innovatie
Meer concurrentie prikkelt niet
alleen innovatie detailhandel
De toename van de arbeidsproductiviteit in de Nederlandse
detailhandel blijft de laatste tijd sterk achter bij die van de
VS. Recent onderzoek naar deze Nederlandse bedrijfstak
toont aan dat meer concurrentie kan zorgen voor meer
innovatie en hogere productiviteit.
D
Harold Creusen,
Björn Vroomen en
Henry van der Wiel
Mederwerkers van het CPB
314
ESB 18
e groei van de arbeidsproductiviteit in de
Nederlandse detailhandel blijft al enige
tijd achter bij die van de VS en de vraag
dringt zich op waarom. Het lijkt erop dat
de VS als een haas over Nederland is gesprongen.
In 1995 lag het arbeidsproductiviteitsniveau van
de Nederlandse detailhandel nog ruim tien procent
boven dat van de VS; inmiddels ligt het niveau er
ruim twintig procent onder. (Timmer et al., 2005).
Ook andere Amerikaanse sectoren hebben een
inhaalslag gemaakt of zijn Nederland voorbij gestreefd. Dit kon wellicht deels doordat het voor de
VS gemakkelijk was een achterstand in te halen door
imitatie van bestaande technologieën (CPB, 2006).
Daarnaast nam de arbeidsproductiviteit tijdelijk sterker toe, omdat de VS beduidend meer in ICT heeft
geïnvesteerd dan Nederland, ook in de detailhandel
(Van der Wiel en Van Leeuwen, 2006).
Er zijn ook meer bedrijfstakspecifieke verschillen die de achterblijvende productiviteitsgroei van
de Nederlandse detailhandel kunnen verklaren.
McKinsey & Company merkte tien jaar geleden al
op dat de prestaties van onze detailhandel achterbleven door te weinig concurrentie en te weinig
innovatie (McKinsey & Company, 1997). Tien jaar
later gelden deze redenen nog steeds volgens een
recent verschenen rapport van dit zelfde consultantsbureau (McKinsey & Company, 2007). De
Nederlandse detailhandel staat niet alleen. Dit beeld
is ook gevonden voor de gehele Europese Unie (EU)
door McGuckin et al. (2005). Zij geven aan dat de
matige productiviteitsgroei van de detailhandel in
de EU onder andere te wijten is aan trage adoptie
van nieuwe ICT-technieken (scannerkassa’s), geringe
schaalvoordelen en sterke regulering. Hard cijfermateriaal is schaars, zeker in internationaal perspectief.
Maar de Community Innovation Surveys (CIS) geven
aan dat tussen 1996 en 2000 gemiddeld slechts
twee op de tien detailhandelaren in Nederland innoveerden, terwijl in het gehele Nederlandse bedrijfsleven gemiddeld bijna vier op de tien bedrijven
innoveren.
De oplopende achterstand op de VS duidt erop dat
de Nederlandse (en Europese) detailhandel mogelijkheden hebben om hun arbeidsproductiviteit te
mei 2007
verhogen. Is meer concurrentie of meer innovatie
de sleutel tot betere productiviteitsprestaties in de
Nederlandse detailhandel? Meer concurrentie dwingt
bedrijven om efficiënter en daarmee productiever te
werken. De consument profiteert hiervan door lagere
prijzen. Ook innovatie kan gunstig uitwerken op productiviteit. Maar hoe ligt de relatie tussen concurrentie en innovatie? Meer concurrentie kan leiden tot
meer innovatie, maar niet altijd. Dit kan implicaties
hebben voor beleid.
Wij richten ons in dit artikel eerst op de relatie tussen
concurrentie en innovatie, daarna op het effect van
concurrentie en innovatie op productiviteit. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van recent onderzoek van
Creusen et al. (2006a). Zij onderzochten aan de hand
van CBS-data van bedrijven de relatie tussen concurrentie, innovatie en productiviteit voor de Nederlandse
detailhandel. Hierbij zijn 67 branches onder de loep
genomen, variërend van supermarkten, meubelzaken,
kledingwinkels tot drogisterijen. Ten tijde van het
onderzoek waren individuele bedrijfsdata beschikbaar
voor de periode 1993–2002, zodat recente gebeurtenissen zoals de prijzenoorlog bij de supermarkten niet
konden worden meegenomen.
