Aanbod van arbeid blijft toenemen
Aute ur(s ):
Pomp, J.M. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij het Centraal Planb ureau.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4054, pagina 353, 17 april 1996 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt, nederlandse, economie
Trends op de arbeidsmarkt, ontleend aan het Centraal Economisch Plan 1996.
Ondanks de verwachte daling van de economische groei in 1996, houdt de werkgelegenheidsgroei in 1996 en 1997 nog een behoorlijk
tempo. De oorzaak is de gebruikelijke vertraging tussen productiegroei en arbeidsvraag. In arbeidsjaren bedraagt de
werkgelegenheidsgroei 1 1/4% per jaar, wat in beide jaren correspondeert met 80 Ã 100.000 extra banen van meer dan 12 uur per
week. tabel 1 bevat voor 1997 twee kolommen, A en B, corresponderend met een variant met lastenverzwaring en terugdringing van
het financieringstekort, respectievelijk een minder snelle terugdringing van het financieringstekort bij gelijkblijvende lastendruk
die gunstiger is voor de werkgelegenheid.
Tabel 1. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt 1990-1997, x 1000
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
A
70
118
91
72
55
92
105
116
-10
5
-11
59
5
61
15
81
75
130
104
95
64
104
81
83
75
117
96
91
82
125
104
91
Werkl. beroepsbevolk .-19
Werkl.uitkeringen
-17
11
24
70
77
66
113
-9
28
2
-10
-5
0
-15
-10
Werkgelegenheid
– arbeidsjaren
– personen totaal
– pers. vanaf 12 uur
Beroepsbevolking
1997
B
De werkgelegenheid groeit …
Anders dan in de periode 1993/95 gaat dit jaar in de industrie de werkgelegenheid niet verder achteruit. Maar zowel absoluut als relatief is
het vooral de dienstensector waar de werkgelegenheid groeit. Handel, horeca en zakelijke dienstverlening vertonen de sterkste stijging.
Onder de laatste bedrijfstak ressorteren de uitzendbureaus. De verwachting is dat een deel van de werkgelegenheid die er bij de
uitzendbureaus is bijgekomen zal worden omgezet in vaste banen in de betrokken bedrijfstakken. De verdere ontwikkeling in de richting
van meer flexibele arbeidsrelaties zal niettemin in 1996 en 1997 tot een vrij forse groei via de uitzendbureaus aanleiding geven. Een andere
factor van betekenis voor de bedrijfstak zakelijke dienstverlening is de toename van de werkgelegenheid die het gevolg is van het
kabinetsbeleid. Het gaat hierbij met name om de zogenaamde Melkert-banen en de Jeugdwerkgarantie-plaatsen die statistisch tot deze
bedrijfstak worden gerekend. Omgerekend in voltijdbanen neemt de werkgelegenheid hierdoor in 1996 met 10.000 toe, terwijl voor 1997
een mutatie van 16.000 is voorzien.
Naast de tertiaire sector levert ook de kwartaire sector (met name de zorg) een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheidsgroei. De
overheid heeft te maken met inkrimpingen bij de krijgsmacht en het openbaar bestuur, waartegenover enige groei staat in het onderwijs.
Per saldo loopt de werkgelegenheid bij de overheid terug.
…het arbeidsaanbod eveneens …
Het arbeidsaanbod groeit eveneens fors, in 1996 en 1997 met gemiddeld ruim 85.000 personen per jaar. De demografische ontwikkeling
draagt hieraan voor een kleine 20.000 personen bij. Dit cijfer is de resultante van enerzijds een groeiende bevolking in de
beroepsgeschikte leeftijden en anderzijds een toenemende gemiddelde leeftijd, die een negatief effect heeft op de arbeidsdeelname. De
trendmatige stijging van de arbeidsdeelname is goed voor ongeveer 25.000 personen per jaar. De rest komt, afgezien van kleine
conjuncturele effecten, op rekening van beleidsmaatregelen. Deze hebben vooral betrekking op regelgeving inzake
arbeidsongeschiktheid en bijstand. De nieuwe Algemene Nabestaandenwet heeft ook een opwaarts effect op het arbeidsaanbod, maar de
omvang daarvan is klein. De betrokken instanties hebben bij de toepassing en handhaving van de nieuwe regels een zekere
beleidsvrijheid. De beleidseffecten zijn daarom moeilijker in te schatten dan de trendmatige ontwikkeling. Door het toenemende gewicht
van de beleidseffecten wordt de onzekerheid rond de arbeidsaanbodramingen vergroot.
…de werkloosheid blijft hoog.
Ondanks de sterke groei van de werkgelegenheid blijft de werkloosheid hoog. Door het eveneens krachtig toenemende arbeidsaanbod is
sprake van een slechts bescheiden daling. Ten opzichte van de piek in 1994 loopt de werkloze beroepsbevolking tot 1997 in totaal met 10
à 20.000 personen terug. Wel neemt het aantal inactieven onder de 65 jaar jaarlijks af met circa 25.000 personen.
De middellange termijn
Bij de vooruitzichten voor de Nederlandse economie in de periode 1997-2000 worden twee scenario’s onderscheiden, behoedzaam en
gunstig. Met de scenario’s wordt beoogd te laten zien binnen welke marges de economische groei in Nederland de komende jaren zou
kunnen liggen wanneer niet van extreme voor- of tegenspoed sprake is.
De ontwikkeling van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in de beide scenario’s staat in tabel 2. Ook de komende vijf jaar blijft in
Nederland de groei van de beroepsbevolking hoog (zie figuur 1). Allereerst leidt de demografische ontwikkeling tot een toename van het
arbeidsaanbod in Nederland met circa een half procent per jaar, terwijl bijvoorbeeld voor Duitsland vrijwel een nulgroei wordt verwacht.
Waar de participatiegraad van vrouwen in Nederland nog steeds onder die in de ons omringende landen ligt, is het aannemelijk dat de
stijging van de participatiegraad van vrouwen gestaag voortgaat. Voorts leiden de strengere regels voor aanspraak op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering en de scherpere eisen in het kader van de nieuwe Algemene Bijstandswet tot extra groei van de
beroepsbevolking.
Figuur 1. De groei van het arbeidsaanbod naar componenten 1997-2000, X 1000
Tabel 2. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt 1990-2000, x 1000
19911994
Behoedzaam
19951997 1998
2000
Gunstig
1995 1998
19972000
Werkgelegenheid
– arbeidsjaren
– personen totaal
– personen vanaf 12 uur
Beroepsbevolking
30
69
50
82
58
100
78
83
36
70
53
68
73
119
94
87
78
121
98
80
Werkloze beroepsbev.
Werkloosheidsuitkeringen
32
49
5
15
15
16
-7
-1
-18
-15
Voor de periode 1997-2000 wordt ten gevolge van genoemde beleidsmaatregelen gerekend met een extra groei van het arbeidsaanbod
van ongeveer 100.000 personen in vier jaar. In het gunstige scenario wordt het effect van deze maatregelen echter wat optimistischer
ingeschat dan in het behoedzame scenario. In het behoedzame scenario wordt voorts uitgegaan van een vrij hoog migratiesaldo, conform
dat in het begin van de jaren negentig, terwijl in het gunstige scenario het meer recente, lagere niveau uit 1995 wordt gecontinueerd tot
het jaar 2000. Al met al wordt voor de rest van dit decennium een groei van de beroepsbevolking verwacht van een à een en een kwart
procent, ofte wel van 70.000 personen per jaar in het behoedzame scenario en 80.000 personen per jaar in het gunstige scenario. In bijna
alle andere Europese landen blijft de groei van de beroepsbevolking onder een half procent per jaar (zie kader). Hier ligt dus een
belangrijke uitdaging voor het sociaal-economisch beleid in Nederland.
Arbeidsaanbod in Europees perspectief
Internationale vergelijking ondersteunt de conclusie dat het arbeidsaanbod in Nederland relatief snel groeit. Vanaf 1980 was de
groei van het arbeidsaanbod in Nederland veel forser dan in West-Duitsland (figuur 2). De stijging van het arbeidsaanbod is
opgebouwd uit een demografie-effect (omvang en leeftijdsopbouw van de bevolking) en een participatie-effect (veroorzaakt door
veranderende participatiegraden). Het demografie-effect was in Nederland groter dan in de meeste andere landen in Europa.
Deels wordt dit verklaard door het relatief lage aandeel van 50+-ers in de bevolking, deels door de relatief snelle groei van de
bevolking in de beroepsgeschikte leeftijden. Echt uitzonderlijk was Nederland wat betreft het participatie-effect, vooral door de
sterk toegenomen participatie van vrouwen.
Figuur 2. Groei arbeidsaanbod in personen 1980-1993, procentuele mutaties per jaar
Blijft het arbeidsaanbod in Nederland de komende jaren zo snel groeien? Om een aantal redenen is dit inderdaad
waarschijnlijk. Allereerst zal de demografische ontwikkeling een toename van het arbeidsaanbod tot
gevolg hebben van bijna 1/2% per jaar. Daarnaast is de participatiegraad van vrouwen nog steeds laag in vergelijking met de
ons omringende landen. En ten slotte zullen beleidsmaatregelen op het gebied van de sociale zekerheid (WAO, ABW) het
arbeidsaanbod doen toenemen, opnieuw met ongeveer 1/2% per jaar.
Nederland blijft dus opvallen door een relatief forse groei van het arbeidsaanbod (ruim 1% per jaar). In vergelijking met
Duitsland kan de groei gemiddeld bijna een procentpunt per jaar hoger liggen.
Deze sterke groei van de beroepsbevolking oefent – evenals gedurende de afgelopen tien á vijftien jaar – een neerwaartse druk uit op de
loonontwikkeling en leidt tot een vrij arbeidsintensieve groei. Bij een groei van het bbp met 2% in het behoedzame scenario neemt de
werkgelegenheid met ruim 50.000 personen per jaar toe. In het gunstige scenario treedt, bij een groeivoet van het bbp van 3%, een
werkgelegenheidsgroei op van circa 100.000 personen per jaar. Hiermee keert in het gunstige scenario de werkgelegenheidsgroei weer
terug naar het tempo uit de periode 1985-1992.
In het behoedzame scenario is de werkgelegenheidsgroei onvoldoende om de groei van de beroepsbevolking op te vangen en loopt de
werkloosheid op van 540.000 in 1996 tot 600.000 in 2000. In het gunstige scenario daalt de werkloosheid tot 470.000 in het jaar 2000,
waarmee de stijging sinds 1992 overigens nog niet ongedaan gemaakt is. Het beeld is echter gunstiger als de totale inactiviteit wordt
beschouwd, met name door dalingen bij arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)