statistiek
Internationaal
Joost Baeten en Mark Bezemer (Ministerie van Financiën)
Voedselprijzen
Internationale voedselprijzen zijn sinds hun dieptepunt in 2001 geleidelijk gestegen en zijn vanaf eind 2006 snel opgelopen. De figuur illustreert dit voor een
aantal belangrijke voedselprijzen. De dollardepreciatie overklaart slechts een deel
van de prijsstijgingen. De verschillende voedselsoorten laten een soortgelijke
prijsontwikkeling zien, doordat het substituten voor elkaar zijn en doordat dezelfde
inputs nodig zijn om de verschillende gewassen te verbouwen. Omdat er geen
consensus bestaat over welke bijdrage verschillende factoren hebben geleverd aan
de stijging van voedselprijzen, wordt er hier alleen gekeken naar welke factoren
een rol hebben gespeeld, zonder aandacht te besteden aan de relatieve bijdragen.
De relevante factoren kunnen worden opgesplitst in vraag- en aanbodfactoren.
De belangrijkste ontwikkelingen aan de vraagkant zijn de toegenomen vraag naar
voedsel in opkomende economieën en het toegenomen gebruik van biobrandstoffen. Biobrandstoffen spelen ook aan de aanbodkant een rol, omdat voor biobrandstof gebruikte gewassen die niet geschikt zijn voor consumptie, om grond concurreren met andere gewassen die wel geconsumeerd kunnen worden. Een andere
belangrijke aanbodfactor is de gestegen olieprijs en de daarmee samenhangende
prijsstijgingen van kunstmest, die uit aardgas geproduceerd wordt. Ook is er
de afgelopen decennia door de lage voedselprijzen te weinig geïnvesteerd in de
agrarische sector, waardoor de productiviteit niet voldoende is gestegen. Doordat
voedselvoorraden de afgelopen jaren kleiner zijn geworden, reageren prijzen
boven ien extremer op schokken. Incidentele factoren, zoals extreme weersomd
standigheden in grote voedselproducerende landen, hebben ook een rol gespeeld
bij de recente prijsstijgingen. Vervolgens hebben de oplopende voedselprijzen
sommige voedselexporterende landen ertoe gebracht
om exportbeperkingen op te leggen. Dit drukt de
binnenlandse voedselprijs in deze landen, maar zorgt
er ook voor dat de internationale voedselprijs oploopt
en dat een aanbodreactie uitblijft. Omdat de prijsstijgingen veelal veroorzaakt worden door structurele
factoren, wordt er aangenomen dat de hoge voedselprijzen dit en volgend jaar aanhouden. Daarna zullen
aanbodreacties en beleidswijzigingen naar verwachting leiden tot geleidelijke prijsdalingen.
Wereldmarktprijzen (2000=100, in dollars).
500
450
400
350
300
250
200
150
100
50
0
Sep-06
Jan-07
Mais
Mei-07
Sep-07
Graan
Jan-08
Soja
Mei-08
Witte rijst
Bron: Goldman Sachs en Reuters, 2008
Monetaire Zaken
Neergaande conjunctuur zichtbaar op arbeidsmarkt
Het ziet ernaar uit dat de conjuncturele top is gepasseerd. Het lagere groeicijfer
voor het bbp van 0,4% in het eerste kwartaal van 2008 (na een groei van 1,5%
in het eerste kwartaal van 2007, wijst op een conjunctuuromslag. Exclusief de
bouwnijverheid kwam de Nederlandse economie in het eerste kwartaal zelfs geheel tot stilstand. Ook op de arbeidsmarkt wordt de neergaande conjunctuurfase
langzaam zichtbaar, hoewel de krapte momenteel nog steeds groot is.
De eerste tekenen van een conjuncturele omslag waren er al medio vorig jaar. De
werkgelegenheidsgroei daalde na het tweede kwartaal van 2007 en het aantal
vacatures is in het derde kwartaal van vorig jaar een piek gepasseerd. Inmiddels
blijkt de neergaande ontwikkeling op de arbeidsmarkt zich door te zetten in
2008. Het aantal openstaande vacatures is sinds de piek in het derde kwartaal
van 2007 gedaald van 253.000 tot 242.000 in het eerste kwartaal van 2008.
