, de vragen zelf te beantwoorden. Ik
zou het waarderen als u de tijd zou vinden
om mijn antwoorden van commentaar te
voorzien. Voor zover ik niet verkeerd ben
gemformeerd, telt de OESO 23 lidstaten;
in uw grafiek worden er maar vij f getoond.
Hoe zou het eigenlijk met de andere lidstaten zitten? Het onderzoek waaruit u uw gegevens m.b.t. de sociale uitgaven haalt,
heeft daarnaast op verscheidene jaren betrekking: bovendien verschilt het werkloosheidspercentage in 1984 met dat van de
ESB 12-6-1985

Figuur I. Satiate uilgaven tin procenlen van het bbp. 198If en
Iderde kwariaall9S4/

Verenigd Koninkrijk

Canada

[____] Sociale uilga

Figuur 3. Sociale uilgaven (in procemen van net bbp, 1981) en vferkloosheidspercenlo^e
Ijanuari 19851

585

In figuur 2 heb ik de tweede vraag beantwoord: de cijfers voor 1970 laten een ander
beeld zien: de werkloosheid in lerland, de
Verenigde Staten en Canada springt er
plots zo uit. In figuur 3 heb ik de derde

vraag beantwoord, gebruik makend van
dezelfde cijfers als u m.b.t. de sociale uit-

gaven 1981 en van de meest recente internationaal vergelijkbare werkloosheidscijfers (verstrekt door het Amerikaanse Bureau of Labor Statistics).
Geachte heer Vriend van Paul de Grauwe, ik zou het waarderen als u mij kon uitleggen hoe uw theorie op de door mij gepresenteerde gegevens kan worden toege-

past. Ten slotte blijf ik nog met twee minder belangrijke vragen zitten. Ten eerste,
zou u het met me eens zijn dat uw methode

van het verstrekken van halve informatie
meer past bij de werkwijze van een ideo-

loog die demagogic verkiest boven informatie en analyse, dan bij die van een econoom? Ten tweede, hoe bent u erin
geslaagd prof. dr. De Grauwe zo te imponeren dat hij uw theorie aan zijn vakgeno-

ten voorlegt? Uw antwoord tegemoetziend, teken ik,
hoogachtend,
Chris de Neubourg

Auteur