Ga direct naar de content

Geen crisisgevoel, geen crisis!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 14 2004

Geen crisisgevoel, geen crisis!
Aute ur(s ):
Rooij, M.C.J. van (auteur)
Deze rub riek wordt maandelijks samengesteld door Rob ert-Paul Berb en, Ronald Bosman, Maarten van Rooij (auteur)
en Ad Stokman van de Nederlandsche Bank. m.c.j.van.rooij@dnb .nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4433, pagina 236, 14 mei 2004 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):

De Nederlandse economie lijkt uit het conjuncturele dal te komen. De referentiereeks dateert het dieptepunt vooralsnog op december
vorig jaar en de voorlopende indicator laat voor de nabije toekomst een voorzichtig doorzettend herstel zien (figuur 1). Daarmee lijkt een
einde te komen aan een periode van economische neergang die door de krimp van het bbp-volume vergelijkbaar is met de economische
crisis van begin jaren tachtig. In vergelijking met die periode is er echter in mindere mate sprake van een breed gedragen crisisgevoel. Het
cpb ging onlangs op zoek naar een verklaring voor het achterwege blijven daarvan. De robuuste prijsontwikkeling op de woningmarkt
lijkt hierbij een van de factoren van belang te zijn (cep, 2004, blz. 22).

Figuur 1. Dnb-conjunctuurindicator, gestandaardiseerde afwijkingen t.o.v. de trend
Economische ellende valt mee..
Een andere manier om naar het gevoel van economisch onbehagen te kijken is de ‘misery-index’ van Arthur Okun. Deze luchtige maatstaf
voor macro-economische misère volgt uit de optelling van twee belangrijke macro-economische grootheden, te weten het inflatie- en het
werkloosheidspercentage. Het belang van beide grootheden voor de macro-economie staat buiten kijf, maar ook bezien vanuit
microperspectief zijn beide relevant, omdat ze direct raken aan de belevingswereld van consumenten1. De relevantie van de factor
baanzekerheid is evident. De negatieve associaties die de inflatieontwikkeling bij de invoering van de chartale euro in 2002 opriep, zijn
illustratief voor het belang dat aan inflatie wordt gehecht. De ellende-index voor Nederland maakt in één oogopslag duidelijk dat de
situatie, wanneer deze wordt gemeten naar inflatie en werkloosheid, nu aanmerkelijk gunstiger is dan in het begin van de jaren tachtig
(figuur 2). Ook het gevoel van malaise tijdens het beperktere conjuncturele dal van begin jaren negentig wordt nu volgens deze index
niet bereikt. Zowel de inflatie als de werkloosheid bevindt zich momenteel op een verhoudingsgewijs laag niveau. Wel stijgt de ellendeindex licht, als gevolg van de stijgende werkloosheid. Het ontbreken van een crisisgevoel kan dus mede worden verklaard doordat de
inflatie onder controle is en doordat de werkloosheid weliswaar stijgt, maar nog niet in de buurt van eerdere pieken komt.

Figuur 2. Ellende-index voor Nederland, in procenten

… en trendontwikk eling is gunstig
De hierboven gepresenteerde index is een populair instrument zonder onderbouwing van de gebruikte gewichten of de niet-opgenomen
variabelen zoals koopkracht, woningprijzen, aandelenkoersen en overheidsfinanciën. Tegen de achtergrond van de discussies over de
arbeidsparticipatie, de vergrijzing en de betaalbaarheid van de pensioenen is het interessant de ellende-index te berekenen op basis van
een breder werkloosheidsbegrip (figuur 2)2. In deze context is het breedste, relevante begrip van economische (in)activiteit het
percentage mensen van 15 tot en met 64 jaar zonder een betaalde baan. Sinds 1970 is het aantal mensen zonder betaalde baan in deze
leeftijdscategorie gestegen tot bijna 50 procent begin jaren tachtig en vervolgens geleidelijk afgenomen tot 30 à 35 procent. Dit betekent
dat nu tegenover iedere twee werkenden één persoon tussen 15 en 64 jaar zonder betaalde baan staat, vergeleken met twee personen
zonder betaalde baan zo’n twintig jaar geleden. Tegen deze achtergrond is het nauwelijks verrassend dat het crisisgevoel momenteel
minder urgent is dan twintig jaar geleden.
Perspectief
De brede maatstaf voor economische inactiviteit is momenteel weliswaar licht stijgende, maar met het aantrekken van de economie zal de
neerwaartse trend zich ongetwijfeld voortzetten. De arbeidsparticipatie van 55-plussers en vrouwen neemt al jarenlang spectaculair toe,
maar biedt zeker bij 55-plussers nog voldoende ruimte voor het doorzetten van deze trend. Ten aanzien van de ontwikkeling van het
aantal werklozen op korte termijn is het beeld minder gunstig: op zijn vroegst wordt voor 2006 een afname verwacht.

1 Deze gevoelsinterpretatie van de ‘ellende-index’ heeft wel als beperking dat de vergelijking tussen twee tijdsgewrichten wordt
bemoeilijkt door veranderingen in het referentiekader van consumenten.
2 Dit is reeds gesuggereerd door A.P.D. Gruijters en J.A. Smulders in Dertien kabinetten, twaalf ongelukken?, ESB, 17 april 1998, blz. 323328.

Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur