Ga direct naar de content

Een menukaart voor pensioenbeleid

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 12 2006

beleid

Een menukaart voor
pensioenbeleid
Pensioenfondsen, politiek en toezichthouders discussiëren
intensief over toekomstige stappen waarmee Nederland een
robuust pensioensysteem kan behouden. Tevens speelt
hierbij een rol hoe Nederland een positie in de Europese
Unie kan verwerven en behouden. Wij stellen een beleidsagenda voor pensioenbeleid op.

D

e strategische transformatie van pen­
sioenfondsen is in volle gang. In een
vorig artikel in ESB onderzochten wij
vier ontwikkelingen waarop Nederlandse
pensioenfondsen een strategisch antwoord moeten
formuleren. Schaalvergroting zet door; het aantal
pensioenfondsen vermindert drastisch terwijl de
professionaliteit van de organisaties verder toeneemt.
De voordelen van collectiviteit komen steeds verder
onder druk te staan naarmate de pensioenregelingen
verder worden uitgekleed. Onduidelijk is of deel­
nemers de lange termijn gevolgen wel op hun netvlie­
zen hebben. Daarnaast krijgen zij steeds meer risico
in hun schoenen geschoven zonder hierover mee te
kunnen besluiten. Deze trends moeten een belangrijk
onderdeel zijn bij de discussie over het Nederlandse
pensioenstelsel van de toekomst. Scheiding van
beleid en uitvoering van pensioenfondsen hoort daar
ook bij, maar ook de rol die sociale partners in het
bestuur krijgen. De keuzes die bij het inrichten van
het stelsel van de toekomst gemaakt worden zijn van
groot belang voor de Nederlandse economie. Ook
gezien het Europese perspectief, waar deregulering
van de pensioenmarkten gestaag vorm krijgt.
In dit artikel wordt een beleidsagenda voor pensioen­
fondsen en overheid uitgewerkt: welke strategische
keuzes moeten gemaakt worden om de positie van
het Nederlandse pensioenfonds veilig te stellen? Wij
zien vier keuzes: accepteer schaalvergroting en streef
dit na; breng pensioenfondsbestuur weer in balans;
koester de collectiviteit, en omarm Europa als een
unieke kans voor de Nederlandse pensioensector.

Accepteer de schaalvergroting
(Big wordt Beautiful)
Kees Koedijk en
Alfred Slager
Koedijk is hoogleraar financieel management aan de
RSM Erasmus University.
Slager is universitair docent
financieel management
aan de RSM Erasmus
University.

20

ESB 12

Het zou geen verbazing moeten wekken als Nederland
in 2015 nog maar maximaal 100 pensioenfondsen
heeft. Dit is een drastische vermindering in verge­
lijking met de 700 pensioenfondsen die er nu in
Nederland zijn. Bij de grote financiële instellingen
als banken en vermogensbeheerders is globalise­
ren en internationaliseren aan de orde van de dag.
Schaalvergroting en fusies zijn voor veel banken
het antwoord om internationaal mee te kunnen en

januari 2007

tegelijkertijd de kosten van het product in de hand te
houden. Pensioenfondsen gaan zich steeds meer als
financiële dienstverlener gedragen en voor hen geldt
ook in toenemende mate dat Big Beautiful wordt.
Pensioenfondsen zullen als financiële dienstverleners
niet ontkomen aan het streven naar meer efficiëntie
en rationalisering die bij andere financiële dienst­
verleners plaatsvindt. Schaalvergroting in de pen­
sioensector ontstaat bijvoorbeeld doordat pensioen­
fondsen fuseren, hun activiteiten uitbesteden of
samenvoegen. Zo werken partijen in de metaalsector
aan de gezamenlijke uitvoering van pensioenrege­
lingen; de nieuwe organisatie zal voor 1,7 miljoen
(ex-)deel­nemers 51 miljard euro beleggen en wordt
na ABP en PGGM de grootste van Nederland.
Schaalvergroting wordt gedreven door tenminste
drie factoren. In de eerste plaats door het streven
om de managementkosten per belegd vermogen te
beperken, in de tweede plaats door het toegenomen
belang van alternatieve beleggingen (naast aandelen,
obligaties en vastgoed) om de portefeuille van beleg­
gingen goed te spreiden en in derde plaats door het
toenemende belang van voldoende en professioneel
risicomanagement:
• Een pensioenfonds met tenminste 1 miljard euro
of meer belegd vermogen heeft een betere positie
om de kosten van het vermogensbeheer te drukken
dan een pensioenfonds dat die omvang niet haalt.
Het adviesbureau McKinsey becijferde in 2006
dat een vermogensbeheerder van circa 25 miljard
euro honderd procent hogere kosten heeft dan een
vermogensbeheerder die vier maal zo groot is.
• Pensioenfondsen zoeken steeds vaker alterna­
tieve beleggingsmogelijkheden om aan de heftige
koersfluctuaties van bijvoorbeeld aandelen te ont­
snappen. De pensioenfondsen beleggen nu circa
twintig miljard euro in private equity en de opmars
hiervan lijkt niet te stuiten. Pensioenfondsen
moeten met grote zakken geld bij private equity en
hedgefondsen aankloppen om aan de grootscha­
lige projecten van deze instellingen mee te kunnen
doen. Een duidelijke prikkel voor pensioenfondsen
dus om op dit punt te streven naar samenwerking
en/of schaalvergroting.
• De verantwoordelijkheden voor pensioenfonds­
bestuurders neemt verder toe. Was dit bij het
gemiddelde pensioenfonds in het verleden teveel
liefdewerk oud papier, nu wordt het een steeds
gespecialiseerdere functie. Vooral de kosten en
inspanning om te voldoen aan wet- en regelgeving
(compliance) nemen verder toe. De risicoraam­
werken en controles vanuit twee toezichthouders