Relatie concurrentie en innovatie
Economische theorie is een belangrijke leidraad voor
het beleid, maar zorgt hier juist voor verwarring onder
beleidsmakers. De theorie geeft geen eenduidig beeld
over de relatie tussen concurrentie en innovatie. Zelfs
een van de grondleggers, Schumpeter, hield er twee
afwijkende visies op na. De effecten van concurrentie op innovatie kunnen namelijk tegengesteld zijn.
Enerzijds zet meer concurrentie bedrijven aan tot
meer innoveren. Dit kan bedrijven een comparatief
figuur 1
Mogelijke effecten van concurrentie op
innovatie
innovatie-uitgaven
II
I
III
concurrentie (RWI)
tabel 1
Verklaring innovatie (-uitgaven) a
Omgekeerde U-relatie
Determinant
Parameter
Constante
−0,07
RWI
Lineair verband
t-waarde
c
*
−0,05
Parameter c
t-waarde
−1,76
–0,14
***
9,08
−1,50
0,02
***
4,31
0,24
***
5,14
RWI2
0,02
**
2,22
Correctie voor bedrijfsomvang
0,24
***
5,21
Schaal parameter innovatie-uitgaven b
0,10
Aantal waarnemingen
0,10
1.147
1.147
864
Aantal waarnemingen zonder innovatie
864
a Resultaten gebaseerd op Tobit I methode; hiermee hebben de tekens van de parameters betrekking op zowel de beslissing wel of niet te innoveren als op het niveau van de
innovatie-uitgaven.
b Schaal parameter is gebruikt om de innovatie-uitgaven te normaliseren.
c * significant verschillend van nul met 90% zekerheid, ** met 95% zekerheid, *** met 99% zekerheid.
Bron: Creusen, et al. 2006a.
voordeel geven en zo meer winst opleveren. Dit effect
van concurrentie op innovatie is weergegeven met
de stijgende lijn I in figuur 1. Anderzijds kan meer
concurrentie ook innovatie afschrikken. Bij te sterke
concurrentie verdient een bedrijf zijn investeringen in
innovatie niet terug en ziet af van innovatie. Figuur 1
geeft dit effect aan met curve II. Niet geheel verrassend opperde recente literatuur de mogelijkheid van
een omgekeerde U-relatie (de gestippelde curve III
in figuur 1). Ondersteund met empirisch materiaal
voor de Britse industrie stellen Aghion et al. dat een
toename in concurrentie aanvankelijk tot meer innovatie leidt, maar voorbij een bepaald punt tot minder
innovatie (Aghion et al., 2002). Waar dit omslagpunt
precies ligt, is vooraf niet duidelijk, maar dit hangt
wel mede af van imitatiemogelijkheden.
Onze bevindingen wijzen op een eenduidig positief
verband tussen concurrentie en innovatie. Het model
waarbij we een omgekeerde U-relatie toetsen (zie
kader) geeft geen aanwijzingen voor zo’n vorm (kolom
2 en 3 in tabel 1). De maatstaf van concurrentie
(=RWI) zou hiervoor een negatief kwadratisch effect
op innovatie moeten hebben, maar volgens de schatting is dit effect juist positief. De uitkomsten van het
tweede model wijzen op een positief effect van concurrentie op innovatie (kolom 4 en 5 in tabel 1). Een
sterkere concurrentie in de Nederlandse detailhandel
kan dus bijdragen aan meer innovatie.
Effect concurrentie en
innovatie op productiviteit
Veel buitenlandse (empirische) studies tonen aan dat
concurrentie en innovatie kunnen bijdragen aan technologische vooruitgang en daarmee productiviteitsgroei. Zo kan meer concurrentie bedrijven prikkelen
efficiënter te werken en X-inefficiënties te vermijden
(Nickel, 1996). Ook kunnen innovaties leiden tot
meer productiviteit (Aghion en Howitt, 2005).
Resultaten in tabel 2 geven aan dat zowel een sterkere concurrentie als meer innovatie de productiviteit
in de Nederlandse detailhandel blijken te stimuleren
(zie kader voor de gebruikte modelspecificatie). Het positieve effect van meer innovatie op productiviteit gecombineerd met de eerdere bevinding van de positieve
relatie tussen concurrentie en innovatie geeft aan dat er een indirect stimulerend
effect van concurrentie op productiviteit is via innovatie. Hiermee wordt op de
lange termijn het initiële effect van concurrentie op productiviteit sterker.
