De toekomst van bancaire
financiering
A.W.A. Boot en L.H. van Goor*
et de stroom van nieuwe instrumenten en informatietechnologische
ontwikkelingen op de financiële markten staat de traditionele rol van banken als
financier van het bedrijfsleven onder druk. Dit dwingt banken tot het maken van
strategische keuzes. Echter, voor het analyseren van de toekomstige rol van banken is
het noodzakelijk de comparatieve voordelen van bancaire financiering, ten opzichte
van financiering uit de financiële markten, bloot te leggen. Het resultaat van onze
analyse is geruststellend voor innovatieve bankiers.
M
Al enige tijd zien we in vele landen veranderingen
optreden in de ondernemingen die van oudsher de
economie draaiende hielden. Het voortbestaan van
industrieën en bedrijven die werden gezien als nationaal vlaggeschip, blijkt plotseling niet langer vanzelfsprekend te zijn. Financiële instellingen zijn daarop
geen uitzondering. De traditionele financiële instellingen, de banken, worden geconfronteerd met de opkomst van niet-bancaire financiële instellingen met
een zeer concurrerend diensten- en produktenpakket, en met nieuwe ontwikkelingen in de financiële
markten. In de financiële markten zien we een niet
aflatende stroom van financiële innovaties die, oppervlakkig bezien, zo veel meer geavanceerd schijnen,
dat de traditionele bancaire financiering een reële
dreiging lijkt te ondervinden. Bovendien bieden nationale grenzen steeds minder bescherming voor binnenlandse financiële instellingen; de buitenlandse
concurrentie op de thuismarkt neemt toe.
Hoe moeten banken zich opstellen in deze snel
veranderende, dynamische wereld? En is er nog toekomst voor het traditionele bancaire kredietbedrijf,
als directe financiering vanuit de financiële markten
door informatietechnologische
ontwikkelingen
steeds gemakkelijker lijkt te worden?
Om ook maar iets zinnigs te kunnen zeggen over
de toekomstige rol van bancaire financiering is het
van belang om de comparatieve voordelen van financiering verkregen van respectievelijk financiële instellingen en financiële markten bloot te leggen. Deze
analyse is van belang voor het identificeren van strategieën waarmee banken hun comparatieve voordelen zo optimaal mogelijk zouden kunnen benutten;
iets wat van cruciaal belang is gezien de toegenomen
concurrentie. Daarnaast biedt de analyse ook een basis voor een fundamentele toetsing van de regelgeving. Immers, de regelgever kan slechts dan de vele,
mogelijk conflicterende belangen optimaal afstemmen indien hij voldoende begrip en inzicht heeft in
de evolutie van het financiële systeem? Wij leggen in
deze bijdrage een belangrijk fundament: de economische analyse van de rol van banken als financier van
het bedrijfsleven.
Inzichten uit de theorie
Financiële instellingen en markten nemen een zeer
prominente plaats in binnen ons economische bestel.
Toch gaf tot voor kort de economische wetenschap
slechts weinig inzicht in de rol van financiële instellingen en markten. Een dergelijke constatering komt
misschien vreemd over, omdat er vele verhandelingen zijn verschenen over financiële instellingen en
markten. Het betreft echter veelal louter beschrijvingen van hoe zij eruit zien, wat zij doen en hoe ze
functioneren. Tot voor kort kon de economische
theorie niet verklaren wat de rol was van de financiele instellingen ten opzichte van die van markten. Bij
voorbeeld, onder welke omstandigheden leidt bancaire financiering tot een efficiëntere allocatie van financiële middelen dan financiering uit de financiële
markten? Wij kunnen zelfs een meer absoluut standpunt innemen: binnen de traditionele economische
theorie was geen specifieke rol weggelegd voor financiële instellingen!
De economische theorie vertrouwde op het paradigma van de Walrasiaanse anonieme en frictieloze
markten; een variatie op Adam Smith’s ‘invisible
hand’. Een karakteristiek van deze wijze van economiebeoefening is dat de werking van markten niet
ter discussie staat. Er wordt verondersteld dat op
deze markten evenwichtsprijzen tot stand komen, zodanig dat de markten ruimen. Het is de veronderstel• Beide auteurs zijn verbonden aan de vakgroep Financieel
management van de Universiteit van Amsterdam. Zij zijn
H.F. Koster erkentelijk voor commentaar op een eerdere
versie van dit artikel.
de frictieloze werking van de markten die maakt dat
geen rol is weggelegd voor financiële instellingen.
