Ga direct naar de content

De leeshonger verzadigd

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 23 1980

De leeshonger verzadigd
Enige ontwikkelingen in de boekenmarkt
DRS. J.P. WIJNBERGER*

In het voorgaande artikel is een schets gegeven van een aantal belangrijkeaspecten van de boekenkoopmarkt. In deze bijdrage zal de ontwikkeling in de boekenkoopmarktworden beschreven waarbij ook de
boekenleen- en de boekenleesmarkt zullen worden betrokken. Volgens de auteur is er sprake van
van een verzadiging in de boekenleesmarkt. Deze verzadiging is vooral toe te schrijven aan
verschuivingen in consumentenvoorkeuren en minder aan prijs- en/of distributiefactoren.
Die spelen wbI een rol bij de huidige verschuiving van kopen naar lenen.
Figuur I . Omzet in boeken, 1963- 1977

De ontwikkeling in de boekenkoopmarkt

In 1965 is in het kader van een structuuranalyse een model
ontwikkeld o m de geldomzet aan algemene boeken te voorspellen I). In onderstaande tabel worden de voorspelde en gerealiseerde 2) geldomzet aan boeken, alsmede de gerealiseerde omzet in aantallen boeken weergegeven.

Tabel I . Gerealiseerde en voorspelde geldomzet aan boeken
en gerealiseerde omzet in aantallen boeken, 1963 = 100
Jaar
1963
1964
1965
1966
1967
1968
1969
1970
1971
1972
1973
1974
1975
1976
1977

Voorspelde geldomzet
in lopende prgzen

ierealiseerde geldomzet
a)
in lopende pr~jzen

100.0
112.8
100.9
109.6
110.5
113.1
112.6
1 15.8
105.6
101.9
95.1
92.1
86.9
89.5
89.2

lopende prijzen

Omzet in
aantallen a )

100.0
124.4
1 16.3
142.7
157.5
176.6
192.5
218.3
226.5
248.1
263.1
283.3
323.3
357.5
407.8

log-schaal

a) Decijfers voordejaren 19631 m 1965, 1970en 19741 m 1977 zijn waargenomen cijferr. de
andere berusten o p interpolatie.

Het blijkt dat de omzet in aantallen sinds 197 1 een duidelijk
dalende trend vertoont en dat na 1968 de gerealiseerde
geldomzet van boeken behoorlijk achterblijft bij de voorspellingen. Wanneer de gerealiseerde geldomzet berekend wordt
in constante prijzen, dus gecorrigeerd voor inflatie, dan blij kt
dat de geldomzet sinds 1970 nagenoeg gelijk is gebleven (zie
figuur 1). O m te komen tot een goede analyse van deze
ontwikkeling is het nodig o m eerst de ontwikkeling van de
boekenleenmarkt te bezien.
De ontwikkeling in de boekenleenmarkt

Onder de boekenleenmarkt wordt verstaan het lenen van
boeken bij openbare bibliotheken en provinciale bibliotheekcentrales. Er wordt dus afgezien van het lenen bij andere
bibliotheken (b.v. schoolbibliotheken) en bij familie, vrienden
en kennissen 3). Tabel 2 toont de ontwikkeling in de boekenleenmarkt. Het valt o p dat de ontwikkeling in vier fasen te
splitsen is en de grote bloei van het bibliotheekgebruik in 1968
begint. Al met al geeft de boekenleenmarkt een bijzonder

grote groei te zien (ongeveer een vervijfvoudiging), waarbij de
hiervóór beschreven ontwikkeling van de boekenkoopmarkt
schril afsteekt. Deze ontwikkelingen doen het vermoeden
rijzen dat er mogelijk sprake is van een verschuiving van
kopen naar lenen.

* Wetenschappelijk assistent bij de vakgroep Marktanalyse. Bcdriji’sstatistiek en Commerciële Economie aan de Frasmus Universiteit
Rotterdam.
I) Stichting Speurwerk betreffende het Boek, Structuuranalyse en
toekomstvisie betreffende de Nederlandse boekenmarkt, 19641 1965,
uitgevoerd door het Nederlands Centrum voor Marketing Analyses.
2) Er bestaat onzekerheid over de werkelijke omvang vande boekenkoopmarkt. Het zojuist afgesloten Struktuuronderzoek Boeken geeft
een andere schatting dan het omnibusonderzoek dat op continubasis
jaarlijks wordt uitgevoerd in opdracht van de Stichting Speurwerk
betreffende het Boek. Vooralsnog wordt hier uitgegaan van decijfers
van het omnibusonderzoek. Deze onzekerheid brengt met zich dat
ook de ontwikkeling, analyse en prognose zoals die in dit artikel
zullen worden geschetst met een bepaalde onbetrouwbaarheidsmarge
zijn omgeven. De vakgroep Marktanalyse, Bedrijfsstatistiek en Commerciële Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam gaat
dit jaar de verschillen tussen de tegenstrijdige bronnen analyseren,
ten einde een betrouwbare uitspraak te kunnen doen omtrent de
werkelijke marktomvang.
3) De ieden hiervoor is dat over de openbare bibliotheken en de
provinciale bibliotheekcentrales vrij betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, terwijl bovendien op deze manier verreweg het grootste
gedeelte van de boekenleenmarkt wordt bestreken.

Tabel 2. Ontwikkeling van het bibliotheekgebruik
Jaar/

penode

1971
1974
1977

U&min&n
X l mln.

64.9
94.5
131.6

van boeken
gem. groelvoet(%)

I

13.24
12.17
11.27

AantaL ingcxhrcvcn lezers
X l mln.
p n poeivat(%)
r.

2.3
3.7

I

14.10
0.46
15.12

Bron: NBLC. Joarboekle openbare bibliothektn: en CBS. Srarrsriek van de openbare bibliotheken.

Verschuiving van kopen naar lenen
De ontwikkelingen in de boekenkoopmarkt kunnen goed
worden verklaard met deprijsontwikkelingen de distributieontwikkeling van het boek.
De prijs
Met betrekking tot de prijs kan een onderscheid worden
gemaakt tussen de gemiddeld betaalde pnjs (prijsindex van
het gekochte boek) en de prijs van een boek van ongeveer
constante kwaliteit, d.w.z. dat de effecten van kwaliteitsveranderingen op de prijs zijn geëlimineerd (de z.g. ,,hedonk
price index” van boeken). Deze ,,hedonk price index” is
benaderd door uit het jaarlijkse overzicht van de titelproduktie in het Nieuwsblad voor de Boekhandel (waarbij een
onderverdeling wordt gemaakt naar 25 categorieën boeken),
de prijsontwikkeling vande categorie ,,romans en novellen” te
schatten. Deze categorie is gekozen omdat mag worden
aangenomen dat hierin nauwelijks kwaliteitsveranderingen
zijn opgetreden. In figuur 2 worden de geschatte prijsontwikkelingen weergegeven.
Figuur 2. Ontwikkeling van de prijsindex en de ,,hedonic
price index” van her boek, 1963- 1977
log-schaal

d

3-

4

2

8

gekochte
boek
..hedonic price index”-boeken
gerin5consurnptie

Het is opvallend dat vanaf ongeveer 1968 de ,,hedonk pnce
index” van boeken veel sneller gaat stijgen dan het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie. In de vorige paragraaf bleek
dat in deze periode ook de grote bloei van de bibliotheken,
zowel wat betreft uitleningen als wat betreft leden, begint.
Deze periode betekent ook het begin (zie de eerste paragraaf)
van een bij de voorspellingen achterblijvende geldomzet aan
boeken. Kennelijk leidt de relatief grote prijsstijging van
boeken tot een veel groter bibliotheekgebruik en daarmee tot
een verschuiving van kopen naar lenen zodat de omzet aan
verkochte boeken achterblijft bij de voorspellingen.
In de periode 1971- 1974 lopen de ,,hedonic price index”
van boeken en het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie
ongeveer parallel, maar dan doet zich ook een nieuwe ontwikkeling voor: de prijsindex van het gekochte boek schiet
omhoog ten opzichte van de ,,hedonk price index” van
boeken, men gaat duurdere, duurder uitgevoerde, boeken
kopen. Het kopen van duurdere boeken verklaart dan ook dat
er vanaf ca. 1971 minder boeken worden gekocht en er een
verdere verschuiving plaatsvindt van kopen naar lenen om in
de bestaande leesbehoefte te voorzien. Het lijkt erop dat de
extra uitgaven voor het kopen van duurdere boeken worden
gecompenseerd door minder boeken te kopen en meer boeken
te lenen. Kennelijk is er sprake van een bepaald ,,boekenbudget”.

ESB 16-4-1980

Dat de groei bij de bibliotheken wat het aantal ingeschreven
lezers betreft, toch stagneert, kan mogelijk verklaard worden
uit het feit dat de ,,hedonic price index” van boeken niet
sneller stijgt dan het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie,
waardoor minder mensen gemotiveerd worden om naast het
kopen toch ook te gaan lenen. Vanaf 1974 stijgt de ,,hedonic
price index” van boeken weer iets sneller dan het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie, waardoor de aanwas van nieuwe
bibliotheekleden weer sneller stijgt. Tevens heeft de invoering
van de contributievrijstelling voor jeugdleden van bibliotheken een stimulerende invloed op de groei van het aantal
ingeschreven lezers en, in iets mindere mate, op d e groei van
het aantal uitleningen. Dit gaat ook ten koste van het kopen
van boeken.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de relatief
sterke prijsstijging van het boek te zamen met een gewijzigde
voorkeur van consumenten naar duurdere boeken ervoor
heeft gezorgd dat een grote verschuiving van kopen naar lenen
is opgetreden, waardoor de omzetontwikkeling in de boekenkoopmarkt bij de verwachtingen is achtergebleven.
De distributie
Een tweede factor van belang is de distributie. Het blijkt
(zie tabel 3) dat het aantal boekhandels 4) per bibliotheek in
bijna alle provincies in de afgelopen decennia sterk is gedaald 5).
Uitzonderingen vormen Friesland en Overijssel, hetgeen
kan worden verklaard uit het feit dat indeze provincies ultimo
1963 een bijzonder grote oververtegenwoordiging van bibliotheken (gemeten naar de relatieve bevolkingsomvang) bestond. In Noord-Brabant, de derde uitzondering, was er
ultimo 1963 sprake van een ondervertegenwoordiging van
boekhandels.
Tabel 3. Ontwikkeling in het aantal boekhandels a) t.o.v. het
aantal bibliotheken, 1963 en 1976
Aantal boekhandelsDer bibliotheek
ultimo 1976
ultimo 1963
I

1

I

Groningen . . . . . . . . . . . . . . . .
Friesland . . . . . . . . . . . . . . . . .
Drente.
. . . . . . . . . . . . . . .
Overijssel . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gelderland
……………..
Utrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Noord-Holland . . . . . . . . .
Zuid-Holland. . . . . . . . . . . . . . . . .
Zeeland. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Noord-Brabant . . . . . . . . . .
Limburg . . . . . . . . . . . . . . . .
Nederland.

…………..

3.64

2.92

a) Het betreft hier boekhandelsin boekenen tijdschriften en in boekenen kantoorbehoeften.
de gegevens ziln afkomstig van het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht

Een en ander betekent dat de relatieve beschikbaarheid van
bibliotheken ten opzichte van boekhandels duidelijk is toegenomen en dat het differentiële voordeel van de boekhandels
op de bibliotheken op het gebied van de distributie behoorlijk
aan betekenis heeft ingeboet. Deze toegenomen beschikbaarheid van bibliotheke; heeft de g r o i in het bibliotheekgebruik mogelijk gemaakt en bevorderd.
De ontwikkeling van de boekenleesmarkt
Voor een goed begrip van de huidige situatie is het noodzakelijk om de totale boekenleesmarkt te kennen, d.w.z. de

4) Uiteraard zijn er ook andere verkoopkanalen dan de boekhandel.

Met de boekhandel hebben we evenwel verreweg het belangrijkste
kanaal te pakken. Overigens is de positie van de boekhandel wel
enigszins aan het afbrokkelen.
5) Absoluut gezien zijn zowel het aantal bibliotheken als het aantal
boekhandels gestegen.

markt van het kopen en lenen van boeken te zamen. In een
vorig jaar afgesloten onderzoek 6) is een poging ondernomen
om het lenen en kopen van boeken op één noemer te brengen.
Daarbij is ook rekening gehouden met het lenen bij familie,
vrienden en kennissen. Het resultaat van deze schatting is te
vinden in figuur 3 7).

