Ga direct naar de content

Ondernemingsresultaten en loonvorming

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 11 1995

Ondernemingsresultaten en
loonvorming
M.H.C. Lever*

W

erkgevers en politici vinden dat Ondernemingsresultaten meer invloed moeten
hebben op de loonvoet. Empirisch onderzoek toont aan dat de invloed van
Ondernemingsresultaten op de loonvoet in Nederland naar Europese begrippen vrij
groot is; vergeleken met de Verenigde Staten is de invloed echter klein. Door
decentralisatie van de loononderhandelingen en door de fiscale faciliteiten voor
winstdeling in de wet-Vermeend/Vreugdenhil zal de invloed van Ondernemingsresultaten op de loonvoet toenemen. Ofdeze ontwikkeling leidt tot meer werkgelegenheid staat allerminst vast.

In 1984 presenteerde Weitzman een oplossine voor
het probleem van werkloosheid: winstdeling . Deze
oplossing houdt in dat werknemers naast een laag basisloon een aandeel in de winst van de onderneming
krijgen. Dit idee sloeg aan bij politici in verscheidene
landen. De Britse minister van Financien Nigel Lawson was er zo enthousiast over dat hij het boek van
Weitzman aan zijn collega’s cadeau gaf. Bovendien
voerde hij een belastingmaatregel in om winstdeling
aantrekkelijk te maken. Sinds 1990 is de regeling dat
als een werknemer maximaal 10% van zijn loon in de
vorm van winstdeling ontvangt, hij over de helft van
de winstdeling geen belasting hoeft te betalen2. In
Frankrijk werden in 1986 ook belastingmaatregelen
ingevoerd om winstdeling aantrekkelijker te maken.
Hierdoor is het aantal werknemers dat valt onder
winstdelingsregelingen toegenomen van 110.000 in
1974, tot 985.0000 in 1988 en 2.000.000 in 19903.
In Nederland wordt door werkgevers en politici
ook gepleit voor winstdeling of andere vormen van
resultaatafhankelijke beloning. In een brochure over
spaar- en winstdelingsregelingen schrijven de werkgeversorganisaties AWV, FME en VNO: “Het arbeidsvoorwaardenbeleid in Nederland is te star. Er wordt
onvoldoende rekening gehouden met de economische realiteit en met de veranderingen op de arbeidsmarkt…. Een gematigde, meer gedifferentieerde loonkostenontwikkeling is noodzakelijk om de werking
van de arbeidsmarkt te verbeteren. Flexibele vormen
van beloning, waarbij verband bestaat tussen resultaat en beloning, zijn daarvoor onmisbaar” . Ook Van
der Ploeg, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA,
stelt dat flexibele beloning bijdraagt aan vermindering van werkloosheid5. Ten einde het gebruik van
flexibele beloningsvormen te bevorderen zijn door
de wet-Vermeend/Vreugdenhil de belastingfaciliteiten in 1994 verruimd .

