De Oostéuröpe economie
De veranderende plaats van Roemenië en andere Oost-
europese landen in de economische en politieke structuur
van Europa trekt in toenemende mate de aandacht
1).
Mede hierdoor is er een groeiende belangstelling voor
die landen. Iets van hun economische situatie is hier
weergegeven
2).
De ontwikkeling van het nationaal
(materieel) – inkomen van de verschillende landen was
in 1963 wel zeer uiteenlopend. De noteringen liepen uit-
een van ca. 8 pCt. voor Albanië; 7 pCt. voor Roeme-
nië, 6 pCt. voor Bulgarije en Polen,
5
pCt. voor Honga-
rije, ca.
2,5
pCt. voor 0.-Duitsland en een daling van 4
pCt. voor Tsjechoslowakije. Voor de Oosteuropesé
landen als groep (excl. de S.-U.) schatte de E.C.E. een
groeivoet in 1963 die niet verwijderd was van die in
1962(ca. 3 pCt.; in 1960 en 1961 nog ca. 6 pCt.). De
tussenpositie van – het geschatte – Sowjet-percentage
van 4 werd reeds eerder in een omvangrijker artikel ver
–
meld
3).
Opmerkelijk is het hoge Zuidslavische percen-
tage van 12.
De minder geïndustrialiseerde landen
– Roemenië, Bul
–
garije
– boekten een flinke industriële expansie; agrarisch ging het minder goed. Bekend werd het conflict van Roemenië met
andere COMECON-landen. De Tsjechen bijv. beschouwen
hun land als ,het industrie-arsenaal met het gevolg dat hun
machine-industrie – aldus deN.Z.Z.
4)
– nu een grote over-
capaciteit heeft. De Roemenen kopen veel licenties en appara-
tuur in de Westerse landen; zelfs is er reeds een intensieve
automatisering in o.m. de snel expanderende chemische sector
(olierijkdom!), ondanks het grote agrarische arbeidsreservoir.
Er wordt dan ook gestreefd naar een hoog produktiviteits-
niveau. Hoogwaardige produkten leverden reeds vele deviezen
op, het aandeel van de handel met het Westen steeg van 20,1 pCt. (1959) tot 32,8 pCt. (1962).
De meer geïndustrialiseerde landen boekten lagere indus-
triële opbrengsten t.o.v. 1962. Moeilijkheden met de energie-
en grondstoffenvoorziening (door de harde winter van 1962-’63)
en.,,industriële disproportionaliteiten” speelden een belangrijke rol. Voor
Tsjchoslo,vakije
was 1963 een jaar van een pauze voor
reorganisatie en herziening van de planning van investeringen en produktie. De belangrijkste doelen waren om. het opheffen
van het onvoldoende aanbod in enkele bedrijfssectoren; indus-
triële kostenverlaging door. concentratie en specialisatie, aan-
passing van de produktie aan de binnen- en buitenlandse vraag
en het ontdooien van de bevroren middelen in onverkoopbare
voorraden en onvoltooide investeringen. Ook voor
Polen is
een analoog pauzejaar aangekondigd, zoals de plancijfers voor
1964 aantonen. In
Oost-Duitsland
wordt eveneens aan de kwan-
titatieve expansie slechts een secundaire prioriteit verleend.
De economische heroriëntering is nog niet voltoöid, waarbij
de ,,uniek” ongunstige arbeidssituatie (in 1962
daalde
de indus-
triële beroepsbevolking) een rol speelt. Van deze landengroep
vertoonde
Hongarije
nog de-meest gestage expansie en de
minst overspannen situatie.
– N.
In verschillende landen manifesteerde zich een meer
pragma- –
tische politiek
analoog aan de voorstellen van Prof. Liberman
in de S.-U. Zo werd in Hongarije en Oost-Duitsland een ,,capital
De Oosteuropese en Sowjet-economie
(mutaties in pCt. t.o.v. voorgaand jaar)
1961
1962 1963
1964
feitel. feitel. feitel.
I
plan plan
Bulgarije
Nationaal inkomen
2,8 6,2 6,0
6,5
Industriële produktie
11,7 11,0
10,0a)
10,2 a)
8,8
Agrarische produktie
-3,5
4,2
0,4
8,6
Tsjechoslowakije
Nationaal inkomen
7
1,0
-4
1,4
Industriële produktie
8,9
6,2
-0,6
1,0
3,6
Agrarische produktie
….
-7,6
6-7
9,5
6,5
Oost-Duitsland
Nationaal inkomen
3,7
4,2
2,5 b)
3,0
3,8
Industriële produktie
5,9
6,2 4,9
6,4 a)
5,7
I{ongarije
Nationaal inkomen
6,1
4,7
5
7-8 6-7
Industriële produktie
11;0
8,4
7,0 8,0 a) 7,0
Agrarische produktie
0,7
1,6
4-5
12-14
4-5
Polen
Nationaal inkomen
7,2
2,0
6
b)
5,2 3,6
Industriële produktie
10,4
8,4
5,3
5,0 a)
6,3
Agrarische produktie
. . .
10,4
-8,5
3,8 5,8
1,1
Roemenië
–
Nationaal inkomen
10
4,5
7
ca. 13
Industriële produktie
15,3 14,8
12,5 12,0
12
Agrarische produktie
….
8,0
-8,9
3-5 b)
17
Sowjet-Unie
Nationaal inkomen
7
6
ca. 4 b)
.7 7-8 c)
Industriële produktie
9,1
9,7
8,5
8,0 a)
8,4 d)
Agrarische produktie
2,6
1,2
-7 b)
Zuidslavië e)
Nationaal inkomen
4,0
12,0
Industriële produktie
7,4
14,9
a) De cijfers betreffen in Hongarije slechts de staatsindustrie, in Polen de
gesociatiseerde industrie. In de S.-U. excl. de industriële opbrengst op collec
tieve boerderijen en in Oost-Duitsland excl. handarbeid. De plancijfers voor
1963 zijn de oorspronkelijke (in Bulgarije de staats- en coöperatieve industrie betreffend, terwijl het ,,feitetjke” cijfer voor 1963 aldaar de centraal geplande
industrie betreft). b) Schattingen van de E.C.E. c) 16 pCt. voor 1964 + 1965.
d) 17,5 pCt. voor 1964 en 1965. e) Bron: Jaarverslag Internationale Betalings-
bank, 1964. –
Bron:
,,Economic Survey in Europe, 1963″, E.C.E. (VN.).
charge” als kosteiielement .ngevoerd; verder werd het belang
van ,,profitability” voor ondernemingen steeds meer geaccen-
tueerd. In alle landen duurde het debat vöort over de relatieve voordelen van enerzijds een accentuering .van een efficiënter
centrale planning ep management tegenover anderzijds die
van het meer invoeren van ,,semi – or simulated ,,market” pres-
sures”, met een dïenovereenkomstige aanpassing van planin-
dicatoren enpremiesystemen.
– M. H.
east-west trade,
(… .)
shows all the signs of be-
coming U instead of tabu”, aldus ,,The Economist” van 13 juni ji. De Brit Gordon Walker – expert van Labour
–
ver-
klaarde na een bezoek aan Boekarest: ,,In Eastern Europe at
the moment, Khrushchev has about six De Gaulles on his
hands” (,,Time” van 19 juni jl
.
)
.
2)
Bron is vooral de ,,Economic
Survey in Europe, 1963″ van de E.C.E. (VN.).
3)
In ,,E.-S.B.”
van 29april ii.
4
)Van 11 juni ji.
De Oosteuropese economie ………… ………
Medezeggenschap in het bedrijf,
door Prof. Dr. F.
Hartog
………………………………
Markt-matrices als consumptief marketing-model,
doorL.L. Tholen………………………
Het rendement van stockdividend een binnen-
landse aângelegenheid,
door Drs. G. van Hees..
Blz.
.
.
Blz.
619 De Wereldhandelsconferentie,
door Drs. A. J. van
der Meer
…………………………..
628
620 Versterkte Nederlandse exportactiviteit in West
Berlijn,
door L. J. M. van den Berk ………..
632
ULI
Geld- en kapitaalmarkt,
door.Dr. C. D. Jongman..
633
625
Recente publikaties …………………:… 635
E.-S.B. 15-7-1964
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
619
Medezeggenschap in het bédrjf
Over medzeggenschap in het bedrijf wordt veel ge-
schreven, gedacht én gepraat, maar ±ij komt nog niet
erg van de grond. Het instituut van de ondernemings-
raad ontwikkelt zich zèer moeizaam, en het functio-
neert in vele gevallen weinig bevredigend’ Juridische
constructies die deze kwestie bij de vorm vant de onderne-
ming willen aanpakken (herziening van het vennoot-
schapsrecht) hebben als bezwaar dat de arbeiders veel-
eer per bedrijf dan per onderneming denken. Deze
beide vallen steeds minder samen naarmate er door de
fusiebeweging meer en meer ondernemingen komen die
uit verschillende bedrijven bestaan. Arbeiderscommissa-
rissen en soortgelijke figuren komen in het algemeen
weiiig tegemoet aan de behoefte van de arbeiders
om meer betrokken te worden bij de gang van zaken.
Zij worden, al of niet terecht, veelal vereenzelvigd met
de rest van de leiding.
Bovendien vraagt men zich af, waarover met de ar-
beiders of hun vertegenwoordigers moet worden ge-
praat. De bedrijfsbeslissingen kunnen moeilijk afhanke-
lijk worden gemaakt van voorafgaand overleg. In de
– eerste plaats impliceert het arbeidscontract nu eenmaal
een gezagsverhouding en in de tweede plaats kan een
bedrijf of een onderneming alleen maar functioneren
als de leiding toegerust is met voldoende slagvaardig-
heid. Zijn dan de arbeidsvoorwaarden misschien een
specifiek onderwerp voor overleg met de arbeiders?
Daarvoor interesseren zij zich namelijk vooral. Het ant-
woord op deze vraag moet echter ook in hoofdzaak
ontkennend luiden. De arbeidsvoorwaarden worden im-
$ mers’ in overwegende mate bepaald buiten het bedrijf,
in bedrijfstaksgewijze of zelfs nationale onderhandelin-
gen. Hierbij is de vakbeweging ten nauwste betrokken,
zodat de medezeggenschap wat dit betreft al is verwe-
– – zenlijkt. Echter niet op het niveau van het bedrijf.
Dan is er als derde mogelijke punt van wederzijds
contact de sfeer in het bedrijf, de vraag of ide arbei-
ders als mens worden behandeld. Hier zit wel stof voor
overleg in, voor zover het uiterlijke zaken betreft. Dat
.waar het echter juist om gaat, namelijk het menselijke’
in de onderlinge verhoidingen, ontsnapt aan iiterlijke
regelingen en kan niet worden geforceerd. Praten
daarover helpt met als de achterliggende voôrwaarden
• ontbreken. Bovendien wordt (en verwordt) het overleg
op deze wijze gemakkelijk tot een geformaliseerde
klachtenprocedure. Dit kan niet de bedoeling zijn van
• – de d&mocratie in de bedrijven.
–
Zo gezien heeft de invoering van medezeggenschap
• dus niet veel zin: meerderheidsbeslissingen zijn hier nu
,eenmaal niet mogelijk, het enige zinvolle onderwerp van
overleg wordt op een ander niveau behandeld en een
klachtenbureau is sleçhts een schamel surrogaat voor
,
medezeggenschap.
Dit is een verdrietige conclusie, want democratie in
het bedrijf is van groot belang voor de verdere eman-
cipatie van de arbeiders. Zij hebben op allerlei punten
een redelijke plaats in de samenleving verworven, de
vakbeweging is een erkende, en invloedrijke Organisatie
geworden en de welvaart en de bestaanszekerheid zijn
• voor de grote massa eindelijk uitgekomen boven het
minimale peil. Juist/ tegenover deze verworvenheden
steekt de situatie in de bedrijven sterk af. Er zijn wel-
iswaar veel goedbedoelde paternalistische ‘voorzienin-
gen, doch die maken de verhoudingen nog niet demo-
cratisch. Daarom behoeft het geen verwondering te wek-
ken dat.er
in arbeiderskringen nog dikwijls ‘nvervulde
wensen leven, met name op het gebied van de verhou-
dingen binnen liet bedrijf. Daar brengt men nu eenmaal
vijf dagen van de week door.
Laten we eens trachten, de zaak te bezien door de
ogen van de gemiddelde arbeider. Valt democratisering
van het bedrijf voor hem samen met medezeggenschap?