Immers, in een frictieloze markt kunnen financiële instellingen niets toevoegen of verbeteren aan de door
financiële markten bereikte allocatie van financiële
middelen. Het analyseren van de financiële sector is
dan dus weinig zinvol. Voor de economische analyse
kan dit een aanvaardbare abstractie zijn, mits willekeurige combinaties van instellingen en markten ruwweg tot een zelfde uitkomst leiden. Recente ontwikkelingen in de economische theorie hebben echter
laten zien dat bij voorbeeld ruimende markten geen
vanzelfsprekendheid
zijn, wanneer informatie onvolledig en niet voor alle partijen gelijkelijk beschikbaar
is. Onder asymmetrische informatie werkt het marktmechanisme niet zoals het moet. Fricties in de markt
leiden tot inefficiënties en een mogelijke rol voor financiële intermediairs.
Het meest roemruchte voorbeeld van hoe asymmetrische informatie leidt tot inefficiënties is Akerlofs
verwijzing naar de slecht functionerende markt voor
tweedehands auto’sl. Als aspirant-kopers latente
wrakken, zogenaamde ‘lemons’, niet kunnen onderscheiden van goede tweedehands auto’s, en de verkopers wèl, dan bestaat er waarschijnlijk geen ruimende markt in tweedehands auto’s. Rationele
aspirant-kopers zullen dan namelijk niet bereid zijn
meer te betalen dan een prijS die het gemiddelde
kwaliteitsniveau weerspiegelt. Maar tegen deze gemiddelde prijs is het voor verkopers met goede tweedehands auto’s weinig attractief om hun auto’s te
verkopen. Zij trekken zich dan terug van de markt,
waardoor de gemiddelde kwaliteit van het aanbod
op de markt daalt. De marktprijs daalt dan dienovereenkomstig. Vervolgens zullen van de overgebleven
auto’s de betere eveneens van de markt verdwijnen.
Hierdoor geldt: “Bad cars drive out good cars” en alleen voor latente wrakken bestaat er dan een markt.
Een vergelijkbare observatie kan worden gemaakt
voor de financiële markten. Als de beleggers in deze
markten de goede debiteuren niet kunnen onderscheiden van de slechte, en dus een relatief hoge
rente vragen overeenkomstig de gemiddelde kwaliteit van de aspirant debiteuren, dan is het waarschijnlijk dat de betere debiteuren zich zullen terugtrekken
van de financiële markten om deze voor hen te hoge
rente te vermijden. Dus conform de markt voor tweedehands auto’s, werken de financiële markten dan
niet frictieloos. Wij zullen laten zien dat financiële
instellingen en markten op verschillende wijzen omgaan met deze informatieproblemen,
en dat financiële instellingen hieraan hun bestaansrecht kunnen
ontlenen. Hiermee sluiten wij aan op recent onderzoek waarin door verscheidene auteurs is uiteengezet hoe financiële instellingen als intermediairs
informatieproblemen,
waaronder het door Akerlof
gesignaleerde probleem, kunnen oplossen2. Dit onderzoek ontwikkelt zich stormachtig en heeft geleid
tot het nieuwe subvakgebied financiële intermediatie.
De frictie van de niet te observeren kwaliteit is
slechts één voorbeeld van een informatieprobleem.
Evenzeer kan gedacht worden aan bepaalde acties
die een debiteur mogelijk ten nadele van de bank onderneemt nadat een lening is verstrekt. In het alge-
ESB 27-7-1994
meen kan worden gesteld dat informatie problemen
leiden tot afstemmings- en beheersbaarheidsproblemen doordat de financier geen volledig inzicht heeft
in de beslissingen van de debiteur. Deze problematiek is nauw verwant aan de agencyliteratuur; hoe
kan de bank als ‘principaal’ voldoende invloed uitoefenen op de debiteur, de ‘agent’? De beperkte beheersbaarheid van het besluitvormingsproces
van de
debiteur kan leiden tot grote fricties, die de beschikbaarheid en de kostenvoet van financiering nadelig
beïnvloeden. Dit laatste omdat geldgevers op het gebrek aan beheersbaarheid en invloed zullen anticiperen, en de door hen geëiste vergoeding dienovereenkomstig zullen verhogen.
De vraag is nu of dergelijke problemen door een
intermediair beter kunnen worden beheerst dan door
de financiële markten. Een mogelijk antwoord is dat
een intermediair, een bank, dichter bij de debiteuren
staat, waardoor een betere uitwisseling van informatie mogelijk is. Dit op zichzelf is mogelijk niet voldoende. Wij zullen echter laten zien dat een bank
vergeleken met een verschaffer van vermogen uit de
financiële markten mogelijk meer invloed kan uitoefenen op de debiteur èn tijdiger kan ingrijpen.
De rol van bancaire financiering
Het centrale gezichtspunt dat wij in deze paragraaf
zullen uitwerken is dat financiering veel meer impliceert dan alleen een transfer van financiële middelen.
De transfer van financiële middelen is onlosmakelijk
verbonden met een transfer van zeggenschap en invloed. Het is van groot belang om deze zeggenschap
en invloed in de beschouwing te betrekken, omdat
zij de verschillende financieringsconstructies
van elkaar doen onderscheiden in effectiviteit en kostenvoet.
Een voor de hand liggende constatering is dat financiering verkregen van banken mogelijk minder
onderhevig is aan informatieproblemen,
omdat een
bank door het aangaan van een relatie met een onderneming een betere uitwisseling van informatie
kan verkrijgen. De informatiestroom komt tot stand
door onder meer de geografische nabijheid van bank
en debiteur, en wordt versterkt en gestimuleerd doordat de bank en de onderneming binnen hun relatie
niet alleen korte maar ook lange-termijnverplichtingen aangaan. Dergelijke verplichtingen zijn veelal
niet juridisch afdwingbaar en ontlenen hun waarde
aan de vertrouwensrelatie tussen bank en debiteur.
Het is in beider belang zorgvuldig om te gaan met
deze vertrouwensrelatie. De betere informatie-uitwisseling die voortvloeit uit de relatie vermindert de fricties bij het aantrekken van vermogen. Voor de bank
1. G. Akerlof, The market for lemons: quality uncertainty
and the market mechanism, Quarterly Journalof Economies, 1970, blz. 488- 500.
2. Zie bij voorbeeld D. Diamond, Financial intermediation
and delegated monitoring, Review of Economie Studies,
1984, blz. 393-414, en S. Bhattacharya en A.Y. Thakor, Contemporary banking theory, journalof Financiallntermediation, 1993, blz. 2-50.
vergemakkelijkt het de gewenste controle op de besteding van de ter beschikking gestelde fondsen. Nu
is controle zonder invloed weinig zinvol (en invloed
zonder controle onwaarschijnlijk); maar waaraan ontleent de bank dan haar invloed?
Eén belangrijke factor is dat bij bancaire financiering veelal sprake is van een zekere concentratie van
vermogen bij één crediteur, namelijk de bank, wat
bij financiering in de markt veel minder het geval is.
Deze concentratie vergroot de genoemde voordelen
die voortvloeien uit de relatie tussen bankier en debiteur. Het is voor de bank economisch rendabel te investeren in het verzamelen van informatie betreffende deze debiteur. Ook voor de onderneming is het
verstandig om te investeren in de relatie omdat, zoals
eerder verwoord, zij de consequenties ondervindt
van fricties met haar financiers.
Als ‘nabije’ schuldeiser speelt een bank een cruciale rol bij de discipline ring van ondernemingen.
Wij hebben al gesuggereerd – maar nog niet aangetoond – dat banken, in tegenstelling tot andere meer
anonieme crediteuren, eerder kunnen ingrijpen bij te
verwachten problemen bij debiteuren. Het belang
hiervan moet niet worden onderschat. Een onderneming in financiële moeilijkheden kan er namelijk
belang bij hebben om als ‘laatste levensteken’ een
alles-of-niets strategie te volgen. Dit laatste is veelal
slechts in het belang van aandeelhouders en vernietigt waarde voor de onderneming als geheel, en in
het bijzonder voor de verschaffers van vreemd vermogen3. Maar waar komt de mogelijkheid van de
bank vandaan om tijdig, dat wil zeggen vóórdat financiële moeilijkheden zich voordoen, in te grijpen? Hoe
kan zij bij voorbeeld tijdig herstructureringen afdwingen?
De concentratie van vermogen die bancaire financiering kenmerkt, is op zichzelf niet voldoende om
herstructureringen af te dwingen. Immers, wat kan
een bank doen met een onderneming die de adviezen en wensen van de bank negeert? Het antwoord
is weinig, tenzij de bank voor zichzelf prioriteit
opeist. De bank kan dan op een geloofwaardige wijze herstructureringen afdwingen door te dreigen met
het dichtdraaien van de kredietkraan. Prioriteit is hiervoor onontbeerlijk omdat de bank anders door bij
voorbeeld het daadwerkelijk opeisen van een lening,
zelf wordt getroffen door de mogelijk dramatische gevolgen hiervan. Deze constructie zorgt er dus voor
dat de vermogensinbreng van de bank wordt ontzien
waardoor zij zich harder kan opstellen. De geloofwaardigheid van het dreigement betekent paradoxaal
genoeg dat het dreigement slechts zelden hoeft te
worden uitgesproken.
De wenselijkheid van de prioriteit van de bank
heeft als consequentie dat obligatiehouders een lagere prioriteit moeten krijgen. Zij zouden ook door hun
spreiding ten enenmale ongeschikt zijn om de disciplinerende rol van de bank over te nemen. Het verrassende is, dat zij er belang bij hebben dat de bank
prioriteit heeft; op deze wijze worden hun belangen
het beste beschermd. Immers, zonder de prioriteit
van bancaire financiering zou er niet tijdig kunnen
worden ingegrepen. Alle verschaffers van vreemd
vermogen zouden zich dan hiertegen moeten indek-
ken door het vooraf eisen van een hogere vergoeding.
Het voorgaande betekent dat er een complementariteit is tussen financiering door een bank en financiering vanuit de financiële markten. Het feit dat een
onderneming een beroep doet op bancaire financiering stelt haar in staat om tegen een acceptabele
vergoedin~ financiering uit de financiële markten te
verkrijgen . De hier aangetoonde complementariteit
van bancaire financiering en finainciering via de
financiële markt en de eerder genoemde rationalisaties van bancaire financiering zijn van cruciaal belang
voor een juiste beoordeling van de ontwikkelingen
die in de financiële sector gaande zijn. Een van deze
ontwikkelingen is de opkomst van securitisatie, ofwel vertiteling.
Vertiteling
Sommigen beschouwen bank leningen als een achterhaald produkt dat spoedig plaats zal moeten maken
voor nieuwe vormen van financiering vanuit de financiële markten. Wij zullen in deze paragraaf aangeven
dat bezien vanuit de hiervoor ontwikkelde specifieke
rol van bancaire financiering weinig overeind blijft
van deze visie: de nieuwe financieringsvormen zijn
juist complementair aan de traditionele bancaire financiering.
Traditioneel bestaat de balans van een bank uit
niet-verhandelbare,
c.q. illiquide, activa, gefinancierd
met liquide passiva. Deze transformatie is een afspiegeling van de basistaak van de banken. De bank financiert activiteiten waarover zij (eerst) informatie
moet vergaren. Dit maakt haar activa illiquide; buitenstaanders weten minder over de kwaliteit van de activa dan de bank. Hierdoor wordt de waardering van
de activa ondoorzichtig. De passiva van de bank zijn
daarentegen veelal onderhevig aan weinig risico, en
dus liquide. Securitisatie, ofwel vertiteling, kan worden gezien als heroriëntatie op de transformatietaak,
die het proces doorzichtiger kan maken.
Securitisatie is een proces waarbij een bank weliswaar leningen creëert (de ‘origination’) maar de ‘funding’ daarna overlaat aan de financiële markten, door
het uitgeven van verhandelbare obligaties of andere
beleggingspapieren.
De leningen verschijnen dan
niet meer op de balans van de bank en het risico
wordt (geheel of ten dele) verschoven naar de beleggers in de financiële markten. Het enthousiasme voor
deze innovatie kent soms geen grenzen. Zo schrijft
McKinsey & Co’s Lowell Bryan (988) dat:
3. Zie A.W.A. Boot en M.F. Wijn, Insolventie, vermogensstructuur en vermogensmarkt,
Maandblad voor Accountancyen Bedrijfseconomie, 1991, blz. 22-32.
4. Dit duidt op een interactie tussen ondernemingen
enerzijds en financiële instellingen en markten anderzijds. Pas
zeer recentelijk heeft de literatuur oog voor deze interactie.
