Ga direct naar de content

De mobiliteitsbereidheid van werklozen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 11 1981

De mobiliteitsbereidheid van werklozen
DRS. J. H. VOS*

In de onlangs verschenen Not a regionaal sociaal-economisch beleid, 1981 t/m 1985, wordt
onder meer gesteld dat de (regionale) mobiliteit van werklozen moet worden vergroot.
In het algemeen wordt die mobiliteit niet hoog geschat. Sommigen beweren dat een geringe
mobiliteit vooral zou komen door ons sociale-zekerheidsstelsel. In dit artikel worden de resultaten
gepresenteerd van een enquete onder werklozen naar hun mobiliteitsbereidheid
en de factoren die daarop van invloed zijn. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de binding aan
de huidige woonomgeving, de migratiebarrieres die men ziet, de vraag in hoeverre men
elders een stabiele arbeidsplaats denkt te kunnen vinden en of men iiberhaupt
kansen ziet op werk in andere regie’s.

Inleiding
Indien in bepaalde regie’s voor hetzelfde beroep een
overschot aan arbeidskrachten bestaat naast een tekort in
andere regie’s, spreekt men van regionale spreidingswerkloosheid. Vaak wordt het bestaan van deze spreidingswerkloosheid als een belangrijke indicatie gezien voor de
slecht functionerende arbeidsmarkt. Zo zouden werklozen
met name vanwege het niveau van de loonvervangende uitkeringen, nauwelijks bereid zijn om in ruil voor een baan
te verhuizen.
Afgezien van het feit dat er nog nauwelijks serieuze pogingen zijn ondernomen om het karakter en de omvang van de
spreidingswerkloosheid op een verantwoorde wijze te onderzoeken, kan men zich afvragen of de negatieve beeldvorming t.a.v. de mobiliteitsbereidheid terecht is. Ontbreekt
het veel werklozen inderdaad aan verhuis- en pendelbereidheid vanwege ons aantrekkelijke stelsel van sociale zekerheid, of zijn hier andere factoren in het geding?
Men kan hierbij b.v. denken aan de onbekendheid met
werkmogelijkheden in andere regie’s 1) of de angst om in een
ander gebied (weer) werkloos te worden na een verhuizing.
Verder is het van belang te weten in welke mate er voor
diegenen, die reageren op aangeboden werk in andere regie’s
barrieres worden opgeworpen (onvoldoende huisvestingsmogelijkheden elders en onvoldoende transportmogelijkheden om binnen een redelijke tijd de werkgemeente te bereiken). Verder kan er sprake zijn van een negatieve houding
van werkgevers t.a.v. werklozen (negatief imago).
De probleemstelling van het onderzoek onder werklozen,
waarvan hier enkele resultaten worden gepresenteerd, kan
als volgt worden geformuleerd: in welke mate zijn werklozen
bereid om in ruil voor een baan te verhuizen naar een ander
deel van het land en welke factoren oefenen daar invloed op
uit en in welke mate? De benodigde empirische informatie is
verkregen via een schriftelijke enquete onder werklozen.
Onder supervisie van het Ministerie van Sociale Zaken en het
Rijkscomputercentrum te Apeldoorn is een steekproef getrokken uit de populatie werkloze (arbeidsgeschikte) mannen
tussen de 25 en 55 jaar. De werklozen zijn benaderd via een
procedure die volstrekte anonimiteit en vrijwilligheid verzekerde. In hoeverre de antwoorden van de respondenten
op de vragen hun werkelijke houding tegenover pendel en
verhuizen weergeven, is uiteraard niet te bepalen. Men kon
232