Dat is zeer de vraag. Het gaat hem ‘veeleer om funda-
mentele in plaats van om formele democratisering. Als
er door de arbeiders of ‘hun vertegenwoordigers-in een
of andere vorm wordt meegepraat over bedrijfsaange-
legenhederi, maar verder niets verandert, is het een lege
vorm. Het gaat juist om de inhoud. Een bedrijf is
naar men mag aannemen in de ogen van de arbeiders
pas democratisch als het beloningssysteèm van hoog tot
laag is afgestemd op de pre9taties en niet op bevoor-
rechting, en als bovendien in de leiding geen oligar- –
chische verhoudingen heersen. Men accepteert in het al-
gemeen wel béloningsverschillen, mits deze gerechtvaar-
digd zijn uit het oogpunt van de geleverde prestaties.
Men accepteert ook gezagsverhoudingen, mits de ge-
zagsdrager zijn positie niet door begunstiging heeft ver-
worven. Dit wil met name zeggen dat buitensporige tan-
tièmes aan directie en/of commissarissen moeilijk te rij-
men zijn met de fundamentele democratisering die de
arbeiders voor ogen zweeft.
Wanneer de leiding over deze zaken niet met de ar-
-_
beiders wil overleggen en niet met hun wensen reke-
ning wil houden, is iedere vorm van bedrijfsdemocra-
tie weinig meer dan een wassen neus. De partner die
men iii het overleg binnenhaalt jnoet toch op zijn
minst de mogelijkheid hebben, in de voor hem essen-
tiële zaken te kunnen meepraten en moet erop aan
kunnen dat met zijn wensen rekening wordt gehouden.
Alleen langs deze weg lijkt het mogelijk, de arbeiders
volledig te betrekken bij het bedrijf, en de achterstand
die op dit punt in hun emancipatie bestaat in te halen.
Het doet daabij weinig of niets ter zake, dat een om-
zetting van tantièmes in bijv. winstdelingsregelingen
voor alle werknmers, in velegevallen de financiële po-
– sitie van de arbeiders slechts’ weinig verbetert wegens
het grote aantal waarover dit geld moet worden uitge-
smeerd. Beslissend is het ongedaan maken van verhou-,
dingen die als bevoorrechting worden ervaren. Bij zulk
een herziening van de primaire’verdeling’ zelf behoeft
men ook niet zijn toevlucht te nemen tot cerebrale con-
• structies als investeringsloon e.d. Er zijn weinig aanwij-
zingen dat dit bij de arbeiders leeft,, en dus kan het
geen nuttige rol spelen bij het overbruggen van de
So-
ciale spanningen binnen de bedrijven, zoals n1et funda-
mentele democratisering wordt beoogd.
Het spreekt vanzelf dat zulk een bedrijfsdemocratie –
die werkelijk inhoud heeft niet van bovenaf, dus dodr
de overheid, kan worden opgelegd of geregeld. Het zal –
van onderop moeten groeien, binnen de bedrijven. Daar- –
620 •
,
.
E.-S.B. 15-7-1964
•
In
dit artikel wordt het koopgedrag van consumenten
–
in
de hand
van de
factoren leeftijd en welstand
vast-
gelegd. Een weg wordt aangegeven om het belang dei
diverse groepen en overwegingen
voor
verschilleiide pro-
lVlarkt
–
niatrices
•
dukten kwantitatief te bepalen. Langs dçze weg ge-
–
•
fundeerd ondernemingsbeleid kan wellicht antwoord
.
a s consumDtle
geven op
de vraag
wèlke helft van het advertentiegeld
1
,,weggegooid” geld is, en hoe het dan beter ktn worden
–
•
besteed. Andere toepassingen liggen op het terrein van
lllarketiflg-fllOdel
selectie van verkooprayons,
de evaluatie van prestaties
van vertegenwoordigers
en
artsenbezoekers, benevens
het produkt-
en
brand-management.
–
–
De moderne marketing-manager heeft tal vaiï onder-
eenheden. Zo is de autoband bestemd voor ,,de auto-;
zoektechnieken ter beschikking om een inzicht te krijgen
mobilist” als groep, maar wordt gekocht door ,,de auto-
in consumptiegewoonten, marktaandelen, kopers- en lezers-
niobilist” als individu. Definitie van de eenheid van con-
kring benevens opbouw der bevolking en samenstelling van
sumptie is daarom van groot belang.
–
–
het distributie-apparaat.. De onderzoekrapporten bevatten
vaak een weelde van kwantitatieve gegevens. Toch worden
Definities.
deze cijfers
meest langs intuïtieve weg in het ondernemings-
Voor
persoonlijke
gebruiksartikelen
als
scheer-
beleid verwerkt, met alle mogelijkheden van vergissing,
apparaten, brillaptine en zware shag is de eenheid van
onvolledigheid en onjuistheid die aan deze weg nu eenmaal
consumptie de man.
–
inherent zijn. In deze situatie mag men dus een optimale
Voor
persoonlijke
gebruiksartikelen
als
nagellak,
besteding van marketing-budgettn geenszins verzekerd
mascara en cleansing-milk is ‘de eenheid van consumptie
achten.
–
–
de vrouw.
•.
Een denktnodel en rekenschema, die het mogelijk maken
Berekeningen over persoonlijke gebruiksartikelen die
kwantitatieve onderzoekgegevens om te vormen tot kwanti-
.
door beide geslachten worden gebruikt
—
zoals bijv.
tatieve beleidsgrondslageii lijken mogelijkheden te bieden
sigaretten
—
kunnen worden versneld door de eenheden
om deze situatie te stroomlijnen. In beginsel zijn alle pro-
uit 1 en 2 samen te voegen.
dukten en diensten die onderwerp van marketing zijn voor
De eenheid van consumptie voor levensmiddelen is
bepaalde groepen consumenten bestemd. Deze groepen
de huishouding. De indeling jebeurt volgens indelings-
zijn op hun beurt weer opgebouwd uit meer elementaire
criteria van de huisvrouw.
(vervolg van blz. 620)
bij kan de vakbeweging natuurlijk optreden als pleitbe-
op de fundamentele gelijkheid van alle mensen eigen-
zorgster van de belangen van de arbeiders, doch dan
lijk altijd al geëmancipeerd geweest zijn. Voor ons is
niet door met machtsmiddelen te dreigen of tewerken.
de communistische benadering niet aanvaardbaar
en
Het gaat er om, de andere partij te overtüigen van
ook niet afdoende, en de Amerikaanse verhoudingen lig-
het feit dat opheffing van de internè spanningen in
gen nu eenmaal geheel anders. J)aarom is ‘een eigen
het bedrijf, die voortvloeien uit oligarchische bevoor-
Westeuropese benadering nodig.
•
rechting, naar alle waarschijnlijkheid gunstig inwerkt op
Het is merkwaardig dat tot dusver in ons land in
de loyaliteit van de arbeiders
en
op
het
produktie-
hoofdzaak de formele kant van de medezeggens6hap in
resultaat.
I
het centrum van de belangstelling staat. Misschien komt
Zulk een democratisering van het bdrijfs1even is ver-
dit doordat vooral juristen er zich mee bezig houden.
noedelijk een typisch Westeuropese opgave. In de corn-
Een econoom is veel meer geneigd naar de inhoud
munistische landen zoekt men het in d& opheffing van
te zien, ook al ligt deze, zoals in dit geval, op zichzelf
het particuliere
bezit der materiële produktiefactoren:•
nauwelijks op economisch gebied. Misschien is dit even
–
De ervarig leert dat dit op zichzelf in het geheel geen
–
eenzijdig als de juridische benadering. Omdat deze een-
stap naar bedrijfsdemocratie behoeft te zijn. In de Ver-
•
zijdigheid echter zo weinig voorkomt, is zij in het voor-
enigde Staten is de emancipatie van de arbeiders nau-
gaande met- nadruk aan de orde gesteld. welijks een probleem, omdat zij door de grotere nadruk
Haren (Gr.).
F. HARTOG.
E.-S.B.
15-7-1964
–
–
–
•
.
621
–
4
•
¼
•
5.
Ten aanzien van duurzame gebruiksartikelen als was-
machines en auto’s kan de huishouding beter worden
gerangschikt volgens indelingscriteria van het hoofd van
de huishouding.
Factoren.
Omdat tegenover de bestedingen van iedere eenheid de
middelen moeten staan, is informatie ten aanzien van de
welvaart van die eenheid essentieel. Het inkomen is hier-
voor een onvoldoende maatstaf. De vrjgezel met f. 85
,,schoon” heeft immers heel andere bestedingsmogelijk-
heden dan zijn collega met vrouw en een aantal kinderen.
– Daar komt nog de praktische moeilijkheid bij dat regel-
matig ongeveer 30 pCt. der respondenten van een enquête
niet wenst te antwoorden op vragen het inkomen be-
treffende. Andere vertroebelende factoren liggen in de ver
–
schillen tussen bruto- en netto-inkomen, inkomen uit
hoofd- en nevenfunctie, eventuele emolumenten. De be-
trouwbaarheid der antwoorden is dus wel aan enige twijfel
onderhevig.
De welstandsdefinitie, zoals die door Attwood Statis-
tics voor het lezerskrin grap port van ,,De Geïllustreerde
Pers N.V.” werd gehanteerd levert deze bezwaren niet op.
Dit lezerskringonderzoek werd dan ook basis en uitgangs-
punt van het onderhavige project. Zonder een dergelijk
solide fundament zou het volstrekt ondenkbaar zijn ge-
weest.
Bij overigens gelijke welstand is het feitelijk gedrag der
consumptie-eenheden vaak gecorreleerd aan de leeftijd.
Slechts 4 pCt. van de huisvrouwen tussen 15 en 24 jaar
kocht volgens dit rapport de afgelopen maand verpakte
soep, tegen 36’pCt. uit de leeftijdsklasse 35 tot 49 jaar.
Rangschikking van de consumptie-eenheden volgens
leeftijd en welstand levert informatieve cijfergroepen op.
Deze cijfergroepen zullen wij later met het arithmetisch
equivalent der matrix-algebra bewerken. Behoudens af-
zonderlijke vermelding zijn alle in dit artikel opgenomen
gegevens afkomstig uit het eerder genoemde lezerskring-
rapport. Er zijn hierbij drie categorieën gêgevens te onder-
scheiden en wel over de samenstelling der bevolking (popu-
latie-matrices), over consurnptiegewoonten (produkt-
matrices) en over leesgewoonten (media-matrices).
Populatie-matrices.
Tabel 1 geeft de opstelling der populatie-matrices. De
gegevens hebben betrekking op het tijdvak mei tot juli
1961.
Orde van informatie.
Uit de associatieleer der statistiek kennen wij de onder-
scheiding van cijfers in verschillende orde. Zo is het N-
cijfer een getal van de nulde orde. Kolom- en rijtotalen
verdelen dit
cijfer
volgens één kenmerk en zijn daarom
getallen van de eerste orde. De overige cellen geven een
verdeling volgens twee kenmerken; zij bevatten getallen
van de tweede orde. De analogie met de hier gegeven
matrices. is evident. Het lijkt van belang steeds met cijfers
van de hoogst mogelijke orde te werken.
Celpro centen.
–
De hierna volgende’ matrices zullen in celprocenten
worden genoteera. Het celprocent consumenten van artikel
A bijv. is het percentage, dat het aantal consumenten van
dat artikel A uitmaakt van de corresponderende cel van
de populatie-matrix. Ter wille van de eenvoud zullen wij
TABEL 1.
Populatie-,nafrices in duizend/allen
AB
C
D
1
D,
65-1-
47
121
198
127
493 233 388
99
807
35-49
……..
114 ..
304
513
107
1.038
50-64
………87
25-34
50
..
247
372 100 769
15-24 ……,..
84
257
464
104
909
4,oij
mannen
382
1
1.162
1
1.935
1
537
65-1-
31
146
224
166
567
50-64
93
256
377
150
876
128
332
481
135
1.076
35-49
………
25-34
67
250
340
102
759
15-24
84
246
420
121
871
403
1
1.230
1
1.842
1
674
.
4149
1
vrouwen
65-1-
1
78
67
422
293
1.060
180
489 765
249
1.683
242
636
994
242
2.114
50-64
……….
35-49
………
117
497
712 202
1.528
25-34
………
15-24
………
168
503
884 225
1.780
mannen -1-
785
1
2.392 13.777
1
1.211
1
8.165
1
vrouwen
65+
39″120″
178″
66″
403
50-64
71″
222″
329″
122
744
35-49
95
296
440″
165″
996
25-34
64″
198″
294″
109″
665
15-24
12″
37″
54″
20″
1
123
huis-
281
1
873
1
1.295
1
482
2.93!
vrouwen
65+
41
127
190
140
498
50-64
92
234
380
1
115
821
118
313
488
1
136
1.055
35-49
………
25-34
39
171
274
1
498
15-24
59
hoofden
290
845
1
1.332
1
464
1
2.9311 huishouden
Nul-hypothese.
deze term ook gebruiken voor de kolom- en rijtotalen en
het N-cijfer.
Produkt-matrices.