Concurrentie en beleid
De productiviteitsprestatie van de Nederlandse detailhandel lijkt gebaat bij
meer concurrentie wat aanknopingspunten geeft voor beleid. Het niveau van de
Hoe wordt de relatie tussen concurrentie
en innovatie opgespoord?
Meting van concurrentie en innovatie is niet eenvoudig. De mate van concurrentie
wordt hier gemeten met de relatieve winstindicator (RWI, zie Boone, 2000). Deze
indicator meet in welke mate kostenverschillen tussen bedrijven worden omgezet
in onderlinge winstverschillen. Het idee hierachter is dat meer concurrentie de
winst van efficiënte bedrijven verhoogt ten opzichte van inefficiënte bedrijven.
Volgens deze maatstaf zal de concurrentie ook toenemen bij een verschuiving van
marktaandelen van inefficiënte bedrijven naar efficiënte bedrijven. Dit is niet het
geval bij traditionele maatstaven als de Herfindahl index of de prijs-kostenmarge.
Voor elke branche binnen de detailhandel zijn RWI’s berekend met een regressie
uit de enquêtegegevens van bedrijven van de CBS-Productiestatistiek. Voor de innovatieontwikkeling gebruiken we ook de gegevens van drie CIS-enquêtes uit 1996,
1998 en 2000. Hierbij kijken we met name naar de innovatie-uitgaven per bedrijf
in branche j als percentage van zijn toegevoegde waarde (IV). Het bestaan van een
omgekeerde U-relatie toetsen we met een regressie van de innovatie-uitgaven van
bedrijf i in branche j op een kwadratische functie van de RWI in branche j:
IVij = a0 + a1RWIj + a2 RWI2j + aanvullende correcties
Voor een omgekeerde U-relatie zou moeten gelden dat a1 positief en a2 negatief is.
Zoals uiteengezet kan de relatie tussen concurrentie en innovatie ook één kant
opgaan. Dit testen we met een lineaire regressie:
IVij = β0 + β1RWIj + aanvullende correcties waarbij β1 zowel positief als negatief kan zijn.
In beide regressievergelijkingen is rekening gehouden met effecten van de bedrijfsomvang op de innovatie-uitgaven. Grote bedrijven met meer financiële ruimte
en risicospreiding kunnen in de regel makkelijker innoveren dan kleine bedrijven.
Daarnaast zijn beide vergelijkingen geschat met de Tobit I methode (zie o.a.
Verbeek (2004)). Hierdoor houden we rekening met het grote aantal bedrijven dat
niet innoveert.
ESB 18
mei 2007
315
tabel 2
Verklaring groei arbeidsproductiviteit a
Determinant
Constante
RWI
Innovatie (1 periode vertraagd) b
Kapitaalintensiteit
Personeelsomvang (schaalvoordelen)
Dummy 1999
Dummy 2001
R-kwadraat
Parameter c
–0,02
0,07
0,01
0,22
–0,00
–0,04
0,05
0,17
*
**
***
t-waarde
–0,61
1,91
2,19
12,95
–0,45
–0,93
1,09
indirect via innovatie. Deze resultaten mogen echter
niet zomaar als generiek worden beschouwd, en
zonder verder onderzoek in andere bedrijfstakken
worden toegepast. Recente theoretische inzichten
rond de omgekeerde U-curve laten zien dat mededingingsbeleid en innovatiebeleid niet altijd complementair hoeven te zijn (zie ook Canton, 2002).
Alleen de groei in arbeidsproductiviteit uit 1997, 1999, and 2001 is beschikbaar door het gebruik van de
CIS-data.
b
Relatief aan de (vertraagde) toegevoegde waarde.
c
* significant verschillend van nul met 90% zekerheid, ** met 95% zekerheid, *** met 99% zekerheid.
a
Bron: Creusen, et al. 2006a.
concurrentie in (delen van) de detailhandel lijkt in ieder geval laag vergeleken
met bijvoorbeeld de groothandel en de industrie in Nederland (Creusen et al.,
2006b). Vergelijkbaar internationaal cijfermateriaal ontbreekt helaas.
De Nederlandse detailhandel kan in grote lijnen langs twee wegen competitiever worden. De eerste manier is door lagere toetredingsdrempels het aantal
bedrijven te vergroten. Vestigingseisen kunnen bijvoorbeeld versoepeld worden.
Een andere manier is om bestaande detailhandelaren meer onderling te laten
concurreren. Voorbeelden uit het verleden zijn de invoering van de nieuwe
Mededingingswet en de ruimere openingstijden van winkels.