helpen daarbij niet om de kosten hiervan laag te
houden. Het reguleringsraamwerk voor banken,
Solvency-II, vindt langzaam maar zeker zijn weg
naar het toezichtregime van pensioenfondsen.
Voor pensioenfondsen is dit een forse investering
en een extra prikkel om ook hier van een zekere
schaal te kunnen profiteren.
Gezien deze ontwikkelingen zou de toezichthouder
dus in het belang van de deelnemers kleine pensioen­
fondsen bewust moeten aanmoedigen te fuseren.
Met de grotere schaal kan het bestuur professioneler
worden opgezet. Een two-tier bestuursmodel ligt dan
bovendien voor de hand (Boeri et al., 2006). Nu
liggen alle rollen en verantwoordelijkheden bij het
bestuur. Het is beter dit in deze nieuwe situatie op
te splitsen naar een Raad van Commissarissen, en
een directie. De Raad van Commissarissen bestaat
gedeeltelijk uit deelnemers en bewaakt ook haar
belangen. De directie is verantwoordelijk voor de
dagelijkse uitvoering.

Herstel het belangenevenwicht
bij pensioenfondsbestuur.
Het evenwicht tussen deelnemers en pensioenfonds­
bestuur is uit het lood. Van de pensioenregelingen
is 38 procent eindloon, 34 procent middenloon
en 9 procent collectief defined contribution (DC).
Deelnemers hebben in alle drie de gevallen evenveel
te zeggen. Door de tegenvallende beleggingsresulta­
ten tussen 2001 en 2004 en het strakkere toezicht­
regime zijn veel pensioenregelingen aangepast en in
veel gevallen voor de deelnemers verder versoberd.
Deelnemers gaan als gevolg van de nieuwe ontwik­
kelingen dus meer risico dragen dat hun pensioen in
de toekomst mogelijk tegenvalt. Het aanpassen van
pensioenregelingen zet daarom de deur wijd open
voor een belangrijkere rol van deelnemers omdat ze
steeds een groter deel van het risico van het uitein­
delijke pensioen moeten dragen: wie het meeste
risico draagt of gaat dragen moet ook een zware
stem bij de aansturing en besturing van pensioen­
fondsen krijgen.