Als voorbeeld diene een matrix van het gebruik van cola-
dranken. De cijfergrondslag is het ongewogen aantal con-
sumenten dat gedurende de laatste maand deze dranken
thuis gebruikte (tabel 2).
TABEL 2.
–
-Produki-inatrices coladranken in celpro centen
AB
C
D
1
D
5
65-1-
3
50-64
16
35-49
20
25-34
26
15-24
30
1
21
1
mannen
33
1
25
1
18
1
ii
65-!-
6
50-64
‘
17
35-49•
22
25-34
26
15-24
30
39
1
29
1
16
1
12
1
21
vrouwen
9″
6″
4″ 3″
5
50-64
27
2 I”13″
9″
16
652-
………..
36″
27″
17″ 12″
21
35-49
: ……….
45″
33″
2!”
IS”
26
25-34′ ……….
15-24
51″
39″
24″
17″
30
mannen
-1-
36 1
27 1
17 1
12 1
21 1 vrouwen
Nul-hypothese.
Pi’ecisering.
-‘
Het verband tussen het aantal consumenten en de omzet
van een artikel wordt weergegeven door de identiteit:
0 =
. K
622
E.-S.B. 15-7-1964
—.
O stelt hierin de omzet voor in hetzij hoeveelheids- of
waarde-eenheden. 0/K is dan de omzet per consument en
K het aantal consumenten. Het karakter vanidentiteit
komt in deze formule het sterkst naar voren door in de
rechter term de gebruikelijke vereenvoudiging toe te passen.
Ondanks dit simplistisch karakter ligt hier toch de mogelijk-
heid de produkt-matrices meer inhoud te geven. De weg
hiertoe loopt over het opstellen van een frequentietabel,
waarbij het aantal consumenten per klasse wordt gewogen
met de omzet per consument. Hierover zou dan weer het
gewogen rekenkundig gemiddelde kunnen worden bepaald.
Dit laatste gegeven zou echter een getal van de nulde orde
zijn. Bepaling van dit cijfer per cel van de matrix biedt
hier uitkomst. De term ,,debiet” lijkt hiervoor niet on-
geschikt. Uit ervaring kan ik mededelen dat hieruit ver
–
strekkende conclusies kunnen worden afgeleid. De bepaling
van de produkt-matrix zou dan als volgt kunnen worden
omschreven.
Definitie.
De spreiding van een artikel of merk wordt voorgesteld
door de matrices van zijn consumptie-eenheden. De cel-
cijfers van iedere matrix worden gevormd door het procent
dat het debiet uitmaakt van de inhoud der corresponderende
cellen der populatie-matrices. Het debiet per cel wordt
voorgesteld door
Gingen wij bij het bovenstaande steeds uit van feiten,
dit zou bijzonder slecht passen in het kader van een dyna-
misch beleid. Daar gaat het immers niet alleen om bestaande
omzet, maar ook om het realiseren van omzetuitbreiding,
al dan niet in overeenstemming met de groei van de bevol-
king (populatie-matrix). Er zal dan moeten worden afge-
weken van de op grond van onderzoek bepaalde produkt-
matrices.
Stuurorgaan.
Door ook deze aJwjjki,,g vast te leggen in teritïen van
produkt-matrices krjjgt iien de beschikking over een stuur-
orgaan voor het totale marketing-beleid. -liet is aan de hand
111cr van mogelijk telkens een optimale keuze te doen uit de
ter beschikking staande marketing-media, onder conditie dat
men zich van de aard van deze media een beeld kan vormen
in termen van media-matrices.
Onder marketing-media willen wij hier niet alleen verstaan
reclamemedia zoals dagbladen, dames-
enfamiliebladén
enz.,
maa’r uitdrukkelijk ook radio en televisie; eventueel ook
mnatrices van bijv. grootwinkelbedrj/ven, zelfbedieningszaken
en als contrast de ambulante handel.
Media-matrices.
–
Tabel 3 geeft de opstelling van de matrices van het blad
,,Revue”. De indelingscriteria zijn in overeenstemming met
het werk van Politz in de Verenigde Staten. Zij verdienen
m.i. de voorkeur boven andere.
Voor de problemen van marketing is een juist inzicht
in de kans die een bepaald medium biedt, de gestelde doel-
groepen (= produkt-matrices) ook in feite te bereiken.
Daarvoor is het aantal lezers m.i. een veel te grof gegeven.
Er is immers een niet te verwaârlozen deel dat het medium
niet geregeld leest. Op analoge wijze als bij de produkt-
matrices kunnen wij ook de lezers in klassen verdelen en
die wegen met het percentage van hun leesfrequentie.
Naar analogie van het gestelde onder het hoofd produkt-
matrices zou het leesbereik van een medium als volgt
kunnen worden omschreven. –
Definitie.
Het bereik van een medium wordt voorgesteld door zijn
matrices. De celcijfers van de matrices worden gevormd
door het procent dat het leesbereik van iedere cel uitmaakt
van de corresponderende cel van de populatie-matrix. Het
leesbereik wordt berekend volgens:
L =
Q.r
waarin Q het aantal lezers voorstelt en r het frequentie-
procent.
Rekentechniek.
Elk der eèrder genoemde matrices geeft een viervoudig
overzicht van de statistische massa. Het N-cijfer is het
met n aandeel
‘Vereenigd. Bezit van 1894’
hebt U
200
ijzers in het vuur
Elk aandeel ‘Vereenigd Bezit van 1894’ maakt T.!
mede-eigenaar van een grote, deskundig samengestelde
aandelenportefeuille, die een aantrekkelijk rendement
oplevert. S-p-r-e-i-d-i-n-g over ca. 200 fondsen beperkt
het risico.
Alle banken en commissionairs kunnen U inlichten.
N.V.VEREENIGD BEZIT
VAN 1894
De voordelen van
aandelenbezit inet beperking
van risico
WESTESINGEL 84.ROTTERDAM
E.-S.B.
15-7-1964
–
623
S
–
S
‘
–
–,
TABEL3.
S
Medium-matrices ,,Revue” in celprocenten
AB
C
ID,
D,
No
r
65+
2
9
14
14
I
‘
l
50-64
16
13
21
18
19
35-49
16
19
27
26
23
–
25-34
18
26
33
26
29
15-24
24
28
32
311
30
ROTTERDAMSCHE BANK
–
16
1
20
1
27
23
23
1
mannen
65+
13
II
12
15
13
50-64
6
15
20
23
18
–
VOORLICHTING 0P HET
35-49
18
19
24
19
21
25-34
7
25
26
26
24
GEBIED VAN DE INTER-
15-24
19
25
26
19
.24
NATIONALE HANDEL EN
•
14
20
23
20
21
1
vrouwen
HET INTERNATIONALE
65+
6
10
1
13
15
12
-.
50-64
22
14
t
21
2!
18
BETALINGSVERKEER
35-49
17
19
25
22
22
‘
25-34
14
26
30
26
27
15-24
21
26
1
29
24
27
mannen
+
15
1
20
1
25
1
21
22
1
vrouwen
MEER DAN 350 VESTIGINGEN IN NEDERLAND
65 ……..
9
12″
–
14″
13″ 1
13
.,
50-64
12″
16″
20″
18″
18
35-49
15
.
”
2!”
25
23″ 1
23-
___ ___
25-34
……..
……
22″
26»
24»
1
24
15-24
17″
24″
28″
26″
1
26
huis-
(1. M.)
19
1
23
1
21
1
21
1
vrouwen
•
65+
10
‘To
15
13
1
13
50-64
15
20
24
21
t
21
De keuze dr media hangt nu af van de grootte van het
3519
15
21
24
24
t
22
budget en van het prioriteitsschema. Dit laatste is af te
25-34
13
22
27
29
1
25
15-24
….
……..
………….
hoofden
leiden uit de hier behandelde matrices. De opstelling varn
14
1
19
1
23
1
21
1
21
1
huishouden
het prioriteitsschema draagt enigszins let karakter van een
Nul-hypothese.
peilprijsberekening. Ter onderscheiding hiervan stel ik voor
–
•
–
S
de onderhavige formule de minimax-peilprijs te noemen.
eerste. Ko1om en rij-totalen geven-elk weer een overzicht,
Zij luidt:
–
zodat ten slotte de celcijfers het viertal rond maken. Het
p.q
–
:
is van belang berekeningen telkens over één van cieze over-
M
=
(A).(b).(c)
zichten te doen uiIsrekken en over niet méér dan een.
–
–
De vermenigvuldiging van matrices gebeurt door de’
Hierin
is p
de contractprijs bij optimaal formaat en
corrésponderende cellen van bijeenbehorende matrices met
optimale’frequentie; q
is
het oppervlak van de optimale
•
elkaar te vermenigvuldigen. Desgewenst kan door aan-
advertentie.
(A)
stelt de populatie-matrix voor, (b) de pro-
sluitende sommering der celcijfers één enkel getal wordn
dukt-matrix en
(c)
de matrix van het medium. Een en ander
verkregen. In het algemeen
is
het hierbij nodig een
popu-
betekent, dat het merendeel der campgnes vermoedelijk,
Jatie-matrix in te schakelen.
een beter rendement zal opleveren bij hogere frequertie
Het optellen van matrices gebeurt door de correspon-
van adverteren in een belangrijk kleinere bladenlijst. derende celcijfers van bijeenbehorende matrices bij elkaar
op
te tellen. Ook hier kan, mits de resülterende matrix in.
Evaluatie.
aantallen staat en niet in celprocenten, desgewenst een Analyse van de gebruiksgewoonten’na aflop
an een
–
enkel getal worden verkregen door de celcijfers der matrix
op
boven beschreven wijze opgebouwde campagne
is
uit-
–
te sommeren.
•
Waar het hier gaat om stochastische variabelen
is
het
voerbaar door vergelijking van de ,,audience-matrices”
–
•’
nodig de eindcijfers te kenschetsen als
gewogen reken-
met de ,,non-audience-matrices”. De audience-matrices
kundig gemiddelden.
Als
aanvullende gegevens zijn daarom
omvatten alle in de campagne opgenomen consumptie-
de vermelding van de standaarddeviatie en van de orde
eènheden
(=
som der media-matrices onder aftrek van
der verstrekte informatie wenselijk.
doubl’jres). Het verschil in omzetniveau tussen de beide
matrix-groepen stelt het omzetaccres ten gevolge van het
Toepassingen. adverteren voor.
In het veld van toepassingen moeten wij principieel twee
Behalve het rendement der campagne of van onderdelen
typen analyses onderscheiden: de begrotende (ex-ante) en
‘rendabele
–
–
ervan kan langs deze weg tevens de maximale
de evaluerende (ex-post). Beide zijn economische analyses
omvang van het
.
advertentiebudget worden berekend.
en hebben dus te
naken met kosten-iinimatie en
–
–
Andere toépassingen liggen
op het terrein van selectie van
brengst-maximatie.
–
.
verkooprayons, de evaluatie van’ prestaties van vertegen-
wôordigers en artsenbezoekers, benevens het prodûkt- en
Adverteren.
1
brand-management.
Een der meest verwaarloosde onderdelen van marketing
Waar het er in dit artikel om ging het principe van deze
— –
–
is
wel het adverteren. Toepassing van de wetten van Gossen
markt-matrices te beschrijven en aan de hand van een
houdt in, dat allereerst de optimale advertentie wordt be-
voorbeeld te illustreren,
zou
uitwerken va’n verdere to-
paald naar inhoud, vormgeving en formaat. Uit de talrijke
–
passingen
–
hoe verleidelijk
ook –
het geheel slechts
publikaties over impact kan vervolgens de oiitimale fre-
onoverzichtelijk maken.
quentie worden afgeleid:
Amsterdam.
–
L.L.
THOLEN.
—
–
624
S
‘
.
5
S
–
S
–
.
–
-‘
E.-S.B.
15-7-1964
_
.
.
•
–
S.
‘
–
–
•
.-_
–
.5
•
St
Stockdividend is een interne
financieringswijze
.
voor
de
onderneming.
De. aandeelhouder
heeft
hiervoor aandacht,
zoals voor
alles
wat
,,zijn”
–
onderneming raakt. Hij kijkt echter naar zijn on-
derneming door
het beperkte raam
van zijn aaii-
deel en de afmetingen
van
dat raam worden
door
liet rendement van
deelhouder de
invloed
van stockdividend
twe e- –
maal:
verderweg als ondernemingsgebeuren, dicht-
–
bij
als
maat regelend
voor zijn aandeel. Bij de
1
betekenis van het stockdividend voor het rende-
.
–
inent gaat het speciaal
om de tweede invloed.
Voor de aandeelhouder ontspruit de stock aan het
breukvlak tussen
direct rendement en
kapitaal-
–
binnenlandse
groei. Gedefinieerd
als in de plaats tredend van
contant dividend verloochent het zijn rendements-
–
afkomst
en
vergroeit het tot groei.
