De Franse slag
In zijn korte bestaan heeft het Europese Monetaire Stelsel
(EMS) een zevental wijzigingen van de muntpariteiten van
de lidstaten gekend. Dat is een aanzienlijk aantal voor een
systeem waarmee stabiliteit van de wisselkoersen wordt nagestreefd. Diverse malen werd dan ook geopperd om het stelsel maar af te schaffen en de munteenheden te laten zweven.
Qua economische ontwikkeling lopen de EMS-landen te ver
uiteen om de wisselkoersen voor een langere periode te kunnen stabiliseren. Desondanks is onlangs door Europese leiders verklaard dat zij het EMS een nieuwe kans willen geven
wegens het belang van vaste wisselkoersen voor Europees
economisch herstel. Nog verrassender is dat dit geluid met
name uit de mond komt van de Franse president Mitterrand
die zelfs een ,,nieuw Bretton-Woodsstelsel” bepleitte.
Zo’n pleidooi voor vaste wisselkoersen werd van hem niet
verwacht. Zijn politiek van vraagstimulering leidde immers
tot aanzienlijke tekorten op de Franse handelsbalans en een
hoge binnenlandse inflatie. Frequente aanpassingen van de
spilkoers van de franc in het EMS bleven dan ook niet uit en
ondergroeven het systeem. Juist een systeem van zwevende
wisselkoersen laat nog enige ruimte voor een eigenzinnige
politiek. Permanente koersaanpassingen zorgen er in zo’n
stelsel voor, althans volgens de theorie. dat betalingsbalansonevenwichtigheden geruisloos verdwijnen en niet tot het afvloeien van monetaire reserves hoeven te leiden. Is Mitterrand niet een schoolvoorbeeld van een vos die de passie
preekt?
Misschien is deze argwaan niet op zijn plaats en hebben de
tegenvallende resultaten van de frequente pariteitsaanpassingen van de franc de Franse president van gedachten doen
veranderen. Ondanks de voortdurende devaluaties van de
franc bleef immers de lopende rekening verslechteren. terwijl
de inflatie verder opliep. Frankrijk moet hiervoor echter de
hand in eigen boezem steken. Het gevoerde binnenlandse beleid was niet toereikend om de concurrentievoordelen van de
koersaanpassingen te behouden. Impopulaire maatregelen
om de opwaartse druk op lonen en prijzen te beperken bleven uit, zodat de devaluaties slechts leidden tot inflatie in het
binnenland. Een systeem van vaste wisselkoersen is in zo’n
geval passender. Het legt een strakker keurslijf op waarbij
niet aan binnenlandse aanpassingen kan worden ontkomen,
op straffe van verlies van goud en deviezen. Daarnaast heeft
Frankrijk veel last gehad van speculatief kapitaal dat massaal ,,uit de franc vluchtte”. Ook hier draagt Frankrijk echter zelf schuld, omdat de frequentie en de omvang waarmee
koersaanpassingen plaatsvonden en de verwachtingen die
het beleid wekte bij Internationale beleggers, het vermoeden
vestigden dat koerswijzigingen ook in de toekomst niet zouden uitblijven. Dit leidde tot een extra verlies aan vertrouwen in de franc en dus tot kapitaalexport.
In dat licht zou hef plotsklapse benadrukken van de voordelen van vaste wisselkoersen geen bevreemding hoeven te
wekken. Toch lijkt er meer aan de hand. Belangrijker dan de
interne Franse problemen is misschien nog de onvrede in Europa met het Amerikaanse beleid. De concentratie van de
Amerikaanse autoriteiten op de inflatiebestrijding en de omvangrijke begrotingstekorten stuwen internationaal de rente
op. Het gevolg is een overgewaardeerde dollar. De Westeuropese economieen ondervinden daarvan de nadelen in de
vorm van hoge prijzen van grondstoffen (met name olie). erratische bewegingen van rentestanden en wisselkoersen, verstorende kapitaalstromen en een hoog blijvende ree’le rente.
