reactie
Naschrift op: Van ouderenparticipatie naar -allocatie
I
n zijn reactie op de studie van het CPB
‘Rethinking Retirement’ en het navolgende
ESB-artikel (Euwals et al., 2009a, 2009b)
plaatst Harrie Verbon kanttekeningen bij een
van de conclusies uit het rapport, namelijk dat de
lonen van ouderen te hoog zouden zijn (Verbon,
2009). Hij twijfelt eraan of de lonen van ouderen
uitstijgen boven hun productiviteit, en vraagt zich
bovendien af of er niet belangrijke verschillen
bestaan tussen verschillende categorieën ouderen.
Waarom zijn oudere werkzoekenden kansloos op de
arbeidsmarkt? Verschillende onderzoekers wierpen
deze vraag al in de jaren tachtig op. Sindsdien zijn
we veel wijzer geworden, maar ook is duidelijk dat
nog lang niet alle onderliggende vragen definitief
zijn beantwoord. Zo heeft in de VS een jarenlange
discussie gewoed over de precieze relevantie van
specifiek menselijk kapitaal, en is de empirische
onderbouwing van Lazear’s agency-theorie nog altijd
magertjes te noemen. Nederland loopt bovendien
achter op andere landen voor wat betreft het empirische onderzoek naar lonen over de levensloop.
Dat neemt niet weg dat we een aantal interessante
inzichten kunnen ontlenen aan de internationale
empirische literatuur. Zo tonen vele studies aan dat
de theorie van specifiek menselijk kapitaal niet de
enige reden kan zijn waarom oudere werkzoekenden
niet meer aan de bak komen. Hiermee wordt feitelijk
aangetoond dat de lonen van ouderen hun productiviteit ontstijgen.
Empirisch onderzoek is echter niet nodig om in te
zien dat de huidige Nederlandse instituties relatief
hoge lonen van oudere werknemers bevorderen
(Teulings, 2009). Oudere werknemers hebben meer
ontslagbescherming dan jongeren, en hebben langer
recht op een WW-uitkering. Los van de vraag in
hoeverre dit terecht is, leidt dit tot hogere lonen voor
ouderen. Een relatief hoge ontslagbescherming voor
ouderen betekent dat de marginale arbeidsvraag van
werkgevers vooral betrekking heeft op jongeren. Een
fenomeen dat op dit moment van de kredietcrisis
goed zichtbaar is: jongeren vliegen er als eerste
uit. De arbeidsvraag van bedrijven is dus minder
elastisch met betrekking tot ouderen. Omdat oudere
werknemers dit weten kunnen zij een hoger loon
eisen. Voorts impliceert de langere WW-duur van
ouderen een hoger reserveringsloon.
Internationale vergelijking levert weliswaar geen
harde bewijzen, maar werpt wel belangrijke vragen
op. Zijn er goede redenen te bedenken waarom de
loonprofielen in Nederland steiler zouden moeten
zijn dan in Scandinavië? Feit is dat zowel de arbeidsmobiliteit als de baanvindkansen van oudere werklozen in Nederland zeer laag zijn in internationaal
opzicht. Enquêtes onder Nederlandse werkgevers
laten zien dat een vergrijzend werknemersbestand
leidt tot hogere loonkosten, maar niet tot een hogere
productiviteit (tabel 1). Ook deze cijfers zijn weliswaar geen snoeihard bewijs, maar vormen op zijn
minst een belangrijke indicatie. Er bestaan, kortom,
niet te negeren aanwijzingen voor een discrepantie
tussen loon en productiviteit van de gemiddelde
oudere werknemer. Verbon merkt daarbij overigens
terecht op dat niet alle oudere werknemers voldoen
aan dit beeld. De heterogeniteit onder ouderen is
relatief groot omdat zij gedurende hun levensloop
veel meer onverwachte schokken te verwerken
hebben gekregen dan jongeren. Het verschil tussen
loon en productiviteit is bovendien sterk afhankelijk
van het beroep.
Bijna iedereen is er inmiddels wel van overtuigd dat
de arbeidsmarkt voor ouderen niet goed functioneert.
De maatschappelijke schade is groot, en neemt
verder toe met de vergrijzing. Rethinking Retirement
formuleert de meest waarschijnlijke diagnose voor
de arbeidsmarkt voor ouderen op basis van zowel de
meest recente economische literatuur als van nationale en internationale gegevens. Dat laat onverlet dat
aanvullend onderzoek meer dan welkom is. In hoofdstuk 8 van de studie worden hiervoor suggesties
gedaan.
Literatuur
Dalen, H. van, S. Ederveen en K. Henkens (2008) De productiviteit van de oudere werknemer. ESB, 93(4545), 631–633.
Tabel 1
Verwachte gevolgen van vergrijzend personeelsbestand, enquête onder werkgevers in 2005 (in procenten).
(Zeer) onwaarschijnlijk
Neutraal
(Zeer) waarschijnlijk
Daniel van Vuuren
Afdelingshoofd Sociale
Zekerheid bij het Centraal
Planbureau
380
ESB
Bron: Van Dalen et al., 2008
Hogere
loonsom
6
17
76
Hogere
p
 roductiviteit
52
42
7
Euwals, R., R. de Mooij en D. van Vuuren (2009a) Rethinking
Retirement. CPB Speciale Publicatie nr. 80, Den Haag: Centraal
Planbureau.
Euwals, R., R. de Mooij en D. van Vuuren (2009b) Van ouderenparticipatie naar -allocatie. ESB, 94 (4559), 262–265.
Teulings, C. (2009) Earnings profiles, employment protection, and
the labour market for older workers. Paper voor Netspar jaarlijkse
conferentie ‘Rethinking retirement’, Den Haag, 23/24 april
2009.
Verbon, H. (2009) Reactie op: Van ouderenparticipatie naar
-allocatie. ESB, 94 (4561), 347–348.
De redactie behoudt zich het recht voor inzending voor de rubriek reactie te wijzigen, in te korten, aan te passen of
te redigeren ten behoeve van de leesbaarheid en argumentatie.
94(4562) 12 juni 2009
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.