immers de standpunten in een situatie van volstrekte vrijblijvendheid geven (en dus zonder enig gevaar voor sancties),
waardoor een zekere terughoudendheid m.b.t. conclusies ten
aanzien van de resultaten van een dergelijk onderzoek op
zijn plaats is 2).
Een enkele opmerking over de gekozen benadering. Op
basis van literatuurstudie zijn 25 variabelen geselecteerd,
waarvan werd verwacht, dat ze de migratiebereidheid, direct
of indirect, zouden kunnen bei’nvloeden. M.b.v. de SimonBlalockmethode is getoetst in hoeverre de veronderstelde
relaties overeenkomen met het empirisch materiaal. Na correctie van het relatieschema op basis van deze toetsing is
m.b.v. de padanalyse de sterkte van de relaties geschat.
Binnen het bestek van dit artikel is het onmogelijk om in
te gaan op de theoretische achtergronden, de gebruikte
technieken en de omvang van de directe en indirecte effecten
van de 25 variabelen op de migratiebereidheid. We zullen ons
hier beperken tot enkele opmerkingen over de operationalisering van en scores op de variabelen met de meeste invloed
op de migratiebereidheid. Ook de pendelbereidheid zal kort
aan de orde komen, evenals de bereidheid tot omscholing,
tot het aanvaarden van onaangenaam werk en werk met
ploegendiensten, en het accepteren van banen waarvan het
netto loon overeenkomt met de netto uitkering.

De migratiebereidheid
De variabele migratiebereidheid is gemeten m.b.v. zeven
items. Bezien we in label 1 de afzonderlijke items waaruit
de variabele migratiebereidheid is opgebouwd, dan blijken
* Beleidsmedewerker bij de afdeling Sociaal-economische Zaken van
de Provinciate Griffie van Drenthe. Dit onderzoek is verricht aan
de Rijksuniversiteit Groningen, vakgroep Regiologie, waar de
auteur tot voor kort werkzaam was.
1) Zie in dit verband: J. H. Vos, Mobiliteitsbereidheid op de
arbeidsmarkt, ESB, 30 april 1980, waarin duidelijk werd gemaakt
dat met name de lager opgeleide werkzoekenden niet of nauwelijks
geinformeerd worden over werkmogelijkheden buiten hun eigen
regie.

2) Wat betreft de kenmerken duur van de werkloosheid, opleidingsniveau en leeftijd bleek de steekproef in hoge mate representatief
voor de theoretische populatie.

er interessante verschuivingen in de migratiebereidheid bij

verandering van enkele voorwaarden. Het percentage werklozen dat bereid is te verhuizen stijgt met 10 (van 43 naar 53)
indien er een baan niet op 200 km maar op 100 km afstand

van de respondenten vindt het een groot probleem dat men
de club of vereniging in de huidige woonplaats niet meer kan
bezoeken; het percentage migratiebereiden in deze subgroep
is echter niet hoger dan 9.

wordt aangeboden. Belangrijk blijkt ook de rol die de over-

heid zou kunnen spelen bij het bevorderen van de geografische mobiliteit van werklozen. Het vergoeden van de verhuiskosten, hulp bij het vinden van een woning en het verschaffen van werkzekerheid doen het percentage migraliebereiden stijgen met 27 (van 43 tot 70). De betekenis van

percentages is moeilijk in te schatten vanwege het praktisch
ontbreken van vergelijkingsmateriaal; mag men 54% verhuisbereiden (in ruil voor passend werk, met vergoeding van
verhuiskosten) hoog noemen? Wel is het opvallend dat

Tabel 2. Subjectieve binding aan de huidige lokatie
Stell u zich eens voor. dat u serieus goat nadenken over
verhuizen naar een plaats op 200 km afstand omdat u
daar een passende baan kunt krijgen

% (van N)
migratiebereiden

N

Gamma
a)

een zelfde percentage komt 3). Van Wezel noemt dit percentage ,,vrij groot”.
Tabel 1. De mobiliteitsbereidheid van werklozen (N = 383)
Heeft u, sinds u werkloos bent, wel eens serieus gedacht aan
verhuizen naar een ander gebied in ons land, als u daar een
passende baan zou kunnen krijgen?

O nee
D ja

D nee
D ja

57%
43%

Zou u bereid zijn om te verhuizen naar een plaats op ongeveer 100 km van waar u nu woont, als men u daar een passende baan aanbiedt?