Bij het ene uiterste – een eindloon defined benefit (DB, gegarandeerd eind­
loon) – draagt het pensioenfonds alle risico’s; de deelnemer heeft alleen maar
rechten, rechten op een gegarandeerd pensioen. Dit is eigenlijk niets anders
dan een gewoon verzekeringscontract. De deelnemer draagt nagenoeg geen
risico op een slechtere pensioenregeling en hoeft dan ook een minimale rol te
krijgen in het bestuur. De koper van een lijfrente bij verzekeraar Aegon hoeft
tenslotte ook niet mee te beslissen in het bestuur van Aegon. De lijfrente is
gegarandeerd en de deelnemer draagt geen risico over het toegezegde eind­
bedrag van de lijfrente. Bij het andere uiterste – een individueel DC – draagt
de deelnemer wel alle risico’s. Dit is het volledige beleggingscontract. Het
pensioenfonds onderhandelt alleen over collectieve inkoopvoorwaarden voor
beleggingen en de omzetting van het kapitaal naar een lijfrente. Het risico van
een slechter pensioen ligt hier voor een groot gedeelte bij de deelnemers zelf
en dus zouden zij stevig in het bestuur van het pensioenfonds vertegenwoor­
digd moeten zijn.
Bestuurders moeten dus de consequenties accepteren van deze ingreep in de
pensioenregeling en deelnemers een rol geven aan de bestuurstafel.
Drie alternatieve bestuursmodellen liggen naar onze mening voor de hand om de
nieuwe verdeling tussen deelnemer en pensioenfonds robuuster te maken. Het
verdient overweging met elk van deze drie modellen in de naaste toekomst te
‘experimenteren’:
• Deelnemers worden toegevoegd aan het bestuur (tripartite bestuursmodel), of
vervangen de werknemersvertegenwoordiging. Pensioenfondsen reageren hier
tot nu toe lauw op; zij zetten liever in op deelnemersraden, die vrijblijvende
adviserende bevoegdheden hebben. Dit model is het minst vergaand en eigen­
lijk een voortzetting van de huidige praktijk.
• De stichtingsvorm wordt omgezet in een coöperatie of vereniging. Dit model
wordt veel toegepast in de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. In de
Verenigde Staten is TIAA-CREF hiervan een succesvol voorbeeld. Deelnemers
zijn eigenaar van het pensioenkapitaal, de overwinst, en benoemen het be­
stuur door middel van een ledenraad. De coöperatie of vereniging kan boven­
dien eenvoudig aanvullende pensioenproducten aanbieden aan haar leden.
Een nadelige bijkomstigheid is dat management extra verantwoording aflegt.
Dit kan de slagkracht van de organisatie beperken.
• De stichtingsvorm wordt omgezet naar een onderlinge verzekeraar.
Pensioenfonds de Eendracht bijvoorbeeld zette haar pensioenfondsstructuur
om in een verzekeringsmaatschappij. In dit model worden zestien verschil­
lende pensioenregelingen onder een dak uitgevoerd. Het voordeel is de her­
kenbare structuur van een verzekeraar.
De keuze voor een bestuursmodel regelt de rolverdeling tussen deelnemers
en bestuur; andere overwegingen moeten ook in ogenschouw genomen wor­

tabel 1

Verschuivende rolverdeling in pensioenfonds

Type regeling

Risico pensioen fonds

Risico deelnemer

Risico dat de deelnemer draagt
Risico dat het pensioenfonds draagt
Consequentie voor rolverdeling

Pensioenregeling
Eindloon
Percentage van
laatst verdiend loon
Backservicing
Marktrisico
Indexeringsrisico
Inflatie

-++
Deelnemer heeft
beperkte invloed

Middenloon
Percentage van
gemiddeld verdiend
loon
Mindere backservicing
Marktrisico
Indexeringsrisico
Inflatie
Loon-ontwikkeling
+

Collectief DC
Pensioen-uitkering op
basis van collectief
opgebouwd kapitaal
Indexering

Inflatie
Loon-ontwikkeling
Koers-fluctuaties
+
Deelnemer heeft
controlerend belang

ESB 12

Individueel DC
Pensioen-uitkering op
basis van individueel
opgebouwd kapitaal

Inflatie
Loon-ontwikkeling
Koers-fluctuaties
++
-Deelnemer heeft
controlerend belang

januari 2007

21

den. Aandacht voor duurzaam ondernemen en actief aandeelhouderschap
zijn bijvoorbeeld geen nieuwe trends meer maar zijn onderdeel van het
normale pensioenfondsbeleid geworden en impliceren dat het pensioenfonds
ook de eigen bestuursvorm goed regelt. Stakeholders van pensioenfondsen
verwachten een actieve rol bij aandeelhouderschap; de bestuurvorm moet
dit ondersteunen. Zij zijn vaak van mening dat het pensioenfonds niet al­
leen belegt in aandelen, maar pensioenfondsen worden geacht te redeneren
als de mede-eigenaren van de bedrijven waarin ze investeren. Het scheiden
van belangen, maar ook het helder formuleren van uitgangspunten en geven
van verantwoording, voorkomt dat pensioenfondsen een speelbal worden van
maatschappelijke organisaties en trends en alleen maar wenselijk actief aan­
deelhouderschap nastreven, zoals de jaarlijks terugkerende commotie rondom
topbeloningen illustreert.

