Ga direct naar de content

Openingstijden en schaaleffecten in de detailhandel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 18 1983

I
Openingstijden en schaaleffecten
in de detailhandel
DR. B. NOOTEBOOM*
Inleiding
Veel consumenten, met name werkenden die een huishouden moeten verzorgen, hebben behoefte aan liberalisering
van openingstijden om ook ‘s avonds en op zondag inkopen
te kunnen doen. Veel winkeliers. en vooral zelfstandigen,
zijn tegenstanders omdat zij (terecht) vrezen dat volledige liberalisering zal leiden tot een verslechtering van de verhouding tussen omzet en arbeidsvolume. een verhoging van de
prijs van arbeid van werknemers ter compensatie van werk
in de avond en op zondag, verlenging van de arbeidstijd en
tot (nog) minder mogelijkheden voor een normaal gezinsleven van de zelfstandige.
De voordelen voor de consument die daar tegenover staan
bij liberalisering van openingstijden zijn echter niet zo vanzelfsprekend. Het is mogelijk dat volledige liberalisering van
openingstijden tot schaalvergroting leidt en verdere daling
van het aantal winkels. De consumenten zouden dan langere
afstanden moeten afleggen om hun inkopen te doen. Dit artikel gaat op het laatste probleem in: daalt het aantal kleine
winkels als de openingstijden worden geliberaliseerd?

aan personeel gedurende de openingstijd van de winkel nodig is. Deze zogenoemde ..drempelarbeid” is gelijk aan de
som van alle (jaarlijkse) openingstijden van alle apart bemande afdelingen c.q. bedieningspunten in de winkel. In een
winkel met slechts een toonbank. of in een zelfbedieningswinkel met alleen een rij kassa’s. is de drempel dus gelijk aan
de (jaarlijkse) openingstijd van de winkel. In grote supermarkten is de drempelarbeid gelijk aan de openingstijd van
de rij kassa’s plus de openingstijden van alle andere bedieningspunten (voor vers vices, verse aardappels, groente en
fruit, verse bakkerijprodukten, delicatessen ed). In zulke
winkels kan de drempelarbeid oplopen tot tien arbeidsjaren
of meer.
Niet alleen voor de kostencurve maar ook voor de totale
exploitatiekosten geldt een lineaire relatie met de omzetgrootte en een drempel. Voor de bruto marge (gedefinieerd
als omzet minus inkoop) geldt een lineaire relatie zonder
drempel. De netto winst (de bruto winst minus de exploitatiekosten) vertoont dus een relatie met de omzetgrootte. zoals ge’rtlustreerd wordt in figuur 2.
Figuur 2. Kritische omzetgrootte

Schaaleffecten in de detailhandel
Uitvoerige studies van kosten en opbrengsten in verschillende winkeltypen en branches in de detailhandel hebben
aangetoond dat er een lineaire relatie tussen arbeidsvolume
(totaal gewerkte aantal uren per jaar) en (jaar-)omzet bestaat
tussen winkels die wat betreft assortiment en service vergelijkbaar zijn (zie figuur 1) 1).
Figuur I. Arheidsvolume en om:etgrooiie
grootle

Verlenging van openingstijd

Arbeldsvolume

Drempelarbeid
Ontzetgroolle

DC rcdcn voor het lineaire vcrband is de volgende. Naarmate het klantenbezoek toeneemt. te samen met de omzet,
moet de capaciteit boven het minimum van een kracht per
bedieningspunt worden uitgebreid om een onaanvaardbare
toename van wachtrijen en wachttijden te voorkomen. Met
het gebruik van part-time-arbeid kan de capaciteitsuitbreiding worden aangepast aan pieken in de vraag. Onbenutte
capaciteit tussen de aankomst van klanten is geconcentreerd
op de marginale. laatst toegevoegde arbeidscapaciteit. Als
percentage van de totale capaciteit neemt aldus de onbenutte
capaciteit af naarmate de omzet toeneemt (per bedieningspunt c.q. -afdeling). Wanneer dit alles exact wordt uitgewerkt in wiskundige termen, kan worden aangetoond dat de
relatie tussen arbeidsvolume en omzetgrootte een rechte lijn
benadert 2).
Uit figuur 1 blijkt dat er een bepaalde minimumcapaciteit
462