Rekenkundige
•
pusovre:nkornsfigeemissieâ
parijuist
ven
aangelegenheid
als constructie van een
emissie â pari
als een over-
eenkomstig stockdividend minus een zelfde
con-
ant
dividend. Dergelijke rekensommen zijn
niet
–
mogelijk hij
aandelen zonder nominale waarde.
Het rendement van h’et stockdividend ligt in zijn
toekomst.
Verschillende Nederlandse ondernemingen hebben de
dend in het geheel niet als rendement is te }ekenen, met
laatste tijd hun aandeelhouders een uitkering in aande- uitzondering echter van het Nederlandse kamp, waarin
len aangeboden en bedriegen de voortekenen niet, dan
de meningen verdeeld waren. Men beschouwde dit vraag-
liggen nog verschillende van dergelijke uitkeringen in
stuk daarom schertsenderwijs als een binnenlandse aan-
het verschiet. De springvloed van de recente loonronde
gelegenheid, die door de Nederlanders maar thuis moest
in’ons land immers dreigt de winstspanne van het be-
worden opgelost, zonder inmenging van buitenaf.
drijfsieven op korte termijn te overspoelen, zonder dat
De algemene opinie in Cambridge ging dus in de rich-
voldoende uitwijk naar hoger gelegen prijsgebieden mo-
ting de uitkering van een stockdividend te kwalificeren
gelijk is in het kader van het prijsbeleid van de over-
als
een
intrinsiek
inhoudsloze
handeling,
–
waarbij
de.
heid of tegen de kracht van de buitenlandse concurren-
houder zijn aandeel in twee delen geknipt ziet, zonder
tie in. Daarbij komt, dat de afremming van de con-
meer.
Diametraal
daar
tegenover
staat
de
gelukkig
juncturele
ontwikkeling
onvermijdelijk
met
een
ver-
slechts zelden te signaleren weinig serieuze opvatting,
–
krapping op de kapitaalmarkt gepaard gaat. Deze met
dat de beurswaarde van de stock bij de berekening van
elkaar samenhangende verschijnselen leiden ertoe, dat het rendement geheel in aanmerking genomen dient te
het bedrijfsleven zijn interne financieringscapaciteit zo-
worden, waarbij voor de idee van de ‘erwatering ‘geen
veel mogelijk zal trachten te beschermen en één van
enkele plaats wordt ingeruimd. Tussen deze beide ziens-
de middelen daartoe is de uitkering in aandelen in plaats
–
wijzen in ligt het standpunt, dat alleen de nominale waar-
van die in contanten.
,
de van de stock als rendement dient te worden gezien.
Het ligt voor de hand, dat in deze situatie de dis-
Het is deze lâatste gedachte, die hier te lande nog al eens
cussie rond het klassieke probleem van de ware aard
naar voren wordt gebracht in Cambridge werd bestre-
van de uitkering in aandelen in beleggingskringen met
den en hier nader onder de loep zal worden genomen.
–
–
hernieuwd enthousiasme wordt gevoerd. Is de uitkering
Tot dusver werd slechts van stockdividend en niet van
in aandelen als rendement aan te merken of niet? Voor-
aandelenbonus gesproken. In de discussies biedt de aan-
waar een vraag van eerste rangorde, niet alleen voor de
delenbonus ook niet zo veel moeilijkheden. Men is bij de
behoudende, met schaar gewapende, dividendminnaar,
bonus eerder geneigd aan uitkeringscapaciteit dan aan•
maar ook voor de meest avant-gardistische ,,ratio”nalist
–
uitkering of rendement te denken. De aandelenbonus is
onder
de
beleggingstheoretici
die
niet
zal
ontkennen
een omzetting van gevormde reserves in aandelenkapi-
dat de opbrengsten en dus het rendement, gedurende taal. Het is veelal veen uitkering, die buiten de reeks
zijn bestaan door een aandeel geboden, mede bepalend
van gebruikelijke jaarlijkse uitkeringen valt en die een
zijn voor de waarde.
–
openlijk teken is van over een reeks van jaren ge-
•
H6ewel een probleem van algemene strekking, betreft
vormde interne kracht. De recente bonussen van .Unile-
•
het hier merkwaardigerwijs toch min, of meer een na-
ver ‘en
Koninklijke Petroleum zijn daar voorbeelden
tionale zaak. Dat bleek op verrassende wijze vorig jaar
van. Naarmate de regelmaat van deze uitkeringen bij
-zomer op een congres te Cambridge, alwaar beleggings-
een bepaalde onderneming toeneemt en hun hoogte
analisten van verschillende Westeuropese landen in fede-
daalt, gaat de aandelenbonus op een stockdividend lijkén
ratief verband bijeen waren ter bespreking van de ge-
en is daarvan soms niet te ondescheiden. Hier moet
meenschappelijke vraagstukken. Men was daar name-
onwillekeurig aan de thans jaarlijkse uitkering in aande-
lijk vrijwel algemeen van oordeel, dat het
,
stockdivi-
len van Philips worden gedacht. Al heeft men streng de-
-,
E.-S.B.
15-7-1964
–
‘
–
•
625
•-
t
–
–
–
S
finiërend nog zo’n mooi sluitend begrippenapparaat op-
gebouwd, dan wordt toch niet ontkomen aan de per-
soonlijke interpretatie van de waargenomen verschijnse-,
len.
Het lijkt het nuttigst, althans voor de aandeelhouder,
het stockdividend te omlijnen als een uitkering in aan-
delen, die in de plaats treedt van een uitkering van di-
vidend in contanten. Voor het begrip bonus worden dus
al die aandelenuitke.ringen gereserveerd, die de ogen-
blikkelijke betaling van contant dividend niet in de
weg staan. Dat de stock contant-dividend vervangt moet
niet te comptabel worden opgèvat in die zin, dat een
stockdividend altijd uitgekeerd dient te worden uit de-
winst respectievelijk de reserveringen van het betreffen-
ae jaar. Indien mogelijk immers zal men een stock uit
fiscale overwegingen bij voorkeur ten laste van een emis-
sie-agioreserve uitkeren. Omgekeerd zal ook een bonus-
uitkering in bepaalde gevallen uit de ,jaarwinst kunnen
worden gedekt. Door de boekhoudkundige gedachten
hier te laten varen kan bovendien gemakkelijker weer-
stand worden geboden aan de verleiding stockdividend
zonder meer als rendement te beschouwen omdat het
een uitkering uit het jaarinkomen van de onderneming
is. Jaarinkomen van een onderneming is nog geen jaar-
inkomen van de aandeelhouders.
Fiscale overwegingen mogen evenmin de grondslag
vormen voor het antwoord op de vraag of het stockdi-
vidend bij de rendementsberekening in aanmerking dient
te worden genomen. Eerder dan te zeggen, dat een niet-
agiostock voor de nominale waarde inkomen is, omdat
de fiscus het terwille van de sluitendheid van zijn sys-
teem als zodanig beschouwt, zou de vraag gesteld kun-
nen worden of de fiscale behandeling wel strookt met
de economische achtergronden.
Comptabele en fiscale argumenten kunnen niet bepa-
lend zijn voor het economische wezen van het stockdi-
vidend. Niettemin zit men helemaal in de rendements-
sfeer, zij het in negatieve zin, als stockdividend gedefi-
nieerd wordt als in de plaats tredende van contant divi-
dend. Letterlijk betekent dit, dat de aandelenbezitter
in geval van uitkering van een stock een deel van zijn
normale jaarinkomen mist. Wordt het gehele contante
dividend door stock vervangen, dan zou het contante
rendement van het betreffende aandeel dat jaar zelfs op
O kunnen worden gesteld. Vele analisten vinden dit tegen-
o’er de onderneming in kwestie niet passend, of stel-
len, terecht overigens, dat een dergelijke handelwijze
koersdrukkendkan werken voor zover nog immer di-
recte rendementsoverwegingen ter beurze aandelen-
koersbepalend zijn. Anderen trekken zich het lot aan
van de belegger. die afhankelijk is van zijn inkomen uit
vermogen, of die om administratieve redenen rendement
wil zien. Dit heeft geleid tot aanvaarding door sommigen
van de idee om het stockdividend in theorie te splitsen
.in een contant dividend van gelijke nominale hoogte
en een emissie . pari tot gelijk nominaal bedrag als dat
dividend. Deze rekensom klopt, want contant dividend
en inschrijvingssom vallen tegen elkaar weg en de kapi-
taalsuitbreiding ter hoogte van het stockdividend blijft
over.
Een dergelijke splitsing van het stockdividend is dus
niet zonder meer verwerpelijk, maar toch moet worden
opgepast. De van zijn inkomen afhankelijke particulier
zal er namelijk de consequentie aan kunnen verbinden,
dat deel van zijn stock te verkopen, dat een opbrengst
heeft gelijk aan de nominale vaarde van de stock, om
aldus aan de voor zijn levensonderhoud benodigde mid-
delen te komen. Dan neemt hij echter een beslissing tot
verkoop, die niet is gebaseerd op de beleggingsmerites
van het aandeel in kwestie. Mogelijk komt een and&r
onderdeel van zijn vermogen eerder voor afstoting in
aanmerking. -.
De institutionele belegger, die om administratieve re-
denen de nominale waarde van d stock naar zijn inko-
rnensrekening overboekt, loopt minder gevaar. Doch
veel schiet hij er in wezen toch niet mee op. Wil hij de
inkomstenrekening niet laten lijden onder het karakte-
ristiek lage rendement van kwaliteitsaandelen, dan zou
over dergelijke beleggingen een dotatie aan deze reke-
ning kunnen worden gedaan op grond van een op alter-
natieve heleggingsmogelijkheden gebaseerde calculato-
rische rentevoet of althans minstens van de eigen actu-
ariële rentevoet. Aldus wordt tevens een reële maatstaf
verkregen voor de beoordeling van de werkelijke pres-
tatie van de belegging in aandelen in de loop der jaren.
Voor de beleggingsanalist schuilt er ook een addertje
onder het gras. Deze corrigeert zijn cijfers per aandeel
voor kapitaalswijzigingen om aldus een zuiver beeld van
de groei te verkrijgen. l)at corrigeren wil zeggen het
cijfermatige verleden van een aandeel verkleinen om
het aan zijn huidige (door kapitaalsmutaties verkleinde)
hoedanigheid aan te passen. Voor de correctie gebruikt
de analist formules, die (uiteraard) voor stockdividen-
den en emissies pari verschillend zijn. Bij een emissie
â pari is de correctie geringer dan bij een overeenkon-
stig stockdividend. De analist, die hetstockdividend als
een emissie a pari plus een contant dividend beschouwt,
zal zijn cijfers per aandeel niet voor een stockdividend
doch voor een emissie â pari dienen te corrigeren. Hij
verkrijgt dan op papier meer contante uitkering en min-
der groei in de historische cijferreeks.
Gelijk ezegd is deze handelwijze, mits de consequen-
ties goed in het oog worden gehouden, niet schadelijk.
Maar is zij wel nuttig? Net zo goed zou omgekeerd con-
tant dividend analytisch naar groei kunnen worden
overgeboekt. Dat kan in de praktijk worden voorge-
steld door via aankoop ter beurze met contant ontvan-
gen dividend het bezit aande betreffende aandelen uit
te breiden. Maar ook hier geldt weer de vraag of dit op
grond van de beleggingsmerites verantwoord is.
Het directe rendement heeft voor de beoordeling van
de waarde van een aandeel beperkte betekenis. Het gaat
ook om de toekomstige ontwikkeling, om de (positieve
of negatieve) groei. Groei wordt bevorderd door de in-
terne financiering van de onderneming. Het lijdt geen
twijfel, dat stockdividend een vorm van interne finan-
ciering is. Het is min of meer gedwongen sparen van de
collectieve aandeelhouders in de onderneming. Het
hangt van de ontwikkeling van die onderneming af 6f
die besparingen gaan renderen. Dat is uiteindelijk te-
vens mede waardebepalend voor haar aandelen.
Naarmate men zich meervan het statisch karakter
van het directe rendement bewust is en zich meer heeft
ingeleefd in een meer dynamisch rendementsbeeld, dat
mede de toekomst omvat, neemt de theoretische behoef-
te om groei naar contante uitkering over te boeken af.
Hieruit volgt het advies het stockdividend te laten zoals
het hierboven werd omschreven: als in de plaats tre-
dend van dividend in contanten en het niet te zien als een
koppelverkoop door de onderneming van een contant
626
E.-S.B. 15-7-1964
dividend en een emissie â pan. Het is dan
ook duidelijker, dat een bonus gratieuzer
allure heeft dan de stock. Bij de bonus
loopt het contante dividend door, bij de
stock moet het als het ware worden in-
gehaald en eenvoudige rekensommen leren,
dat zulks soms vele jaren kan duren.
Maar, zo zal de volhardende lezer, die
met ons tot hier gekomen is zich afvragen:
heeft de uitkering van een stock of zelfs
van een bonus voor de aandeelhouder dan
wel enig nut? Het antwoord hierop is wel
degelijk positief. Voor de bonus ligt dit
het gemakkelijkst. Hij is doorgaans een
teken van kracht en leidt veelal tot hogere
contante uitkeringen, hetgeen steun ver-
leent aan de waardering ter beurze. Boven-
dien wordt het aandeel kleiner en komt
daardoor binnen het bereik van meer
beleggers, waaronder degenen die koers-
hoogtevrees hebben. Ook kan het uit poli-
tieke overwegingen zin’en reële betekenis
hebben om door middel van een bonus
het nominale dividend niet te hoog te
laten oplopen. Bovendien betékent het in
de winstverdeling verhoging van het pri-
maire dividend. Hetzelfde kan voor een
stockdividend gelden, doch in mindere
mite, omdat het concrete contante offer
tegenover het vagere perspectief van de
toekomst gesteld dient te worden.
De intrinsieke betekenis van uitkeringen
in aandelen is niettemin beperkt. Toch zijn
zij voor zover zij de koersvorm Ing ter beurze
gunstig beïnvloeden voor de aandeelhouder
geenszins zônder betekenis. Dit geldt ook
voor de niet-speculatief aangelegde lange-
afstand-aandeelhouder, die afstoting ook
bij een relatief hoog koersniveau niet lokt.
De langdurige bezitter kan zijns ondanks
belang hebben bij de koershoogte van zijn
aandelen, zoals in geval van een emissie.
Een hoge koers geeft een hoge claim en in
termen van de beleggingsanalyse heet dit
meer groei.
In geval van een emissie kan de aandeel-
houder niet stil zitten, zoals bij een bonus
of stock als hij zijn nieuwe papier rustig
bij het gecoupeerde oude voegt. Bij een
emissie moet hij zijn claims geheel of ge-
deeltelijk gebruiken of verkopen. Daarbij
is de aandeelhouder afhankelijk van de
koershoogte ter beurze tenzij ogenschijnlijk
als hij met al zijn claims inschrijft. Doch
dan zit hij in een andere dwangpositie en
afwezig door ziekte
Gewoon een griepje? Een gebroken been? Overwerkt
of slachtoffer van de managerziekte? In zo’n
situatie komt Uw normale inkomen in gevaar.
Tegen dit risico voor Uzelf (en heii voor wie
U verantwoordelijk bent) kunt U zich verzekeren.
De deskundigen van R. Mees & Zoonen Assurantiën
adviseren U hierbij – en ontwerpen..voor U de
juiste verzekering tegen tijdelijke of blijvende
arbeidsongeschiktheid. De premie
is
fiscaal aftrekbaar.
Een logische verzekering voor zelfstandigen, beoefenaars
van vrije beroepen en werkgevers die de financiële
positie van hun stafemployé’s willen waarborgen.
R.MEES&ZOONEN
–
ASSURANTIËN
Rotterdam – Amsterdam – ‘s-Gravenhage – Schiedam
Delft – Vlaardingen – Albiasserdam – Spijkenisse
zal conform de hierboven gehanteerde for-
mule de emissie eerder ondergaan als een
stockdividend minus een contant dividend.
Maar dit terzijde. Voldoende is te constatéren, dat de
betekenis van een aandeel voor zijn bezitter afhankelijk
is van zijn intrinsieke kwaliteiten (in de ruimste zin des
woords) en van zijn beurswaardering, los van de vraag
of die nu altijd even rationeel is. Voor zover de uit-
kering in aandelen een uiting respectievelijk een beves-
tiging is van intrinsieke kracht en stimulerend op de
beurswaardering werkt, kan men ook om redenen van uti-
liteit vrede hebben met het algemene standpunt te Cam-
bridge, dat zij
vor
de nominale waarde niet als rende-
ment is te beschouwen. Dan komt men bovendien niet
in de knoop in landen, waar de âandelen soms geeii
nominale waarde hebben, zoals in de Verenigde Staten.
Heemstede.
Drs. G. VAN REES.
E.-S.B. 15-7-1964
– .
/
627
/
–
.
I
n
onderstaand artikel vat schrijver de resultaten
van
de Wereldhandelsconferentie samen en staat
hij stil
bij de houding van de verschillede groepen
landen. Lange
tijd
is
men
in
de meeste westelijke
• landen van mening geweest, dat er een strikte
scheiding
moest
plaatsvinden tussen handel en
hulp, daar men de hulp uitsluitend als.chaMtaiieve
,bezigheid zag, waarbij het eigen belang van de
– –
ontwikkelde landen vooral geen, rol mocht spelen.
In de Wereldhandelsconferentie is dit verband wèl
gelegd door de ontwikkelingslanden, en door de
Westelijke landen in feite aanvaard. Schrijver acht
dit voor de toekomstige verhoudingen
van
bijzon-
der belang. Nu eenmaal het prindpe van eenzijdige
handelspolilieke maatregelen
t
~
n
gunste van ont-
wikkelingslanden algemeen is aanvaard, zal z.i. de
–
uitwerking door middel van onderhandelingen on.-
getwijfeld volgen.
‘T
ii
‘k
W
w
T
1 1
e
ere
‘
ld-
handelsconferéntie
f
.
,,The main obstacles
to
progress on the road
to self-
sustained economic growtl-i, are not
objective condi-
tions, but rigid, antiquated and obsolete economie thin-
king”, aldus de woordvoerder van de Israëlische dele-
• gatië op de Wereldhandelsconferentie in een verklaring
• ‘afgelegd aan-het eind van de conferentie.
Wan’neer deze uitspraak juist is
–
en
hoe meer men
zich met de problematiek van de ontwikkelingslanden
bezig houdt hoe meer men daarvan overtuigd raakt
–
dan zal men van een geslaagde conferentie kunnen spre-
ken wanneer tussen de verschillende categorieën landen
een beter begrip van elkaars problemen en de bereid-
heid gezamenlijk oplosingen te zoeken, ook buiten het
traditionele kader, bereikt zijn.
De concrete resultaten van de conferentie in de vrm
van resoluties en de vraag of en hoe de besluiten, vervat
in deze resoluties, moeten worden uitgevoerd, worden dan
van secundair belang. Of beter gezegd, de inhoud van
de resoluties is op dit moment minder belangrijk dan
het feit dat men tot gezamenlijke formuleringen over de
• richting waarin_oplossingen moeten worden gezocht is
gekomen. Het kon bij deze conferentie niet in de eerste
plaats gaan om onderhandelingen over con,crete maat-
-regelen; daaris, om in het jargon van de conferentie te
spreken, een andere,- meer ,,appropriate machinery”
voor nodig.
In het verloop van de conferentie is dit ook steeds
• duidelijker geworden en daarom is het van belang, dat
yan de zijde van de ontwikkelingslanden er de nadruk
• op werd gelegd dat het hier m een dialoog ging tussen
de groepen landeh. Althans, dit was de opvatting van de
meer gematigden onder de ontwikkelingslanden en men
–
kan het als een succes voor de gehele groep ontwikke-
lingslanden beschouwen, dat de gematigden in sterke
•
mate hun stemriel op de conferentie hebben kunnen
drükken.
Wellicht heeft dit karakter van dialoog, dat onmisken-
/
baar aanwezig was, er tevens toe bijgedragen, dat de rol
van de communistische landen steeds meer aan beteke-
nis inboette. Immers de dialoog, het met argumenten
628
.
–
S
S
trachten de andèr te overtuigen, het gezamenlijk zoeken
van oplossingen, is niet direct de sterkste zijde van het
communisme.
In feite speelde de conferentie zich dan ook af tussen
de westelijke industrielanden en de ontwikkelingslanden.
Daarbij was vooral in de begin.fase van de conferentie
de westelijke bijdrage aan dit gesprek niet indrukwek-
kend. De conferentie was hen min of meer ogedron-
gen en men wachtte liever voorstellen van de ontwikke-
lingslanden af dan zelf met initiatieven te komen.
Met het bovenstaande als uitgangspunt zou
ik
willen
trachten tot een waardering van de resultaten van de
conferentie te komen. Uiteraard spelen hierbij subjec-
tieve elementen eengrote rol. Dit artikel heeft dan ook
niet de pretentie meer te zijn dan persoonlijke indruk-
ken van iemand-die een maand lang als lid van de Ne-
derlandse delegatie de conferentie heeft kunnen bij-
wonen.
Wellicht is het nuttig te beginnen met een samenvat-
ting van
dë
inhoud van de resoluties die door de con-
ferentie zijn aanvaard.
1
). Zoals bekend telde de conferen-
tie vijf commissies, die ten slotte een aantal resoluties
hebben voortgebracht die in de plenaire vergadering
nogmaals aan de orde zijn gesteld.
Handelspolitieke
vraagstukken.
–
In Commissie
1
zijn de marktorganisatie en de liberâ-
lisatie van de handel in grondstoffen de belaigrijkste
onderwerpen geweest. Beide vraagstukken lagen con-
troversieel in het westelijke kamp; om twee uitersten te
noemen: de Franse delegatie legde het accent op de
marktorganisatie, de Engelse delegatie gaf ‘de voorkeur
aan de liberalisatie. De ontwikkelingslanden stelden (te)
vergaande eisen t.a.v. de liberalisatie, doch waren vrij
gematigd t.o.v. marktorganisatie.
De oplossing die bereikt werd, ligt voor de hand,
t)
Voor een goed begrip van de hier kort samengevatte
problematiek, zij voorts verwezen naar voorgaande artikelen.
in ,,E.-S.B.” betreffende de Wereldhandelsconferen-tiie.
E.-S.B. 15-7-1964
/.
0•
–
,.-
maar is slechts met veel moeite verkregen.
1
Marktorga-
nisatie en liberalisatie werden aan elkaar gekoppeld,
tervijl de eisen van de ontwikkelingslanden in een veel
gematigder vorm naar, voren zijn gebracht.
In dit compromis wordt gesteld, dat een meer ratione-
le organisatie van de wereldhandel in grondstoffen
noodzakelijk is en dat daartoe lange termijnovereen-
komsten vor de belangrijkste produkten kunnen die-
nen. Grondstoffenovereenkomsten en liberalisatie-
maatregelen moeten afzonderlijk tot stand komen, maar
dienen als elkaar aanvullend maatregelen te worden
gezien. –
En Commissie II speelde zich eigenlijk het zelfde af,
maar t.o.v. andere artikelen, nI. haiffabrikaten en eind-
produkten. Ook hier twee belangrijke onderwerpen met
tegenstellingen in het westelijke kamp, nI. liberalisatie,
met name afschaffing van kwantitatieve restricties, en
het vraagstuk van tariefpreferenties. Vooral dit laatste
is door de vele mogelijkheden waarop het kan worden
verwezenlijkt een dankbaar onderwerp voor het schep-
pen van tegenstellingen.
Tariefpreferenties kan men geven bijv. aan alle ont-
wikkelingslandèn, door alle ontwikkelde landen, voor.
alle produkten, met de mogelijkheid van uitzoriderin-
gen; maar men kan ook èen an.dere weg volgen en een
selectiesysteem toepassen, ni. door een aantal produk-
ten uit te kiezen waarvoor tariefpréferenties worden
gegeven. Ook hier kan men van een Engelse resp.
Frans-Belgische benadering spreken, waarbij de meeste
ontwikkelingslanden zich voor de eerste methode uit-
spraken. Deze tegenstelling werd echter overschaduwd
door de houding van de Verenigde Staten, die een ab-
soluut afwijzend standpunt innamen.
Ten slotte kon toch nog overeenstemming worden
bereikt, zij het op een wel zeer vage tekst, waarin de
Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties wordt ge-
vraagd een commissie in te stellen om het vraagstuk van
de preferenties te bezien en uit te werken op bsis van
niet-wederkerigheid voor de ontwikkelingslanden. Deze
commissie moet daarbij rekening houden met hetgeen
in deze conferentie is besproken, maar ook met het
werk dat t.o.v. dit onderwerp in andere internationale
instellingen wordt verricht.
Het principe van de liberalisatie gaf minder moeilijk-
heden, behalve dan dat het oorspronkelijke voorstel van
de ontwikkelingslanden onmiddellijke actie verlangde,
en sterk overvroeg. Zelfs voor de westelijke landen die
het meest aan de wensen van de ontwikkelingslanden
wilden tegemoet komen, was dit document niet aan-
vaardbaar, daar het niet als onderhandelingsbasis was
bedoeld. Hoewel het stuk door de Commissie was aan-
vaard, maakte het feit dat de westelijke landen zich er
niet mee konden verenigen toch zoveel indruk, dat in
de plenaire vrgadering een veel gematigder stuk ter
tafel kwam, waarop alle partijen zich konden vinden.
