Ga direct naar de content

Arbeidsverhoudingen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 17 1991

Arbeidsverhoudingen
Velen zien de arbeidsverhoudingen als een hierarchisch stelsel, een pyramide met in de top de overheld en de centrale organisaties van werkgevers en
werknemers. De belangstelling concentreert zich
dan ook op wat de top zegt en doet. Van plaatselijke vakbondsbestuurders en individuele werkgevers
horen we ook wel eens iets, maar dan bijna altijd
naar aanleiding van de een of andere bedrijfsgebonden gebeurtenis. Zelden horen we iets over him
meer politick getinte opvattingen. Gemakshalve
wordt aangenomen dat die in overeenstemming (horen te) zijn met de standpunten van de centrale organisaties. Maar bij nader inzien ligt dat toch minder
voor de hand.
Uit het feit dat de centrale werkgeversorganisaties decentralisering van het arbeidsvoorwaardenbeleid
voorstaan, mag niet worden afgeleid dat alle individuele werkgevers graag zelf onderhandelen. Een groot
aantal bedrijven is daartoe niet eens in staat. Dat op
centraal niveau de werkgevers wel protesteren tegen
de semi-geleide loonpolitiek van het kabinet maar de
vakbeweging niet, betekent niet dat de individuele
werkgevers tegen loonmatiging zijn, noch dat de
plaatselijke vakbondsbestuurders daar wel voor zouden voelen. Dat de plaatselijke bestuurders voor herstel van de koppeling zijn, de werkgevers daarentegen niet, dat de bestuurders daarvoor niet tot
loonmatiging bereid zijn maar de werkgevers eventueel wel, het laat zich allemaal raden maar zeker weten doen we het niet. We kennen de opvattingen van
de top, maar niet die van de mensen die geacht worden het beleid uit te voeren. En al helemaal niet van
de mensen om wie het eigenlijk gaat: de mannen en
vrouwen in de bedrijven. Maar het verloop van de
cao-onderhandelingen leert ons toch wel iets: ze vinden de tijd rijp voor een loonsverhoging en zien er
graag zelf op toe dat die er ook komt. Over een loonprijsspiraal zit men niet zo in. En ook uit de geringe
opkomst naar de stembus en uit de verkiezingsuitslag
valt wel iets af te leiden, namelijk dat er weinig animo
is voor een centraal akkoord ter ondersteuning van
het kabinetsbeleid.
In ons land zijn elementen aanwezig van twee verschillende stelsels van arbeidsverhoudingen: ten eerste een neo-corporatistisch stelsel dat in principe geschikt is om zich boven deelbelangen te plaatsen
maar een te grote afstand kent tussen leiding en leden om effectief te kunnen functioneren en ten
tweede een meer geemancipeerd en daarom moeilijk hierarchisch te modelleren stelsel op bedrijfsniveau. Het merkwaardige is dat de twee stelsels zich
van dezelfde organisaties bedienen. FNV en CNV
zijn zowel dirigistisch als emancipatorisch actief en
proberen dus het ogenschijnlijk onverzoenlijke te
verzoenen. Het mag zeker niet worden uitgesloten
dat ze dat op den duur lukt, want emancipatie sluit
het denken in termen van algemeen belang niet uit.
Maar in de overgangssituatie ontbreken de mogelijkheden voor een centraal akkoord.
Dat maakt overigens het land niet onbestuurbaar.
Want al kan de regering de verantwoordelijkheid

ESB 17-4-1991

voor impopulaire maatregelen dan
niet delen, ze kan altijd nog op
haar strepen staan en doen waarvoor zij wel en de Stichting van de
Arbeid niet werd ingesteld: regeren! De keuze tussen wel of niet
normeren van de arbeidsvoorwaardenontwikkeling kan de regering
beter zelfstandig maken, niet na
maar voorafgaande aan of eventueel zelfs los van overleg met de
Stichting van de Arbeid.
Nu hoor ik Albeda al brommen dat
in een situatie waarin over een centraal akkoord geen overeenstemming kan worden bereikt,
ook een geleide loonpolitiek niet
tot resultaten kan leiden. Die argumenten over de grondslag van vrijwilligheid onderschrijf ik. In een stelsel van arbeidsverhoudingen
waarin de opvattingen van de centrale organisaties
in redelijke mate die van de achterban representeren kan de vraag naar het draagvlak van het beleid in het centrale overleg afdoende worden beantwoord. Het heeft voor de overheid geen zin om
daartegen in te gaan. Maar wat te doen als die representativiteit ontbreekt? Uit de Nederlandse praktijk
van 1963 tot 1982 en uit de theorie van de loonvorming weten we dat een ‘gemengd’ stelsel met een
beetje coordinate en een beetje decentralisering
geen goede resultaten oplevert. De keuze is tussen
volledige decentralisering of, als de overheid dat
vanwege de loon-prijsspiraal niet aandurft, geleide
loonpolitiek. In het laatste geval kan ze niet anders
dan in de praktijk van het beleid uit te vinden hoe
het met de acceptatie is gesteld. Misschien lukt het
haar een vorm van loonpolitiek te ontwerpen die
op bedrijfsniveau misschien niet met gejuich zal
worden ontvangen maar wel zal worden begrepen
en uitgevoerd. Aandacht voor de uitvoerbaarheid
blijft een van de voorwaarden voor effectiviteit. Een
andere voorwaarde is dat de loonmaatregelen onderdeel zijn van een ook overigens duidelijk en consistent beleid. De aanvaarding van loonmatiging omwille van de werkgelegenheid lijkt gebonden aan
een overheidsbeleid dat^>ok zelf in alle opzichten
de werkgelegenheid bevordert en niet door belasting- en prijsverhogingen zijn eigen doelstellingen
doorkruist.
Loonmatiging in combinatie met het pakket van de
tussenbalans lijkt wat dat betreft geen hoge ogen te
gooien. Zo’n beleid zal bovendien geen ondersteuning vinden omdat het perspectief op individuele
vooruitgang er aan ontbreekt. Een beleid van loonmatiging in combinatie met een verlaging van de
wig lijkt me daarentegen niet bij voorbaat kansloos.

PJ. Vos

Auteur