Het reisverkeer in de nationale economic
DR. M. C. TIDEMAN*
Inleiding
Er zijn verschillende redenen om aandacht te besteden
aan de betekenis van het reisverkeer in de nationale
economic en aan de ontwikkeling daarvan. In het decennium van 1970 tot en met 1980 zijn de ontvangsten uit
het buitenlands bezoek ruim verdubbeld, maar zijn de
bestedingen van Nederlandse reizigers in het buitenland
ruimschoots verviervoudigd. Deze belopen thans meer
dan f. 650 per ingezetene, hetgeen ook in Europees verband bijzonder hoog kan worden genoemd. In 1980
leverde het reisverkeer een record-tekort op van bijna
f. 6 mrd. bij een negatief saldo van de totale betalingsbalans van f. 4,9 mrd. Anderzijds leren de jongste cijfers
van De Nederlandsche Bank over de betalingsbalans
1980, dat in 1980 voor het eerst na zes jaren een aanzienlijke volumestijging in de bestedingen van buitenlandse
reizigers in ons land kon worden vastgesteld.
Aan deze ontwikkelingen zullen wij in dit artikel nader
aandacht besteden. Wij zullen besluiten met een aanbeveling die een gunstig effect kan hebben op het beperken van het tekort van het reisverkeer op de betalingsbalans en op de werkgelegenheid.
overzicht. De ontvangsten stegen vanf. 1.552 mln. in 1970
tot f. 3.264 mln. tien jaar later, d.w.z. met 110%. Dat is 66n
procentpunt minder dan de stijging van de consumptieprijs; het bedrag aan ontvangsten uit het reisverkeer in
1980 — uitgedrukt in prijzen van 1970 — komt uit op
f. 1.546 mln.
Figuur. Reisverkeersbalans, 1970-1980 (in lopende
prijzen)
X f. 1 mrd.
uitgaven /
/
/
/
/
Het reisverkeer in 1979 en 1980
ontvangsten
De cijfers in label Itonen aan dat in het afgelopen jaar
de uitvoer van het reisverkeer 1) met precies een vijfde is
toegenomen en de invoer met 15,4%. Inde eerste helft van
het jaar bleef de stijging van de ontvangsten nog achter
bij die van de uitgaven, maar in de tweede helft van 1980
was de procentuele toename van de uitvoer nagenoeg het
dubbele van die van de invoer van het reisverkeer.
De gegevens van label 1 geven ook aan dat het lekort
op de balans van hel reisverkeer toenam van f. 5,3 mrd.
naar bijna f. 6 mrd., omdat de vermeerdering van de uitgaven met f. 1,2 mrd. aanzienlijk werd overtroffen door
die van de ontvangsten (f. 0,5 mrd.).
Tabel 1. Reisverkeersbalans, 1979 en 1980, per kwartaal
Kwartaal
Ontva ngsten
Stijging
in %
Xf.
1979
mln.
1980
IV ………
549
701
864
606
668
770
1.072
754
21,7
9,8
24,1
24,4
Jaar ……..
2.720
3.264
20,2
Uitgaven
Stijging
X f. 1 mln.
1979
1980
in%
1.380
1.761
3.355
2.048
3.757
1.705
1.500
1.718
23,6
16,3
12,0
14,5
7.996
9.228
ontvangsten
(prijspeil 1970)
1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980
Aanvankelijk namen de ontvangsten ook ree’el toe: in
1973 bedroegen de ontvangsten in prijzen 1970 f. 2.086
mln., een stijging van 34%. Maar van 1973 tot en met 1979
bleven de ontvangsten in lopende prijzen steeds schommelen rond de f. 2,7 mrd. Daar in die tijd het consumptieprijspeil met ruim de helft steeg, was er sprake van een
dating van de reele ontvangsten met 6en derde.
Oorzaken van deze ontwikkeling worden nogal eens
gemakzuchtig toegeschreven aan het slechte weer in ons
land, maar op die redenering is veel aan te merken:
15,4
Bron: De Nederlandsche Bank, bericht over het vierde kwartaal 1980.