De voormalige secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken,
J.W. Oosterwijk, pleitte in zijn laatste ESB-nieuwjaarsartikel voor mogelijke beleidsveranderingen om bedrijven tot innovatie te prikkelen door meer ruimte voor
concurrentie en door het verlagen van de regeldruk (Oosterwijk, 2007). Daar
waar de markt faalt, lijken bovenstaande onderzoeksresultaten ruimte te bieden
voor verandering in beleid.
Conclusie
Literatuur
Dit artikel plaatst de matige productiviteitsprestaties van de Nederlandse detailhandel centraal. Achterblijvende innovaties en matige concurrentie worden regelmatig genoemd als oorzaak. Onze bevindingen geven aan dat meer concurrentie
de productiviteit in de detailhandel kan bevorderen en ook tot meer innovatie
kan leiden. Ook innovatie leidt op langere termijn tot een hogere productiviteit.
Al met al stimuleert concurrentie de productiviteit op twee manieren: direct en
(2002) Competition and Innovation: An Inverted U-Relationship.
Aghion, P., N. Bloom, R. Blundell, R. Griffith en P. Howitt
Institute for Fiscal Studies, WP 02/04.
Aghion, P. en P. Howitt (2005), Growth with quality-improving
innovations: An integrated framework. Handbook of Economic
Growth. Amsterdam: Elsevier.
Boone, J. (2000) Competition. CEPR Discussion Paper Series. 2636.
Canton, E. (2002) Concurrentie en innovatie: Implicaties voor
marktwerkingsbeleid. CPB Memorandum no. 23.
CPB (2006) Het groeipotentieel van de Nederlandse economie tot 2011.
Verklaring van productiviteit door
concurrentie en innovatie
Als basis voor de verklaring van de productiviteitsgroei wordt gebruik gemaakt van (een
afgeleide van) een standaard productiefunctie. Hierin wordt de groei van arbeidsproductiviteit (∆p) verklaard door veranderingen in de kapitaalintensiteit (∆k – ∆l),
veranderingen in schaalvoordelen gemeten met personeelsomvang ( ∆l ) en technologische vooruitgang.
In dit model nemen we aan dat de elasticiteiten van kapitaal en arbeid niet variëren
over de tijd, bedrijven en branche. Maar de technologische vooruitgang (∆a) van elk
bedrijf i in branche j kan wel onafhankelijk toenemen in de tijd, en is gelijk aan:
∆aijt = (v0 + v1 IVijt–1 + v2 ∆RWIjt ).
Met IV de (vertraagde) innovatie-uitgaven van bedrijf i in jaar t (als percentage van
zijn toegevoegde waarde), en RWI de relatieve winst indicator van branche j in jaar
t. Invulling van deze uitdrukking voor de technologische vooruitgang in de productiefunctie leidt tot de volgende regressievergelijking van productiviteitsgroei:
∆pijt = (ϕ0 + ϕ1 IVijt–1 + ϕ2 ∆RPMjt + ϕ3 (∆k ijt – ∆lijt) + ϕ4 ∆ljt + aanvullende correcties.
CPB Document No. 117.
Creusen, H., B. Vroomen, H. van der Wiel en F. Kuijpers (2006a)
Dutch retail on the rise? Relation between competition, innovation
and productivity. CPB Document 137.
Creusen. H., B. Minne en H. van der Wiel (2006b) Competition
in the Netherlands; an analysis of the period 1993–2001. CPB
Document 136.
McGuckin, R.H., M. Spiegelman en B. van Ark (2005) The Retail
Revolution – Can Europe Match U.S. Productivity Performance? The
Conference Board, March, No. R-1358-05-RR.
McKinsey&Company (1997) Boosting Dutch Economic Performance.
McKinsey&Company (2007) Versnellen arbeidsproductiviteitsgroei
in Nederland: Erop of Eronder.
Oosterwijk, J.W. (2007) Maatwerk en modernisering in Europa,
ESB (92) 4501, 4–7.
Timmer, M. en G.Ypma (2006) Productivity Levels in Distributive
Trades: A New ICOP Dataset for OECD Countries. GGDC Working
Paper GD 83.
Verbeek, M. (2004) A Guide to Modern Econometrics, second edition.
John Wiley & Sons, ltd.
Wiel, H. van der en G. van Leeuwen (2006) ICT en productiviteit: Waar blijven de vruchten?, ESB (91), 4494s, 22–26
316
ESB 18
mei 2007