Ga direct naar de content

Stabiliseert concurrentie de bankensector?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 5 2004

Stabiliseert concurrentie de bankensector?
Aute ur(s ):
Bergeijk, P. van (auteur)
De auteur werkt b ij de NMa en is verbonden aan het ocfeb.
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4428, pagina 117, 5 maart 2004 (datum)
Rubrie k :
Bankw ezen
Tre fw oord(e n):
vakliteratuur

Decennialang gold het adagium “De monopolist is de vriend van de centrale bankier”. Deze onder beleidsmakers in Den Haag bekende
zegswijze verwees knipogend naar een wel eens vermoede Amsterdamse aversie tegen concurrentie. Voor zo’n preferentie hoefden
overigens zeker geen platvloerse overwegingen te gelden, zoals het gegeven dat het eenvoudiger is vertrouwde boeken en bekende
bankbestuurders te controleren dan te beoordelen of toetreders voldoen aan prudentiële eisen. Ook de theorie suggereerde namelijk dat
dit wijs beleid kon zijn.
Banken die bovennormale winsten plukken, zouden prudenter opereren daar ze meer te verliezen hebben. Concurrerende banken kunnen
immers alleen hun ‘normale winst’ verliezen, maar als er expliciete of impliciete collusie is dan maakt de resulterende excessieve winst de
vergunning het bankbedrijf te mogen uitoefenen tot iets cools dat je niet kwijt wilt raken. Aldus wordt de bankier extra geprikkeld op te
passen dat hij niet failliet gaat. Bijkomend effect van gebrekkige concurrentie is dat er minder risicovolle activiteiten behoeven te worden
ontplooid om toch een mooi rendement te scoren1. Als aldus geen deconfitures plaatsvinden, bestaan de alternatieve opbrengsten van
gebrekkige concurrentie volgens dit paradigma uit de voorkómen kosten van een reddingsoperatie en de impliciete bijdrage aan
systeemstabiliteit. Vandaar de voorkeur voor beperking van de concurrentie: het vrij algemene belang van systeemstabiliteit werd
bovengeschikt bevonden aan het specifiekere belang dat de Nederlandse economie heeft bij gezonde marktwerking en concurrentie in de
financiële sector2.
Concurrentie
Zoals aan alles uit het kartelparadijs komt ook aan deze misvatting een eind. Steeds duidelijker wordt dat concentratie,
conglomeraatvorming en kartellering in de financieel-economische sector bedreigingen vormen voor de stabiliteit van het bankwezen3.
Aan Michael Porter danken beleidmakers het inzicht dat gezonde concurrentieverhoudingen op de thuismarkt de basis zijn van
competitief voordeel dat de doorslaggevende sleutel tot succes en overleven is op iedere globaliserende markt, dus ook op de geld- en
kapitaalmarkten. Het is een illusie dat onze banken uiteindelijk internationaal tot de topspelers zullen behoren indien
concurrentieverhoudingen op de Nederlandse markt verstoord blijven. Bovendien is op de steeds verder integrerende Europese markt
straks voor subtoppers geen plaats meer4.
Nieuwe inzichten
Ook in de theorievorming worden toenemend vraagtekens geplaatst bij de preferentie voor een relatief gering aantal (vooral grote)
banken die ook internationaal (bijvoorbeeld bij het concentratietoezicht van de fed) waarneembaar is. In een recent imfonderzoeksmemorandum zetten Boyd en DeNicoló de bijl aan de theoretische wortels van het oude paradigma5. Zij analyseren twee
elementaire risicoprikkels die in de analyse ontbraken en daardoor tot verkeerde beleidskeuzen hebben geleid. De eerste omissie is de
invloed van concurrentie op de kosten die banken moeten maken bij het afhandelen van faillissementen. Indien een klant van een bank
failliet gaat, is er natuurlijk altijd het verlies van de oninbaar geworden vordering. Hierbij speelt de marktstructuur in de financiële sector
geen rol. Dit is anders bij de kosten om het faillissement af te handelen, zoals voor verificatie en van de onderhandelingen met houders
van concurrerende claims. Deze kosten nemen toe naarmate er meer banken zijn en prikkelen banken daarom tot terughoudendheid. Ergo:
een minder geconcentreerde markt dwingt grotere stabiliteit af.
De tweede omissie in de oude theorie is volgens Boyd en DeNicoló dat gefocust wordt op deposito’s (geringere spaaropbrengst) terwijl
verminderde concurrentie uit de aard der zaak de prijsstelling aan beide kanten van de bankbalans beïnvloedt (sparen levert de
consument minder op en lenen wordt duurder)6. Dit is relevant omdat duurder lenen het faillissementsrisico van de klant exogeen
verhoogt (diens kosten stijgen immers) en daarenboven de clientèle endogeen prikkelt tot het entameren van risicovollere projecten
(moral hazard). Het in de oude benadering vooronderstelde prudentere gedrag van banken wordt in de nieuwe theorie meer dan
gecompenseerd door toenemende waaghalzerij van hun klanten. De imf-economen laten zien dat de kans op een deconfiture in de
bankensector voor relevante parameterwaarden ondubbelzinnig toeneemt als de concurrentie afneemt.
Ook de empirie biedt een genuanceerdere visie op de samenhang tussen financiele stabiliteit en concurrentie. Onderzoek laat een uvormig verband zien tussen concentratie en het risico op een financiële crisis7. In een gefragmenteerde markt is dat risico hoog. Uit het
onderzoek blijkt dat concentratie ook te ver kan doorschieten. Bovendien blijken naast de concentratiemaatstaf nog twee variabelen

significant te zijn: crises zijn minder waarschijnlijk naarmate er minder wet- en regelgeving is die beperkingen aan concurrentie tussen
banken oplegt en naarmate instituties concurrentie stimuleren. Vrees voor concurrentie is, kortom, een slechte raadgever in het toezicht
op de financiële stabiliteit.

1 Vergelijk N. Cetorelli, Life-cycle dynamics in industrial sectors: the role of banking market structure, Federal Reserve Bank of
Chicago Working Paper nr. 26, 2002, die empirisch aantoont dat het MKB moeilijker kan lenen naarmate de financiële sector minder
concurrereert.
2 Zie Monitor Financiële Sector (NMa, Den Haag, 2003), voor het belang van gezonde concurrentie en een overzicht van internationale
en nationale empirische wetenschappelijke studies naar de Nederlandse bancaire sector.
3 G. DeNicólo e.a., Bank consolidation, internationalization, and conglomeration: trends and implications for financial risk, IMF Working
Paper WP 03/158. Een dwarsdoorsnedeonderzoek voor negentig landen laat in de tweede helft van de jaren negentig een significant
positief effect zien tussen systeemrisico en concentratie.
4 C. Gjersem, Financial market integration in the Euro area, OECD Working Paper nr. 368, Parijs, 2003.
5 J.H. Boyd en G. de Nicoló, Bank risk taking and competition revisited, IMF Working Paper WP 02/114, Washington, 2003.
6 S. Corvoisier en R. Gropp (Bank concentration and retail interest rates, ECB Working Paper nr. 7, Frankfurt, 2001) berekenen dat de te
ver doorgeschoten Nederlandse concentratie de klant bij lenen en sparen een procentpunt rente kost.
7 T. Beck e.a., Bank concentration and crises, MIMEO, World Bank, 2003.

Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur