Ga direct naar de content

De EG: een gemeenschappelijke markt?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 13 1983

Europa- bladwijzer

De EG: een
gemeenschappelijke markt?
MR. B. J. BARON VAN VOORST TOT VOORST*
Inleiding
Terwijl wij de Europese Gemeenschappen bij haar initialen noemen, is in het
Franse taalgebruik de aanduiding ,,marche
commun” het meest courant. Hoewel deze
uitdrukking een gesimplificeerd beeld geeft
van de Europese Gemeenschappen, is zij
helaas nog deels ,,wishful thinking”. De
EG-markt is immers nog niet volledig ,,gemeenschappelijk”, en zelfs is het in een
aantal opzichten moeilijk om van een echte markt te spreken. Allerhande maatregelen staan het vrije spel van vraag en aanbod
immers in de weg. Toch is de gemeenschappelijke markt de hoeksteen van de
Europese integratie. Optimale aanwending
van de produktiefactoren wordt daardoor
vergemakkelijkt. Nieuwe technologies
hebben in toenemende mate een grote uniforme markt nodig om van de grond te
kunnen komen. De noodzakelijke industriele herstructurering kan in een grote
markt sneller worden doorgevoerd waardoor de mondiale concurrentiekracht van
de EG kan worden veiliggesteld. Een grote
markt veroorzaakt een versnelling van de
handel en daardoor een grotere bedrijvigheid. Juist in een tijd van economische malaise is er daarom alle reden op zo’n groot
mogelijke schaal gebruik te maken van de
schaalvoordelen van de Europese markt.
Dat kan bijdragen tot de economische
groei en tot verbetering van de werkgelegenheid.
Deze benadering lijkt nog aan kracht te
winnen als men bedenkt dat de huidige begrotingstekorten een rem zijn voor een economisch stimuleringsbeleid. Het uitbouwen van de gemeenschappelijke markt
kost namelijk niets en kan zelfs besparingen opleveren. Besparingen zowel voor het
bedrijfsleven dat zijn produkten gemakkelijker kan afzetten, alsook voor de overheden die bij grotere acceptatie van het
marktmechanisme ook hun steun aan onrendabele produkties zouden kunnen beperken. Dit dan nog los van de inkomstenkant van de begrotingen die positief wordt
bei’nvloed door economische groei.
Het beleid van de Europese Commissie
De Europese Commissie besteedt dan
ook bijzonder grote aandacht aan het wegnemen van allerlei barrieres op de interne
markt. De voornaamste instrumenten
ESB 20-7-1983

daartoe zijn het afdwingen van respect
voor de regels met betrekking tot het vrije
verkeer, het harmoniseren van wetgeving
op allerlei gebied en de concurrentiepolitiek. Binnen die concurrentiepolitiek vallen verschillende elementen te onderscheiden: het kartelbeleid, de steunpolitiek en
maatregelen t.o.v. staatsmonopolies. De
Commissie probeert de interne markt uit te
bouwen door nieuwe voorstellen te ontwikkelen met betrekking tot het vereenvoudigen van grensformaliteiten, het harmoniseren van normen, het de-nationaliseren van openbare aanbestedingen enz.
Ook het tot stand brengen van een Europese vennootschapswetgeving en fiscale harmonisatie passen in dit kader.
De aandrang van de Commissie begint
enig effect te sorteren. De regeringsleiders
hebben op verzoek van de Commissie in dc
Europese Raad enkele impulsen gegeven.
In het afgelopen halfjaar is meer op ministerieel niveau over de interne markt beraadslaagd dan ooit daarvoor. Het resultaat is echter nog mager. Het is moeilijk om
aan de indruk te ontkomen dat in deze
technische materie de ministers niet door
hun eigen ambtenaren en nationale belangengroepen heen weten te breken die hun
eigen koninkrijkjes zo lang mogelijk willen
verdedigen.
Terwijl de Commissie op het terrein van
de interne markt slechts in staat is om
voorstellen te doen aan de Raad. die daar
vervolgens over moet beslissen. heeft zij
een eigen bevoegdheid met betrekking tot
het doen naleven van eenmaal tot stand gekomen Europese wetgeving. De Commissie heeft in de afgelopen twee jaar maar
liefst ± 700 infractieprocedures geopend
wegens inbreuken op dit soort communautaire wetgeving, en dit uiteraard los van de
talrijke zaken die zonder formele procedure zijn geregeld. De Commissie heeft de afgelopen twee jaar ook een voortvarende
concurrentiepolitiek gevoerd. Die bestaat
enerzijds uit een flexibele houding t.a.v.
toekomstgerichte activiteiten. Daaronder
versta ik bij voorbeeld de samenwerking
tussen bedrijven gericht op onderzoek en
ontwikkeling en op specialisatie. Ook
steun voor R & D, energiebesparing, onderzoek naar alternatieve energiebronnen.
milieubescherming en dergelijke reken ik
daartoe. Anderzijds is de Commissie erg
restrictief met betrekking tot maatregelen
die de noodzakelijke industriele herstructurering vertragen. Dit geldt bij voorbeeld

