Ga direct naar de content

Leren van Tinbergen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 29 1994

Leren van Tinbergen
Met het overlijden van Jan Tinbergen is zonder twijfel de grootste econoom heengegaan die Nederland
heeft gekend. Op tal van terreinen heeft Tinbergen
baanbrekend werk verricht en nieuwe velden van onderzoek geopend. In dit nummer van ESB wordt ingegaan op zijn werk op het gebied van de macro-economische modellenbouw, de internationale economische samenwerking, de inkomensverdeling en vraagstukken van vrede en veiligheid. Maar naast zijn bijdragen aan de economische wetenschap vormt ook
de manier waarop Tinbergen de economie beoefende, een blijvende bron van inspiratiel.
In een terugblik op zijn wetenschappelijke arbeid
geeft Tinbergen zelf aan wat hij de belangrijkste beginselen acht om zich in het wetenschappelijke werk
door te laten leiden: (i) het zoveel mogelijk uitbannen van dogma’s en subjectiviteit; (ii) het zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij empirisch materiaal; (iij)
het werken in interdisciplinair verband; en (iv) het
kiezen van onderwerpen die verband houden met de
meest urgente vraagstukken. Naar zijn overtuiging:
het organiseren van een vreedzame wereld, het versterken van de solidariteit met degenen die in armoede leven en het rekening houden met de belangen
van toekomstige generaties2.
Tinbergen zelf heeft zijn wetenschap altijd in
dienst gesteld van de samenleving. Na zijn natuurkundestudie aan de Universiteit van Leiden maakte hij de
overstap naar de economie omdat hij geraakt was
door de werkloosheid en armoede die in Leidse achterbuurten heersten. Om de dynamiek achter deze
verschijnselen op het spoor te komen, construeerde
Tinbergen de eerste macro-economische conjunctuurmodellen. Na een bezoek aan India in de jaren vijftig
verlegde hij zijn aandacht naar het ontwikkelingsvraagstuk, omdat de groeiende kloof tussen rijke en
arme landen in zijn ogen een rechtstreekse bedreiging voor de wereldvrede inhield. Hij ontwierp methoden en technieken voor het opstellen van ontwikkelingsplannen en adviseerde tal van landen en
organisaties op dit terrein. Begin jaren zestig, terwijl
de koude oorlog nog volop woedde, formuleerde
Tinbergen zijn convergentietheorie, waarin hij aantoonde dat de economieën van Oost en West naar elkaar toegroeien. In de laatste twintig jaar van zijn
werkzame leven ging zijn aandacht steeds meer uit
naar grote internationale vraagstukken inzake het gebruik van milieu en grondstoffen, de internationale
(economische) orde en vrede en veiligheid.
Een tweede kenmerk van Tinbergens werk is het
streven naar zo groot mogelijke helderheid en objectiviteit. Om tot de kern door te dringen, ontdeed hij
zijn visie van alle franje. Dat kwam hem soms op het
verwijt van ‘simplisme’ te staan, maar was een bewuste keuze om hoofd- en bijzaken te scheiden. Hij liet
zich ook niet leiden door politieke haalbaarheid op
korte termijn. Daarnaast probeerde hij zijn theorieën
in een empirische, toetsbare vorm te gieten. Als een

E5B 29-6-1994

van de grondleggers van de econometrie hielp hij de
economie op een hoger plan te brengen: van voornamelijk ‘praatwetenschap’ naar – in toenemende mate
– empirische wetenschap. Statistische of econometrische technieken stonden bij hem echter niet centraal,
economische inhoud bleef voorop staan.
Bijzonder was ook de manier waarop Tinbergen
openstond voor de meningen van anderen, zowel
binnen als buiten de economie. Hij was overtuigd dat
economen veel konden leren van de samenwerking
met andere disciplines. In zijn dissertatie ging hij in
op de overeenkomst tussen minimumproblemen in
de natuurkunde en de economie. Elders wees hij
erop dat psychologen hun methode van de padanalyse – niet erg verschillend van onze econometrische
modellen – zo’n twintig jaar eerder ontwikkelden.
Ook binnen de economie zocht hij naar waardevolle
elementen uit verschillende benaderingen. In de controverse tussen monetaristen, keynesianen en aanbodeconomen over de beste manier om de stagflatie te
doorbreken, riep hij hen op hun confrontatie te beeindigen en te zoeken naar een synthese. “Door elk
der genoemde stromingen zijn daartoe bijdragen ~eleverd, maar geen ervan heeft de wijsheid in pacht” .
Meer in het algemeen was Tinbergen wars van
vooringenomenheid
en dogmatiek. De opvatting dat
het nationale belang het best gediend kan worden
door een soevereine regering wier handen niet gebonden zijn door het lidmaatschap van supranationale instellingen, beschouwde hij als hoogst gevaarlijk.
“Dit monster, dat van het nationalisme, is niet alleen
een vijand van economen, maar, belangrijker, Volksvijand Nummer Een,,4.’Het tweede gevaar dat ons bedreigt is dat van de kortzichtigheid, het onvoldoende
rekening houden met de effecten van ons handelen,
naar ruimte en naar tijd, in het bijzonder voor toekomstige generaties.
Veel van Tinbergens bijdragen aan de economische wetenschap behoren inmiddels tot de standaardkennis van economen. Maar de manier waarop hij
economie bedreef, is geen gemeengoed. Het beoefenen van de wetenschap in dienst van de samenleving, het zoeken naar helderheid en controleerbaarheid, het leren van anderen, en het vermijden van de
valkuilen van vooringenomenheid
en kortzichtigheid
– daar kunnen wij nog veel van opsteken.
L van der Geest
1. Voor een overzicht van Tinbergens werk en belangrijke
kenmerken daarvan, zie J. Kol en P. de Wolff, Tinbergen’s
work: change and continuity, De Economist, jg. 141, 1993,
blz. 1-28.
2. J. Tinbergen, Recollections of professional experiences,
Banca Nazionale del Lavoro Quarterly Review, no. 131,
december 1979, blz. 331-360.
3. J. Tinbergen, De noodzaak van een synthese, E5B, 1 december 1982, blz. 1284-1285.
4. J. Tinbergen, Enkele ervaringen, E5B, 13 april 1983, blz.
307.

Auteur