Jaar

Figuur 3. Ontwikkeling van de boekenleesmarkt

aantal gelezen boeken
( X I mln.)

r

Tabel 4. Voorspellingen van de geldomzet aan algemene
boeken (excl. encyclopedieën) in prijzen van 1976 (index
WRR-A a)

I

WRR-B a)

a) De alternatieve voorspellingen die wordengegeven zijn gebaseerd op &n model waarin als
verklarendevanabelen het consumptievolume pergezin, de gemiddelde gezinsomvang en het
aantal gezinnen zijn opgenomen naast een kwadratische trendterm. T.a.v. die drie eerste
verklarende variabelen is gebruik gemaakt van twee alternatieve voorspellingen: WRR-A en
WRR-B die ontleend zijn aan: W R R , De komende 25 laar. een ioekomsnzerkenning voor
Nederlond, Den Haag, 1977. Alternatief A gaat t.o.v. B uit van een iets grotere groei in het
consumptievolume, nl. 4.5% versus 3,1% per jaar. en een iets sneller dalende gemiddelde
gezinsomvang, nl. – 1.2% versus -0.9% per laar.

N.B.:Voor alle duidelijkheid zij hier nogeens vermeld dat tenaanzien van dele prognoses bij
het gebruik ervan ook rekening moet worden gehouden met de onbetrouwbaarheidsmarges
welke ten aanzien van de huidige marktomvang in acht moeten worden genomen.

Opgemerkt moet worden dat in het betreffende onderzoek
wordt vermeld dat het niveau van de aldus berekende omvang
van de boekenleesmarkt zeer zeker niet correct zal zijn, maar
dat de ontwikkeling van de marktomvang redelijk betrouwbaar kan worden geacht.
Dit betekent dat de boekenleesmarkt in de jaren zeventig
gekenmerkt wordt door verzadiging. De oorzaken van deze
verzadiging moeten niet worden gezocht in prijs- enlof
distributiefactoren, maar in een veranderde consumentenvoorkeur ten aanzien van (vrije) tijd- en geldbesteding. De
afgelopen twintig jaar zijn er door de technische ontwikkeling
zeer veel nieuwe produkten en diensten aan de consument
aangeboden. Enerzijds zijn die produkten door een stijging
van het reële inkomen en een stijging van de kredietverlening
binnen het bereik van steeds meer mensen gekomen, anderzijds heeft ook een beperking van de verdere groei van c.q. een
,,beknibbeling” o p bestaande (vrije) tijd- en geldbestedingen
plaatsgevonden, ten einde gebruik te kunnen maken van de
nieuwe consumptiemogelijkheden. Dit heeft geleid tot een
versnippering in het consumptiepatroon, waarbij de breedte
het van de diepgang dreigt te winnen. De groei van de tijdschriftenmarkt en de stagnatie van de boekenleesmarkt lijken
ook enigszins in deze richting te wijzen. Het is immers
duidelijk dat voor het lezen van tijdschriften minder tijd
behoeft te worden vrijgemaakt dan voor het lezen van boeken.
Zo is het ook niet verrassend dat daarbij het kopen van
boeken terrein moet prijsgeven aan het lenen van boeken,
aangezien bij het lenen geld kan worden bespaard zodat
andere bestedingsmogelijkheden binnen bereik blijven (komen).

Prognoses
In het voorgaande is de ontwikkeling in met name de
boekenkoopmarkt aan de orde geweest. Nu zal enige aandacht worden geschonken aan de toekomst ten aanzien vande
boekenkoopmarkt. In het reeds eerder genoemde onderzoek
naar d e boekenmarkt in Nederland, worden twee gecorrigeerde versies gegeven van het voorspelmodel uit 1965 8). De
uitkomsten van de versie waaraan in het betreffende onderzoek de voorkeur wordt gegeven, zijn samengevat in tabel 4 9).
Zoals gezegd zijn deze voorspellingen gebaseerd o p een
versie met een negatieve kwadratische trendterm. De andere
versie bevat een negatieve lineaire trendterm en geeft hogere
voorspellingen. Gezien de realisaties van 1978 en 1979 voldoet
de versie met de kwadratische term evenwel veel beter. W61
moet worden bedacht dat deze kwadratische term de termijn
waarover voorspeld kan worden limiteert, omdat men op
langere termijn o p heel kleine of zelfs negatieve omzetten zal
uitkomen, hetgeen niet reëel is.
Op grond van de voorspellingen moet worden geconcludeerd
dat d e toekomst van de boekenkoopmarkt er niet rooskleurig

