Ga direct naar de content

De noodzaak van politieke denkbeelden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 27 1980

De noodzaak
van politieke
denkbeelden
Toekomstverkenning is – misschien
nog voordat het een kunde kan worden
genoemd – al bijna uitgegroeid tot een
cultuur van een doorgaans zwartgallig
type. Nadat ons de laatste tien jaar al
vele rampen zijn aangezegd, worden
we, nu het jaar 2000 niet meer ondenkbaar ver weg is, zelfs van geschriften
voorzien die de gangbare dilemma’s
beklemmend dichtbij brengen. Een nog
jong specimen is het OESO-rapport
Interjurures I), dat met de adembenemende ondertitel ,,Masterhg the
probable and managing the unpredictable” de wereld is ingestuurd; voorwaar
een slogan waar menig copywriterjaloers
op zou zqn.
Dit werk heeft in ieder geval de verdienste dat het veel kennis, die wel
fragmentarisch voorhanden was, in een
samenhangend concept bijeen probeert
te brengen. Daarbij accentueert het de
noodzaak van groei en biedt het zicht
op problemen die samenhangen met de
voornaamste structurele veranderingen
ten aanzien van de demografische ontwikkeling, de patronen in d e finale
vraag, de kosten van milieubehoud en
de concurrentiepositie van economieën.
Als wezenlijke taken voor de industriële landen worden – naast de energietransitie – gezien het herstellen van
d economische groei, het aanpassen aan
e
structurele veranderingen in een tempo
dat sociaal aanvaardbaar en politiek
mogelijk is, het luisteren naar groepen
die bij het vormgeven van de toekomst
een belangrijke rol zullen spelen en het
aandacht schenken aan groepen (minderheden)die bii het verdelen vande groei
gemakkelijk ,,uit de boot”kunnenv&en.
Het rapport ademt sterk d e sfeer van het
primaat van de industriële produktie, de
noodzaak van groei en de ,,SachzwangW
in de aanpassing van de industriële
structuur. Waar men bij de OESO nog het
meest over in zit is het ontbreken vandaag
de dag van een ,,grand design”, waarin de
consensus van de maatschappij tot
uitdrukking komt. Nostalgisch wordt
gewezen op de eerste kwart eeuw na de
tweede wereldoorlog, toen er in onze
wereld in een grote eensgezindheid werd
gewerkt aan de wederopbouw en de
welvaart.
Overigens wordt verklaard dat een
dergelijk concept niet door wetgeving
en zelfs niet door partijpolitieke programma’s tot stand kan worden gebracht, maar wel door ,,the complex
alchemy which governs the evolution of
society” 2). Zo’n uitlating maakt het niet
gemakkelijker om de bron van onze redding te vinden. De politiek – als stelsel
o doelbewust vorm te geven aan de
m
samenleving – lijkt in het Parijse
, hoofdkwartier niet al te hoog genoteerd
j te staan. De plaats die aan politieke
/ denkbeelden toekomt, blijft in het rapport onbesproken.
Dat is gevaarlijk. Niet omdat onze

