.
1Jaargang 100 (4706S) 26 maart 2015
Ten geleide
W
erk maakt je gelukkiger.
Werk maakt je gezonder.
Werk geeft je een sociaal
houvast. Werk geeft je financiële ruimte.
Kortom, werk is goed voor elk. Daarom
willen we graag dat iedereen kan partici-
peren, kan meedoen in deze samenleving.
En natuurlijk, macro-economisch komt
het ook nog beter uit als mensen niet in
een uitkering blijven hangen, maar zo snel
als maar kan aan het werk komen.
Mensen begeleiden naar werk is veel
moeilijker dan mensen aan een uitke –
ring helpen. Een uitkering geven kan
iedereen. Maar welke methode hanteer
je om mensen aan het werk te krijgen?
Training , scholing , een financiële prik –
kel, een sanctie, matching met een werk –
gever, coaching ? Zijn er vele wegen die
naar Rome leiden, of is het ene instru –
ment veel effectiever dan het andere? Is
dit een beleidsvraag of een uitvoerings-
vraag ? Het is natuurlijk allebei. Het is een beleidskeuze om in het
systeem een financiële prikkel in te bouwen, of om geld voor re-
integratie ter beschikking te stellen. Het is aan de uitvoering om
de goede instrumentkeuze te maken. Voor beleid én uitvoering is
het daarom uiterst relevant om te weten wat werkt en wat niet.
Die relevantie is niet nieuw, maar veel kennis over wat werkt en
niet werkt is wel nieuw. Dat is eigenlijk wel verbazing wekkend.
Kijk eens naar het ontzag wekkende aantal beleidswijzigingen in
het sociale domein in de afgelopen decennia. De bedoeling van
een participatief stelsel zat er altijd wel in, en toch oogt het spoor
van veranderingen nogal grillig. In de uitvoering wordt vaak meer
vertrouwd op persoonlijke ervaring en het sturen op aantallen ac-
tiviteiten, dan op gerichte inzet van methodes waarvan de effec-
tiviteit is bewezen.
Gelukkig is het beeld de laatste jaren aan het kantelen gebracht.
Uitvoerders moeten zich verdedigen tegen een tomeloze bezui-
nigingsdrift en zoeken naar argumenten om het bestaan van een
activerende uitvoering te rechtvaardigen. Vanuit het beleidsveld
wordt meer en meer prioriteit gegeven aan evidence based werken,
en wordt de uitvoering daarop bevraagd, ook om met schaarse
middelen een maximaal resultaat te kunnen bereiken. De weten -schap voelt zich uitgedaagd om evidence
te creëren, mogelijkerwijs vanuit een
zekere verlegenheid met het gebrekkige
niveau van kennis op het gebied van ef-
fectief handelen, maar ook vanuit de uit –
daging die nieuwe onderzoeksmethodes
en experimenten bieden om praktisch
hanteerbare kennis te genereren.
Er komt dus meer en meer kennis be –
schikbaar. Het is inmiddels mogelijk
om een programma van ‘vakmanschap’
te draaien, in een samenwerkingsver –
band van het Ministerie van SZW en
Divosa, de vereniging van directeuren
van sociale diensten in Nederland. Het
is inmiddels mogelijk om het gesprek
aan te gaan met het onderwijsveld, om
methodisch handelen centraal te stel –
len in de opleiding van begeleiders in
het sociale domein. Er is een brede be –
hoefte aan zowel de beleidskant als de
uitvoeringskant om kennis een podium
te geven en vraaggericht verder te verdiepen. Daar is het Kennis-
platform Werk en Inkomen succesvol mee bezig. Samen met de
gemeenten en UWV ontwikkelt SZW een nieuw vraaggestuurd
kennisprogramma. Mooie ontwikkelingen allemaal.
Het dossier dat voor u ligt, presenteert een stuk kennisontwikke –
ling. Met dank aan UWV, dat hiermee het belang ervan markeert.
Het geeft echter geen beeld van louter successen. Het laat zien dat
verkorting van de WW-duur tot snellere participatie leidt, maar
soms wel ten koste van het behoud van het eerder behaalde loon –
niveau. Het laat ook zien dat het adagium ‘werk maakt je gezon –
der’ niet in alle omstandigheden opgaat. Een harde financiële af-
rekening kan ook tot minder welzijn voor een betrokkene leiden.
Dat vraagt er, denk ik, om dat de betrokkene persoonlijk goed
wordt gevolgd. Niet helemaal nieuw, maar daarom niet minder
belangrijk is de constatering dat goedbedoelde re-integratie-tra –
jecten lang niet altijd effectief zijn. Korte programma’s werken
beter dan lange. Lange trajecten geven mensen immers vooral het
gevoel dat ze nog niet aan het werk hoeven.
Allemaal nuttige kennis. Waarvan ik hoop dat deze een plek
krijgt in de verdere ontwikkeling van beleid en uitvoering in het
sociale domein.
BERNARD TER HAAR
Directeur-generaal participatie en
inkomenswaarborg bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ten geleide ESB