uitziet: bij een gunstige economische ontwikkeling een ongeveer stabiele geldomzet aan boeken inconstante prijzen, maar
bij een tegenvallende economische ontwikkeling is zelfs een
daling van de reëlegeldomzet te verwachten. Wel moet worden
bedacht dat de voorspellingen uitkomsten zijn van een wiskundig model dat geschat is o p basis van waarnemingen i n het verleden. Dat betekent dat als de algemene economische ontwikkeling in de komende tijd sterk gaat afwijken van die van de
periode welke achter ons ligt, het de vraag is of de in het model
gespecificeerde relaties nog geldigheid bezitten. Bovendien
kunnen de uitgevers e.a. door hun beleid invloed uitoefenen op
het verwachte omzetverloop. Dat betekent dat de voorspellingen niet te absoluut moeten worden gezien en dat voorzichtigheid bij het gebruik ervan geboden is.
Strategie
In het voorgaande is duidelijk geworden dat de boekenmarkt de laatste jaren geconfronteerd wordt met een verzadigde boekenleesmarkt en daarbinnen een dalend aandeel van
het kopen van boeken ten gunste van het lenen. De prognoses
ten aanzien van de omzetontwikkeling in de boekenkoopmarkt zijn dan ook niet erg hoopgevend.
Deze ontwikkeling heeft geleid tot stijging van de fractie
niet-verkochte oplage. Dit heeft tot gevolg dat de commerciële
basis van veel uitgeverijen is aangetast c.q. wordt bedreigd,
althans wat betreft het uitgeven van boeken. Dit houdt tevens
een bedreiging in voor boekhandelaren, auteurs en voor de
positie van het boek in Nederland. De vraag die men zich nu
moet stellen is wat de uitgever en anderen kunnen doen om de
positie van het boek te versterken. Gedacht kan worden aan
vier dingen.

6) J.Ph. Wijnberger, Analvse en prognose van de algemene boekenmarkt in Nederland, rapport 7921/M van het Centrum voor Bedriifseconomisch Onderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterd s : september 1979.
7) Voor de gehanteerde berekeningswijze zie J.Ph. Wijnberger, op.
cit., par. 11.8, 111.3 en V.I.
8) J.Ph. Wijnberger, op. cit., par. V11.9.
9) Ook in het Struktuuronderzoek worden voorspellingen gedaan,
zie hiervoor: Stichting Speurwerk betreffende het Boek, Schets
vraagontwikkeling tot en met 1983, (Deelrapport 14). Aangezien men
in het Struktuuronderzoek is uitgegaan van andere cijfers m.b.t. de
marktomvang en de ontwikkeling daarin in de afgelopen jaren, komt
men ook tot heel andere voorspellingen. Zo komt men voor 1983 op
een index van 1 13 (l976 = 100).

De kosten
De uitgever zal zich moeten bezinnen op mogelijkheden om
de arbeidsproduktiviteit te verhogen ten einde de kosten en
daarmee ook de prijs te kunnen verlagen. Een ander belangrijk punt hierbij is de kwaliteit van de uit te geven boeken.
Mogelijkheden om hier de kosten te verlagen zijn: het gebruiken van een mindere kwaliteit papier, minder illustraties,
goedkoper lettertype, goedkopere produktiemethode die
kwalitatief gezien iets minder zal zijn (b.v. het, nog meer dan
tot nu toe gebeurt, vervangen van het dure zetwerk door een
fotografische produktiemethode, waarbij getypte vellen (camera-ready) fotografisch worden verkleind en dan vermenigvuldigd). Dit lijken goede mogelijkheden om tot concurrerender prijzen te kunnen komen.
Beperking van de titelprodukrie
De titelproduktie is de afgelopen periode blijven stijgen. In
een markt met een teruglopende omzet (in aantallen boeken)
geeft dit een extra druk op de kosten en op de prijs. Het zou
een goede zaak zijn als de uitgevers bij het selecteren van titels
kritischer te werk zouden gaan en zich wat het aantal uit te
geven titels betreft, zouden beperken.
Marketing
Uit het Struktuuronderzoek Boeken 10) komt o.a. naar
voren dat veel uitgeverijen weinig marktgericht denken. Men
is zich vaak niet bewust op welke doelgroep men zich richt en
hoe men een bepaalde groep het beste kan bereiken. Bovendien is in de meeste gevallen de prijsstelling niet mede gebaseerd op wat de markt kan hebben, maar alleen op kostprijsberekeningen. Dit zijn zaken die duidelijk verbeterd kunnen
en moeten worden. Ook voor de boekhandelaar komt men tot
de conclusie dat hij meer marktgericht moet denken o.a. met
betrekking tot het onderkennen van wie zijn klanten zijn.
De positie van de bibliotheken
Zoals in de analyse van de ontwikkelingen in de boekenmarkt naar voren is gekomen, zijn de bibliotheken voor een
groot deel de oorzaak van de verslechterde positie van de
uitgeverijen en de boekhandels. Dat betekent dat, naast de
mogelijke positieve kanten van het overheidsbeleid t.a.v.
bibliotheken, er ook aanzienlijke negatieve effecten zijn te
constateren, nl. het aantasten van de commerciële basis van
veel uitgeverijen (en boekhandels). Deze keerzijde kan nog
eens geadstrueerd worden aan de hand van tabel 5.