Tevens blijkt uit het aantal ontstane en vervulde vacatures dat de dynamiek op
de arbeidsmarkt voor het eerst in vier jaar is afgenomen, wat ook een indicator
is voor een afzwakkende arbeidsmarkt. De werkgelegenheid neemt momenteel
nog wel toe, maar de groei is inmiddels teruggelopen van 2,6% ten opzichte van
een jaar eerder in het tweede kwartaal van 2007 tot 2,1% in het eerste kwartaal
van 2008. Daarnaast lijkt de daling in de werkloosheid langzaam tot stilstand te
komen.
Terwijl de arbeidsmarkt tekenen van afzwakking vertoont, trekt de loonstijging
momenteel juist flink aan. De loonontwikkeling reageert dan ook doorgaans
traag op de veranderende conjunctuur. De afgelopen tijd zijn relatief veel nieuwe
cao´s afgesloten, waardoor de krappe arbeidsmarkt zich nu vertaalt in een forse
versnelling van de contractloonstijging. De contractloonstijging is in de eerste
helft van dit jaar met meer dan een procentpunt opgelopen. In december vorig
464
ESB
93(4540) 25 juli 2008
Guido Schotten (DNB)
Lichte afzwakking arbeidsmarkt (Linkeras: %-mutaties, jaar op jaar. Rechteras: in duizenden).
5
350
4
300
3
250
2
200
1
150
0
100
-1
50
-2
0
’01
’02
’03
’04
’05
’06
’07
’08
Vacatures seizoenvrij, schaal rechts
Werkgelegenheid
Cao lonen per uur (incl. bijzondere beloningen)
Bron: CBS
jaar lag de contractloonstijging inclusief bijzondere
beloningen nog op 2,3% ten opzichte van het jaar
ervoor, inmiddels is deze gestegen tot 3,5% in juni
2008. De versnelling van de loonstijging draagt bij
aan een onder invloed van stijgende voedsel- en
energieprijzen toch al snel oplopende inflatie. Een
wat minder gespannen arbeidsmarkt heeft dan ook
niet uitsluitend nadelen: indien de loonstijgingen
hierdoor enigszins getemperd worden, is dat gunstig
voor de inflatieontwikkeling.
Financiële Markten
Sander Hoek (FDA)
Yieldcurve in eurozone blijft vlak
De inflatie is in het afgelopen jaar flink versneld.
Volgens de veel gehanteerde vuistregel dat beleggers een premie eisen voor het afstaan van kapitaal,
als compensatie voor de waarde-uitholling van hun
belegging als gevolg van inflatie, zou dit tot een
danige stijging van de kapitaalmarktrentetarieven
hebben moeten leiden. Renteontwikkelingen over
het afgelopen jaar vertonen weliswaar een grote
volatiliteit, maar laten per saldo zeker geen scherpe
Yieldcurve eurozone.
5,0
4.5
4,0
3.5
3,0
0
5
10
15
20
25
30
Looptijd in jaren
29-Jun-07
17-Mar-08
10-Jul-08
rentestijgingen zien. Deels hing dit samen met de crisis op financiële markten,
wat leidde tot een vlucht van kapitaal naar beleggingen die wat meer zekerheid
bieden, zoals obligaties. Dit stuwde obligatiekoersen omhoog en daarmee de kapitaalmarktrente omlaag. De combinatie van een crisis in de financiële sector en
de inflatiedreiging heeft tot flinke schommelingen op rentemarkten geleid. Aan
het begin van de crisis, nu ongeveer een jaar geleden, was sprake van een vrij
vlak beloop van de yieldcurve. De yieldcurve voor overheidsleningen brengt de
marktrentes van leningen met een verschillende looptijd op een bepaald moment
in beeld. Het vlakke beloop brengt tot uitdrukking dat beleggers niet veel hogere
premies eisen voor het verschaffen van kapitaal voor een wat langere termijn.
Ongetwijfeld speelt hierbij een rol dat in mondiaal opzicht nog altijd sprake is
van een ruim aanbod van besparingen, ofwel van te beleggen middelen.