D nee
D ja

47%
53%

Indien u over 6 maanden nog geen baan hebt gevonden, bent
u dan bereid om te verhuizen naar een ander gebied in ons
land als men u daar een passende baan aanbiedt?

D nee
D ja

26%
74%

Zou u deze baan aanvaarden, als de overheid de verhuiskosten en een deel van de inrichtingskosten zou vergoeden?

O nee
D ja

n nee
D ja

40%
60%

Zou u deze baan aanvaarden, als de overheid niet alleen de
kosten vergoedt en helpt bij het vinden van een woning, maar
u ook garandeert dat het een vaste baan is?

D nee
D ja

30%
70%

45
42
28

– 0,16

Wat vindt u er dan van, dat H verder komt te wonen van familie en
kennissen?

D geen probleem
D niet prettig
D groot probleem

193
151
39

61
29
10

– 0,64

Wat vindt u er dan van, dat u uw
club of vereniging niet meer kunt
bezoeken?

D geen probleem
Q niet prettig
O groot probleem

233
106
44

49
44
9

– 0,35

O nee, nauwelijks
D ja, enigszins
D ja, zeer gehecht

125
134
124

62
46
20

-0,54

Bent u gehecht aan de buurt waarin u woont?

D nee, nauwelijks
D ja, enigszins
a ja, zeer gehecht

138
140
105

65
39
19

– 0,58

Bent u gehecht aan de streek waarin u woont?

D nee, nauwelijks
D ja, enigszins
D ja, zeer gehecht

76
126
180

78
52
21

– 0,67

383

43

46%
34%

Zou u deze baan aanvaarden, als de overheid niet alleen
de bovengenoemde kosten zou vergoeden, maar ook zou
helpen bij het vinden van een woning?

261
86
36

53%

Zou u bereid zijn om te verhuizen naar een plaats op ongeveer 200 km afstand van waarunu woont.alsmenudaareen
passende baan aanbiedt?

D geen probleem
D niet prettig
D groot probleem

Bent u gehecht aan het huis waarin u woont?

Van Wezel in een onderzoek onder werklozen in 1972 tot

Wat vindt u er dan van, dat u uw
kind of kinderen naar een andere
school moet doen?

Totaal

Stelt u zich eens voor, dat u een aantrekkelijke baan krijgt
aangeboden; u moet er echter wel voor verhuizen naar een
plaats op ongeveer 200 km afstand van waar u nu woont.

We gaan nu in op de achterliggende factoren van de
mobiliteitsbereidheid. Achtereenvolgens komen aan de orde:
– de subjectieve binding aan de huidige lokatie; de geperci-

pieerde migratiebarrieres; de perceptie van de stabiliteit van
de arbeidsplaats en van de kansen van een baan in andere

N.B. De zeven variabelen met een direct effect op de migratiebereidheid verklaarden
30% van de variantie. Een matige verklaringspotentie dus. Variabelen als duur van de
werkloosheid, leeftijd en het (absolute en relatieve) uitkeringsniveau bleken geen statistisch significant verband te vertonen met de migratiebereidheid. Ook de invloed van het
opleidingsniveau op de migratiebereidheid was zwak.
a) Gamma is een associatiemaat, die als een indicatie kan worden gezien voor de sterkte
van het verband tussen de migratiebereidheid en de score op het betreffende item.

M.b.t. de verschillende onderzochte variabelen is via een
ongewogen sommering van de itemscores de waarde van de
variabele bepaald. Deze waarde geeft aan (in dit geval voor de

binding aan de lokatie) de mate waarin men zich gebonden
voelt aan de huidige lokatie. Op elk item kon de respondent
een 0 (nee) of een 1 (ja) scoren. De waarde van de variabele
subjectieve binding Icon varieren van 0 (in het geheel niet
gebonden) tot 12 (zeer gebonden).
In label 3 hebben we de gesommeerde itemscores gegroepeerd en m.b.t. de mate van subjectieve binding drie
klassen onderscheiden (de subjectieve binding kan gering
zijn, score 0 t/m 4; aanzienlijk zijn, somscore 5 l/m 8;

of slerk zijn, score 9 t/m 12). Deze variabele is vervolgens
gerelateerd aan de migratiebereidheid.

regio’s.

De subjectieve binding aan de huidige lokatie
De variabele subjectieve binding is gemeten m.b.v. 6
items. Uit label 2 blijkt dat vooral het item ,,gehechtheid aan

Tabel 3. Migratiebereidheid en de subjectieve binding aan

de huidige lokatie
Bereid om te verhuizen (200
km) in ruil voor een baan?

de streek” grote invloed heeft op de migratiebereidheid.

in ruil voor een baan te verhuizen (200 km); van diegenen die
verklaren nauwelijks aan hun streek gehecht te zijn (20% van

de populatie) is 78% hiertoe bereid. Voor de items ,,gehechlheid aan de woning” en ,,gehechtheid aan de buurt” vinden

Ja . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

aanzienlijk

sterk

totaal

70 (37%)
1 18 (63%)

1 14 (73%)
42 (27%)

35 (90%)

219 (57%)
164 (43%)

188 (49%)

Van die respondenten die aangeven zeer aan hun streek gehecht te zijn (47% van de populatie) is slechts 21% bereid om

Subjectieve binding
gering

156(41%)

39(10%)

4(10%)

383

Gamma = – 0,68; chi-kwadraat = 64 (S = 0,000).

we vergelijkbare resultaten. Een beperkt deel van de respondenten (11%) ervaart het verbreken van (regelmatige) con-

tacten met familie en kennissen (naar een plaats op 200 km)
als een groot probleem; slechts 10% van hen is bereid om voor
een baan te verhuizen, terwijl in de groep die het geen probleem vindt om verder van familie en kennissen te gaan
wonen (en zich hierdoor dus niet aan de huidige lokatie
gebonden voelt) 61% migratiebereid is. Niet meer dan 11%
ESB 11-3-1981

3) J. A. M. van Wezel, Herintreding in het arbeidsproces, een
onderzoek onder werklozen, Tilburg, 1972, biz. 181.

233

Het sterke negatieve verband tussen de migraliebereidheid en de mate van subjectieve binding is duidelijk (gamma
– 0,68). Van diegenen die zich niet of nauwelijks gebonden
voelen aan de huidige lokatie is 63% bereid om in mil voor
een baan te verhuizen naar een plaats op 200 km afstand;
het percentage migratiebereiden in de groep die zich aanzienlijk gebonden voelt, ligt duidelijk lager.
De gepercipieerde migratiebarrieres

Een grool deel van de werklozen (77%) verwachl dal hel
vinden van een geschikle woning in een andere lokatie aanzienlijke of grole problemen zal opleveren. Hoewel werklozen die weinig of geen problemen verwachlen meer bereid
zijn lol verhuizen dan zij die hier zeer grole problemen verwachlen (54% versus 23%), blijkt het verband tussen migraliebereidheid en de score op dil ilem loch niet zo sterk
(gamma – 0,25) als werd verwachl. Deze laatste conslalering
geldl in nog slerkere male voor de invloed van de verwachle
financiele problemen verbonden aan hel verhuizen op de

In welke mate verwachten werklozen problemen bij een
verhuizing naar een ander gebied en in hoeverre bei’nvloedt

deze perceptie van migratiebarrieres hun migratiebereidheid? Deze variabele is gemeten m.b.v. vier items (zie
label 4).

migraliebereidheid (gamma – 0,14). Opmerkelijk is, dal de
problemen die men verwachl wal belreft hel vinden van een
baan door de partner (na verhuizing) van beperkle invloed
zijn op de verhuisbereidheid; hel percenlage verhuisbereiden
in de groep die in dil verband zeer grole problemen verwachl ligl slechts 13 lager dan in de groep, die geen problemen verwacht (33 versus 46).

Tabel 4. Gepercipieerde migratiebarrieres
De perceptie van de stabiliteit van de arbeidsplaats
Slell u zich eens voor, dal u serieus gaat nadenken
over verhuizen naar een plaals op 200 km afstand
omdat u daar een aanlrekkelijke baan kunt krijgen

Verwacht u dan problemen Qnee (+ ,,weet niet1*)

% (van N)
N

Gamma

migratiebereiden

sociale en psychische onzekerheden. Zo kunnen gewensle

88
175
120

54%
44%
33%

– 0,25

Verwacht u dan problemen D nee (+ ,,weet niet”)
bij het vinden van nieuwe Dja, aanzienlijke problemen
vrienden en kennissen in Dja, zeer grote problemen
die plaats?

266
82
35

52%
27%
14%

– 0,55

Verwacht u dan, dat uw Dnee(+,,we”et niet” + n.v.t.)

261
82
40

46%
38%
33%

– 0,20

104
148
131

48%
44%
37%

– 0,14

bij het vinden van een ge- Oja, aanzienlijke problemen

schikte woning in die Oja, zeer grote problemen
plaats?

vrouw problemen zal krij- Dja, aanzienlijke problemen

gen met het vinden van een Oja, zeer grote problemen
nieuwe baan?
Zal het betalen van de ver- D nee (+ ,,weet niet”)
huis- en inrichtingskosten Dja, grote problemen
voor u dan problemen op- Oja, zeer grote problemen

leveren?
383

De itemscores zijn vervolgens gesommeerd; de waarde
van de variabele varieert dus van 0 tot 8. Vervolgens zijn deze
scores gegroepeerd tot drie klassen. De gepercipieerde
migratiebarrieres zijn gering (score 0 t/m 2), aanzienlijk
(score 31/ m 5) of groot (score 61/ m 8). In label 5 geven we de
relatie met de migraliebereidheid.

Tabel 5. Migratiebereidheid en gepercipieerde migratiebarrieres
Bereid om te verhuizen (200
km) in ruil voor een baan?

consumpliepalronen, formele en informele relalies, gezins-

leven, slatus en gevoel voor eigenwaarde, toekomslverwachlingen enz. significanl worden aangetast, wanneer men
werkloos wordl. Hel weer ingeschakeld worden in hel
arbeidsproces door het aanvaarden van een baan waarvoor
men moet verhuizen, kan deze onzekerheden reduceren of
opheffen. Echter, ook migralie is voor velen een onderneming mel nogal wal onzekerheden. Verwachl werd dal hel
oordeel over de stabiliteit van de eigen arbeidsmarktpositie
een belangrijke rol zou spelen in hel afwegingsproces van
onzekerheden. Slechls weinigen zullen hel immers aandurven
le verhuizen, indien zij de kans lopen (spoedig) opnieuw
werkloos le worden in een nieuw (vreemd) sociaal milieu.

Daarom is ook de vraag gesleld: ,,Stelt u zich eens voor dat
u een baan aanneemt, omdal deze baan u wel aanlrekl. Hoe
grool achl u de kans dal u binnen niel al le lange lijd weer
op slraal slaal?”. De anlwoordcalegorieen waren: ,,die kans
is klein”, ,,die kans is aanzienlijk”, ,,die kans is zeer grool”.
Tabel 6 geefl de anlwoorden op deze vragen in samenhang
mel de migraliebereidheid.
Tabel 6. Migratiebereidheid en de perceptie van de kansen

om na intreding weer werkloos te worden
De kans weer werkloos
te worden is:

Bereid om te verhuizen in ruil voor werk? (200 km)

aanzienlijk

groot

totaal

78 (47%)

1 13 (62%)

89 (53%)

68 (38%)

28 (80%)
7 (20%)

219 (57%)
164 (43%)

167 (44%)

181 (47%)

35 ( 9%)

nee

Ja

totaal

56 (50%)

Gepercipieerde migratiebarrieres
gering

Nee …………………
Ja …………………..

