H. A. van Stiphout
PvdA en
politieke
stabiliteit
Het congres van de Partij van de
Arbeid is door de buitenwacht met zorg
• bezien. In de perscommentaren heette
i het dat de PvdA zich in een isolement
, drijft, dat de bestuurbaarheid van het
; land op deze wijze ernstig wordt be• moeilijkt, en dat een combinatie van
haat en liefde de congresgangers typeerde. Kortom hetgebruikelijkegeweeklaag
over het periodieke spektakel dat onder
sociaal-democratische ,,regie” pleegt te
worden opgevoerd.
Weliswaar heerst er bij tijd en wijle
een wat schrijnende vinnigheid in het
debat en een onwaarschijnlijke identificatie met de politieke rol door de afgevaardigden. Het primaat van de politiek
gesausd met ,,une penetration calviniste” levert een cultuur op waar niet
iedere buitenstaander even vertrouwd
en gelukkig mee is. Aan de top van de
andere grotere politieke partijen zal men
zich gelukkig prijzen dat dit soort broedertwisten hun deel niet is, alsof het
vraagstukkenarsenaal van kernenergie,
kernbewapening, economische groei en
sociale zekerheid voor hun electorale
achterbannen niet evenzeer een mijnenveld is waar ook hun kiezers nog veilig
doorheen geloodsd moeten worden.
De PvdA haalt veel overhoop. Dat is
voor een politieke partij niet zonder
risico. In ieder geval wordt hierdoor het
conflictpotentieel onthuld waarmee het
hele land van doen heeft en dat van direct belang is voor de politieke stabiliteit 1). De stabiliteitsvraag is aan de
orde hetgeen moge blijken uit de aard
van de tegenstellingen. Wij willen onze
consumptiepretenties niet prijsgeven,
maar beseffen tegelijkertijd dat daarvoor riskante produktiemethoden gecontinueerd moeten worden — zoals b.v.
de opwekking van elektriciteit d.m.v.
;; kernenergie. Ook het incasseren van de
voordelen van de hoge arbeidsproduktiviteit in bedrijfstakken met aanzienlijke
milieuvervuiling kan in dit verband
worden genoemd. Met betrekking tot de
inkomensverwerving kennen we naast
inkomen op grond van arbeidsprestatie,
de behoefte als een legitieme basis voor
inkomenstoedeling — met de Algemene
‘.Bijstandswet als de meest vergaande
vorm, omdat daarin van equivalentie
ESB 11-3-1981
geen sprake meer is vanwege het ontbreken van premiebetaling.
Sociologisch gezien betekent het dat
er een aanzienlijke sociale differentiatie
optreedt. Naast prestatie versus behoeften is het interessant te zien hoe ook
in de tijd geprojecteerd bestedingsmogelijkheden verdaagd worden (pensioenopbouw), maar ook toekomstige bestedingsmogelijkheden geactualiseerd kunnen worden (consumptief krediet). Voor
het individu nemen echter veelal ook de
risico’s toe met deze vergroting van het
gedragsrepertoire, zoals geringere arbeidsmobiliteit als gevolg van pensioensystemen, en overkreditering. Voor de
maatschappij betekent dit dat de onderlinge verenigbaarheid van zo vele en verscheidene gedragsmodaliteiten aan de
orde is, of wel de vraag van de stabiliteit.
Op de weg van differentiatie en stabiliteit hebben de westerse democratien het
een eindweegs gebracht. Men heeft de
eisen van de rechtsstaat weten te verenigen met het grondrecht van vrije
meningsuiting; zo ook vooralsnog velerlei vormen van actie, burgerlijke ongehoorzaamheid en verzet met eisen van
bestuurbaarheid. Maar het is soms een
wankel evenwicht.
Een nieuwe vuurproef lijkt voor de
deur te staan. Bij verkiezingen kunnen
immers sluimerende en manifeste politieke en maatschappelijke controversen
en tegenstellingen onverkort aan de dag
treden en zich in hun potentieel instabiliserende werking doen gelden. Maar het
instituut verkiezingen kan slechts een
beperkt aantal vraagstukken aan.
In het licht van publieke opiniecijfers
was het PvdA-congres echt veel meer
dan een broeinest van sektariers. Het
onderwerp van de kernenergie wordt
door brede lagen van de bevolking als
een top-onderwerp gepercipieerd 2). Als
het punt van de sluiting van kerncentrales economisch riskant lijkt, is het electoraal ,,exploitabel”. Evenzo de milieuvervuiling, die sinds 1975 — ondanks
economische teruggang — zeer hoog ge-
noteerd blijft staan. De gepassioneerde
minderheden kunnen wellicht op latente
steun van velen blijven rekenen. De
veldslagen die rond belangrijke objecten
als Brokdorf en Narita (luchthaven bij
Tokio, die vanwege verzet van milieugroepen slechts gedeeltelijk in gebruik is)
woeden, hebben het karakter van een
beeldenstorm 3). Het afreageren van
frustraties en angsten steunt dan op een
nieuw geloof. Van consensus kan dan
geen sprake meer zijn; de maatschappelijke stabiliteit wordt bedreigd omdat
opvattingen niet meer verenigbaar zijn.
Een zelfde lot dreigt voor het probleem om eisen van draagkracht enerzijds en individuele uitkering en inkomen anderzijds binnen gezinnen en andere economische eenheden met elkaarte
verenigen 4). In zoverre individualisering door bewegingen voor vrouwenemancipatie wordt voorgestaan, is publieke steun nog niet opvallend groot 5).
Het draagkrachtbeginsel zal de overhand houden zolang het stelsel controleerbaar blijft. Die grenzen komen wellicht eerder in zicht dan een kiezersmobilisatie van vrouwen. De meest algemene bezorgdheid bij de Nederlandse
bevolking bestaat t.a.v. de veiligheid op
straat. De kiezers hebben blijkbaar ook
hun eigen optics.
Politieke partijen moeten maatschappelijke conflictstof zichtbaar maken en
reduceren voor beleid. Voor het eerste
heeft de PvdA een ruim voorschot genomen. Daarmee heeft zij een wat riskante kaart gespeeld, maar zich ook
enkele troeven toegedacht en wellicht
verworven.
1) Zievoor een conceptuele uiteenzetting
H. Klages, Die unruhige Gesellschaft. Untersuchungen iiber Grenzen und Proble sozialer
Stabilitat. Munchen, 1975.
2) Sociaal en Cultureel rapport 1980, biz. 223.
3) Voor het leren kennen van de condities
van dit type volksverzet leze men: Louis-Paul
Boon, Het Geuzenboek, Amsterdam, 1979.
4) Zie Jaap van den Doef, Maximeer de
minima, NRC Handelsblad, 17februari 1981.
5) Zie noot 2, biz. 223, en biz. 210 label 11.4,
biz. 207 label 11.1.
231