I ECONOMISCH STATKTBCHE BERCHTHM
Vol verwachting
Het gebruik van ingewikkelde computermodellen met geavanceerde gedragsvergelijkingen ten spijt, laat de voorspelkwaliteit van de economische ontwikkeling te wensen over.
Of het nu het uitgebreide VINTAF-model of het veel simpeler Grecon-model betreft, telkens weer blijkt dat prognoses
met brede marges van onzekerheid moeten worden genomen. Het gevolg voor het economisch beleid is dat het moet
varen op een kompas waarvan niet bekend is waar de windstreken nu precies liggen.
Een belangrijke oorzaak daarvan lijkt te zijn dat modellen
– en het beleid dat daar op is geent – niet goed raad weten
met verwachtingen die in het economische leven een grote
rol spelen. De mechanische gedragsvergelijkingen van de gebruikelijke economische modellen schieten op dit essentiele
punt te kort. Zo zullen kostenmatiging en omvangrijke bezuinigingen de potentiele investeerder niet tot daden kunnen
bewegen als hij blijft tobben over de toekomst. En een sombere werknemer pot liever zijn geld op, in afwachting van betere tijden, dan zijn inkomen te consumeren. Een beleid dat
er niet in slaagt investeerder en consument op te vrolijken is
dan ook tot mislukken gedoemd. Niemand minder dan Keynes wees er in zijn General theory al op dat verwachtingen
omtrent renteverloop, afzet en opbrengsten cruciaal zijn
voor investeringsbeslissingen, maar als hij gelijk heeft dat
deze lange-termijnverwachtingen worden ingegeven door
..animal spirits” die niet rationeel zijn en voor het beleid onberekenbaar, wat blijft er voor de beleidsmakers dan nog
voor houvast over?
Misschien moeten zij te rade gaan bij de monetaristen. De
monetaristen hebben een heel andere en veel uitgesprokener
mening over de rol van verwachtingen in het economisch leven. Zij plaatsen met name de ;«//anwerkgevers en -nemers hebben in het centrum van hun theorie. Zij stellen dat een individuele ondernemer die met een
(inflatoire) vraagimpuls van de overheid wordt geconfronteerd op twee manieren kan reageren. Hij kan denken dat de
vraagimpuls uitsluitend zijn produkt betreft. Zijn reactie is
in zo’n geval dat hij de aangeboden hoeveelheid produkt gaat
vergroten. Daardoor treden er in de economie (tijdelijke) reele effecten op als gevolg van de verkeerde verwachtingen van
de ondernemer die een inflatoire overheidsmaatregel met een
vraagvergroting op zijn deelmarkt verwart. Zo’n vergissing
kan niet lang duren, maar in de tussentijd nemen wel de produktie en werkgelegenheid tijdelijk toe. Het is ook mogelijk
dat de ondernemer, door schade en schande wijs geworden.
onmiddellijk beseft dat de vraagimpuls niet specifiek zijn
produkt betreft, maar algemeen en inflatoir is. In zo’n situatie past hij niet de hoeveelheid aan, maar de prijs van zijn
produkt. Reele effecten op de economie blijven dan uit.
De implicatie voor het overheidsbeleid is duidelijk: conjunctuurpolitiek kan alleen reele effecten sorteren als economische subjecten schattingsfouten maken, dus als hun inflatieverwachtingen beneden (of boven) de feitelijke inflatiegraad liggen die door de vraag- of monetaire impuls is ontstaan. Alleen een ,,verrassingsinflatie” heeft effecten op
werkgelegenheid en produktie. Er zijn echter wel steeds grotere schokken nodig om de economische subjecten nog enigszins te verrassen. Uiteindelijk zal de beheersbaarheid van
monetaire en budgettaire politiek geheel zijn verdwenen en
ESB 20-7-1983
is de economie volledig instabiel geworden. Er is in het beleid
dus sprake van een afruil tussen (tijdelijke) werkgelegenheidseffecten en onzekerheid in de economie. De les voor het
economisch beleid is dat inflatieverwachtingen de effectiviteit van de conjunctuurpolitiek doorkruisen. De rol van de
economische politiek kan volgens de monetaristen dan ook
niet anders dan bescheiden zijn. Zij moet zijn gericht op het
scheppen van een stabiele, voorspelbare omgeving voor de
particuliere sector. Voor de monetaire politiek betekent dit
een vaste geldgroei die gekoppeld is aan het nationale produkt.
Het monetarisme houdt in vergelijking met het keynesiaans georienteerd beleid dus meer rekening met de readies
van de particuliere sector op het beleid van de overheid. Het
wijst erop dat een expansief beleid kan verzanden in hoge
rentestanden en inflatie, die in gang worden gezet door verwachtingen die in de particuliere sector leven. Maar ook
daarmee is het probleem van de onzekere verwachtingen nog
niet opgelost. want ook op het monetarisme is weer kritiek
mogelijk. Deze politiek staat of valt immers met de vooronderstelling dat verwachtingen en de hierdoor in gang gezette
prijs -, en hoeveelheidsaanpassingen altijd voor evenwicht
in de economie zorgen. Vooral op de arbeidsmarkt zal echter
niet vaak aan deze voorwaarde worden voldaan. De Engelse
econoom Boltho wees er onlangs op dat een restrictieve politiek er juist toe kan leiden dat de lonen stijgen in plaats van
dalen 1). Als men verwacht dat de inkomens in het kader van
de overheidspolitiek zullen worden aangetast, zal op deze
verwachte toekomstige daling door middel van een loonstijging worden geanticipeerd. Een extra complicatie die prijsaanpassing op de arbeidsmarkt in de weg staat, is dat een
loonmatiging in een periode met lage inflatie al gauw betekent dat in nominale termen een loonsvermindering moet
worden geaccepteerd. Zoiets werpt een psychologische
drempel op die het ,,inleveren” bemoeilijkt. Zo zal een prijsaanpassing op de arbeidsmarkt niet of uiterst langzaam tot
stand komen, met als gevolg dat een nog restrictiever beleid
moet worden aangekondigd enz. enz. Het pessimisme dat
door zo’n ,,beleid zonder resultaat” wordt opgeroepen, last
ten slotte de effectieve vraag, de investeringen en daarmee de
werkgelegenheid aan.
Maar wat moet het economisch beleid dan, als een expansief beleid tot inflatie leidt en een restrictief beleid onvoldoende resultaten oplevert? Misschien is de enige zinnige
aanbeveling die men kan doen dat de overheid de onzekerheid in de economie niet nog groter moet maken dan zij al
is. In dat licht is het een essentiele voorwaarde van herstel
dat beleidsmakers erin slagen een duidelijk plan voor de toekomst te schetsen waarin wordt aangegeven hoe en vooral op
welke termijn herstel geacht wordt op te treden. Zo wordt
voorkomen dat een sfeer van pessimisme ontstaat, waarin
uitzichtloos moet worden ,,ingeleverd”.
H. Kamps
1) A. Boltho, Is Western Europe caught in an ..expectations trap”?.
Lloyds Bank Review, april 1983, nr. 148.
629