De ontwikkeling in de periode 1970-1980
Het is interessant de ontwikkeling van het reisverkeer
op de Nederlandse betalingsbalans na te gaan voor het
verstreken decennium. De figuur geeft daarvan een
364
__/
*Economisch adviseur voor toerisme en horeca en decent aan
de Hogere Hotelschool te Scheveningen.
1) Opgemerkt client te worden dat het buitenlandse reisverkeer
niet alleen vakantiereizen omvat. Ook recreatieve reizen en zakenreizen maken er deel van uit. Van de ontvangsten ramen wij
dat in 1979 slechts 40% als gevolg van vakantiereizen binnenkwam; de uitgaven kunnen voor ca. 80% op het conto van
vakantiereizen worden geschreven.
a. het weer is in de betreffende periode bij ons niet slechter geweest dan in buurlanden, waar wel reele ont-
vangstenstijging plaatsvond: in Belgie met 42%, in de
Duitse Bondsrepubliek met 17%, in Groot-Brittannie
met 72% (valutavoordeel);
b. in de periode vielen de uitzonderlijke mooie zomers van
1975 en 1976;
c. er is in de betreffende jaren gemiddeld geen verschil in
weersgesteldheid met het begin van de jaren zeventig,
toen er wel sprake was van een reele stijging van de
ontvangsten uit het reisverkeer.
Naast Zwitserland en Finland (beide -27%) is Nederland (-33%) het enige OESO-land dat in 1979 op het
gebied van het reisverkeer een lager reeel ontvangstenpeil had dan in 1973. Evenmin als door het weer is die
In oktober 1980 lanceerden wij het idee de vakantietoeslag gedurende enige jaren te halveren. In het licht van de
inmiddels bekend geworden situatie over het reisverkeer
in 1980 (in constante prijzen een uitgavenstijging in het
buitenland van vijf procent) en van het CBS-vakantie-
onderzoek 1980 (een t.o.v. 1979 vrijwel gelijk aantal buitenlandse vakanties 2)) is er alle aanleiding ons te bezinnen op het effect van de volgende maatregel: halveer gedurende vier jaar de vakantietoeslag tot vier procent, met
een vloer voor de lagere inkomens en een maximum uitkering. De hoogte van beide laatste bedragen kan ook de
gewenste verdeling van drie procent nationaal-economische inkomensmatiging bepalen. Een dergelijke maatregel
zal er na een jaar of twee toe leiden:
• dat het aantal vakanties in het buitenland enigszins
(niet veel) daalt;
• dat deze op een goedkopere wijze worden genoten
(minder ver weg);
• dat de verblijfsduur korter wordt.
reele teruggang te verklaren uit sterk gewijzigde valutakoersen, zoals voot Zwitserland geldt. De voornaamste
oorzaak van de teruggelopen reele ontvangsten lijkt o.i.
te zitten in een sterk gedaalde waardering voor de prijs/
kwaliteitsverhouding van het Nederlandse ,,reisprodukt”.
Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan de dienstverlening in horecabedrijven, winkels, taxi’s, e.d. — ofschoon daarop ook wel eens gerechtvaardigde aanmerkingen vallen te maken —, maar wellicht ook aan de in
Wij schatten dat deze maatregelen een besparing van
ongeveer f. 1,5 mrd. aan vakantieuitgaven in het buitenland tot gevolg zullen hebben, welk bedrag vermoedelijk voor de helft voor vakantie in eigen land zal worden
besteed. Dit bedrag is goed voor ongeveer lO.OOOarbeids-
buitenlandse ogen vaak minder prettige omgangsvormen
plaatsen!