voor crisiskartels, die aan uiterst strenge
voorwaarden zijn gekoppeld. Het geldt ook
voor steun aan noodlijdende bedrijven, die
slechts wordt toegestaan indien de bedrijven saneren, waarbij overcapaciteit wordt
afgebouwd en het resterende produktie-apparaat wordt gemoderniseerd. Exploitatiesteun is uit den boze. De Commissie
moet voorkomen dat de ene lidstaat door
steunverlening de problemen van zijn industrie afwentelt op andere lidstaten.
Het komt mij voor dat Nederland een
bijzonder belang heeft bij het bevorderen
van de vrijheid van verkeer met betrekking
tot goederen en diensten. Hoewel het
opengooien van grenzen altijd tot verscherping van concurrentie leidt en daarmee bepaalde bedrijven op de tocht kan zetten,
heeft Nederland in vergelijking met de
meeste andere lidstaten zeker een netto belang bij groter vrij verkeer. In Nederland is
bovendien een verband gelegd met verschuivingen die gaan plaatsvinden met betrekking tot de afdrachten aan en inkomsten uit de EG-begroting. Het staat in de
sterren geschreven dat Nederland hier een
veer zal moeten laten. Dat zou op zich een
stimulans kunnen zijn om meer initiatieven te nemen met betrekking tot het functioneren van de Gemeenschappelijke
markt. Het economische belang daarvan
gaat immers ver uit boven verschuivingen
in de netto betalingspositie aan de Europese begroting.
Problemen in het concurrentiebeleid
Ik merkte al op dat de markt nog niet
echt gemeenschappelijk is. In tijden van
economische problemen zien wij bovendien velerlei vormen van protectie opkomen. Te denken valt aan het beschermend
gebruiken van technische normen, aan invoerpraktijken, aan het reserveren van
openbare aanbestedingen voor de eigen industrie, aan kartels, aan vele steunmaatregelen en ook aan het gebruikmaken van
openbare bedrijven voor het corrigeren van
het marktmechanisme.
In tegenstelling tot een aantal andere lidstaten is Nederland altijd uit welbegrepen
eigenbelang tegen protectionisme geweest.
Het is gemakkelijk aan te tonen dat ook de
EG als netto importeur van grondstoffen
en als netto exporteur van fabrikaten en
diensten belang heeft bij het openhouden
van de grenzen. Wel geloof ik dat wij onvoldoende stilstaan bij bepaalde consequenties van de vrijhandel. Liberalisme is
in feite het recht van de sterkste. Het is stellig waar dat hierdoor uiteindelijk het hoogste algemene welvaartspeil kan worden bereikt. Maar bij de ,,survival of the fittest”
vallen noodzakelijkerwijze ook slachtoffers. Binnen landsgrenzen vallen de consequenties daarvan zonder al te grote regionale spanningen op te vangen. Op internationaal niveau ligt dat echter veel moeilijker.

* De auteur is adjunct-kabinetschef van mr. F.