Zie bij voorbeeld A.W.A. Boot en A.V. Thakor, Security design, Journalof Finance, 1993, blz. 1349-1378. Zij tonen
aan dat het type beleggingspapier
dat een onderneming uitgeeft (aandeel of obligatie) invloed heeft op de informatieproduktie in de financiële markten, en daarmee op de fricties tussen onderneming en verschaffers van vermogen.
“Structured securitized credit is a new technology for
lending that has been developed essentially by nonbankers. It is better on all counts than the traditional
lending system. It is growing very rapidly precisely
because it is a superior technology – one that is rende ring traditional banking obsolete”5.
Bij deze karakterisering sluit deze studie zich niet
aan. Wel zal het zo zijn dat door efficiëntieverbeteringen in de financiële markten, mede mogelijk gemaakt door grote informatie-technologische
ontwikkelingen, het relatieve belang van financiering uit de
financiële markten zal worden vergroot.
In de financiële sector is een trend waarneembaar
naar opsplitsing van financiële produkten en diensten, waarvan securitisatie een typerend voorbeeld is.
Zo is de traditionele kredietverlening in vier primaire
activiteiten te splitsen:
• de creatie van een lening (‘origination’), waaronder de evaluatie en beoordeling van leningaanvragen;
• het verwerven en verstrekken van fondsen
(‘funding’);
• de dienstverlening, waaronder de administratieve
verwerking;
• de verwerking van risico (bij voorbeeld het
absorberen van krediet- en renterisico’s).
In geval van vertiteling blijven de creatie van de lening, de dienstverlening en veelal ook een aanzienlijk deel van het risico in handen van de bank. De
fondsen worden verkregen uit de financiële markt.
Slechts zelden wordt het risico geheel naar de financiële markten verschoven. De belangrijke vraag is voor
welk deel van de bancaire kredietverlening vertiteling te verwezenlijken is. Het is aannemelijk dat dat
deel van de bancaire kredietverlening waarvoor invloed en controle onontbeerlijk zijn ook in de toekomst veelal op de traditionele manier zal blijven
plaatsvinden. Wel kan er in toenemende mate sprake
zijn van een soort van ‘zwakke vertiteling’, waarmee
de funding wordt gedelegeerd aan de financiële
markten maar het kredietrisico grotendeels bij de
bank blijft. Dit kan worden bewerkstelligd door het
afgeven van bij voorbeeld kredietgaranties.
Het is om twee redenen belangrijk dat banken
het kredietrisico blijven dragen. Ten eerste, banken
moeten betrokken blijven bij deze debiteuren als ‘monitor’. Hiervoor is een financieel belang nodig; in het
geval van zwakke securitisatie het dragen van risico’s. Ten tweede, door de origination heeft de bank
veelal een informatievoorsprong;
bij voorbeeld, ze
heeft iets geleerd over de debiteur en ze weet of ze
haar eigen kredietevaluatie grondig heeft gedaan.
Door het eerder genoemde ‘lemon-probleem’ zijn beleggers niet zonder meer bereid deze leningen van
de bank over te nemen, tenzij de bank de mogelijk
nadelige gevolgen van de informatieachterstand
teniet doet. Het absorberen of behouden van het kredietrisico is één manier om dit te bewerkstelligen.
Hiermee blijft de intermediaire rol van de bank min
of meer onveranderd.
Vertiteling met een aanzienlijke verschuiving van
risico naar de financiële markten betreft veelal de
ESB 27-7-1994
financiering van activiteiten waarvoor de betrokkenheid van banken gedurende de looptijd van de faciliteiten geen echt voordeel oplevert. Een voorbeeld is
de securitisatie die in de Verenigde Staten veel wordt
toegepast op ‘pools’ van hypotheken en autoleningen. Mits er bij de creatie van deze leningen een aantal standaardprocedures
worden gevolgd, zijn de risico’s door verschillende marktpartijen gelijkelijk in te
schatten; er lijkt dan geen wezenlijk voordeel verbonden aan blijvende betrokkenheid van de bank. Toch
moet ook in deze gevallen de toekomstige rol van intermediairs niet worden onderschat. De ‘origination’,
het bewerkstelligen van de vertiteling en het serviceaspect blijven een groot beslag leggen op financiële
instellingen.
De belangrijke les die kan worden getrokken uit
de securitisatietendens is dat dit banken dwingt zich
te specialiseren op activiteiten waarbij ze een comparatief voordeel hebben. In het geval van kredietverlening is dit veelal niet het verstrekken van fondsen
maar wel de creatie van de lening, de dienstverlening
en het verwerken van risico’s. Deze specialisatie
hangt nauw samen met het vergaren van en omgaan
met informatie; het comparatieve voordeel van banken.