Collectiviteit om te koesteren
Pensioenopbouw is verplicht gesteld in Nederland voor mensen die bij de over­
heid en bedrijfstakken werken. Dit is een groot goed waaraan niet getornd moet
worden. Mensen hebben een te korte horizon voor hun pensioenopbouw, en doen
zichzelf bijna altijd te kort. Dit is een belangrijk inzicht uit de behavioral finance
literatuur (zie bijvoorbeeld Cronquist en Thaler, 2004). Bovendien blijkt uit
enquêtes dat mensen op dit gebied slecht onderlegd zijn: zij zijn zoals het heet
financieel analfabeet. Verplichte pensioenopbouw biedt daarom het beste van
twee werelden: het bevrijdt deelnemers van lastige keuzes die ze niet willen én
kunnen maken. Daarnaast beschermt het deelnemers voor een gebrekkig pen­
sioen op latere leeftijd. Hiermee wijkt Nederland af van landen als de Verenigde
Staten, waar het vrijwillige karakter van de pensioenopbouw een veel belangrij­
kere rol speelt. Verplichte uitvoering bij een specifiek fonds in Nederland is ech­
ter een heel ander verhaal. Hier zal in de toekomst meer concurrentie mogelijk
zijn. Individuele deelnemers krijgen in de toekomst de mogelijkheid om een deel
van hun pensioen onder te brengen bij een andere pensioenuitvoerder dan die
de regeling nu uitvoert. Inter-generationele subsidiering neemt steeds verder af,
waardoor de verzekeringselementen van een pensioenregeling belangrijker wor­
den en die kunnen door veel uitvoerders worden gerealiseerd. Pensioenfondsen
moeten dan ook harder werken om de voordelen van de verplichtstelling voor de
deelnemer duidelijk te maken.
Collectiviteit moet de maat zijn, maar ook wensen voor individualiteit moeten in­
gepast kunnen worden. Het is daarom beter voor pensioenfondsen om tenminste
twee basisproducten aan te bieden. Het pensioenfonds moet om te beginnen een
goed standaard DB pensioenproduct aanbieden met heldere afspraken over oude
daginkomen. Het pensioenfonds neemt het risico, maar beheerst. Daarboven kan
de deelnemer pensioen opbouwen op basis van vermogensgroei door inleg, hij is
vrij te sturen in de vermogenssamenstelling en/of de inleg. De deelnemer neemt
het risico. Individualiteit maar ook schaalvoordelen, doordat het pensioenfonds
dit uitvoert, zijn hierbij de sleutelbegrippen.
De toezichthouder speelt een sleutelrol bij het succes van de collectieve pensioen­
regeling van de toekomst. De Nederlandsche Bank kiest voor een beleid met
twee doelen: stabiliteit van de financiële sector als geheel, en consumenten­
bescherming. Stabiliteit van de financiële sector is van groot belang voor de eco­
nomie; Nederlandse pensioenfondsen hebben in tegenstelling tot banken bijvoor­
beeld geen garantieregeling als het pensioenfond zou omvallen en niet meer aan
de verplichtingen kan voldoen. De eis van DNB om 130 procent buffergrootte op
te bouwen is vanuit de consument als afnemer van het pensioenproduct gezien
dan ook terecht en draagt bij aan de broodnodige financiële stabiliteit.
Consumentenbescherming bij pensioenen zal steeds meer centraal komen te
staan. De klantpropositie voor de deelnemers zal scherper en helderder worden.
Nederland staat nog maar aan het begin van de ontwikkelingen hiervan. Goede
consumentenbescherming trekt zijn sporen in de vormgeving van het pensioen­
bestuur (kunnen wij de propositie waarmaken en verantwoorden), de communi­
catie van het pensioenfonds, maar ook in de rechtspraak, omdat de klantpropo­
sitie en het eventueel niet nakomen daarvan steeds meer wordt aangevochten
door een steeds mondiger klant.

