Ga direct naar de content

Informatie en onzekerheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 5 1985

Informatie en onzekerheid
Eens was de dollar een rots in de branding van het Internationale handels- en kapitaalverkeer. Nu danst hij op en neer
als een mug op een warme zomeravond. Dat komt niet alleen
omdat het stelsel van vaste wisselkoersen in 1971 moest worden losgelaten, want lange tijd daarna konden de dagelijkse
koersschommelingen nog in tienden van centen worden gemeten. Pas sinds enkele jaren zijn de fluctuaties veel heviger
geworden en is het niet ongewoon dat de koers van de dollar
met verscheidene centen per dag stijgt of daalt. Als Volcker
(eind februari) zegt dat de centrale banken misschien iets aan
de hoge dollar moeten doen duikt de koers met vijftien cent
naar beneden. Een paar dagen later is hij weer hersteld. Als
de orderontvangst voor duurzame consumptiegoederen in de
VS (eind mei) met 0,2% blijkt te zijn afgenomen terwijl de
markt een stijging had verwacht, brokkelt er in de kortste keren een stuiver van de koers af. Het kleinste nieuwtje dat als
een goed of een slecht teken wordt uitgelegd, heeft onevenredige gevolgen voor het koersverloop van de dollar. De handel
is buitengewoon nerveus geworden. De valutarisico’s voor
het internationale handelsverkeer zijn dienovereenkomstig
toegenomen. Wat is er op de valutamarkten veranderd?
In de eerste plaats is de aard van het internationale financiele verkeer in de afgelopen tien jaar sterk gewijzigd. Vroeger kocht iemand dollars omdat hij Amerikaanse produkten
had gei’mporteerd die hij moest betalen. Nu koopt hij dollars
omdat de Amerikaanse economie goede vooruitzichten
biedt. Het beleggings- en speculatiemotief zijn in het internationale kapitaalverkeer belangrijker geworden dan het transactiemotief. In zijn nieuwe boek The world’s money wijst
Michael Moffit er op dat de financiele transacties in de wereld vijf keer zo omvangrijk zijn geworden als de ree’le transacties van goederen en diensten 1). De oude opvatting dat de
wisselkoers van twee valuta’s het verschil in koopkracht tussen beide geldeenheden weerspiegelt (de koopkrachtpariteitstheorie) is daardoor als verklaring voor de koersontwikkeling achterhaald. Beleggingsmotieven hebben de overhand
gekregen. Zoals Bomhoff, Den Haan en Koedijk in dit blad
hebben beschreven, wordt volgens de nieuwste inzichten de
wisselkoers beschouwd als de prijs van een financieel duurzaam goed die op een efficiente markt tot stand komt 2). Dit
betekent dat alle informatie die voor de waarde van het verhandelde object van belang wordt geacht plus alle verwachtingen die in de markt leven en de risico’s die men incalculeert, in de actuele koers verdisconteerd zijn. Slechts nieuwe
informatie, waarop door de markt niet is geanticipeerd, kan
de koers doen stijgen of doen dalen.
De tweede verandering is dat de informatiemaatschappij
haar intrede heeft gedaan. Dagelijks wordt een gigantische
hoeveelheid informatie over onze hoofden uitgestort. De
moderne communicatietechnieken zorgen er voor dat die informatie op hetzelfde moment dat zij wordt geproduceerd,
over de hele wereld bekend is. Die geweldige informatiestroom wordt overal nauwlettend in de gaten gehouden,
want men wil onmiddellijk kunnen reageren als er nieuws is
dat op de waarde van de financiele activa van invloed zou
kunnen zijn. Dus als er iets gebeurt dat door de markt van belang wordt geacht voor de waarde van de dollar, duikelt men
over elkaar heen om dollars te kopen of te verkopen, want
niemand wil achter het net vissen. Een paar jaar geleden ging
op Wall Street het gerucht dat er een aanslag op president
Reagan was gepleegd. Ogenblikkelijk kelderde de dollar in
waarde. Even later werd het gerucht als vals ontzenuwd en
kon de koers zich herstellen. Maar er waren reeds aanzienlijke vermogens van eigenaar verwisseld. Het was een incident,
maar het illustreert hoe gevoelig de markt is voor onbestemde informatie. Het gaat er helemaal niet meer om of bepaalde
informatie ree’le betekenis heeft, het gaat er om hoe de markt

