prof. Van Dam
• Er is een groeienii besef dat in de
strikt monetaire sfeer nog wel iets gedaan kan worden aan de quota en de
conditionaliteiten van het IMF, maar de
werkelijke oplossing voor de betalingsbalansproblemen van de arme landen
gezocht moet worden in lange-termijnoverdrachten. De bereidheid tot zulke
overdrachten is echter klein.
• De ontwikkelingslanden streven
naar een conferentie gebaseerd op het
systeem van ,,one country, one vote” zoals in de VN gebruikelijk is, terwijl de
rijke landen het overleg willen laten
plaatsvinden in gespecialiseerde organisaties waarin zij posities hebben die hun
economische macht tot uitdrukking
brengen.
Globaal of
partieel
Eigenlijk is er sprake van een lijdensweg. Na in 1974 en 1975 een aantal uitgangspunten voor de Noord-Zuidbetrekkingen te hebben geformuleerd werd
besloten tot eenaparte onderhandelingsconferentie om concrete afspraken te
maken. Deze Conferentie voor Internationale Economische Samenwerking
(CIES) werd in de periode 1975 – 1977
gehouden. Het resultaat was nihil. Vervolgens werd in de VN een nieuw onderhandelingsinstrument geschapen: het
Committee of the Whole (COW). Maar
ook dat heeft niets opgeleverd. De COW
heeft het gehele jaar 1978 besteed aan geruzie over procedures en competenties,
heeft in 1979 enkele inhoudsloze bijeenkomsten gehouden en is in 1980 de facto
ter ziele gegaan. In aansluiting daarop
werden de pogingen gestart om tot een
ronde van wereldwijde onderhandelingen te komen waar ,,Von Wechmar en
zijn vrienden” 1) thans mee doende zijn.
Oorspronkelijk had het besluit daarover
in September 1980 moeten vallen, toen
dat niet lukte is Von Wechmars mandaat
opgerekt tot 1 januari 1981 en sindsdien
is zijn mandaat opnieuw verlengd eigenlijk voor de resterende voorzitterschapsperiode tot September dit jaar.
Intussen gaat de concrete besluitvorming over de Noord-Zuidbetrekkingen
elders door. Door de departementen van
Economische Zaken en Financien van de
westelijke landen, de EG en het IMF —
om enkele voorbeelden te noemen —
worden doorlopend beslissingen genomen die de Noord-Zuidbetrekkingen direct of indirect raken. Maar over die
besluitvormingsprocessen hangt een
grauwsluier, namelijk het vooruitzicht
dat er misschien ooit een wereldwijde
onderhandeling tussen Noord en Zuid
zal plaatsvinden waarbij men wellicht
concessies zal moeten doen. In dat vooruitzicht houdt men zijn kruit zo veel mogelijk droog en beperkt men de besluit; vorming tot het absolute minimum. Dat
betekent schade voor de Noord-Zuidbetrekkingen.
Eigenlijk is de vraag: moeten wij doorgaan met te streven naar een wereldwijde
: onderhandeling tussen Noord en Zuid
over alle problemen tegelijkertijd of
:
moeten wij sector per sector en vraag| stuk per vraagstuk trachten oplossingen
[ te vinden. Voor die laatste mogelijkheid
| groeit binnen de OECD belangstelling.
: En zoals voor iedere nieuwe politieke
l mode is er een naam voor bedacht: de
[ particle benadering.
Terwijl Von Wechmar en zijn vrien; den doorploeteren blijft de kans op een
‘ inhoudsvolle ,,New Round of Global
ESB 4-3-1981
Negotiations” (NRGN) afnemen en wel
om de volgende redenen.
• Een NRGN betekent een onderhandeling over een veelheid van onderwerpen tussen verschillende groepen.
Resultaten kunnen alleen worden bereikt op basis van veelhoeksruilen. Dat
is onderhandelingstechnisch buitengewoon moeilijk, vooral omdat de belangen zo uiteenlopend van aard zijn.
• De groepen die aan de onderhandelingen deelnemen vallen economisch
steeds meer uiteen. Dat geldt vooral voor
de groep ontwikkelingslanden, waarbinnen de OPEC-landen en de industrialiserende landen (NIC’s) een steeds afwijkender plaats innemen. Per markt lopen
hun interesses sterk uiteen en dat maakt
eenduidige posities tijdens de onderhandelingen vrijwel uitgesloten.
• In de Noord-Zuidbetrekkingen gaat
het steeds meer hard tegen hard. Indesituatie van confrontatie die daardoor is
ontstaan hebben de arme landen zonder
olie en industrie weinig om een vuist te
maken. Eigenlijk is een soort politieke
rugdekking aan de OPEC voor de hoge
olieprijzen het enige wat zij kunnen bieden.
• Niets wijst crop dat de OPEC-landen bereid zijn om het olie-wapen in te
zetten voor de belangen van de niet-olieexporterende arme landen.
• Toen voor het eerst aan de mogelijkheid van een NRGN werd gedacht
zijn de olielanden akkoord gegaan met
plaatsing van het onderwerp energie op
de agenda. Echter, inmiddels hebben zij
te kennen gegeven niet over prijzen en
hoeveelheden te willen spreken. Dat
maakt een NRGN voor de importerende
landen nauwelijks nastrevenswaard.
• De VS hebben aangekondigd —
zijnde het enige belangrijke exportland
— voedselaanbod als politick wapen te
willen gaan hanteren. Dat maakt de kans
om tot voedselmarktafspraken te komen
buitengewoon klein.
Terwijl het uitzicht op een NRGN
klein is, is tegelijkertijd de kans op partieel overleg gering. En wel om de volgende redenen:
• de olie-importerende ontwikkelingslanden blijven nog steeds hopen op inschakeling van het oliewapen voor
hun belangen en durven daarom geen
breuk met de OPEC-landen aan;
• de ontwikkelingslanden gaan ervan
uit dat eenheid macht geeft. Terwijl
daar in de praktijk weinig van is gebleken — althans op economisch terrein
• gaan de olie-importerende landen
intussen failliet aan de hoge olierekening. M.b.t. de eenheid van de arme
landen speelt het westen een onwaarschijnlijk schizofrene rol. Enerzijds
zou het de ontwikkelingslanden niet
uiteen willen drijven, omdat dat een
verdeel- en heerspolitiek zou zijn,
maar tegelijkertijd vermindert het de
hulp. Door dit laatste is de leuze ,,blijf
bij elkaar, dan kunnen jullie ons beter
slaan” van kwadratisch cynisme;
• ten slotte wordt het homogene blokkenmodel overeind gehouden door
daarop gebaseerde, dromerige nonplannen.
De pleidooien voor een globale benadering en tegen een partieel beleid staan
haaks op de politieke en economische
werkelijkheid. De enige manier om dit
dilemma te doorbreken is om duidelijkheid over die werkelijkheid te scheppen.
Dat zal veel politieke durf aan beide zijden vergen.
1) Zijnde de voorzitter van de huidige zitting
van de Algetnene Vergadering van de VN plus
vertegenwoordigers van de belangrijkste landengroepen.
207