22

ESB 12

januari 2007

Europa is dichtbij
Het pensioensysteem in Nederland kan nog zo goed
en slim opgezet worden, de duurzaamheid en toe­
komstig succes ervan worden voor een groot deel in
toenemende mate in Brussel bepaald. De agenda in
Brussel is van een afstand relatief eenvoudig. Een
van de grootste successen van de Europese integra­
tie is de deregulering en liberalisering van financiële
markten. Sinds 1990 zijn achtereenvolgens in een
lange beweging de kapitaalmarkten, de bankensec­
tor, verzekeringssector en beleggingsfondsen gede­
reguleerd en zijn de mogelijkheden voor concurrentie
op deze markten toegenomen. Pensioenfondsen
komen nu steeds meer onder de aandacht van
Brussel, aangejaagd door de vergrijzingsdiscussie en
zijn in die gedachtegang een natuurlijk verlengstuk
van het proces van financiële liberalisering. Daarom
moet deregulering, toenemende concurrentie en
Europa, net als voor banken en verzekeraars, een
belangrijk onderwerp zijn voor de grotere pensioen­
fondsen. De thuismarkt Nederland is volwassen;
binnenlandse groei valt er niet te verwachten, zeker
als we het vergelijken met de andere Europese lan­
den. De uitgangspositie van Nederlandse pensioen­
fondsen is over het algemeen op dit moment nog
goed. Positief is dat Nederlandse pensioenfondsen
zich baden in concurrentievoordelen: asset liability
management staat in Europa in zijn kinderschoe­
nen, maar Nederland bezit het kenniscentrum. De
Nederlandse concurrentiepositie kan vooruitlopend
op de Europese ontwikkeling verder versterkt wor­
den. Een voorbeeld daarvan is de ontwikkeling die
DNB, samen met ministerie van SZW en Financiën
doormaken om de internationale concurrentie­positie
van Nederlandse pensioenfondsen te ontwikke­
len, analoog aan Ierland, de VS of Engeland. De
Nederlandsche Bank heeft hiervoor al het project
Nederland Pensioenland opgezet.
Er staat niets in de weg om Nederland in Europa
als vestigingsland voor pensioenfondsen te pro­
moten. Eind 2005 werkten 6.000 mensen direct
bij pensioenfondsen, 41.000 mensen waren in­
direct betrokken bij pensioenactiviteiten. Achter
pensioen­fondsen schuilt een innovatieve bedrijfstak
die diensten ontwikkelt en aanbiedt aan pensioen­
fondsen. Er is een vruchtbare wisselwerking tus­
sen pensioenpraktijk en wetenschap. Landen als
Luxemburg en Ierland die momenteel proberen veel
pensioenfondsactiviteiten naar hun respectieve­
lijke hoofdsteden proberen te lokken, missen deze
kruisbestuiving. De oprichting en uitbouw van het
kenniscentrum Netspar in Tilburg is in dit verband
ook een positieve ontwikkeling. Daarnaast zorgt de
pensioensector voor werk voor andere hoogwaar­
dige dienstverleners, zoals beleggingsadviseurs en
vermogensbeheerders, actuarissen, advocaten en
accountants. De Nederlandse pensioensector draagt
dus behoorlijk bij aan de ambitieuze doelstellingen
van de Nederlandse regering op het gebied van de
“kenniseconomieâ€, en zou als sector niet misstaan
op de innovatieagenda.

Een sterke Nederlandse pensioensector in Europees
perspectief hoeft overigens niet noodzakelijkerwijs
te betekenen dat de (uitvoerings)organisaties ook
in Nederlandse handen zijn. Het financiële centrum
van Londen is juist zo succesvol geworden doordat
de Engelse overheid in het verleden niet bewust
nationale kampioenen heeft gecreëerd maar wel
voorwaarden voor een heel aantrekkelijke sector.
Toezichthouder, wetgever en de bankensector werk­
ten daartoe eendrachtig samen.

Beleidsagenda voor een offensief scenario
Voor het pensioenfondsbestuur en de toezichthouder
kunnen we nu de agendaonderwerpen wel samen­
stellen voor de komende vijf jaar. Accenten zullen
verschuiven in de tijd. Bijvoorbeeld, als de rende­
menten de komende vijf jaar niet verder herstellen
zullen onderwerpen als verdere versobering van de
klant­propositie, kostenbesparing, en nieuwe rende­
mentsmogelijkheden bovenaan de agenda staan. Als
daarentegen vanuit Europa mededingingsvraagstuk­
ken op de agenda worden gezet, zal de verplichtstel­
ling een belangrijkere rol spelen. Vanzelfsprekend
kunnen we geen tijdpad neerzetten. We kunnen
wel schetsen wat voor de hand liggende acties zijn
als de belangrijkste speler pro-actief reageren. Wij
noemen 5 aanbevelingen.