H. J. J. Andriessen, lid van de Commissie van de
Europese Gemeenschappen.

647

trokken bedrijven onbillijk behandelt.
Twee voorbeelden: de autoprijzen, ook
zonder belasting, lopen sterk uiteen in de

markt te spreken zonder ook stil te staan
bij de handelsbetrekkingen met derde landen. In de gevoelige sectoren is er een rela-

hankelijk van externe factoren die zijn

verschillende lidstaten. Voor een deel

tie tussen protectie aan onze buitengrenzen

concurrentiekracht bemvloeden. Ik denk
aan factoren als ligging, loonkosten, socia-

wordt dit veroorzaakt door voor het bedrijfsleven externe factoren zoals valutaire

en verzoeken om steun, hetgeen een andere
vorm van protectie is. Hoe vrijer de invoer

le lasten, fiscaliteit, hardheid van de natio-

ontwikkelingen. Moeten wij daarom in

van goedkope textiel bij voorbeeld is, hoe

nale valuta en sociale verhoudingen. In de
praktijk zien wij dat bepaalde landen veel
sterke bedrijven kennen, terwijl de struc-

groter de nood van de eigen textielindustrie
zal blijken met als onherroepelijk gevolg
het vragen om steun. Vrijwaringsmaatre-

komen wij in een toestand terecht waarin

onze concurrentiepolitiek distributiesystemen aanvaarden waardoor parallelle import vanuit het goedkope land in het dure
land onmogelijk wordt? Als de sociale lasten in de ene lidstaat veel hoger blijken te

er niet alleen een concurrentiestrijd is tus-

zijn dan in een andere, moeten we dan ac-

sen de bedrijven, maar waarin ook nationale economieen in feite met elkaar wedij-

cepteren dat de staat de bedrijven die daar
het meest onder lijden subsidie verleent om

veren. In het Internationale verkeer is het

daarmee op het Europees gemiddelde te
komen?

Het is voor alles de eigen verdienste van
een bedrijf als het als sterkste uit de bus
komt. Het bedrijfsleven is echter ook af-

tuur in andere landen zwakker is. Daarmee

niet wel denkbaar dat in deze strijd hele
landen het onderspit delven. Dat geldt a

gelen, hoezeer ook door de Gemeenschap
genomen, hebben doorgaans betrekking op
bepaalde lidstaten. Ook daardoor wordt
het functioneren van de ene Gemeenschappelijke markt dus aangetast. En wat

te zeggen van kartels tussen EG-bedrijven
en hun partners in derde landen, waardoor
de invoer in de EG naar hoeveelheid of
prijs wordt geregeld. Eenheid in conceptie
tussen het interne en het externe beleid is

de integratie een convergence van de na-

Het kan moeilijk worden ontkend dat
een blinde mededingingspolitiek tot
vreemde situaties zou kunnen leiden. Toch
is het antwoord op de beide vragen ontkennend. De Commissie kan en mag niet haar

tionale economieen en een gelijkwaardig-

eigen verantwoordelijkheden verzaken in-

logieen lopen wij nog tegen een ander pro-

heid van de produktiestructuren na te stre-

dien een ander communautair orgaan in
gebreke blijft. Belangrijker is echter de ei-

bleem aan. Voor een aantal produkten.
met name in de sectoren elektronica en informatica, is er sprake van concurrentie op
mondiaal niveau. Er zijn gigantische inves-

fortiori voor de verhoudingen binnen de
Europese Gemeenschap. Vandaar dan ook

de noodzaak om als uiteindelijk doel van

ven. Zolang we dat doel echter niet hebben
bereikt zullen bepaalde correctiemechanis-

gen doelstelling van het mededingingsbe-

dan ook nodig.
Bij de ontwikkeling van nieuwe techno-

mes nodig zijn om de scheefgroei recht te

leid. De concurentiepolitiek heeft op zich

trekken. Die maatregelen zullen het functioneren van de Gemeenschappelijke
markt echter zo min mogelijk mogen aan-

zelf reeds een integrerend effect doordat zij

teringen nodig om in deze technologierace

grenzen slecht of nieuwe barrieres verhin-

dert. Het is bovendien een belangrijk mid-

tasten. Een recent voorbeeld is de laatste
Duitse revaluatie, die zeker niet in de laatste plaats door Bonn is geaccepteerd om
Franse protectionistische maatregelen te

del om de aanpassing van de Europese industrie aan nieuwe marktomstandigheden
te versnellen. Dat neemt niet weg dat dit
beleid een bij uitstek pragmatisch karakter

bij te blijven. De Europese bedrijven zijn
daar individueel niet toe in staat. Enigerlei
samenwerking ligt dan ook voor de hand.
De Commissie is bereid om vergaande samenwerking op het gebied van ..research”
tussen de Europese bedrijven te aanvaar-

voorkomen. Maar vooral bij de vorige

heeft waardoor het mogelijk is om met al-

den, ook indien deze bedrijven te zamen

Franse devaluatie is gebleken hoe de nood-

lerlei specifieke situaties rekening te houden. Overigens is het zo dat de concurrentiepolitiek vanaf het begin van de EG is
toegepast, derhalve ook reeds in een tijd
waarin de integratie nog in zijn kinderschoenen stond. Het is gebleken dat men
dit beleid geleidelijk aan heeft kunnen uitbouwen en de Commissie wil op die weg
voortgaan. Intussen moet de Commissie
wel doen wat in haar vermogen ligt om
voortgang op andere terreinen mogelijk te

het grootste deel van de Europese produktie vertegenwoordigen. Dat echter wel op
voorwaarde dat er daadwerkelijke concurrentie op de markt moet blijven bestaan.

zakelijke corrigerende Franse maatregelen
in conflict kunnen komen met de regels
van de interne markt en met de concurren-

tiebepalingen.
Er zijn echter nog meer barrieres op de

weg van het concurrentiebeleid. Het concurrentiebeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie. Dat betekent dat de Commissie zelf de definitieve
besluiten neemt zonder dat daarvoor de
goedkeuring van de Europese Ministerraad
nodig is. Op vrijwel elk ander terrein ligt
de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij
de Ministerraad, die moet besluiten over
voorstellen van de Commissie. De Ministerraad lijkt steeds minder te functioneren
als communautair orgaan. Hij is gaandeweg meer een forum geworden waarin na-

Dit betekent dat wij de grenzen open willen houden, ook voor produkten waarvan

wij erkennen dat de Europese industrie een
achterstand heeft die moet worden ingehaald.

maken, waardoor scheve concurrentiever-

Slot

houdingen worden rechtgetrokken. In dit
verband moet een recent besluit van de
Commissie worden gezien om artikel 101
van het EG-Verdrag, een slapend artikel.

Ik heb een aantal uiteenlopende motieven gegeven die de Commissie inspireren
de Gemeenschappelijke markt verder uit te

toe te gaan passen. Dit artikel voorziet in

bouwen.

vereenvoudigde procedures om distorsies
in het intracommunautaire verkeer, die

Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Het gelijke monniken gelijke kappen moet
ook hier opgeld doen. Daartoe is bovenal
een volstrekte transparantie vereist van de
handelwijze van regeringen en bedrijven.
Dat geldt zowel voor de interne markt als

tionale belangen niet alleen naar voren
worden gebracht, hetgeen normaal is, maar

voortkomen uit nationale wetgeving, weg
te nemen.

ook tot in het absurde worden verdedigd.
Van een efficiente besluitvorming is daar-

