Kunde
“Voor dat kwaaltje van jou heb ik wel een naam,
maar geen oplossing”, zei mijn huisdokter laatst.
“Het komt door lets anders of het komt niet door
iets anders. Laten we ons geluk beproeven en lets
aan dat andere doen. Wie weet helpt dat. Dat bewijst natuurlijk niets, maar het is mooi meegenomen”. Zoiets schept vertrouwen; het bevestigt mijn
gevoel van verwantschap tussen de staathuishouden de geneeskunde. Beide kundes zoeken aansluiting bij een achterliggende wetenschap die moeilijk
toetsbare hypotheses formuleert. Van beide word je
al dan niet beter zonder dat het verband met het gepostuleerde wetenschappelijke inzicht overtuigend
vast komt te staan. Beide achterliggende wetenschappen zijn dan ook heel wat minder veeleisend
dan de kundes waarin ze hun toepassing vinden. Ze
zijn zelfs nauwelijks relevant zolang anderen hun
verstand niet gebruiken bij de toepassing ervan. Een
verschil is wel dat mensen als mijn huisdokter minder neurotisch doen over het verschil tussen kennen
en kunnen dan de doorsnee-econoom. Want die probeert zijn minderwaardigheidscomplex te overwinnen door zijn wetenschappelijke kennis voor waarheid te houden.
Neem het huidige conjuncturele ongemak. De diagnose is niet omstreden; we hebben er ook een naam
voor: de patient heeft een recessie onder de leden.
Er zijn ook aanwijzingen waar die vandaan komt.
Met het Deense ‘nee’ is het vertrouwen geknapt dat
de Europese wisselkoersen ongeschonden vastgezet
konden worden in een EMU, en sedertdien zijn de
markten wat koortsig. Enkele valuta’s moesten zelfs
het bed houden. En omdat Bush langzamerhand
helemaal geen temperatuur meer had, zakte de
dollar weg, dit najaar, met akelige gevolgen voor
onze concurrentiepositie en onze aardgasopbrengst.
Nog grotere narigheid komt uit Oost-Europa, dat
door de nieuw-klassieke veeartsen met hun shocktherapie zodanig is platgespoten dat de Oost-Europeanen hun staal nu wel bij ons moeten dumpen.
En uit Duitsland, waar Kohl niet naar de sociaal-democraten wilde luisteren. Foei, nu doe ik dan toch
ook aan ‘I-told-you-so-economics’, net als de WD
met zijn wachtkamerpraat dat het kabinet al die recente malheur in juli op voorhand had moeten meenemen, bij de voorbereiding van de Miljoenennota.
Doorsnee-economen en slechte dokters hebben gemeen dat ze het achteraf altijd beter weten.
Maar dan de therapie. Vooraf weten hoe de hazen
zullen lopen, dat is moeilijk. De eerste beleidsrespons op de dreigende recessie is van een stereotype
bloedarmoede: ombuigen en loonmatigen, ofte wel
aderlaten totdat we weer voldoen aan het tijdpad
van financieringstekort en lastendruk. Ik vraag me
af of dat geen gevaarlijke kwakzalverij is. Kwakzalverij, want het steunt op de voodoo van de nieuwklassieke aanbodeconomie, waarin gedragsreacties
en instituties pasklaar worden gemaakt aan tautologische modellen. Nu heb ik niets tegen alternatieve
geneeswijzen, zolang we daar baat bij hebben. Dat
hadden we zolang herstel van winsten, herontdek-
ESB 9-12-1992
king van het belang van een goede
aanbodstructuur en greep krijgen
op de overheidsfinancien absolute
prioriteiten waren. Maar een overdosis krapte is altijd gevaarlijk.
Ik denk dan ook dat de heren Andriessen (geen familie) de twee enige politici zijn waar Nederland de
afgelopen maand wat aan gehad
heeft. De een sleept er een GATTakkoord uit in weerwil van de Franse hielebijters, en de ander legt zijn
fractieleider uit dat hij niet moet bezuinigen om het bezuinigen, want
dat Lubbers-I en -II ons geleerd
hebben dat dat nu juist de investeringen kost die ons gereed moeten
maken voor Europa . Dat vindt de
heer Delors trouwens ook, die weer terug is van
even weggeweest.
Weet ik dat wel zeker? Nee, natuurlijk. Maar ik weet
wel dat we jarenlang de bestedingen gedrukt hebben om de ruimte te herwinnen om minder beleidsarm met recessies om te kunnen gaan. Nu die ruimte herwonnen is, is een pro-cyclisch beleid niet
nuttig of nodig. Loonmatiging is goed voor winstbehoud en private investeringen, ja, maar wegbezuinigen van publieke investeringen in fysiek en menselijk kapitaal is onder de huidige omstandigheden
onnozel. Bomhoff (in NRC Handelsblad) en Van der
Ploeg (in Onderneming) hebben gelijk dat we weg
moeten van al die dagnoteringen waarachter politici
zich verschuilen. Dat leidt alleen maar de aandacht
af van het noodzakelijke structurele beleid. Een
nieuwe, structurele uitgavennorm is een vruchtbaarder richtsnoer dan hysterie-achter-de-komma over
de laastste raming van de lastendruk of het financieringstekort. Want wie zegt mij dat het CPB ons in
april 1993 niet weet te vertellen dat we het ergste al
weer gehad hebben, met conjunctuurherstel in Amerika en Japan, een dollar die zich op het post-Bush
niveau handhaaft, een Duitse rente die wat daalt, en
een wereldeconomie die moed put uit het slagen
van de Uruguay-ronde? Zeker, er is een kans dat u
mij zult vertellen dat ik het weer verkeerd zag, als u
over een paar maanden dat nieuwe Centraal Economisch Plan in handen hebt. Zo kan ik het ook.
Kunst!
D.J. Wolfson
1. Inmiddels heeft hij zijn pleidooi ook in ESB van vorige
week (2 december) gezet, maar zonder die laatste toevoeging, want ministers moeten het netjes houden.
1183