De situalie waarin werklozen zich bevinden wordl in de
regel gekenmerkl door een wisselwerking lussen financiele,

117(56%)
46 (73%)

55 (50%)
92 (44%)
17 (27%)

111(29%)
209 (55%)
63 (16%)

219(57%)

164 (43%)

383

383

Gamma = – 0,23; chi-kwadraat = 9 (S = 0,003).

Gamma = – 0,37; chi-kwadraat = 17 (S = 0,000).

Hel verband lussen de migraliebereidheid en de male
waarin men bij verhuizen problemen verwachl blijkl slalislisch significanl (gamma – 0,37); naarmale men grolere problemen verwachl is hel percentage dal bereid is te verhuizen
geringer. Opvallend is dat slechls 9% van de respondenlen
grole problemen ziel in de migralie. Bezien we de ilems afzonderlijk, dan blijkt dat bijna 70% van de respondenten
weinig of geen problemen verwacht bij het vinden van nieuwe
vrienden na verhuizing naar een andere regio. Echter, in die
gevallen waarin men in dit verband wel aanzienlijke proble-

Hel aanlal migratiebereiden in de calegorie werklozen,
die de kans, dat zij na intreding binnen niel al le lange lijd
weer werkloos zullen worden als zeer grool beschouwl, is
aanzienlijk lager dan in de groep die deze kans klein achl
(27% versus 50%). Opvallend is dal niel minder dan 71% van
de respondenlen de kans aanzienlijk of zeer grool achl, dal
men na inlreding binnen niel al le lange lijd weer op slraal
slaal. Opmerkelijk is levens dal in de groep werklozen die de
kans dal zij na inlreding weer werkloos worden grool schallen, loch nog 44% bereid blijkl om in ruil voor een baan le
verhuizen.

De perceptie van de kansen op een baan in andere regio’s

men of zeer grote problemen verwachl, ligl de verhuisbereid-

heid ver onder hel gemiddelde; ook de gamma wijsl in de
richling van een sterk negatief verband (- 0,55).
234

De mogelijkheid beslaal, dal werklozen op hel momenl
dal zij een baan aangeboden krijgen in een andere regio, niel

bereid zijn om te migreren omdat zij als gevolg van onjuiste
of onvoldoende informatie van mening zijn dat er elders voor
hen toch geen betere mogelijkheden zijn (in vergelijking met
hun huidige regio). Nagegaan is dan ook in hoeverre de
migratiebereidheid samenhangt met de perceptie van de eigen
kansen op een baan in andere regie’s. Deze perceptie is
m.b.v. de volgende vraag gemeten: ,,Denkt u dat er gebieden
in ons land zijn, waar uw kansen om weer aan de slag te

komen groter zijn dan in de streek, waar u nu woont?”.

Tabel 7. Migratiebereidheid en de perceptie van de eigen
kansen op een baan in andere regio’s
Meer kansen op een baan

Bereid om te verhuizen in ruil voor werk? (200 km)

in andere regie’s?

nee

j»

totaal

naar een uur, het aantal werklozen dat de (passende) baan
zou aanvaarden met 30% daalt (van 68% naar 38%) 6).
Naast de migratie- en pendelbereidheid zijn m.b.t. de
offerbereidheid nog vier aspecten onderscheiden; deze zijn
m.b.v. de onderstaande items geoperationaliseerd (zie
label 9).
Tabel 8. Pendelbereidheid van werklozen
Stel,u krijgt een passende baan aangeboden in een

andere plants
Zou u deze baan aanvaarden als u een half uur zou
moeten reizen om deze plaats te bereiken (= 1 uur
reizen per dag)?

O nee

Zou u deze baan aanvaarden als u drie kwartier zou

D nee

moeten reizen om deze plaats te bereiken (= 1 uur en

Dja

D ja

23
360

6
94

123
260

32
68

238
145

62
38

305
78

80
20

30 min. reizen per dag)?
47 (37%)
55 (41%)
62 (50%)

219 (57%)

Ja …………………..

79 (63%)
79 (59%)
61 (50%)

164 (43%)

126 (33%)
134(35%)
123 (32%)

Zou u deze baan aanvaarden als u 1 uur zou moeten

O nee

reizen om deze plaats te bereiken (= 2 uur reizen
per dag)?

D ja

Zou u deze baan aanvaarden als u 1 uur en 30 min.
zou moeten reizen om deze plaats te bereiken (= 3 uur
reizen per dag)?

D nee

383

Gamma = – 0,17; chi-kwadraat = 5 (S = 0,09).

Uit label 7 blijkt dat het percentage migratiebereiden in
de groep werklozen die van mening is dat zij in andere regio’s
meer kansen op een baan hebben, aanzienlijk hoger ligt dan
in de groep, die deze kansen niet als groter beoordeelt
(50 versus 37).

Tabel 9. Bereidheid tot omscholing, het accepteren van
onaangenaam werk, ploegendienst en het aanvaarden van
een baan waarvan het netto loon even hoog ligt als de
netto uitkering

De pendelbereidheid en enkele andere componenten van

N

de offerbereidheid

Tot zover enkele van de variabelen waarvan werd verondersteld dat ze de mate van migratiebereidheid direct
zouden bei’nvloeden. De migratiebereidheid zoals hiervoor
behandeld, kan worden beschouwd als een van de componenten (indicatoren) van het begrip offerbereidheid. Dit begrip wordt door Van Wezel gedefinieerd als „… de mate,

waarin … (een werkloze) … bereid is inconvenienten als
lager loon, pendel, migratie, omschakeling, ploegendienst

en vuil werk te aanvaarden ter bereiking van de positie van
werkende” 4). Om een indruk te krijgen van de mate waarin
de respondenten bereid zijn om een baan te aanvaarden,
waarvoor gependeld moet worden, zijn hen de volgende vragen voorgelegd (zie label 8).
Van onze onderzoeksgroep geeft 38% te kennen dat zij
een baan zouden aanvaarden waarvoor ze 2 uur per dag
zouden moeten reizen (1 uur heen en 1 uur terug). D.w.z.
dat 62% van de werklozen in ons onderzoek vindt dal een

D ja

% (van N)
migratiebereiden

Gamma

Zou u een baan accepteren als u daarvoor
omgeschoold zou moeten worden?

D nee

119
264

36%
46%

0,20

Dja

Zou u een baan accepteren waaraan stank
en lawaai verbonden is?

O nee
Dja

332
51

41%
53%

0,23

Zou u een baan accepteren waaraan ploegendienst verbonden is?

O nee

282
101

38%
56%

0,36

Zou u een baan accepteren als het netto

Q nee

loon dat u dan zult ontvangen even hoog is
als uw netto uitkering?

Dja

259
123

43%
43%

—

Totaal

Dja

383

Van de werklozen in ons onderzoek is 69% bereid om een
baan te accepteren waarvoor hij of zij zich moet laten omscholen. Dit percentage ligt iets hoger dan Van Wezel in zijn
onderzoek vond (51,2%) 7). De belangstelling voor een

reistijd van 1 uur (in een richting) voldoende reden is om

een baan te weigeren. In het onderzoek van Van Wezel uit
1972 verklaarde (op een zelfde vraag) slechts 22% zich
hiertoe niel bereid 5). Ook vergeleken met dit cijfer moet
de pendelbereidheid in ons onderzoek dus zeer gering ge-

noemd worden. Opmerkelijk is, dat indien de voorgeslelde
reistijd (in een richting) wordt verhoogd van drie kwartier

ESB 11-3-1981

4) Van Wezel, op. cit., biz. 41.
5) Van Wezel, op. cit., biz. 152.
6) De pendelbereidheid werd groter naarmate de leeftijd toenam,
het uitkeringsniveau hoger was en men meer opleiding had- genoten. De invloed van de duur van de werkloosheid op de pendelbereidheid was beperkt.
7) Van Wezel, op. cit., biz. 155.