Welke — overigens moeilijk te bepalen — oorzaken
Natuurlijk ligt het in de praktijk niet zo simpel. Al jaren
wordt er door Nederlanders meer aan vakantie uitgegeven
voor de ongunstige ontwikkeling in de reisverkeersontvangsten van 1973-1979 ook mogengelden, 1980heeft
een opvallende omslag gegeven. Ongetwijfeld is dit voor
een belangrijk deel veroorzaakt doordat het buitenlandse
men zich ,,de sociale verworvenheid van een vakantie in
het buitenland” laten afnemen door halvering van de
vakantietoeslag? Zal de vermindering van het ree’le
in Nederland, o.a. in het verkeer.
dan aan vakantietoeslag wordt uitgekeerd. In hoeverre zal
oordeel over de prijs/kwaliteitsverhouding van het ,,reis-
inkomen leiden tot minder afzet van binnenlandse pro-
produkt Nederland” althans wat het prijselement daarin
betreft, is verbeterd. In de laatste drie jaren heeft Nederland zich wat de stijging van het consumptieprijspeil
betreft bijzonder gunstig kunnen onderscheiden in
duktie dan wel van invoer van reisverkeersdiensten? Het
laatste zal wellicht pas na enige jaren geleidelijk plaatsvinden. Vandaar dat wij ervoor pleiten zo’n maatregel
Europa, waarbij alleen Zwitserland en de Duitse Bondsrepubliek het nog beter deden. De gemiddelde prijsstijging in 1980 in de landen, waarheen 78% van de reis-
met enig verlies aan arbeidsplaatsen bij dat deel van de
uitgaven van Nederlanders wegvloeien, bedraagt 10%; dat
is anderhalf maal zo hoog als de prijsstijging van 6’/2%
die in ons land werd geregistreed. In de twee vooraf-
gaande jaren was deze verhouding nog gunstiger voor
voor een periode van vier jaren te nemen.
Tenislotte zal ook rekening moeten worden gehouden
reiswereld dat het vooral moet hebben van georganiseerde
vakantiereizen naar het buitenland. Bedacht moet echter
worden dat dit maar een op de zes buitenlandse vakanties
betreft; in eveneens een zesde van het aantal vakantiereizen wordt alleen het vervoer (of een logiesaccommoda-
Nederland. Hier komt duidelijk naar voren van hoeveel
tie) besproken en twee derde deel van de Nederlandse
belang een beheerste inflatie in ons land is voor de uit-
vakantiegangers naar het buitenland doet geen ,,zaken”
voer, ook van diensten.
met de reiswereld. Derhalve zal het verlies aan arbeidsplaatsen hier slechts beperkt zijn.
Beperking van de uitgaven aan reisverkeer
lets groter zou het verlies kunnen zijn door het wegvallen van binnenlandse vakanties van de lagere-inkomensklassen die — ondanks de voorgestelde vloer in de vakan-
In het voorgaande werd de nadruk gelegd op de
gunstige ontwikkeling in 1980 aan de ontvangstzijde van
de reisverkeersbalans, maar de oorzaak van het tekort op
deze balans ad f. 6 mrd. ligt veel meer aan de invoer- dan
aan de uitvoerzijde. Aan de invoerkant (reizen van
Nederlanders naar het buitenland) gaat het om veel
grotere bedragen.
tieuitkering — zich dan toch geen binnenlandse vakantie
meer zouden kunnen veroorloven. Daarom zal het hierboven genoemde aantal van 10.000 arbeidsplaatsen niet
worden gehaald. Maar drie kwart daarvan verwacht ik
zeker op den duur. Dat is een aantal dat overweging van
deze aanbeveling alleszins de moeite waard maakt.
M. C. Tideman
Gelet op de stand van onze nationale economic heerst
vrij algemeen de opvatting dat door matiging van inkomens tot beperking van de consumptieve bestedingen
moet worden gekomen; bij de behandeling van de begroting 1981 sprak de Tweede Kamer zich zeer nadrukkelijk
uit voor een matiging van drie procent. Sedertdien is een
half jaar verstreken, waarin onze nationale economic
er nog veel slechter voor blijkt te staan.
ESB 15/22-4-1981
2) Vakantiemededeling CBS, januari 1980, nr. 1138 en januari
1981, nr. 1139.
365