In dit nieuwe stuk wordt een aantal richtlijnen aanbe-
volen, die zowel op invoerrechten als op kwantitatieve
restricties betrekking hebben. Het ultimatieve karakter
is echter aan de voorstellen ontnomen..
Financiële vraagstukken.
Op het financiële terrein is een groot aantal resolu-
ties door de conferentie aanvaard. Door de ontwikke-
lingslanden wordt als één der belangrijkste beschouwd
de aanbeveling aan de ontwikkelde landen, een jaar-
E.-S.B. 15-7-1964
t
–
lijkse bijdrage van ongeveer 1 pCt. van hetnationaal
inkomen ter beschikking van de’ ontwikkelingslanden
te stellen. Uit het grote aantal discussies, dat over deze
doelstelling reeds gedurende lange tijd is gehouden, is
wel duidelijk geworden dat hiermee nog geen vaste
maatstaf is gegeven. Met name staat niet vast welke
bedragen hierbij geteld moeten worden, waarbij de in-
vesteringen van het bedrijfsleven een sterk omstreden
punt zijn.
Naast deze doelstelling, waaraan de ontwikkelde lan-
den zouden moeten voldoen, wordt de groeicapaciteit
van de ontwikkelingslanden in deze aanbeveling aan de
orde gesteld. Er moet een studie worden ondernomen
om na te gaan of de jaarlijkse groei van de ontwikke-
lingslanden meer dan
5
pCt. kan bedragen. Daarbij
wordt het begrip ,,import capacity” van ontwikkelings-
landen geïntroduceerd, die zal moeten stijgen door
gezamenlijke maatregelen van ontwikkelingslanden ëni
industrielanden, waardoor een snellere groei kan wor-
den bereikt. Voorts zal de Wereldbank een-aantal stu-
dies ondernemen, bijv. over het Israëlische voorstel tot
instelling van een rente-egalisatiefonds.
Belangrijk zijn ongetwijfeld ook de studies die zullen
worden ondernomen op het gebied van de compensa-
toire financiering, d.w.z. het verschaffen van extra mid-
delen aan ontwikkelingslanden om de vermindering van
exportopbrengsten en de gevolgen van ruilvoetvèrslech-
tering op te vangen. Daarbij wordt een onderscheid ge-
maakt tussen korte termijn financiering om betalingsba-
lansproblemen op te vangen en het verschaffen van
middelen op lange termijn ten einde te voorkomen dat
de ontwikkelingsplannen van deze landen niet uitge-
voerd zouden kunnen worden.
Voorts treft men een aantal aanbevelingen aan, die
aparte oiiderwerpen behandelen, zoals die op het terrein
van de scheepvaart, het toerisme en verzekeringen.
Institutionele vraagstukken.
Ten slotte de institutionele vraagstukken, het werkter-
rein van de vierde commissie van de conferentie.
Het heeft tot het einde van de conferentie geduurd
voor men tot een oplossing van de tegenstellingen op
dit terrein is kunnen komen. Op zichzelf was dit onder-_
werp reeds bijzonder belangrijk. Er kwam echter nog
bij, dat van westelijke zijde als voorwaarde voor het
definitief worden van een aantal voorlopige oplossin-
gen op het handelspolitieke en het financiële terrein,
een bevredigende regeling van de ,institutidnele vraag-
stukken werd gesteld. Het niet bereiken van een oplos-
sing zou dan ook een mislukking van de conferentie
hebben betekend.
Het resultaat is bekend en kan als volgt worden sa-
men gevat. . Er zal periodiek een Wereidhandelsconfe-
réntie worden gehouden, te beginnen in 1966 en vervol- -.
gens met tussenpozen van nit langer dan drie jaar.
Voorts wordt een permanent orgaan gesticht,’ genaamd
,,Trade and Development Board”, waarvan
55
landen
lid worden, terwijl ,tevens een permanent secretariaat
wordt ingesteld. , .
,Uiteraard is de samenstelling van deze Raad van bij-
zonder belang, evenals de wijze van stemming en het
terrein waarop zij zal opereren.
Wat de samenstelling betreft is uiteindelijk dé volgen-
de indeling bereikt:.
–
629
–
.
.
.
22 landen uit Afrika en Azië, met daarbij Joegoslavië;
18 westelijke landen, waaronder Japan
2);
9 Latijns-Amerikaanse landen en
6 communistische landen.
De wijze van stemming zal door een nieuw te be-
noemen kleine commissie moeten worden vastgesteld,
die daartoe een taakomschrijving heeft meegekregen.
De eis van de westelijke landen, dat voor het nemen
van beslissingen over materiële zaken de instemming
van de meerderheid van de belangrijkste handelslanden
vereist is, wâs op de conferentie onaanvaardbaar voor
de ontwikkelingslanden. Het is echter nauwelijks-denk-
baar dat belangrijke maatregelen uitgevoerd kunnen
worden zorder dat de voornaamste westelijke landen
hiermee instemmen. Gezien de groeiende politieke in-
vloed van de ontwikkelingslanden werkt de tijd in hun
voordeel; anderzijds zal men toch, gelet op de situatie
in de meeste ontwikkelingslanden, op korte termijn re-
sultaten willen zien, hetgeen een matiging van de eisen
van deze landen en begrip voor de noodzaak van mede-
werking van de westelijke landen mee moet brengen.
Een belangrijk strijdpunt is gedurende de conferen-
tie steeds geweest de verhouding van de nieuwe institu-
ten tot de bestaande organisaties, met name het G.A.T.T.
en E:C.O.S.O.C. Het zal voorlopig ook wel een strijd-
punt blijven, daar men is overeengekomen; dat de rege-
ringen van de deelnemende, landen zowel de bestaande
als de nieuwe instellingen op grond van de opgedane er
–
varingen nader moeten bezien.
Vanzelfsprekend was ieder het erover eens dat dub-
bel werk moet worden voorkomen; aan de E.C.O.S.O.C.
werd een beperkte coördinerende taak toegedacht. Het
is
t
duidelijk, dat met deze stelling nog niets is opgelost,
waar nog bij komt dat de nieuwe instellingen wel een
zeer ruime taakstelling hebben meegekregen, o.a. aan-
geduid als het uitwerken van ,,principles and policies
on international trade and related problems of economic
development”.
Er zou nog het nodige gezegd kunnen worden over
de resultaten van de vijfde commissie, die de algemene
beginselen heeft geformuleerd. Ik meen, echter dat op
zichzelf deze algemene beginselen weinig nieuwe ge-
zichtspunten op de toekomstige handelspol itiek openen.
Eveneens zou nog een uiteenzetting zijn te geven over
de opstelling van de slotakte van de conferentie en de
gevolgen die het tekenen van dit document meebrengt.
Om hierboven uiteengezette redenen behoeft echter
ookhier de nadruk niet op te vallen; hoewel over dit
vraagstuk tijdens de conferentie vel’e discussies zijn
gevoerd en ingenieuze constructies zijn bedacht om on-
gewenste consequenties te voorkomen.
De posities van verschillende landen.
Naast deze samenvatting van de resultaten is het in-
teressant even stil te staan bij de houding van de ver-
schillende groepen landen.
Eén van de belangrijkste punten over welker beteke-
nis nauwelijks verschil van mening mogelijk is, betreft
de eenheid waartoe de ontwikkelingslanden gedurende
het verloop van de conferentie wisten te geraken. Hier-
over moet men toch zijn bewondering uitspreken, ge-
2)
In de westelijke groep is een onderscheid gemaakt tus-sen 11 permanente en 7 roulerende leden. Tot de permanen-
-te leden behoren alle E.E.G.-landen, met uitzondering van
Luxemburg.
zien het grote aantal ontwikkelingslanden en de ver-
schillende stadia van ontwikkeling waarin deze verke-
ren. Daarbij komt dat de delegatiès van deze landen on-
getwijfeld onder een zekere druk stonden vanuit hun
eigen land. De bevolking in de ontwikkelingslanden wil
nu eenmaal snel resultaten zien. Eii snelle resultaten in
de zin van materiële verbeteringen waren van deze con-
ferentie niet te verwachten.
Desondanks is het aan een aantal delegaties van de
ontwikkelingslanden gelukt dikwijls een redelijkstand-
punt te blijven innemen: Ook de ‘westelijke delegaties
hebben ongetwijfeld rekening moeten houden met de
publieke opinie in hun eigen land. Dikwijls werkt dit in
twee richtingen uit. Op het algemene vlak in sterk’ posi-
tieve zin. Het vraagstuk van de hulp aan ontwikkelings-
landen ‘is zozeer in de belangstelling – ook van poli-
tieke partijen – gekomen en in een bepaalde mate ge-
rijpt, dat een conferentie zonder resultaten in de weste-
lijke landen moeilijk zou worden aanvaard.
Aan de andere kant, waar direct concrete belangen
op het spel stonden, was het streven begrijpelijk deze
belangen niet zonder tegenstand op te offeren. In dit
verbahd zou men de eenheid van optreden van de ont-
wikkelingslanden, gezien het grote aantal, wel als een
bedreiging kunnen. opvatten. Een bedreiging dus voor
gevestigde posities van de westelijke landen, zowel op
politiek als op economisch terrein.
Daartegenover staat dat men er in de westelijke lan-
den langzamerhand meer van overtuigd raakt, dat de
huidige situatie met een voortduren,d breder wordende
kloof tussen de economische ontwikkeling in het Wes-
ten en in de arme landen, niet gehandhaafd kan worden.
Met andere woorden, men begint in’verschillende krin-
gen de noodzaak van heroriëntatieop het economisch
terrein in de wereld als een urgente zaak te beschou-
wen. Vanuit dit gezichtspunt is het duidelijk, dat de
eenheid van optreden aan de kant van de ontwikkelings-
landen ‘niet alleen een machtsfactor betekent, maar ook
een ordenend element kan bevatten, die een heroriënta-
tie van de wereldeconomie kan bevorderen. Dit laatste
zal echter slechts het geval zijn wanneer de gematigden
onder de ontwikkelingslanden in staat zijn een belang-
rijke invloed op de groep te verkrijgen resp. te behou-
den.
Deze positie kan belangrijk worden bevorderd wan-
neer de westelijke landen hier een juist tegenspel weten
te bieden. Dit tegenspel zal aan de ene kant een posi-
tieve houding t.a.v. de hierboven genoemde heroriënte-
ring moeten zijn; aan de andere kant echter een afwij-
zen van eisen van ontwikkelingslanden, die op langere
termijn gezien geen enkele economische rechtvaardiging
kunnen vinden.
Wat dit tegenspel betreft moet de houding van de
Verenigde Staten toch wel enigszins teleurstellend wor-
den genoemd. Als voorbeeld moge worden herinnerd
aan het hierboven reeds vermelde Amerikaanse stand-
punt t.a.v. tariefpreferenties. Het feit van de op handen
zijnde Amerikaanse verliezingen zal hierop ongetwij-
feld van invloed zijn geweest.
Hiermee was een leidinggevende positie van de Ver
–
enigde Staten aan westelijke zijde in feite van de baan.
De rol van leider in het westelijke kamp – en zodra
blokvorming optreedt wordt hét vraagstuk van de lei-
ding van te meer belang – viel daardoor weg. Wel
bracht de positieve benadering van de vraagstukken
1
630
E.-S.B. 15-7-1964
door de Engelse delegatie mee, dat van deze delegatie
op bepaalde terreinen een zekere leiding uitging, doch
dit was toch niet geheel voldoende om dit manco op te
vullen. Een uitzondering moet echter gemaakt worden
voor de allerlaatste fase van de conferentie, door het
optreden van Minister Heath, die op bekwame wijze
partijen tot elkaar wist te brengen.
Een andere kandidaat voor de leidersrol zou de
E.E.G. kunnen zijn geweest, doch de onderlinge tegen-
stellingen tussen de zes landen verhinderde dit. Wel was
gedurende een groot deel van, de conferentie de Franse
invloed vrij sterk, doch dit was meer in taktisch op-
zicht – het uitspelen van onderlinge verschillen – dan
in strategisch opzicht, om in militaire termen te spreken.
Daar kwam bovendien bij dat de voormalig Franse ge-
bieden zich steeds meer solidair met de andere ontwik-
kelingslanden betoonden en daarmee wat onder de
Franse invloedssfeer uitkwamen, hetgeen de Franse po-
sitie niet ten goede kwam.
Ten slotte de Nederlandse delegatie. Ik meen te kun-
nen zeggen dat deze uitmuntte door een positieve hou-
ding t.o.v. de voorliggende vraagstukken. Positièf in die
zin dat steeds getracht werd constructief bij te dragen
tot het vinden van oplossingen voor gerezen moeilijk-
heden. Ongetwijfeld is door de Nederlandse delegatie
een nuttige bijdrage tot de bereikte resultaten geleverd.