3. Werk naar een nieuwe rol voor de toezichthouder.
Het is in dit verband belangrijk dat de overheid en de toezichthouder competitief
en meer “pro-business†worden. Alleen het nastreven van solvabiliteit is namelijk
niet alles. Laat DNB in de nieuwe situatie ook waken en garant staan voor de
kwaliteit van het pensioen en de noodzakelijke stabiliteit koppelen aan een lange
termijnvisie die het aantrekkelijk maakt voor Europese pensioenfondsen om zich
in Nederland te vestigen. De overheid kan de slagkracht van de pensioensector
vergroten door de schotten tussen beleidsmakers bij de ministeries van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, en Financiën te slechten.
4. Kies voor een sterke pensioensector, niet noodzakelijk pensioenreuzen.
Richt de energie op een sterke pensioensector, niet nationale kampioenen. De
Londense city heeft geen Engelse investmentbank van betekenis, maar is wel
het financiële hart van Europa. Soepele regulering van de uitvoering, en strenge
toetsing van het beleid zijn de sleutel voor het succes.
5. Werf actief in Europa.
Een andere voor de hand liggende stap is daarnaast een agentschap op te
richten dat actief pensioenfondsen in het buitenland werft en buitenlandse pen­
sioenfondsen begeleidt bij hun vestigingsaanvraag in Nederland. Het voorbeeld
van Ierland is in dit geval instructief en leerzaam. Creëer wettelijke kaders en
regelingen die écht concurreren met die van Luxemburg en Ierland en reageer
sneller op veranderingen. DNB kan bijvoorbeeld vergelijkbare toezichtnormen
in de Europese Unie toepassen als in Luxemburg en Ierland. De ambitie van
de regering en de pensioensector kan wat dit betreft eenvoudig zijn: Londen is
het financiële centrum van Europa, Amsterdam kan het worden voor Europese
pensioenfondsen.

1. ccepteer schaalvergroting en experimenteer
A
met nieuwe modellen.
Schaalvergroting is de trend bij pensioenfondsen.
Vanwege het effect op de mensenkosten per pro­
duct, het risicomanagement en het toegenomen
belang van alternatieve beleggingen (private equity)
is deze ontwikkeling toe te juichen.
Pensioenfondsen en toezichthouders moeten de
koudwatervrees voor verschillende nieuwe bestuurs­
modellen laten varen en hun pensioenbestuursvorm
aanpassen om deelnemers een rol te geven en
nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Bij nieuwe
bestuursmodellen moet risicodeling voorop staan:
diegene die het meeste risico draagt, heeft ook de
een zware stem in de zeggenschap.
2. Koester de collectiviteit.
Stel de verplichte pensioenopbouw niet ter discus­
sie; voer een assertieve lobby in Brussel om dit zo
te laten. De internationale ervaringen in Zweden, de
Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk geven
aan dat er veel te zeggen valt voor het handhaven
van de verplichtstelling van de pensioenopbouw.
Collectieve pensioenfondsen zijn een groot goed.
In een ideale situatie stimuleert de politiek deze
ontwikkeling zodat een aantal grote pensioenfond­
sen Europese activiteiten ontwikkelen en succes­
vol verschillende pensioenproducten promoten.
In een dergelijke situatie wordt de kritieke massa
voor pensioenkennis vergroot: ALM, administratie,
trustactiviteiten en een goede toezichthouder worden
speerpunten waardoor Europese pensioen­fondsen
zich graag in Nederland vestigen.

Literatuur
Boeri, T. Lans Bovenberg, Benoit Coeure en Adrew Roberts
(2006) Dealing with the New Giants: Rethinking the Role of Pension
Funds. Geneva Reports on the World Economy 8. Centre for
Economic Policy Research/ICMB International Center for
Monetary and Banking Studies.
Cronqvist, Henrik en Richard Thaler (2004) Design Choices
in Privatized Social-Security Systems: Learning from the
Swedish Experience. American Economic Review, (94) 2, p. 424-428.
McKinsey & Company (2006) The Asset Management Industry in
2010. Via www.mckinsey.com/clientservice/bankingsecurities/
latestthinking/The_Asset_Management_Industry_in_2010.pdf.
Stichting van de Arbeid (2004) Principes voor Goed
Pensioenfondsbestuur. Publicatienummer 10/05. Stichting van de
Arbeid, Den Haag.
Zevenbergen, B. (2006) Pensioenreus voor de metaalsector
op komst; Uitvoeringsbedrijf beheert vermogen van
euro 51 miljard. Het Financieele Dagblad, 23 oktober.

ESB 12

januari 2007

23

Auteurs