Het bovenstaande beantwoordt niet de vraag
waarom het verwerven en verschaffen van fondsen
mogelijk een comparatief nadeel is van banken. Sommigen suggereren dat strenge solvabiliteits- en liquiditeitsratio’s hieraan ten grondslag liggen en daarmee
de securitisatietendens veroorzaken. Dit lijkt ons niet
de belangrijkste reden voor de populariteit van vertiteling. Eerder is het gebrek aan doorzichtigheid door
vermenging van vele activiteiten en het daarmee gepaard gaande gebrekkige inzicht in het doen en laten
van de bank een reden voor securitisatie. Gebrek aan
doorzichtigheid zou immers het aantrekken van fondsen door banken kunnen bemoeilijken. Vertiteling
omzeilt deze problematiek ten dele omdat dan de financiële markten zelf de funding verzorgen.
Met vertiteling vindt een verschuiving plaats van
balansactiviteiten – de lening, naar buiten-de-balansactiviteiten – de kredietgarantie bij voorbeeld. Voor
deze buiten-de-balans-activiteiten
is de kredietwaardigheid van de bank zelf cruciaal. Immers, een garantie ontleent haar waarde aan de waarschijnlijkheid
dat de bank aan haar verplichtingen kan voldoen op
het moment dat een beroep wordt gedaan op de garantie. Met vertiteling groeit dus het belang van de
kredietwaardigheid van de banken. Vandaar dat de
credit ratings van banken steeds belangrijker worden. Zij meten niet alleen objectieve variabelen zoals
de kapitalisatie van banken maar tevens subjectieve
elementen zoals het vertrouwen dat de markt in de
bank stelt. De bron van vertrouwen is de reputatie
van een bank. Voor financiële intermediairs is dit een
vorm van verbo~en kapitaal, die zij tot elke prijs zullen beschermen . Als steeds meer activiteiten buiten
5. L. Bryan, Breakung up tbe bank: retbinking an industry
under siege, Dow]ones-Irwin,
Homewood, Illinois, 1988.
6. Zie A.W.A. Boot, SJ. Greenbaum en A.V. Thakor, Reputation and discretion in financial contracÃœng, American Economie Review, 1993, blz. 1165-1183.
de balans zullen plaatsvinden, zal reputatie een
steeds belangrijker activum worden.
Besluit
Een belangrijk inzicht dat is ontwikkeld en uitgewerkt in deze studie is dat financiering behalve een
transfer van financiële middelen tevens een transfer
van zeggenschap en invloed impliceert. Bancaire financiering en directe financiering uit de financiële
markten zijn hierin wezenlijk verschillend.
Voor wat betreft de toekomst van bancaire financiering hebben wij enige optimistische geluiden laten
horen. Bancaire financiering heeft een unieke rol en
is veelal complementair aan financiering uit de financiële markten. Dit neemt niet weg dat de intermediaire rol aan verandering onderhevig is. Zo hebben
wij laten zien dat met vertiteling er in toenemende
mate sprake zal zijn van een delegatie van funding
aan de financiële markten. Wij hebben benadrukt dat
dit geen wezenlijk effect hoeft te hebben op de omvang van de bancaire activiteit, omdat voor de andere deelaspecten van de traditionele bancaire krediet-
verlening – de creatie van de lening, de dienstverlening en het verwerken van risico’s – banken onmisbaar blijven.
Met de vertiteling vindt een verschuiving plaats
van balansactiviteit (de bancaire kredietverlening)
naar buiten-de-balans-activiteit
(het afgeven van
garanties op vertitelde activa). Voor de geloofwaardigheid van afgegeven garanties, en van buiten-debalans-activiteiten in het algemeen, is de credit rating
van de bank essentieel. Deze variabele wordt in
belangrijke mate bepaald door de reputatie van de
bank, die hiermee als verborgen vorm van kapitaal
aan betekenis wint. Zoals een wijze bankier reeds
meer dan een eeuw geleden zei:
“Every banker knows that if he has to prove that he
is worthy of credit, however good may be his arguments, in fact his credit is gone: but what we have
requires no proof. The whole rests on an instinctive
confidence generated by use and years.” (Walter
Bagehot, Lombard Street, 1873).
ArnoudBoot
linda van Goor