ESB 12-6-1985

reageert en of men er tijdig bij is om zijn positie veilig te stellen. En als een groot aantal marktpartijen op uniforme wijze
handelt, is een forse koersbeweging het gevolg.
Wie had gedacht dat meer informatie tot meer zekerheid
en betere beslissingen zou leiden, zit er wat de financiele
markten betreft dus naast. De overhaaste reactie waarmee de
markt op elk nieuwsfeit reageert, brengt op de internationale
wisselmarkten juist onzekerheid en instabiliteit teweeg. De
president van de Deutsche Bundesbank Karl Otto Pohl heeft
onlangs op een perslunch zijn ernstige bezorgdheid hierover
uitgesproken. Hij vergeleek de introductie van de nieuwe
communicatietechnieken in het financiele verkeer met de
komst van de verbrandingsmotor en de auto in het wegverkeer. Het wegverkeer werd daardoor vele malen sneller en
chaotischer, maar er ontstonden ook regels en een infrastructuur waardoor het verkeer in goede banen kon worden geleid. In het finan cie’le verkeer is dit nog niet het geval. Daar
kan de ongelimiteerde informatiestroom de markt gemakkelijk uit haar evenwicht brengen. Dit maakt het voor monetaire autoriteiten buitengewoon moeilijk om de waarde van de
geldeenheid te reguleren en monetaire verstoringen te voorkomen. Volgens Pohl zou de aangeboden informatie zorgvuldiger moeten worden geanalyseerd en geselecteerd om
chaos te voorkomen. Concrete suggesties voor financiele
verkeersregels deed hij echter niet en het is ook niet eenvoudig voor te stellen wat die regels zouden moeten inhouden.
Niet alleen de monetaire autoriteiten ondervinden hinder
van de sterke wisselkoersschommelingen, ook de buitenlandse handel en de buitenlandse investeringen worden er door
getroffen. De Federal Reserve Bank van New York heeft berekend dat de Amerikaanse export in de periode 1977-1981
14% hoger en de import 8% hoger had kunnen zijn als er
vaste wisselkoersen waren geweest. De Duitse in- en uitvoer
zouden resp. 3 en 2% hoger zijn geweest. Dat scheelt voor
beide landen al gauw een procent economische groei. De toegenomen wisselkoersonzekerheid is dus niet alleen een monetair fenomeen, er zijn ook hoge ree’le kosten aan verbonden.
Vanzelfsprekend zoekt de markt naar mogelijkheden om
de onzekerheden te beperken en de risico’s te spreiden. De
opkomst van nieuwe financiele instrumenten als valutaopties moet in dat licht worden bezien. Maar het ligt voor de
hand dat men ook omziet naar alternatieven voor de dollar
als internationaal reken- en betaalmiddel. De hoge vlucht die
het gebruik van de Europese Ecu de laatste tijd neemt zal
daar voor een deel mee samenhangen. Er zijn echter nog verschillende institutionele belemmeringen die een volwaardige
rol van de Ecu als internationale valuta in de weg staan.
Maar ook al zou de Ecu de rol van de dollar voor een deel
kunnen overnemen en al te grillige koersbewegingen kunnen
matigen, het blijft een probleem dat informatie sneller kan
worden geproduceerd dan verwerkt en dat dit instabiliteit in
het economische verkeer veroorzaakt. Dat blijkt heel duidelijk op financiele markten, maar kan in toenemende mate
ook voor andere markten gaan gelden. Het is een van de
nieuwe problemen waarvoor de informatiemaatschappij ons
stelt en waarmee we nog moeten leren omgaan.
L. van der Geest

1) Michael Moffit, The world’s money, Simon & Schuster Inc., New
York, 1985.
2) E.J. Bomhoff, W.J. den Haan en C.G. Koedijk, Hoe (on)evenwichtig
is de dollar?, ESB, 17 april 1985.

561

Auteur