Ook vanuit een andere invalshoek moet
de gesignaleerde onevenwichtigheid niet te

door geen sprake meer. Dit leidt ertoe dat

zwaar worden opgenomen. Het bedrijfsle-

voor het concurrentiebeleid. ledereen weet

veel voorstellen van de Commissie op tafel

ven zelf vertoont namelijk een ander soort
onevenwichtigheid. Dezelfde bedrijven die
gebrek aan harmonisatie aanvoeren als
verontschuldiging voor bepaalde handelin-

dat vooral in Zuid-Europa transparantie
een deugd is die niet erg hoog in het vaandel staat geschreven. Het fenomeen van de
openbare bedrijven is daarbij een extra
complicatie. De financiele betrekkingen
van de openbare bedrijven met hun aan-

blijven liggen – zo niet er onder- zodat het
integratieproces ernstig stagneert. Dit alles
kan resulteren in een discrepantie tussen

de ontwikkelingen van het concurrentiebeleid enerzijds en het tot stand brengen van
andere integratievormen anderzijds. Veel
van die andere integratievormen zijn van

directe invloed op de concurrentiepositie
van de bedrijven in de verschillende lidsta-

gen die strijdig zijn met de concurrentiebepalingen, maken veelal ook gebruik van
nog bestaande nationale bescherming.
Daaroverheen plukken diezelfde bedrijven
dan vaak ook nog de vruchten van de reeds

deelhouders — de overheden — zijn veelal
ondoorzichtig en vertonen dikwijls hulpkenmerken. Bovendien hebben openbare

bedrijven vaak meer dan andere de neiging

ten. Ik noem slechts de tariefzetting van en

gerealiseerde integratie, met name het vrij
verkeer van goederen en kapitaal. Ik wil

de accijnzen op energieprodukten. Dit

geen ondernemer het recht ontzeggen om

voor nationale leveranciers te tonen. Toch

voorbeeld is met talrijke andere aan te vul-

van twee walletjes te eten, maar hij moet
niet klagen indien wij een van die wallen
afgraven.
Het is niet mogelijk om over de interne

doet de Commissie haar uiterste best om te
verzekeren dat ook deze bedrijven zich

len. De vraag is dan ook in hoeverre men
een actief concurrentiebeleid kan voeren
zonder het risico te lopen dat men de be648

om in hun aankoopbeleid een voorkeur

conformeren aan de communautaire discipline.

Een steeds groter probleem is het ontbreken van sanctiemaatregelen. De Europese
verdragen zijn geschreven vanuit een basis
van goed vertrouwen tussen de lidstaten en
de Gemeenschap. Er is wel voorzien in in-‘
fractieprocedures, die uitmonden in een
uitspraak van het Europese Hof van Justitie, maar daar houdt het dan ook mee op.
De lidstaten worden dus geacht zich daaraan te conformeren. Dit gebeurt thans

landbouwfonds aan lidstaten die hun producenten niet door Brussel goedgekeurde
nationale hulp hebben toegekend.

Hoewel een versterking van de rechts-

laten terugvorderen. In de landbouwsfeer is

structuur nodig blijkt, blijft overleg met de
lidstaten toch het voornaamste. Met overreding valt meer te bereiken dan met confrontatie. In dit verband is het tekenend dat
het de landen zijn die hun economische
structuren het meest hebben aangepast die
het krachtigst uit de concurrentiestrijd komen. De lidstaten die zich het meest conformeren aan het marktmechanisme blijken te winnen, 66k van degene die het minder nauw hebben genomen met de communautaire regels en die de weg van de minste
weerstand hebben gevolgd. Dat is een objectieve aanmoediging voor de Commissie
om met kracht te streven naar een verdere
ontwikkeling van de Gemeenschappelijke
markt om op die manier het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven
te versterken.

het de bedoeling kortingen te gaan toepassen op de uitkeringen uit het Europese

B. J. van Voorst tot Voorst

minder scrupuleus dan vroeger. Maar het
probleem is ernstiger. Er gaan vaak jaren
overheen voordat een procedure eindigt in
een uitspraak van het Europese Hof. In de
tussentijd is het kwaad al geschied. Ook
hier probeert de huidige Commissie haar
kleine marges le gebruiken. Zij heeft een

begin gemaakt om met betrekking tot
concurrentiezaken gebruik te maken van
een kort-gedingprocedure. Bovendien
heeft zij onlangs besloten geleidelijk aan
ten onrechte uitgekeerde nationale steun te

Auteur