ESB 11-1-1995

De ideeen van Weitzman om de werkloosheid op
te lossen zijn niet onomstreden. Een reden is dat het
niet zeker is dat werkgevers hun beslissingen over
werkgelegenheid baseren op het basisloon, en niet
op de loonkosten (inclusief winstdeling). Een andere
reden is dat winstdeling een nadelige invloed kan
hebben op investeringen . Wel bestaat er in brede
* De auteur is werkzaam als senior-onderzoeker bij de afdeling Fundamenteel Onderzoek van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf te Zoetermeer. Hij
dankt JJ. Graafland en J.M. van Werkhooven voor hun toestemming om gezamenlijke onderzoeksresultaten te gebruiken voor dit artikel. A.J.M. Kleijweg en A.R. Thurik worden
bedankt voor hun commentaar op een eerdere versie van
dit artikel.
1. Zie M.L. Weitzman, The share economy, Harvard University Press, Cambridge, Mass., 1984.
2. Zie P.R.G. Layard, S.J. Nickell en R. Jackman, Unemployment: macroeconomic performance and the labour market. Oxford University Press, Oxford, 1991.
3. Zie B. Lamotte en J.F. Troussier, Merit payment in France:
towards new forms of wage determination?, Labour, jg. 8,
nr. 1, 1994, biz. 155-172.
4. De nieuwe spaar- en winstdelingsregelingen nader bekeken: met reglementen, AWV, FME en VNO, Haarlem, 1994.
5. Zie R. van der Ploeg, Pleidooi voor flexibel belonen, Bespiegelingen voor onder de boom, SEO, Amsterdam, 1994.
6. De wet-Vermeend/Vreugdenhil houdt in dat de werkgever in 1995 over een bedrag van/ 1.580 aan winstdeling
20% belasting moet betalen; wordt het bedrag op een geblokkeerde rekening gestort dan hoeft slechts 10% belasting betaald te worden. Het bedrag van/ 1.580 kan ook
worden aangewend voor aandelenopties of voor spaarloon.
7. Zie M.J. Ellman, Loondifferentiatie op basis van het bedrijfsresultaat: winst- en opbrengstdeling, in: Gedachten
over loondifferentiatie: probleemstelling en preadviezen,
OSA-voorstudie V17, Den Haag, 1987 en S. Wadhwani,
Profit-sharing as a cure for unemployment: some doubts, International Journal of Industrial Organisation, jg. 6, 1988,
biz. 59-68.

Tabel 1. De invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet in

instrumenten

om na te gaan wat de gevolgen hiervan zijn voor de
loonhoogte, de arbeidsproduktiviteit en de werkgelegenheid.
De opbouw van het artikel is als volgt. Eerst
wordt een overzicht van eerder buitenlands onderzoek naar de invloed van ondernemingsresultaten op
de loonvoet gegeven. Vervolgens worden de resultaten van recent onderzoek voor Nederland beschreven. Daarna wordt ingegaan op de vraag hoe de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet
zich ontwikkelt en wat de gevolgen hiervan zijn. Het
artikel wordt afgesloten met enkele conclusies en
een suggestie voor verder onderzoek.

0,03-0,12 voor Zweden

Buitenlandse onderzoeksresultaten

bet buitenland
Studie

Data

Invloed van ondememingsresultaten op de loonvoet

Nickell/Wadhwani (1990)

Jaarcijfers voor 219 giote
ondernemingen in de nijver-

0,11
0,08-0,17 bij gebruik van een

heid van het VK (1974-1982)

andere steekproef of andere

instrumenten

Brunello/wadhwani (1989)

Jaarcijfers voor 157 grote
ondernemingen in Japanse

nijverheid (1977-1987)

Holmlund/Zetterberg (1991) Jaarcijfers voor industhele

seaoren in Noorwegen,
Zweden, Finland, WestDuitsland en de VS

(1965-1985)
NickeU/Kong (1992)

Jaarcijfers voor 14 twee-digit
industriele sectoren in het

0,33
0,28-0,35 bij gebruik van een
andere steekproef of andere

0,03-0,04 voor Noorwegen

0,00-0,01 voor Finland
0,04-0,12 voor West-Duitsland
0,30-0,48 voor de VS

0,04-0,52

0,25 ongewogen gemiddelde

VK (1961-1985)
Nickell e.a. (1992)

Jaarcijfers voor 814 grote
ondernemingen in de nijverheid van het VK (1972-1986)

0,11-0,16
0,05 na corr. voor verschillen
in kwaliteit van de arbeid

kring consensus over dat de loonvoet flexibel moet
zijn om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen. Wat precies onder flexibiliteit
moet worden verstaan is niet altijd even duidelijk.
Een vorm van flexibiliteit is dat de loonvoet gevoelig
is voor werkloosheid . In dit artikel wordt met flexibiliteit bedoeld de mate waarin de loonvoet gevoelig is
voor de resultaten van de onderneming. Op de vraag
in hoeverre deze vorm van flexibiliteit voldoende is
voor de afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt kom ik later terug.
Flexibiliteit van de loonvoet kan niet alleen afge-

meten worden aan de mate waarin winstdelingsregelingen zijn opgenomen in cao’s9. Immers, ondernemingsresultaten kunnen ook doorwerken in de loonvoet via de contractuele loonstijgingen in de cao zelf,

via het toekennen van periodieken, enzovoort. Een
theoretisch kader voor het meten van de invloed van
ondernemingsresultaten op de loonvoet wordt geleverd door de ‘insider-outsider’-theorie. Deze theorie

benadrukt dat werkenden (insiders) in de loononderhandelingen over meer macht beschikken dan werklozen (outsiders). Dit machtsverschil •wordt veroorzaakt door een verschil in kennis en vaardigheden.
De insiders zijn dank zij deze macht in staat om bovenop het reservatieloon van de outsiders een deel
van de opbrengsten van de onderneming naar zich

toe te trekken . Indien dit onderhandelingsmodel
juist is, dan is de loonvoet op ondernemings- of sec-

torniveau zowel afhankelijk van het resultaat van de
onderneming of sector (de interne factoren) als van
de situatie op de arbeidsmarkt (de externe factoren).
Het doel van dit artikel is om de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet in Nederland te
bepalen en deze te vergelijken met die in andere landen; om na te gaan hoe de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet zich ontwikkelt; en

Eerder onderzoek naar de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet is uitgevoerd voor verscheidene landen, maar vooral voor het Verenigd Koninkrijk. Kwalitatief bewijs voor het belang van zowel de
resultaten van de onderneming als de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt wordt geleverd door Blanchflower en Oswald11. Zij doen verslag van een enquete gehouden onder 1267 personeelsmanagers in de
private sector van het Verenigd Koninkrijk, naar de
factoren die van invloed waren op het loonniveau
dat werd vastgesteld in de laatste loononderhandelingen. De drie meest genoemde factoren zijn: winstgevendheid of produktiviteit, inflatie en de gangbare
loonvoet in de industrie.
Onderling vergelijkbare kwantitatieve resultaten
ten aanzien van de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet kunnen verkregen worden door
in een regressievergelijking voor de loonvoet op ondernemings- of sectorniveau zowel de toegevoegde

waarde per werknemer op te nemen (de interne factor) als de geaggregeerde loonvoet (de externe factor). De schattingen van de invloed van de ondernemingsresultaten die op deze wijze zijn verkregen zijn
samengevat in label 1. Op basis van een panel van
219 grote ondernemingen in de Britse nijverheid
schatten Nickell en Wadhwani de invloed van de ondernemingsresultaten op 0,11 en van de geaggregeerde loonvoet op 0,8912. Holmlund en Zetterberg vin-

8. Voor een Internationale vergelijking van de gevoeligheid
van de loonvoet voor werkloosheid zie M.H.C. Lever, Loonvorming en werkloosheid, ESB, 16 februari 1994, biz. 144148.
9. Volgens Van der Ploeg, op.cit., komt in achttien procent
van de cao’s in Nederland een regeling voor winstdeling
voor, afspraken over prestatietoeslagen in een derde van de
cao’s en afspraken over extra beloningen op basis van persoonlijke beoordelingen in circa een kwart van de cao’s.
10. Zie AJ. Lindbeck en D.J. Snower, The insider-outsider
theory of employment and unemployment, MIT Press, Cambridge, Mass., 1988, en H. Veuer en T.M. Andersen, Do turn-

over costs protect insiders?, The Economic Journal, jg. 104,
1994, biz. 124-130.
11. D.G. Blanchflower en A.J. Oswald, Internal and external
influences upon pay settlements, British Journal of Industrial Relations, jg. 26, nr. 3, 1988, biz. 363-370.
12. S.J. Nickell en S. Wadhwani, Insider forces and wage determination, The Economic Journal, jg. 100, 1990, biz. 496509.

den in een soortgelijke analyse voor de Scandinavische landen en West-Duitsland een tamelijk kleine invloed van de sectorale resultaten (0,00-0,12), maar
voor de VS een zeer grote (0,30-0,48)13. De schattingen van de invloed van ondernemingsresultaten op

basis van sectorale gegevens in Nickell en Kong komen hoger uit . In Nickell e.a. wordt de eerdere
steekproef uitgebreid tot 814 industriele ondernemingen . Ten aanzien van de invloed van de ondernemingsresultaten op de loonvoet zijn de schattingen
vergelijkbaar met het eerdere onderzoek. Een nieuw
resultaat is dat de invloed van de ondernemingsresultaten voor grote en kleine ondernemingen nagenoeg
hetzelfde is. Brunello en Wadhwani vinden echter
een hoger gewicht voor de ondernemingsresultaten
in grote dan in kleine ondernemingen in Japan en in
het Verenigd Koninkrijk . Het verschil in resultaten
hangt mogelijk samen met het feit dat de ‘kleine’ ondernemingen in het onderzoek van Nickell e.a. groter zijn dan in het onderzoek van Brunello en
Wadhwani.
De algemene conclusie is dat de loonvoet in beperkte mate bepaald wordt door de ondernemingsresultaten en dat de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet in Europa aanmerkelijk kleiner is
dan in de Verenigde Staten. Ten slotte suggereren de
schattingen dat ondernemingsresultaten een beperktere rol spelen bij centrale dan bij decentrale loononderhandelingen. Immers, in Scandinavie vinden de
onderhandelingen zeer gecentraliseerd plaats, in
West-Duitsland en het Verenigd Koninkrijk grotendeels op bedrijfstakniveau en in de Verenigde Staten
op ondernemingsniveau.

Resultaten voor Nederland17

Tabel 2. De invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet in

Nederland
Studie

Data

Graafland/Lever (1994)

Jaarcijfers voor 18 sectoren in 0,14 voor de marktsector
de Nederlandse marktsector
0,07 voor de industrie
0,26 voor de dienstensector
(1963-1990)

Lever/Van Werkhooven (1995) Jaarcijfers voor 68 bedrijfs-

groepen in de Nederlandse
industrie (1974-1986);

idem voor grote en kleine
ondememingen in 36

Invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet

0,11 voor 68 bedrijfsgroepen
0,18 voor grote ondern.
in 36 bedrijfsgroepen

0,01 voor kleine ondem.
in 36 bedrijfsgroepen

bedrijfsgroepen

kelijk kleiner dan de invloed van de ondernemingsresultaten gevonden door Brunello en Wadhwani voor
grote ondernemingen in Japan en de invloed gevonden door Holmlund en Zetterberg voor de Verenigde
Staten. Overigens is de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet in de industrie aanmerkelijk
kleiner dan in de dienstensector.
Het valt te verwachten dat de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet bij kleine ondernemingen kleiner is dan bij grote ondernemingen. Een
reden hiervoor is dat grote ondernemingen een interne arbeidsmarkt hebben. Deze interne arbeidsmarkt
wordt gecreeerd om investeringen in werknemers
rendabel te maken. Werknemers op de interne arbeidsmarkt hebben door hun kermis en ervaring een
relatief sterke positie in de loononderhandelingen en
kunnen een groter deel van de opbrengsten eisen.
Een andere reden hiervoor is dat grote ondernemingen vaker dan kleine ondernemingen een eigen collectieve arbeidsovereenkomst afsluiten.

De schattingen op basis van de derde dataverzaVoor het Nederlandse onderzoek is gebruik gemaakt

van de regressievergelijking uit de eerder genoemde
publikaties van Nickell en anderen. Hierin worden
de loonkosten beschreven als een gewogen gemiddelde van de ondernemingsresultaten (de toegevoegde waarde per werknemer) en de gemiddelde loonvoet in andere sectoren. Verder worden de werkgelegenheid uit de vorige periode en de werkloosheid
opgenomen om de invloed van het aantal insiders en
het aantal outsiders mee te nemen. Deze loonvergelijking is eerst geschat op basis van gegevens voor 18
sectoren in de Nederlandse marktsector (1963-1990).

Vervolgens is deze vergelijking geschat voor 68 bedrijfsgroepen in de Nederlandse industrie (19741986). Ten slotte is deze vergelijking geschat voor
grote (50 of meer werkzame personen) en kleine (10

tot 50 werkzame personen) ondernemingen in 36 bedrijfsgroepen in de industrie (1974-1986).
De invloed van ondernemingsresultaten op de
loonkosten wordt voor de marktsector geschat op
0,14. Voor de industrie wordt deze op basis van de
eerste twee dataverzamelingen geschat op 0,07-0,11.
Dit gewicht komt ongeve.er overeen met dat wat gevonden is door Nickell en Wadhwani en door Nickell
e.a. voor het Verenigd Koninkrijk en door Holmlund
en Zetterberg voor Zweden en West-Duitsland. Het is
groter dan de invloed die Holmlund en Zetterberg
vonden voor Finland en Noorwegen. Het is aanmer-

ESB 11-1-1995

meling bevestigen dat de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet in grote ondernemingen
aanmerkelijk hoger is dan in kleine ondernemingen.
Het gewicht van ondernemingsresultaten in grote ondernemingen is 0,18, in kleine ondernemingen 0,01.
Een soortgelijk resultaat werd eerder gevonden door

13. B. Holmlund en J. Zetterberg, Insider effects in wage determination: evidence from five countries, European Economic Review, jg. 35, 1991, biz. 1009-1034.
14. SJ. Nickell en P. Kong, An investigation into the power
of insiders in wage determination, European Economic Review, jg. 36, 1992, biz. 1573-1599.
15. S.J. Nickell, J. Vainiomaki en S. Wadhwani, Wages, unions, insiders and product market power, discussion paper
77, Centre for Economic Performance, London School of
Economics, Londen, 1992.
16. G. Brunello en S. Wadhwani, The determinants of wage
flexibility in Japan: some lessons from comparison with the
UK using micro-data, discussion paper 362, Centre for Labour Economics, London School of Economics, Londen,
1989.
17. De hier gepresenteerde resultaten zijn uitgebreider beschreven in J.J. Graafland en M.H.C. Lever, Internal and external forces in sectoral wage formation: evidence from the
Netherlands, research report 9412/E, EIM, Zoetermeer; en
in M.H.C. Lever en J.M. van Werkhooven, Insider power,
market power, firm size and wages: evidence from Dutch
manufacturing industries, research report 9502/E, EIM,
Zoetermeer.

Brunello en Wadhwani voor Japan en het Verenigd
Koninkrijk.

sultaten in de loonvorming leidt tot een afname van

de gevoeligheid van de loonvoet voor werkloosheid.
De eerste reden is dat onderhandelaars op decentraal

Resultaatafhankelijke beloning en
werkgelegenheid
Om drie redenen valt te verwachten dat het belang

van ondernemingsresultaten voor de loonvorming
toe zal nemen. Ten eerste vermindert de coordinatie
van de onderhandelingen over nieuwe collectieve
arbeidsovereenkomsten (cao’s). Dit blijkt bij voorbeeld uit het feit dat er sinds 1982 geen centraal akkoord meer wordt afgesloten tussen werkgevers- en
werknemersorganisaties. Hierdoor kunnen de cao’s
meer worden afgestemd op de resultaten van de betreffende onderneming of sector. Ten tweede is er
sprake van een geleidelijke verschuiving van bedrijfstakcao’s naar ondernemingscao’s. Uit cijfers van de
(voormalige) Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden
blijkt dat tussen 1974 en 1991 het aantal ondernemingscao’s toeneemt van 441 tot 718, terwijl het aantal bedriifstakcao’s in deze periode constant rond de

190 ligt1 . Van alle werknemers die onder een cao

vallen stijgt het percentage dat onder een onderne-

mingscao valt van 14,4 naar 17,2. Bij ondernemingscao’s is een betere afstemming mogelijk op de ondernemingsresultaten dan bij bedrijfstakcao’s. Ten derde
is in 1994 het toekennen van winstdeling fiscaal
enigszins aantrekkelijker geworden door de wetVermeend/Vreugdenhil.
Een toename van winstdeling of van andere vormen van resultaatafhankelijke beloning heeft gevolgen voor de loonvoet, de arbeidsproduktiviteit en de
werkgelegenheid. Een onderzoek van Wadhwani en
Wall op basis van 101 ondernemingen in de nijverheid van het Verenigd Koninkrijk suggereert dat
winstdeling voor 90% bovenop het gebruikelijke
loon komt en zodoende leidt tot een stijging van de
loonvoet . Weitzman en Kruse stellen dat alle studies naar de effecten van winstdeling op produktiviteit concluderen dat het effect positief of nihil is en
dat in geen enkele studie een negatief effect gevonden wordt . Wadhwani en Wall vinden ook een positief effect van winstdeling op de produktiviteit.
Blanchflower en Oswald vinden een positief, maar insignificant effect van winstdeling of bonus op basis
van de toegevoegde waarde op de winstgevendheid
van ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk23.
Een positief effect van winstdeling op de arbeidsproduktiviteit kan leiden tot een positief effect op de
werkgelegenheid. In de studie van Wadhwani en
Wall wordt dit effect echter min of meer tenietgedaan
door de stijging van de loonvoet. Ten slotte zou men
verwachten dat winstdeling leidt tot meer stabiele
werkgelegenheid. Wadhwani en Wall vinden hier echter geen bewijs voor.
Vanwege de beperkte invloed van resultaatafhankelijke beloning op de werkgelegenheid is het uit
oogpunt van werkloosheidsbestrijding niet voldoende dat de loonvoet be’invloed wordt door ondernemingsresultaten. Het blijft belangrijk dat de loonvoet
flexibel reageert op Overschotten en tekorten op de
arbeidsmarkt. Het is om twee redenen niet denkbeeldig dat een toenemend belang van ondernemingsre-

niveau wellicht minder betrokken zijn bij werkloosheid dan onderhandelaars op centraal niveau. De
tweede reden is dat resultaatafhankelijke beloning ertoe kan leiden dat werkenden (insiders) zich verzetten tegen het aannemen van nieuwe werknemers
(outsiders), aangezien dit ten koste gaat van hun aandeel in de opbrengsten. In dat geval brengt meer resultaatafhankelijke beloning ons van de regen in de
drup.

Conclusies
Werkgevers en politici pleiten voor meer invloed van
ondernemingsresultaten op de loonvoet. Empirisch
onderzoek bevestigt dat de invloed van resultaten
van de onderneming of sector op de loonvoet in Nederland beperkt is. In vergelijking met andere Europese landen is deze invloed redelijk hoog; in de Verenigde Staten hebben de ondernemingsresultaten
echter veel meer invloed op de loonvoet.
Door verdergaande decentralisatie van de loononderhandelingen en door fiscale faciliering van winstdeling door de wet-Vermeend/Vreugdenhil kan de invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet

toenemen. Het gevaar bestaat dat een toenemende invloed van ondernemingsresultaten op de loonvoet gepaard gaat met een afnemende invloed van werkloosheid op de loonvoet. Of deze ontwikkeling leidt tot
meer werkgelegenheid staat allerminst vast. Een evaluatie-onderzoek van de wet-Vermeend/Vreugdenhil
biedt een goede gelegenheid om na te gaan wat de
effecten van winstdeling op de werkgelegenheid in
Nederland zijn.
Marcel Lever

18. Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden, De betekenis

van cao’s in kwantitatieve zin, Societal Maandblad Arbeid,
jg. 42, 1987, biz. 707-713 en DCA-bevindingen 1991, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag, 1992.
19. S. Wadhwani en M. Wall, The effects of profit-sharing
on employment, wages, stock returns and productivity: evidence from UK micro-data, The Economic Journal, jg. 100,
1990, biz. 1-17.
20. De werkgeversorganisatie NCW is zich kennelijk van dit
gevaar bewust: “Door winstdeling moet de algemene loonontwikkeling lager uitkomen dan die wellicht anders zou
zijn geweest”. Zie Resultaatafhankelijke beloning, Adviesbureau Arbeidszaken NCW, Den Haag, September 1994.
21. M.L. Weitzman en D.L. Kruse, Profit sharing and productivity, in: A.S. Blinder (red.), Paying for productivity:• a look

at the evidence, Brookings Institution, Washington, DC,
1990.
22. Het is niet aannemelijk dat de spaarloonregeling leidt
tot hogere loonkosten. Zie J.A. Bikker, Spaarloon: een
kunstgreep met grote effecten, ESB, 16 november 1994, biz.
1037-1040.
23. D.G. Blanchflower en AJ. Oswald, Profit-related pay:
prose discovered?, The Economic Journal, jg. 98, 1988, biz.
720-730.

•me,

Auteurs