Tabel 5. Bijdrage van bibliotheken aan uitgeverijen, aanschaf
van boeken door bibliotheken door koop (dus exclusief
schenkingen) a)
Aanschaf
exemplaren
( X I mln.)

Aanschaf in %van
uitleningen

Aanschafin %van
de boekenomzet aan
particuliereconsumenten
(mln. exemplaren)

2.1
2.2
2.4
2.8
3.4
3.7 b)
4.0

2.8
2.6
2.5
2.5
2.7
2.8
2.9

5.4
6.0
6.8
8.4
9.9
10.8 c)
12.2

a ) De c~jfersm.b.t. de aanschaffingen zijn afkomstig van het CBS.
b) Komt overeen met f. 46.3 mln.
c ) In guldens uitgedrukt 7.7%.

De tabel geeft aan dat de bijdrage aan de boekenomzet die
de bibliotheken leveren in verhouding tot de bijdrage die de
particuliere consumenten leveren zeer gering is. De omzet
waarvoor de bibliotheken verantwoordelijk zijn bedraagt nl.

maar 7,7% c.q. 10,8% van de omzet in geld resp. aantallen die
de particuliere consumenten realiseren (cijfers 1977). De tabel
geeft ook aan dat elke aanschaf door een bibliotheek gemiddeld genomen goed is voor 35 a 40 uitleningen. Dit betekent
kortom dat een gering aantal aanschaffingen, of wel een
geringe geldelijke inkomstenbron voor de uitgeverijen, een
zeer grote leesbehoefte, potentiële omzet, dekt. Als de verschuiving van kopen naar lenen doorgaat, zou dat kunnen
betekenen dat, voor zover dat nog niet reeds het geval is, de
positieve effecten van het overheidsbeleid ten aanzien van
bibliotheken gaan worden overschaduwd door de negatieve
gevolgen en dat de consument, die voordelig wil lezen en
daarom veel gaat lenen, er zelf mede de oorzaak van is dat de
positie van het boek in Nederland wordt bedreigd. Het zou
een goede zaak zijn als de overheid haar beleid ten aanzien van
bibliotheken nog eens zou beoordelen en dan met name zou
bezien of de uitkomsten van het beleid nog wel in overeenstemming zijn met de gestelde doelen. Een andere mogelijkheid in dit verband is de introductie van een z.g. ,,leengeldw,
waarbij de uitgever, eventueel ook anderen, auteurs enz., een
bepaalde vergoeding ontvangt voor elke uitlening.
Het is voor de toekomst van het boek in Nederland te hopen
dat zowel uitgevers als overheid, maar ook boekhandelaren
en consumenten zich tijdig bewust zullen zijn van de bedreigde positie van het boek en van hun mogelijkheden om deze
positie te verbeteren en ook dienovereenkomstig zullen handelen.

J.P. Wijnberger

10) Voor een uitgebreidere serie aanbevelingen, wat dit aspect betreft,
zie: Stichting Speurwerk betreffende het Boek, Oniwikkelingsschets
boekhandels
uitgeverijen (Deelrapport 17) en Oniu~ikkelingsscheis
(Deelrapport 18), uitgevoerd door Krekel, Van der Woerd en Wouterse.

Auteur