Ga direct naar de content

Vorstelijk beloond

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 25 2008

column

Henriëtte Prast

Vorstelijk beloond
Op 29 april 2004 schreef ik in Het Financieele
Dagblad een column die begon met de volgende zin:
“Na de salarissen van topbestuurders worden inmiddels ook die van ministers vergeleken met buitenlandse collega’s. Wie weet gebeurt binnenkort hetzelfde met de financiële vergoeding voor koningen en
koninginnen.â€
Het heeft vier jaar geduurd, maar nu is het dan zover.
De discussie over de kosten van ons koningshuis is
eerder dit jaar los gebarsten, en dankzij onderzoek uit
België is er sinds kort de internationale vergelijking,
met als uitkomst dat, voor zover de cijfers kloppen
en vergelijkbaar zijn, ons Koningshuis na dat van de
Windsors het duurste is.
De vraag die ik in die column van vier jaar geleden
probeerde te beantwoorden was deze: waar zou de
beloning van een koningshuis eigenlijk van af moeten
hangen?
Voor ondernemingsbestuurders geldt dat zij in het
algemeen meer verdienen naarmate de onderneming
groter is, de winsten omvangrijker zijn, en het afbreukrisico toeneemt. Hoe meer werknemers en omzet, des
te meer verantwoordelijkheid draagt de bestuurder.
Dat mag beloond worden, en dat kan ook, want hoe
groter de onderneming en de omzet, des te groter het
f
­inanciële draagvlak.
Er is per definitie geen arbeidsmarkt voor gekroonde
hoofden. Maar naar analogie van topmannen in het
bedrijfsleven is het niet zo gek om te kijken naar de
omvang van het land en naar de verantwoordelijkheid en het afbreukrisico van de monarch, waarbij die
overigens met elkaar samenhangen. Kortom, de kosten
van de koning zouden idealiter afhangen van het aantal
onderdanen, het nationaal inkomen, en de impliciete
functieomschrijving van de monarch. Het aantal inwoners en het inkomen per hoofd van de bevolking laten
zich eenvoudig meten.
Maar een vorst die aan het hoofd staat van een land
met interne conflicten heeft een relatief zware taak,
want hij of zij moet er voor iedereen zijn. Ook de vorst
van een land waarin de kans op natuur- en terreurrampen groter is heeft het moeilijker. Verder zouden
vorsten met alleen een ceremoniële rol minder hoog
beloond moeten worden. Ook zou, geheel in lijn met
de mode in het bedrijfsleven, een variabele beloningscomponent op zijn plaats kunnen zijn. Diana bood de
Britten waar voor hun belastinggeld door haar zichtbare
glamour gecombineerd met de vele bezoeken aan ziekenhuizen, daklozencentra, bejaardenhuizen en blijfvan-mijn-lijfcentra. Toen zij in de perceptie van het volk

slecht behandeld werd, vroegen de Britten zich dan ook
ineens af wat de andere leden van het Koninklijk Huis
eigenlijk voor de kost deden, en kwamen er ranglijstjes
van het aantal werkbezoeken per vorstelijk persoon.
Wat zou dit alles betekenen voor de optimale beloningsranglijst van de Europese vorstenhuizen, en
hoe verhoudt die zich tot de werkelijke ranking? Dat
hangt uiteraard af van de gewichten die we aan elk
van de ­ eloningscriteria geven. Maar hoe dan ook
b
zou Elisabeth II verreweg het hoogst beloond moeten
w
­ orden. Zij heeft naast het Verenigd Koninkrijk ook
Canada en Australië onder haar hoede, en dan is er
ook nog de IRA die het leven er niet gemakkelijker op
maakt. Juan Carlos zou vermoedelijk op grote afstand
als tweede eindigen. Spanje is een groot land, en
heeft bovendien de Baskische terreurbeweging ETA.
De Belgische koning Albert zou een goede derde zijn,
want zijn land is klein, maar zijn taak is zwaar, met de
tweetaligheid en de Vlamingen en Walen die moeilijk
bij elkaar te houden zijn, zie de recente kabinetscrisis.
Denemarken, Luxemburg, Monaco en Liechtenstein
zouden een plekje in de staart moeten krijgen, en voor
de Oranjes ligt een plaats te midden van Noorwegen en
Zweden voor de hand.
Tot zover de optimale ranking. Hoe zien de feiten er
uit? Als we de uitgelekte cijfers van het nog niet gepubliceerde vergelijkende onderzoek van de Belgische
hoogleraar Herman Matthijs mogen geloven, hebben de
Windsors de eerste, en de prinsen van Liechtenstein de
laatste plek die ze verdienen, worden de Spaanse Juan
Carlos en zijn familieleden onderbetaald, en zijn we
met de Oranjes veel te duur uit. Dat vraagt om nader
economisch onderzoek.

ESB

93(4540) 25 juli 2008

463

Auteur