235

baan met ploegendienst is niet erg groot; slechts 26% is

hiertoe bereid (Van Wezel: 32%). Nog geringer is de animo
voor een baan met minder plezierige werkomstandigheden

(,,stank en lawaai”); 87% is niet bereid om een dergelijke
baan te aanvaarden (Van Wezel: 83%). M.b.t. deze drie
items blijkt er een positief verband te bestaan tussen de
migratiebereidheid en de bereidheid om in ruil voor een baan
andere inconvenienten te aanvaarden. Het aantal respondenten dat bereid is om een baan te aanvaarden waarbij het
netto loon even hoog is als de netto uitkering van het

moment is 32% 8).
Slotopmerkingen

De beeldvorming in ons land t.a.v. de migratiebereidheid
van werklozen is negatief 9). Op basis van de resultaten van

dit onderzoek mag worden geconcludeerd dat dit niet terecht
lijkt, hoewel het duidelijk zal zijn dat er t.a.v. het beoordelen
van migratiebereidheid nogal wat verschil van mening kan

bestaan. De bereidheid om in ruil voor een baan te verhuizen
is niet onaanzienlijk en onder bepaalde voorwaarden zelfs

groot te noemen (hetzelfde geldt voor de omscholingsbereidheid).
Het lijkt bovendien niet onredelijk om meer begrip te

hebben voor die werklozen die het niet kunnen opbrengen om
een baan te aanvaarden waarvoor zij moeten verhuizen.
Over het algemeen is dit niet een gevolg van een onvoldoende
arbeidsbereidheid, maar liggen vaak sociale en psychische
factoren ten grondslag, zoals de sterke gehechtheid aan
streek, buurt of woning, de problemen die men heeft met het
verlaten van familie en ke’nnissen en de club of vereniging

waarvan men lid is, de problemen die men verwacht bij het
vinden van nieuwe vrienden en kennissen na verhuizing,
de angst om na verhuizing in een vreemd sociaal milieu
(weer) werkloos te worden en de gevoelens van onzekerheid, verbonden aan verhuizen, in het algemeen. Zo acht

71% van de werklozen in ons onderzoek de kans om binnen
niet al te lange tijd na herintreding in het arbeidsproces weer
werkloos te zijn, aanzienlijk of zeer groot. Niettemin is 40%
van hen toch bereid om in ruil voor een baan over een af-

stand van 200 km te verhuizen.
Uit het onderzoek is verder gebleken dat de migratiebereidheid kan worden vergroot door het vergoeden van de
verhuiskosten en een deel van de inrichtingskosten, assistentie bij het vinden van nieuwe huisvesting en het bieden van

werkzekerheid.
Pogingen om werklozen via negatieve maatregelen (b.v.

via een zodanige herformulering van het begrip passende
arbeid) tot meer mobiliteit te bewegen lijken o.i. weinig
effectief en bovendien onnodig. Niet de bereidheid tot verhuizen moet worden vergroot, maar de mogelijkheden om

deze bereidheid ook in daden te kunnen omzetten. Zo kan
men denken aan meer gedetailleerde informatie over werken woonmogelijkheden in regie’s waar een tekort aan bepaalde arbeidskrachten is. Verder zou er een actievere begeleiding van migranten (b.v. bij het vinden van huisvesting)
moeten komen. Ten slotte is het bieden van enige werkzekerheid van belang zodat men niet de kans loopt binnen

enige tijd weer op straat te staan. Hierbij moet men zich
overigens niet alleen richten op werklozen, maar ook op nietwerkloze werkzoekenden, die bij vertrek naar een andere

regio arbeidsplaatsen vrijmaken, waarvoor wellicht weer
werklozen in aanmerking kunnen komen.
J. H. Vos

8) De verschillen in mate van offerbereidheid tussen de diverse
subgroepen van werklozen bleef beperkt.
9) Zie o.a. WRR, Maken wij er werk van; verkenningen omtrent

de verhoudingen tussen actieven en niet-actieven, ‘s-Gravenhage,
1977, biz. 102.
236

Auteur