Ga direct naar de content

Het spook is uit de kast*

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 5 1991

Met spook is uit de kast
In 1967 werd als sluitstuk van de sociale zekerheid
door minister Veldkamp de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingevoerd. Bij de invoering werd gedacht dat door slechts weinigen, zeker minder dan 100.000, een beroep op de wet zou
worden gedaan. Het is anders gelopen. Reeds in de
tweede helft van de jaren zeventig ontstond er ongerustheid in sociaal verzekeringsland. De Sociale Verzekeringsraad stelde een commissie in om de onrustbarende groei van het aantal uitkeringstrekkers te
bestuderen en dit leidde tot het grootscheeps opgezette onderzoek ‘determinanten arbeidsongeschiktheid’, waarop Aarts en De Jong in 1990 op magistrale wijze promoveerden.
Sinds 1977 toen de materie in kringen van insiders
reeds erkend werd, is de problematiek beurtelings
ontkend, geminiseerd, vooruitgeschoven, enzovoort, en ondertussen veilig in de kast gelaten. Eindelijk is het spook dan uit de kast. Natuurlijk is het
niet leuk, maar toch is het goed dat eindelijk deze
problematiek de politieke aandacht krijgt, die haar
toekomt. Binnenkort zijn er meer dan een miljoen
arbeidsongeschikten op een werkende beroepsbevolking van circa zes miljoen.

Gezond of niet?
Volgens alle statistieken is Nederland een gezond land, maar door
de bril van de Sociale Verzekering
gezien en met de ogen van onze minister-president, is het land ziek.
En toch. Wij hebben wel haast de
hoogste arbeidsproduktiviteit van
de wereld. Dat is waar, maar geen
wonder als we alle minder-produktieven de deur van het bedrijf uit
werken. En de arbeidsproduktiviteit en de lonen stijgen nog steeds.
Ook dat is waar, maar is het een zegen? Het betekent, dat alle actieve
werknemers getoetst worden aan
steeds hogere criteria van produktiB.M.S. van Praag
viteit en dat steeds weer nieuwe
werknemers te licht worden bevonden naar de
opgelegde normen. En na de uitstoot van de nieuwe
marginalen zal ongetwijfeld de produktiviteit van de
nog werkenden wederom gestegen zijn. Dit leidt tot
nieuwe looneisen, waarna een nieuwe uitstootronde aanvangt.

Weeffouten

Arbeidsproduktiviteit?
De vraag is of de arbeidsproduktiviteit in onze humane koppelingseconomie nog een richtsnoer voor
loonstijging kan zijn. Indien we de pretentie hebben
dat de uitkeringen gelijk met de lonen dienen te stijgen (koppeling dus), dan is de loonruimte natuurlijk veel kleiner dan de produktiviteitsstijging
(slechts betrokken op het relatief slinkend aantal
werkers) aangeeft. De loonruimte dient dan te worden berekend door de produktiviteitsstijging te relateren aan het aantal actieve werkers en uitkeringstrekkers samen. Bij een consequent vasthouden van
dit criterium geven we onze verantwoordelijkheid
voor de uitkeringsgerechtigden echt gestalte. Dan is
een koppeling meer dan een vrome wens, maar zijn
de werknemers bereid er ook voor in te leveren. In
dat geval zal de loonruimte uiterst miniem zijn,
maar in ieder geval is dan een van de noodzakelijke
feedback-mechanismen in de structurele wisselwerking tussen loonkosten, werkgelegenheid en WAO
op zijn plaats gebracht.

Welke weeffouten zitten er in de structuur? In de eerste plaats is de status ‘arbeidsongeschikt’ niet objectief te definieren. En daardoor is de arbeidsongeschiktheidsverzekering niet te behandelen als een
normale schadeverzekering. Er is geen objectief bepaalde calamiteit met een objectief te bepalen risicokans. En daarop heeft het schip schipbreuk geleden. De WAO heeft zich in feite ontwikkeld tot
substituut voor een ontslagprocedure. Zoals Nypels
en Tamboer reeds hebben gesteld, is het normale
ontslag door ons ontslagrecht grotendeels onmogelijk gemaakt. Dit is een van de belangrijke redenen
waarom de ontslagstroom een nieuwe bedding gekozen heeft, namelijk via de WAO. De hele ontwikkeling kan dan ook gekarakteriseerd worden als
veroorzaakt door een collectieve onverantwoordelijkheid. Werkgevers stootten hun werknemers af in
de WAO zonder zich te realiseren, dat via de achterdeur door premieverhoging de bruto-loonkosten
ongeveer gelijk bleven.
Elke werkgever meende, dat hij de enige was die
deze meesterlijke verdwijntruc kende, zodat hij de
kosten van zijn overtollige werkkrachten over al zijn
collega’s kon verdelen. Het was een van onze best
bewaarde nationale geheimen. Werknemers gaven
maar al te graag hun medewerking aan deze eervolle en pijnloze manier van vervroegd uittreden. Het
uitvoeringsapparaat had en heeft nog steeds geen
enkel belang bij een strenge controle en kijkt de
andere kant op.
Natuurlijk is deze schets te grof en miskent het de
oprechte gevallen van arbeidsongeschiktheid, die
nog altijd een groot percentage van de toetredingen
uitmaken. Men moet echter soms iets chargeren om
het betoog over te brengen.

ESB 5-6-1991

* Dit is een bewerking van B.M.S. van Praag, Ontwikkelingen in arbeidsongeschiktheid, Sociaal Maandblad Arbeid,
1980, biz. 879-887.

Auteur