column
John Groenewegen
Een charitatieve top 40
Het blijft een hoop gedoe met de hoogte van de beloÂ
ningen van de top van het Nederlandse bedrijfsleven.
Niet zozeer de top die is blootgesteld aan de keiharde
internationale marktwerking heeft het te verduren,
maar de top die zogeheten semipublieke onderneminÂ
gen bestuurt. Het gaat dan grofweg om ondernemingen
die voor meer dan vijftig procent worden gefinancierd
uit publieke middelen. In dat geval stellen niet (internaÂ
tionale kapitaal) markten de spelregels, maar de poliÂ
tiek, die verantwoordelijk is voor een nuttige besteding
van gemeenschapsgelden. Het gaat dan bijvoorbeeld
om de salarissen en bonussen van directeuren van zorgÂ
instellingen, bestuurders en medewerkers van HBOs en
universiteiten en niet om ondernemingen als Essent en
Nuon. Immers, die halen hun middelen uit de markt en
betalen daar onder andere de salarissen en bonussen
van het management mee. Of dat naar behoren geÂ
beurt, bepalen de aandeelhouders en niet de politiek.
Probleem is vooralsnog dat veel van die aandeelÂ
houders bij toeval in die rol zijn terechtgekomen en
letterlijk van provinciale huize zijn en niet opgewassen
tegen de gehaaide managers met een rijk verleden bij
de Shells en Philipsen van deze wereld. Het is inderÂ
daad beter dat zij zo snel mogelijk hun aandelen van de
hand doen en hun rol overlaten aan grote internationale
energiereuzen als EdF en Eon, of aan internationale
pensioenfondsen of andere gerenommeerde beleggers,
die in toenemende mate de hen toegedachte rol in het
kapitalistische systeem naar behoren vervullen.
Bij de semipublieke ondernemingen ligt dat anders.
Daar moeten wij het hebben van wetten en regels en
vooral van strenge toezichthouders. Wat dat betreft
is de zaak in beweging: sinds maart van dit jaar is de
wet in werking getreden die verplicht tot het openbaar
maken van de topinkomens die uit publieke middelen
worden betaald. De wet geldt voor alle overheden,
waterschappen en zelfstandige organisaties, die voor
minstens 33 procent uit heffingen of voor minstens
vijftig procent uit subsidies worden gefinancierd. Ook
ligt bij de kamer al geruime tijd een wetsvoorstel van
het kabinet om de salarissen bij de overheid te maxiÂ
meren op 130 procent van het ministerssalaris. Ook
hebben kamerleden, die het echt zat zijn, na de publiÂ
catie in Intermediair van juni jongstleden over de grote
stijging van de salarissen en bonussen van directeuren
van zorg- en onderwijsinstellingen, aangekondigd met
een eigen wetsvoorstel te komen. Het is zeker belangÂ
rijk dat de politiek zich intensief met de salarissen en
bonussen in semipublieke instellingen bemoeit: het neÂ
gatieve effect op de moraal en het rechtsgevoel van de
gewone Nederlander van berichtgeving over exorbitante
bedragen, die uit gemeenschapsgelden worden betaald,
kan niet worden overschat.
Wij moeten ons overigens niet al te grote illusies maken
over de effectiviteit van de voorgestelde maatregelen.
Het gaat om een zeer complexe juridische, economiÂ
sche en politieke materie. Wat zijn precies het salaris
en de bonus, voor welke categorieën werknemers gelÂ
den de regels en wat zijn de monitoring- en afdwingkosÂ
ten? Het is goed als de politiek tracht excessen in het
geval van de besteding van gemeenschapsgelden aan
banden te leggen. Het is nog beter als wij tegelijkertijd
inhaken op de ontwikkelingen door prikkels in te voeren
privaat kapitaal terug te sluizen naar publieke doelen:
naast negatieve ‘stokken’ ook positieve ‘wortels’.
Vermogende Nederlanders, die hun geld in het bedrijfsÂ
leven, de politiek, de sportwereld, of de semipublieke
ondernemingen hebben verdiend, zouden moeten
worden gestimuleerd daarvan grote delen te investeren
in maatschappelijk belangrijke projecten, waarvoor onÂ
voldoende financiële middelen aanwezig zijn. In NederÂ
land blijkt dat mondjesmaat voor te komen, maar het
begin is er. Zo blijkt uit de NRC van 19 juni jongstleÂ
den dat het Cancer Centre Amsterdam (CCA) bij VUmc
door Bob Pinedo uit de grond is gestampt met de hulp
van negen vermogende Nederlanders. Gesproken wordt
dan van een ‘Amerikaanse’ wijze van financiering van
het CCA. Het past nog niet in de Nederlandse culÂ
tuur op de verschillende behandelkamers notenhouten
bordjes met de namen van sponsoren te hangen, maar
ongetwijfeld zal de publiciteit anderen aanzetten ook
open te staan een miljoen euro te steken in een duiÂ
delijk herkenbaar project. Uit de reacties blijkt dat als
de nodige waarborgen over algemene toegankelijkheid
van de instellingen is gewaarborgd, wij in Nederland er
geen probleem mee hebben.
In Amerika (en de rest van de wereld) wordt nieuwsgieÂ
rig uitgekeken naar de posities op de nieuwe lijst van
grootste weldoeners: staat Bill Gates weer bovenaan?
Wie kent niet de Rockefeller zaal in menig museum, of
de bibliotheek van menig universiteit, die is vernoemd
naar Mary and Steven Moneywise? Nu wij toch die
kant op gaan zou ik een pleidooi willen voeren ook in
Nederland een top 40 van weldoeners in te voeren. Ik
stel voor dat Jort Kelder de organisatie op zich neemt
en dat de berekening aan deskundigen van ESB wordt
gelaten.
ESB
14 juli 2006
351