In de eerste maanden van dit jaar kreeg de yieldcurve tijdelijk in een uitzonderlijk snel tempo een flink steiler verloop, wat werd veroorzaakt door de grote paniek op financiële markten en de hieruit voortvloeiende grote vraag naar relatief
veilige overheidsobligaties. Deze vraag sloeg vooral neer in het minder rentegevoelige maar zeer liquide korte segment van de yieldcurve, wat korte rentes – tijdelijk – omlaag duwde. Intussen is de inflatie verder opgelopen. Echter, ondanks
dat hoge grondstoffenprijzen veel maatschappelijke beroering brachten, reageren
obligatiebeleggers nogal lauw. De ECB heeft, ondanks dat de financiële crisis
banken het leven uitermate moeilijk maakt en dat de economische vooruitzichten
duidelijk somberder worden, het aangedurfd de rente te verhogen. Dit draagt bij
aan het vertrouwen van beleggers over de toekomstige inflatie, en verklaart mede
het opnieuw vlakke beloop van de yieldcurve.
Bron: FDA
Iwan Bos (ACLE, Universiteit van Amsterdam)
Prijs en kosten van baarsfilet, 1987-1989 (gemiddelde
prijs per week in dollars per pond).
Bron: Abrantes-Metz, R.M., L.M. Froeb, J.F. Geweke en C.T.
Taylor (2006) A variance screen for collusion. International
Journal of Industrial Organization, 24(3), 467–486.
Over het gebruik van economische
theorie bij het opsporen van kartels
De laatste jaren is er een groeiende interesse voor
het gebruik van economische theorie bij het actief
opsporen van kartels. Economische detectiemethoden hebben als belangrijk voordeel dat wordt uitgegaan van het resultaat van de kartelovereenkomst.
Zo kunnen slimme bedrijven vaak relatief eenvoudig
een kartelafspraak verborgen houden, maar de
Economie en Samenleving
uitkomst, bijvoorbeeld een substantiële prijsstijging, is zichtbaar. De uitdaging
voor iedere economische detectietechniek is om op basis van observeerbare
gegevens te bepalen hoe waarschijnlijk het is dat bedrijven de Mededingingswet
overtreden. Abrantes-Metz et al. (2006) is een voorbeeld van een detectietest
die gebaseerd is op het prijsgedrag van ondernemingen. De kernhypothese luidt
dat onder een kartelregime de prijsstabiliteit significant hoger is, omdat het in
de regel moeilijk is voor een kartel om de prijs doorlopend aan te passen aan
veranderende omstandigheden in de markt. Gecombineerd met de gemiddeld
hoge kartelprijs betekent dit dat kartelleden gekenmerkt worden door een relatief
lage coëfficiënt van variatie (de standaarddeviatie gedeeld door het gemiddelde).
De auteurs illustreren de detectietest aan de hand van een kartelafspraak tussen Amerikaanse visverwerkingsbedrijven over de prijs van baarsfilet in de jaren
tachtig. Het kartel viel uiteen in 1988 en prijs- en kostendata zijn beschikbaar
voor de periode 1987–1989. De grafiek geeft het prijs- en kostenverloop voor
de kartelperiode en de periode waarin werd geconcurreerd. Na het uiteenvallen
van het kartel is de gemiddelde prijs met 16% gedaald, terwijl de standaarddeviatie met meer dan 260% is gestegen. Dit correspondeert logischerwijs met
een significante stijging van de coëfficiënt van variatie (332%). Weliswaar zijn
in de betreffende periode ook de gemiddelde kosten en de variatie in kosten
gestegen, maar dit is zeker niet toereikend om de sterk toegenomen prijsvariatie
te verklaren. Voor een effectieve toepassing van deze en andere economische
detectiemethoden is het wel van belang te weten hoe de competitieve situatie in
een bepaalde markt eruitziet. Dit is niet altijd eenvoudig te bepalen. Een potentieel alternatief is om soortgelijke markten als uitgangspunt te nemen of, onder de
aanname dat niet alle ondernemingen deelnemen in het kartel, het gedrag van
bedrijven onderling te vergelijken.
ESB
93(4540) 25 juli 2008
465
Auteurs
Categorieën