Spectaculair was dit op bepaalde momenten in Commis-
sie III (financiële vraagstukken); het grapje was niet
geheel zonder grond, dat men in deze commissie de
stukken haalde bij het documentenbureau en het wes-
telijke standpunt bij de Nederlandse gedelegeerden.
Centraal thema.
Is het mogelijk aan te geven wat de centrale tenden-
tie is die uit de resultaten van de conferentie naar voren
komt? Om hier een antwoord op te kunnen, geven zou
ik willen aanknopen bij een nota van Dr. Prebisch, de
secretaris-generaal van de conferentie, die deze halver-
wege de conferentie indiende. De conferentie was in
ernstige tijdnood geraakt en de secretaris-generaal
heeft toen getracht criteria te geven voor de opstelling
van een prioriteitenschema. Het is interessant de kern
van de opvatting van Dr. Prebisch nog eens te l5ezien.
Dr. Prebisch stelt dat een versnelde groei van de eco-
nomieën van de ontwikkelingslanden slechts kan wor-
den bereikt door een grotere invoer van goederen (met
name kapitaalgoederen) dan deze landen door middel
van hun export onder de huidige condities van de inter-
nationale handel kunnen betalén. Alle maatregelen die
ertoe kunnen bijdragen om dit verschil, deze kloof tus-
sen importbehoeften en betalingsmogelijkheden, te ver
–
kleinen dienden de hoogste prioriteit van behandeling
in de conferentie te hebben. In de nota worden vervol-
gens de terreinen, waarop maatregelen moeten worden
getroffen, opgesomd. in grote trekken komen deze neer
op hetgeen de conferentie ten slotte als resultaat heeft
opgeleverd.
Men kan zeggen dat met deze doelstelling een zeker
keerpunt is bereikt in de internationale handelspolitiek.
Een keerpunt in die zin, dat een belangrijk deel van de
internationale handel meer dienstbaar zal worden ge-
maakt aan de economische groei van de ontwikkelings-
landen. Niet dat dit iets- volkomen nieuws zou zijn –
ook in het G.A.T.T werd de aparte positie van de ont-
E.-S.B. 15-7-196.4
wikkelingsianden de laatste jaren reeds erkend – maar
wel dat thans in deze langdurige confrontatie van de
westelijke en de ontwikkelingslanden een duidelijker
formulering is gevonden en dat een begin is gemaakt
met de institutionalisering, d.w.z. met de organisatori-
sche opzet voor een hierop gerichte aanpak.
Lange tijd is men in de meeste westelijke landen van
mening geweest, dat er een strikte scheiding moest
plaatsvinden tussen handel en hulp, daar men de hulp
uitsluitend als een charitatieve bezigheid zag, waarbij
het eigen belang van de ontwikkelde landen vooral geen
rol mocht spelen. En de Wereldhandelsconferentie is dit’
verband wel gelegd. door de ontwikkelingslanden en
door de westelijke landen in feite aanvaard, hetgeen van
bijzonder belang is voor de toekomstige verhoudingen.
Nu eenmaal het principe van éénzijdige handelspoli-
tieke maatregelen ten gunste van ontwikkelingslanden
algemeen is aanvaard, zal de uitwerking door middel
van onderhandelingen ongetwijfeld volgen.
Investeringsbevordering.
Echter niet alle besluiten van de conferentie behoeven
op deze onderhandelingen te wachten. Als voorbeeld
kan worden, genoemd een resolutie die in commissie
III is geformuleerd eii door de plenaire vergadering is
overgenomen. Een res’olutie die betrekking heeft op de
bevordering van investeringen in ontwikkelingslanden
en daarom voor het bedrijfsleven van de ontwikkelde
landen van bijzonder belang is. Hierin wordt een be-
roep gedaan op de regeringen van de industrielanden
te bevorderen dat het bedrijfsleven in hun landen meer
in ontwikkelingslanden gaat investeren. Daarbij wor-
den met name investeringsgaranties en belastingfacili-
teiten genoemd. Ik meen dat dit ook voor het Neder-
landse bedrijfsleven consequenties kan hebben.
Het Nederlandse bedrijfsleven en vooral de Neder
–
landse industrie is in het laatste halfjaar juist bezig ge-
weest opnieuw eeh aantal wensen op het gebied van de
hulpverlening aan ontwikkelingslanden te formuleren en
aan de Nederlandse regering voor te leggen. Opnieuw,
want reeds vier jaar geleden zijn voorstellen in deze
richting gedaan
3).
Deze voorstellen hebben echter niet
tot concrete maatregelen geleid. Verwacht mag echter
worden, dat thans het klimaat in Nederland in dit op-
zicht belangrijk gunstiger is geworden.
• Het aanvaarden van bovengenoemde resolutie van de
Wereldhandelsconferentie, ook door Nederland, geeft
een duidelijk aanknopingspunt om het overleg tussen
regering en bedrijfsleven over de bevordering Van
investeringen in ontwikkelingslanden op korte termijn
op gang te brengen.
Tot slot van dit artikel meen ik dat een waarschuwing
op zijn plaats is tegen de neiging die hier en daar te be-
speuren valt het belang van de conferentie te onler-
schatten. Dit kan wellicht niet beter geschieden dan met
de volgende uitspraak, van een van de meest gematigde
delegaties onder de ontwikkelingslanden, nI. India:
,,Though it is just the beginning nobody can now stop
our forward niarch. This conference çan and must now
onwards ,,produce” remedies and resuits”.
‘s-Gravenhage.
Drs. A. J. VAN DER MEER.
3)
Zie de nota ,,Samenwerking met Ontwikkelingslanden”,
uitgebracht in 1960 door de vier centrale werkgeversverbon-
den.
631
Versterkte Nedérlandse ‘exportaètiviteit
in West-Berlijn
Nederland beste klant
Wie van tijd tot tijd een blik werpt op het waren-
assortiment in de winkels van West-Berlijn, kan niet
aan de indruk ontkomen, dat de Nederlandse export zich
in stijgende lijn beweegt. Dit betreft niet alleen groente
en fruit, maar ook talloze andere artikelen, zoals koffie,
thee, cacao, chocolade, koekjes, beschuit, ontbijtkoek,
– vleesconserven, pluimvee in blik, kaas, sigaren, jene-
ver, bier en eieren. Vele warenhuizen voeren stoffen en
confectie uit Nederland, terwijl men ook vaak elektro-
technische apparaten kan aantreffen. Onze export naar
West-Berlijn omvat nog een hele reeks andere produkten.
Deze worden echter meestal aan industriële bedrijven
geleverd.
De groeiende betekenis van de West-Berlijnse markt
is aan verschillende omstandigheden toe te schrijven.
Het net van vertegenwoordigers werd belangrijk uitge-
breid. Talrijke exportbedrijven hebben de oude metho-
de om West-Berlijn en passant vanuit de Bondsrepu-
bliek te bewerken laten varen. Ze hebben ter plaatse ver-
kooporganisaties opgericht of zijn hiermede bezig. Ze
gaan er eveneens steeds meer toe over rechtstreeks met
in West-Berlijn gevestigde importeurs exportzaken af te
wikkelen. Nederlandse bedrijven, dieer een goed jaar
geleden nog niet aan dachten hun produkten op de
markt van West-Berlijn te introduceren hebben inmid-
dels ingezien, dat het zeer wel lonend is aan dit afzetge-
bied speciale aandacht te schenken.
West-Berlijn koopt van geen enkel land meer dans van
Nederland. De waarde van onze export daarheen bedraagt
het drievoudige van onze,uitvoer naar Oost-Duitsland. In
het afgelopen jaar werden vanuit Nederland goederen
ter waarde van rond 100 mln. mark naar West-Berlijn ge-
exporteerd en het ziet ernaar uit, dat dit bedrag dit jaar
nog aanmerkelijk zal stijgen.
;
Dit is aan de ene kant
te danken aan de propaganda, die voor het Nederlandse
produkt wordt gevoerd, aan de andere kant echter.
ook ‘aan de conjuncturele ontwikkeling. Met de lonen
is ook het verbruik gestegen. De lonen namen met
• 9 pCt. toe, terwijl de. prijzen slechts een stijging van
bijna- 4 pCt. vertoonden. De omzetten in de detailhandel
stegen met
5
pCt. Deze ontwikkeling heeft zich gedu-
rende het eerste kwartaal van dit jaar in versterkte om-
vang voortgezet. De omzetten overtroffen dievan de”
overeenkomstige periode in 1963 met 8.7 pCt., bij meu-
bels en tapijten zelfs met 9,8 pCt.
Uit statistieken blijkt, dat de West-Berlijner gemid-
– . deld meer koopt dan de West-Duitser. Dit geldt vooral
voor voedings- en genotmiddelen. Voor textiel geeft
hij echter minder geld uit. Daar de orderpositie van
– de industrie, die in het afgelopen jaar niet helemaal
bevredigend was, inmiddels sterk is verbeterd en wel
•
met 14,4 pCt., heeft het bedrijfsleven een,gunstig jaar
voor de boeg. Het aantal werknemers neemt gestaag
632
toe. Dit
‘
jaar werden weer 8.800 werkkrachten uit de
Bondsrepubliek aangetrokken, zodat hun aantal nu tot
53.000 is gestegen. Zij verhogen automatisch de im-
portbehoeften van West-Berlijn. De import was ge-
durende het eerste kwartaal van dit jaar 8 pCt. hoger
dn gedurende de eerste drie maanden van 1963.
‘West-Berlijn is echter niet alleen een belangrijk af-
zetgebied voor Nederlandse produkten, het is tegé-
lijkertijd een niet te onderschatten leverancier. In het
afgelopen jaar kocht ons land in West-Berlijn goederen
ter waarde van 97.818.000 mark. Het bleef de belang-
rijkste afnemer. Op de tweede plaats komt Italië, de
grootste concurrent van Nederland, vooral wat groente,
fruit en textiel betreft, gevolgd door de Verenigde Staten
en Zweden. Elektrische apparaten en machines vormen
het hoofdbestanddeel van de Nederlandse invoer. Maar
ook bij chemische en farmaceutische produkten staan
wij als klant aan de top. Dat 24,6 pCt. van de West-
Berlijnse export naar landen van de E.E.G. gaat, is niet
in de laatste plaats aan deze omstandigheid te wijten.
De ,,Berliner Bank” brengt in een overzicht de over-
tuiging tot uitdrukking, dat de uitvoer van West-Ber-
lijn dit jaar nog sterker zal stijgen dan in 1963 en de
invoer in een langzamer tempo zal toenemen dan de
uitvoer. Hier doet zich waarschijnlijk hetzelfde ver-
schijnsel voor als in de Bondsrepubliek. Reeds in het
eerste kwartaal van dit jaar vertoonde het uitvoerover-
schot een stijging van 161 mln. mark: Tegelijkertijd
kwamen 21 pCt. meer exportorders binnen. De indus-
trie wordt voortdurend exportintensiever. Dit neemt
echter niet weg, dat ons land zijn positie op de markt
van West-Berlijn nog aanmerkelijk kan versterken. Dat
heeft onder andere de actie voor de bintje-aardappel –
bewezen. Dank zij een goede organisatie en een handi-
ge reclame is de omzet in korte tijd meer dan verdub-
beld.
Men moet hier echter opmerken, dat Fransen, Itali-
anen en Denen in dit verband actiever zijn. Zij organi-
seren ware exporoffensieven, waartegenover de Nç-
derlandse inspanningen verbleken. Een nauwere samen-
werking tussen Nederlandse exportorganisaties en de
bevoegde instanties in West-Berlijn zou hier ongetwij-
feld op haar plaats zijn. Dat 2,6 ,mln. West-Berlijners
driemaal zoveel Nederlandse produkten kopen als 18
mln. Oost-Duitsers, is misschien een verheugend feit,
maar toch geen reden om op zijn lauweren te rusten.
italianen, Fransen en Denen zijn te duchten conêurren-
ten. België komt steeds sterker naar voren. Polen, Hon-
garije, Roemenië en Bulgarije vergroten gestaag hun
marktaandeel. Dit noopt tot versterkte waakzaamheid,
indien Nederland als de belangrijkste klant van West-
Berlijn ook de belangrijkste leverancier wil blijven.
Berlijn.
.
L. J. M. VAN DEN BERK.
E.-S.B. 15-7-1964
/
–
het
bankkrediet
aan
de
private
sector
van
belang.
•,.
S
S
.’
-,
………………
.
1
.
Blijkens de laatste cijfers van deze kredietverlening, die
–
iltimo mei betroffen, heeft de uitbreiding in mei slechts
Geidmarkt.
”
.
f. 20 mln, bedragen. Hierbij moet men in, aanmerkiiig,,
Een slechts beperkt terugstromen van bankpapier (f. 53′
nemen, dat de seizoensinvioed-in deze maand
y
an betekenis
‘mln.) en’ een daling van het Rijkstegoed bij De Neder-
is en slechts een deel van de kredietverlening aan de parti-
landshe Bank (f. 38 mln.) stelden de banken in de 6 juli
‘culiere sector onder de gediagslijn valt.
eindigende periode in staat de ‘aankoop van f. 28 mln.’