grootte na
bedrijfttijdverlenging

Er is nu een middel om het effect na te gaan van een verlenging van openingstijd. Volgens de theorie van de rechtlijnige kostencurve zou een verlenging van openingstijd leiden
tot een toename van de drempelarbeid. Dit is empirisch bevestigd door een vergelijkende studie van de kostencurve in
landen met verschillende openingstijden. Voor Nederland
vinden we een arbeidsdrempel van 1,25 manjaar (voor winkeltypen met een afdeling per winkel). Dit komt overeen met
de gemiddelde openingstijd van ongeveer 50 uur per week.
Voor kruidenierswinkels (met een afdeling) in de Verenigde
Staten vinden we een waarde van 1.97 manjaar (met een
standaardfout van 0,10). Dit komt overeen met een gemiddelde openingstijd van tegen de 80 uur per week. Dit werd
* Directeur onderzoek bij het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (HIM) te ‘s-Gravenhage. Het artikel is geschreven a titre personnel. Een aangepaste Engelse versie is onlangs gepubliceerd in de European Small Business Journal, jg. 1, nr. 2.
1) Zie B. Nooteboom, Retailing: Applied analysis in the theory of the
firm. J. C. Gieben, Uithoorn/Amsterdam, 1980. Een gepopulariseerd overzicht is te vinden in B. Nooteboom. De Structitur van de
kosten en winsten in de detailhandel. Vivo-brochure. 1982.
2) Zie voor de technische uitwerking en verantwoording B. Nooteboom : A new theory of retailing costs. European Economic Review.
17. 1982. biz. 163-186.

verwacht, overeenkomstig onze theorie, omdat in de VS le-

vensmiddelenwinkels vrij algemeen open zijn gedurende
avonden en zondagen, naast de normale openingstijden gedurende weekdagen.
De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat de toename van de
openingstijd tot een even grote toename van de drempelarbeid leidt. Verlenging van de toegestane openingstijd leidt aldus via een toename van de drempelarbeid tot een parallelle
opwaartse verschuiving van de kostencurve. Het effect hiervan verschilt voor kleinere en grotere winkels. De verhoging
van de arbeidskosten is namelijk groter voor de kleinere dan
voor de grotere winkels van het zelfde type. Dit kan worden
aangetoond met behulp van de elasticiteit van het arbeidsvo-

lume met betrekking tot de openingstijd (verhouding tussen
de procentuele stijging van het arbeidsvolume en de procentuele stijging van de openingstijd). Deze elasticiteit is een
functie van de omzetgrootte. Er geldt :

waar: E (a.h): de elasticiteit van arbeidsvolume (a) met betrekking tot de openingstijd (h); d is de drempelarbeid, e is
de helling van de kostencurve en Q is de omzetgrootte.

den gedemonstreerd door de drempelarbeid op te hogen, als
gevolg van een langere openingstijd. De kritische omzetgrootte neemt toe (in figuur 2 van a naar b).
Verschuiving van openingstijd

Men kan redeneren dat een volledige liberalisering niet
noodzakelijk hoeft te leiden tot een verlenging van openingstijden en zou kunnen leiden tot niet meer dan een verschuiving van de opening naar andere tijdstippen, zonder toena-

me van de totale openingstijd. Vele detailhandelaren vrezen
echter dat een verruiming van de toegestane openingstijd
naar avonden en de zondag in feite zal leiden tot de noodzaak om gedurende althans een deel van die tijd open te blijven. naast de normale openingstijden gedurende werkdagen,
om geen omzet te verliezen aan concurrenten. Deze vrees
lijkt gegrond. De analyse leert immers dat voor de grote winkels een verlenging van openingstijd minder bezwaarlijk is.
Zoals in het voorgaande besproken, leert de ervaring ook dat
in de praktijk de feitelijke openingstijd tendeert naar de toegestane tijd, met name in de levensmiddelenhandel.
Een alternatief zou misschien kunnen zijn een beperkte li-

beralisatie met in elk geval een maximum voor de totale
Bij zeer kleine omzetgrootte nadert de elasticiteit tot een.