/
l

i

ESB 27-2- 1980

maatschappij zo sterk het stempel zou
dragen van een vormgeving o p grond
van politieke denkbeelden – de huidige produktie en consumptie hebben
in hoge mate op eigen kracht het beeld
van onze maatschappij bepaald ,
maar omdat deze ontwikkeling aan
haar grenzen schijnt te zijn gekomen
en het vastleggen van een nieuwe richting
in het verleden veelal met geweld heeft
plaatsgevonden. Ook momenteel wordt
op verschillende plaatsen in de wereld de
industriële cultuur met gewelddadige onderdrukking geïntroduceerd (Brazilië,
Zuid-Korea) of met geweld verworpen
(Iran).
Aan het ruimte geven aan politieke
besluitvorming bij de o p handen zijnde
veranderingen in onze economische
structuur zijn voordelen verbonden als
men een ruimer assortiment van ontwikkelingsmogelijkheden wil toelaten zoals een levenswijze met minder energie-intensieve produktie, een economie
die minder van de export afhankelijk is
(en dus ook minder uitheemse produkten kan consumeren), een verruiming
van de produktie buiten het monetaire
systeem (b.v. in gezinshuishoudingen),
een diversificatie van arbeidsplaatsen die
rechts- en sociale zekerheid bieden, ook
zonder een primair inkomen.
In de toekomst zullen we een beter
optimum moeten zien te krijgen tussen
drie grootheden, t.w. onze consumptieve
voorkeuren, het voorhanden arbeidspotentieel en de betalinasbalans. Voorteezette economische groei is deels een
gevolg van het vasthouden aan luxe
bestedingen. Daarvoor moet ook de
industriële structuur zo dwangmatig
vernieuwd worden. We hollen dan
achter ons zelf aan, daarbij nog extra
werkloosheid scheppend. We benutten
ons arbeidspotentieel dan onvoldoende,
terwijl we toch een industrieel vernieuwingsproces trachten te bevorderen om
ons uitgavenniveau te handhaven. Het is
in dit licht, dat ook andere modaliteiten
van leven en werken hun kans zouden
moeten krijgen. Ook dat dient tot de
structuurveranderingen te worden gerekend, te meer omdat vermindering van
aanspraken op arbeid, inkomen en
consumptie zeer wel bijdragen tot en
compatibel zijn met het industriële
systeem, wanneer dit in de toekomst
misschien nog wel voldoende inkomen
kan genereren, maar niet voldoende
arbeidsplaatsen. Wat het energieverbruik betreft, heeft voor Nederland met
name Potma op de implicaties van een
ontwikkeling met lager energieverbruik
gewezen 3).
Het is vanuit de politiek dat een legitimering kan worden gegeven aan mogelijkheden van ontwikkeling in deze zin.
Het zou bij uitstek op het niveau van de
politieke partijen moeten zijn, dat een
synthese tot stand komt vanuit zowel de
verantwoordelijkheid voor de continuïteit van de welvaart als met het oog op
de verruiming van modaliteiten van
leven en werken. Een dergelijk proces is
echter geenzins zonder problemen. Vooral niet omdat politieke partijen hun
invloedssfeer hoofdzakelijk – zij het
zeker niet uitsluitend -door middel van
het beleidsinstrumentariumende competenties van de overheid gestalte moeten
geven. De politieke mobilisering –

vooral in tijden van verkiezingen weerspiegelt in hoge mate de enorme
beslissingslast van de overheid door de
toeneming van haar bemoeienis met een
viertal terreinen, t.w. de inkomens(her)verdeling, de financiering van devoorzieningen in de collectieve sector, het
pareren van velerlei negatieve externe
effecten van produktie en consumptie en
de steun aan bedrijven waardoor de
overheid deelt in het ondernemersrisico
zonder daar doorgaans de voordelen van
te ontvangen. Daardoor hebben de brede
politieke concepties van weleer moeten
plaatsmaken voor een zeer gediffentieerd e belangenbehartiging die zich in het
politiek-gouvernementele vlak afspeelt.
Het mobiliseren van het electoraat in het
perspectief van een nieuwe samenleving
lijkt daardoor slechts op cynisme te
stuiten. De politiek heeft het te druk
gekregen met het ,,uitruilenwvan zoveel
deelbelangen. Daardoor krijgt het electorale veld het karakter van een markt en
ontstaat eenvoorde politiekverlammend
immobilisme.
In de jaren tachtig zal het niet alleen
meer gaan om de verdelingsvraagstukken van de jaren zeventig, maar ook om
het zichtbaar maken van nog andere wijzen van leven en werken dan die welke
alleen gemeten kunnen worden in termen van produceren en consumeren, inkomen verwerven en besteden. De politieke ingrediënten liggen daarvoor klaar
in de vorm van een activistische vrouwenbeweging, een algemene – zij het
latente – bereidheid tot inkomensmatiging, een groot bestand aan niet-actieven
(arbeidsongeschikten en werklozen)
waarvoor het beperkte aantal èn assortiment aan betaalde banen zal dwingen tot
diversificatie in werkgelegenheid, een
relatief hoog geschoolde beroepsbevolking, die haar ambities slechts zeer ten
dele in sociale stijging en promotie gehonoreerd zal zien, een algemene verbreidheid van de opvatting dat wie
presteert ook navenant dient te verdienen en een vanzelfsprekende verknochtheid aan de verworvenheden van
de verzorgingsstaat.
Een rijke akker, zou ik zo zeggen, die
echter als hij al te lang braak blijft
liggen, door infiltratie van politieke
avonturiers en speculanten van het
eigenbelang tot een mijnenveld kan
worden. Had links niet altijd de beste
papieren als het om vernieuwing ging?

I ) OESO, Facjng thefuture, Parijs, 1979.
2 ) Idem, blz. 412.
3) Theo Potma, Her vergeten scenario, Amsterdam. 1979.

Auteur