Deze factoren vormen een rem op economisch herstel. Het
Franse pleidooi voor vaste wisselkoersen is ongetwijfeld
mede ingegeven door de wens daar wat aan te doen. Het
komt in feite neer op een pleidooi voor gecoordineerde actie
van de EMS-landen en Japan om de stijging van de dollarkoers door valuta-interventie af te zwakken.
ESB 25-5-1983
Het Franse verwijt aan de Amerikanen bevat zeker een
kern van waarheid. De dollar is in de periode juli 1980 tot
augustus 1981 ten opzichte van de ECU met 45% in waarde
gestegen, een stijging die niet door inflatieverschillen wordt
gerechtvaardigd. Het valt evenwel te betwijfelen of een
,,anti-dollar”-blok het beoogde doel kan bereiken. Het gevaar is groot dat een economische ,,oorlog” tussen blokken
wordt ontketend. Een bezwaar van praktische aard is ook dat
een gemeenschappelijke actie een verregaande harmonisatie
van het economische beleid van de EMS-landen veronderstelt. En zover is het nog lang niet.
Het is de vraag of niet door overleg in plaats van valutainterventie tussen West-Europa en de Verenigde Staten een
betere afstemming van beider politiek kan worden bereikt.
(Eind deze maand staat het Franse voorstel ter discussie op
de conferentie in Williamsburg.) Het slagen van dat overleg
is afhankelijk van de mate waarin de Amerikanen ervan
overtuigd zijn dat economisch herstel in Europa ook in hun
eigen belang is. Drie punten verdienen in dat verband in het
bijzonder aandacht. In de eerste plaats heeft een overgewaardeerde dollar nadelige gevolgen voor het internationale financiele systeem omdat het tot onzekerheid leidt. Op een
wisselkoersstijging die niet is gebaseerd op ree’le grootheden,
volgt vroeger of later onvermijdelijk een koersval. De Amerikaanse econoom C. F. Bergsten merkt in dit verband op:
,,One cannot say when that fall will come. But history demonstrates that it will come and, when it does, that the fall
may be precipitous and severe” 1). De gevolgen zullen zeker
de Amerikaanse economie niet onberoerd laten. In de tweede plaats is de Amerikaanse economie nauw verweven geraakt met die van Europa. De marges voor een onafhankelijk
eigen herstelbeleid zijn ook voor de Amerikanen smal. Illustratief is dat 20% van de Amerikaanse industriele produktie
wordt gee’xporteerd, 40% van de Amerikaanse landbouwopbrengst buiten de VS aftrek vindt en naar schatting ca. 30%
van de ondernemerswinsten uit internationale activiteiten
wordt verkregen. Ten slotte kan een overgewaardeerde dollar tot protectionistische tendensen in de VS leiden, waarvan
ook de Amerikaanse economie schade ondervindt. Niet alleen zijn tegenmaatregelen te verwachten maar ook zal, als
de handelsstroom daadwerkelijk wordt ingedamd, de dollarstroom tot staan komen. Een verdere koersstijging ligt dan in
het verschiet. Zo wordt het paard achterde wagen gespannen
en nemen handel en produktie, zowel in Europa als de VS,
verder af.
Het lijkt erop dat overleg tussen Amerika en Europa over
een gemeenschappelijk te voeren beleid kans van slagen
heeft. Het is de verdienste geweest van Mitterrand dat hij
met zijn voorstel de knuppel in het hoenderhok heeft gegooid en gewezen heeft op de onmogelijkheid, ook voor de
VS, door solistisch optreden blijvend economisch herstel te
bewerkstelligen. De eigen pijnlijke ervaringen met een gei’soleerd herstelbeleid zullen daarbij een rol hebben gespeeld.
Maar ook het beleid van de EMS-landen zal verder moeten
worden geharmoniseerd. Dat Frankrijk voorstander lijkt van
een systeem met vaste wisselkoersen is een goed teken. Bij
woorden alleen mag het echter niet blijven. De intentieverklaring zet alleen zoden aan de dijk als de bereidheid bestaat
de binnenlandse politiek hierbij aan te passen. Gebeurt dat
niet, dan moet het voorstel met een korreltje zout worden genomen.
H. Kamps
1) C. F. Bergsten. Can we prevent a world economic crisis?. Challenge, januari/februari, 1983, biz. 9.
453