Een bepaalde procentuele toename van de openingstijd leidt

openingstijd per week, bij voorbeeld op het huidige niveau in
Nederland van 52 uur. Om naast de gemeentelijke koopavond ook op andere avonden of op zondag open te zijn. zou
men dan moeten sluiten gedurende een deel van de huidige
openingsuren gedurende weekdagen. In sommige gemeenten, met name in Amsterdam, wordt een dergelijke regel

daar dus tot een even grote procentuele toename van het arbeidsvolume, bij gelijkblijvende omzet. Bij zeer grote omzetgrootte nadert de elasticiteit tot nul. Een toename van de
openingstijd geeft daar dus geen toename van het arbeidsvolume. Binnen een gegeven winkeltype kan dus een grotere
winkel zich een verlenging van openingstijden beter permitteren dan een kleine winkel.
Bij een vergelijking tussen winkeltypen. dat wil zeggen
tussen winkels die verschillen in assortment, service of aan-

gronden genoopt voelt gedurende avonden en/of zondagen te

tal bedieningspunten. geldt het volgende. Bij gelijke omzet is

openen, in plaats van bepaalde tijden gedurende weekdagen.

het procentuele effect op het arbeidsvolume groter voor winkels met een minder arbeidsintensief assortment (wat gepaard gaat met een lagere waarde van de coefficient e in de
formule van de elasticiteit van arbeidsvolume ten opzichte
van openingstijd). Bij gelijke omzet is het procentuele effect
op het arbeidsvolume groter voor winkels met meer bedieningspunten. Voor die winkels is immers de drempelarbeid
gelijk aan de totale openingstijd van alle apart bemande
bedieningspunten. Dit laatste is van belang voor een vergelijking tussen bij voorbeeld een grote supermarkt, met een
aantal bedieningspunten naast de rij kassa’s, en een kleinere
zelfbedieningskruidenier met alleen een rij kassa’s. Voor de
grotere supermarkten kan dan het kostenverhogende effect

Dan resteren nog de bezwaren van werknemers en ondernemers tegen ongebruikelijke werktijden en de waarschijnlijkheid dat aan werknemers ter compensatie een hoger loon betaald zou moeten worden. Het wordt ook nogal lastig als
men er toe zou besluiten om te openen gedurende bij voorbeeld een deel van de ochtend. een deel van de middag en een

ondanks de hogere omzetgrootte even groot zijn als voor de
kleinere zelfbedieningskruidenier, omdat er in de supermarkt meer bedieningspunten zijn. De veronderstelling is
dan wel dat al die bedieningspunten op alle momenten gedurende de openingstijd van de winkel bemand zijn. In de praktijk zal dat echter niet het geval zijn, en zullen een of meer
van de bedieningspunten op stille momenten niet worden

bemand.
Onze conclusie kan luiden dat bij een gelijkblijvende om-

zet — en dat lijkt de meest realistische veronderstelling —
een verlenging van de openingstijd vrijwel zeker zal leiden
tot een verdere schaalvergroting (toename van de gemiddelde

omzetgrootte per vestiging), die gepaard gaat met een daling
van het aantal kleinere vestigingen. Dit kan in figuur 2 worESB 25-5-1983

reeds selectief toegepast.
Verdient het aanbeveling zo’n regeling meer algemeen van
toepassing te laten zijn? Een dergelijke regeling zal er in een

aantal gevallen toe leiden dat men zich op commerciele

deel van de avond. Voordat men echter op grond van dergelijke bezwaren de regeling afwijst, moeten vooral de kleine
zelfstandigen zich afvragen of de regeling voor hen geen goe-

de mogelijkheden zou kunnen bieden voor een verbetering
van de rentabiliteit. het ondernemersinkomen en de conti-

nu’iteit van het bedrijf. Dit laatste is ook in het belang van de
werknemers.
Misschien levert de mogelijkheid van een verschuiving
van openingstijden juist voor de kleine zelfstandige interes-

sante mogelijkheden. Misschien is het bij voorbeeld voor een
buurtwinkel interessant om te sluiten op zaterdag (wanneer
toch de meeste mensen hun auto vol laden bij de discounter

of op pad gaan naar een groot winkelcentrum) en op bij voorbeeld maandag, en te openen tijdens alle avonden van de
week en een gedeelte van de zondag. Met een aangepast assortiment trekt hij dan misschien meer bestedingen naar zich
toe dan bij de huidige openingstijden. We hebben geen goed
overzicht en geen zekerheid omtrent dergelijke mogelijkheden. Het lijkt echter minstens de moeite van het overwegen
en wellicht een nader onderzoek waard.
B. Nooteboom
463

Auteur