–
Het netto .buitenlandse actief der handelsbanken is in
déviezen te finncieren en haar saldi bij de Centrale Bank
mei sterk teruggelopen, nl. van f. 1.663 mln. naar f. .1.203
”
met f.
55
mln, te versterken. Daarmede kwam dit tegöed
mln. Deze beweging is de resultante van
t
1et’verder op-
weer boven-het tot 15 juli geldende “bedrag van het straf-
lopen van de schulden aan het buitenland, praktisch geheel
deposito, (f. 109′ mln.). Reeds in verband met het stelsel
verplichtingen op korte termijn, ‘en een daling (ni. met’
van het driemaandsgemiddelde zal per 15juli hef deposito
f. 272 mln.) van de vorderingen op het buitenland, die be-
–
omhoog gaan.
Daarnaast is de verdere expansie van
staan uit uitzettingeri op de open en de besloten geld-
–
«KWANTITEIT
•
,
f
‘.
‘
‘
S
,
‘
,1tI4p.•
–
.
–
.
‘:
.
DER NEDERLANDEN
KWALITEIT?
‘
:STT
5’/ pct. LENING 1964
Wanneer het
ii
vooral
om’
–
de kwantiteit van de reacties
uitgegeven krachtens de Leningwet 1964 (Stb. nr. 185)
op
door
Uw
onderneming
geplaatste. personeelsannonces
‘
f, 200,000,000
gaat, dan menen wij er goed
GROOT
aan
te
doen
U ‘tevoren
te
‘,
‘
‘
,•.,-
‘
moeten afraden deze annonces
KOERS VAN UITGI FTE
99°!,
in
,,E.-S.B.”
te plaatsen. Hon-
.
derden
reacties
voorspellen
‘
Schuidbewij zeh aan toonder
nominaal f.
1000
f.ioo.
groot
en
wij U beslist niet.
,
,
–
Schuldregisterinschrijvingen groot ten minste f.
100.000.
«
-‘
‘Looptijd ten hoogste
25
jareü
Wilt U echter een indruk heb-
Delging in
20
gelijke jaarlijkse ternhijen; eerste aflossing op
‘
ben
,
van
de kwaliteit van de
–
1
augustus
1970. Vervroegde gedeeltelijke of algehele
binnenkomende reacties,
dan
,
‘
delging de eerste tien jaren niet toegestaan.
zal het U interesseren dat tal-
‘
‘
*
•
rijke grote ondernemingen re-
-‘
Jaatcoupons per 1 augustus
gelmatig
,,E.-S.B.”
inschakelen
als medium voor het oproepen
‘
‘INSCHRIJVING
.
van functionarissen op hoog
niveau. De ervaring leert deze
(
‘
, ,
p
16 juli 1964 van 9-16 uur’
‘
bedrijven
namelijk ‘-dat ‘een
‘
..
.
.
.
.
…
‘
–
bij riet Agentschap van het Ministerie van Financien te
oproep in
,,E.-S.B.
geplaatst,
Amsterdam, uitsluitend do6r bemiddeling van de leden van
–
een
prima/selectie
van
het
–
de Vereeniging voor den Effectenhandel .te Amsterdam,
‘
aantal reacties betekent,
het-
,
deVereeniging van Effectenhandelaren te Rotterdam of van
geen ‘een
met
onbelangrijke
‘
‘
de Bond voor den Geld- en Effectenhandel in deProvincie
-aanwijzing is wat betreft het
J
•
‘
te ‘s-Gravenhage.
.
,,aanbod
.
Aanvragen tot inschrijving moeten zo tijdig worden opge-
–
geven, dat zij door de Bank of Commissionair op de
–
Zoekt U het in de kwaliteit
.
–
inschrijvingsdag v66r 16 uur kunnen worden ingé’diend
..
4
‘
van de reacties op
Uw
per-
het Agentschap.
–
‘
‘
bij
‘
soneelannonces,
dan
geven
–
TORTING
wij U ernstig’ in overweging
–
om -,,E.-S.B.”
als mèdium in
,
op 3 augustus 1964 v66r 12.30 uur
/
te
schakelen.
–
‘
/
bij de Nederlandsche Bank -te Amsterdam
,
Advertentie-afdeling
,,E.-S.B.”
–
Postbus
42
–
Schiedam.
-.4
.
‘E.-.S,B,
15-7-1964
633
–
–
–
t
–
S
‘..
‘
-.
‘
.4
‘
-‘
4-
-.5
“.5
–
.4
•
‘:
,
de overeenkomstige periode vorig jaar. In juni vondenaan-
kondigingen plaats tot een bedrag van f. 105,7 mln., w.o.
meer dan de helft aandelen. Deze cijfers demonstreren
duidelijk de toegenomen activiteit op de publieke markt.
tndexci,jfers aandelen
30 dec.
H.
&
L.
3 juli
10 juli
(1953
=
100)
1963
–
1964
1964
1964
–
Algemeen
……………….
392
419-394
407
406
lntern.concerns
…………..
548
598-553
581 581
Industrie
………………
341
357 —340
343
34!
Scheepvaart
…………….
153
161 —137
137 138
Banken
…………………
232
249 – 230
233 233
Handel enz .
…………….
165
175— 165
168
164
Bron:
A.N.P.-C.B.S., Prïjscourant.
Aandelenkoersen.
Kon. Petroleum
………….
t. 147,50a)
‘
t. 162,80
17.163,10
PhilipsO.B.
…………….
t. 148,30
f. 153,60
f. 152,20
Unilever
……………….
t. 138,90 f. 144,30
f. 145,80
ExpI. Mij. Scheveningen
…….
398
298
320
A.K.0
………………….
526
4645
464
Hoog’ovens, n.r.c.
………..
5645
632 625+
Kon. Zout-Ketjen, n.r.c .
…..
775
869 868
Nationale-Nederlanden, c
870
9015
795′
Zwanenberg-Organon
……..
900
975
960
Robeco
…………………
t. 227 t. 233
f. 234
Lang!. staatsobl. b)
………
4,71
5,08
5,28
Aand.; internationalen b)
……
3,15 c)
.
3,35
lokalen b)
………..
3,66 c)
.
3,56
Disconto driemaands schatkist-
–
papier
………………..
21
.
4
Gecorrigeerd in verband met bonus.
Bron:
Veertiendaags Beursoverzicht Amsterdamsche Bank.
19 december 1963.
C. D. JONGMAN.
HO
ifA1 HE SOCIETEIT
RZEKERINGEN N.V.
markten, De cijfers van de uitzettingen op de open markt
(vooral termijndeposito’s bij buitenlandse banken, daar-
naast wat buitenlands schatkistpapier) tonen een sterkere
daling dan de overige vorderingen. Het oplopen vah de
kortiopende buitenlandse schulden der banken zou nog
wel eens een monetair politiek probleem kunnen worden
omdat het in zekere zin de import van inflatie betekent.
itt
de afgelopen week ontstond enige ontspanning als
gevolg van het terugvloeienvan bankpapier. De rente voor
daggeld daalde tot 3 pCt.
Kapitaalmarkt.
De Staatslening heeft inderdaad een opwaartse invloed
op de rentestand gehad. in de week waarin de mededeling
plaats heeft gevonden steeg de gemiddelde rente van lang-
lopende Staatsleningen van 5,08 pCt. tot 5,28 pCt.
in de eerste vijf maanden van 1964 bedroegen de emissies
volgens persberichten f. 85,5 mln. tegenover f.48,1 mln. in
New York.
Dow Jones Industrials
……..
760
848
STICHTING NATIONALE CONTACTCOMMISSIE
– VOOR GEZINSBELANGEN
vraagt wegens uitbreiding van haar werkzaamheden
STAFFUNCTIONARIS
(m. of vr.)
voor behandeling yan gezinsbudgettaire vraagstukken.
De taak omvat:
.secretariaatsvoering van de betreffende sectie,
voor,bereiding beleidsadviezen,
participatie in de gemeenschappelijke arbeid van
gezins- en consumentenorganisaties nationaal- en
internationaal, vnl. in Brussel,
enige publicistische arbeid.
Rentestand.
Vereisten zijn:
gefundeerde belangstelling voor gezinspolitieke
vraagstukken,
oriëntering in de Europese verhoudingen en samen-
*erking,
goed stylist eti vaardigheid in schriftelijk en monde-
ling gebruik van het Frans.
Positieregeling naar gelang van opleiding en ervaring
op basis van inpassing in de ambtelijke schaal van:
Referendaris 11 f 9.720 – 14.964 of
Referendaris
f13.308 – 17.724
excl. 4% vakantietoeslag, huurcomp. en eventuele
kindertoelage. A.O.W. premie wordt nit ingehouden.
Eventueel opname in Burgerlijk Pensioenfonds.
Geïnteresseerden worden uitgenodigd zich véér 1
augustus te wenden tot de Secretaris van de Stichting
N.C.G., Laan van N.O. Indië 4, Den Haag.
634
A1BO7
S..
meer dan –
anderhalve eeûw
levensverzekering
HOOFDKANTOOR
Herengracht 475, Tel. (020) 221322, AMSTERDAM
C,
HEAD OFFICE FOR CANADA
Holland Life BulIdIng
I
–
1130 Bay Street, Tel. WA
5-4511.TORONTO.
84
.
E.-S.B. 15-7-1964
RECENTE PUBLIKATIES
J. A. Schumpeter: Kapitalisme, Socialisme en Democratie.
Uitg. C. de Boer Jr., Hilversum 1963, 306 blz., f. 9.
Hoewel dit boek reeds in 1943 verscheen is de vertaling
van dit briljante werk twintig jaar later ongetwijfeld nog
geheel verantwoord.
De meest bekend geworden delen zijn die waarin resp.
het – als zeer waarschijnlijk geachte – ontstaan en de
wijze van functioneren van een socialistische samenleving
worden behandeld. Schümpeters visie op de evolutie
naar zo’n samenleving wijkt af van die van Marx’ natuur-
noodzakelijkheid. Schumpeter meende dat de grote eco-
nomische prestaties vân het kapitalisme, in wisselwerking
niet een aantal andere, vooral sociologische en psycholo-
gische,. verschijnselen tot de ondergang van dat stelsel
zullen leiden. Tot deze vershijnselen behoren de verzelf-
standiging en vermaatschappelijking van de moderne
ondernemingen met haar gesalarieerde directeuren (waar-
door het individuele eigendomsbelang en de daarmede
samenhangende levenshouding zouden verdwijnen) en
de uitbreiding van de rationalistische levenshouding –
die haar oorsprong vindt in het economisch handelen –
tot alle levensgebieden (waardoor de bourgeois de feodaal-
aristocrâtische staatsstructuur ondermijnt) en tot de
vijandige, niet-burgerlijke groepen.
Eveneens in afwijking van Marx, stelt en analyseert
Schumpeter het probleem van een functioneren van een
socialistische maatschappij. De logica van het socialis-
tische grondplan zou een hoger niveau van rationaliteit
vertegenwoordigen en tevens feitelijk kunnen functioneren.
Aan de leer van Marx is het eerste deel gewijd, waarin het
emotionele onderwerp nu eens niet in een zwart-wit
schema, doch op een genuanceerde wijze wordt benaderd.
Het meest actueel lijkt ons het vierde deel over het
vraagstuk van de democratie. Schumpeter vôlstaat niet
met het aantonen van de discrepantie van de klassieke leer
van de volkssoevereiniteit niet de feitelijke situatie, doch
Ontwerpt een andere theorie, ni. die van de concurrentie
om het politieke leiderschap.
U reageert op annonces in E.S.B.”?
Wilt U dat dan steeds kenbaar maken!
MIDDLE EAST OUL COMPANY
requiresa numberof
SENIOR STAFF
for the
C,OMPUTER DIVISION
Positions are available for graduates, aged 30-45,
in mathematics and/or business administration, but
applicants with equivalent qualifications or consid-
erable experience are also invited to apply.
Several years of experience in applied mathematics,
• using electronic computers, is necessary. Know-
ledge of IBM 1401 is essential and of 7040 is very
desirable: The top positions require experience to
include 4 years in senior supervisory capacity.
Two year tour of.duty, but paid leave maybe taken
annually. Family accommodation and free family
passages provided. Salaries offered will depend on
experience and should permit substantial savings.
Qualified and interested candidates should write
brief details to address below. Applications will be
held strictly confidential and, if required, will not
O
be forwarded to the company untili further notice
of the applicant.
ir. C. U.
M. Eijsbouts w.i.
Adviesbureau voor Organisatie en Ontwikkeling.
Pettelaarse weg 133, ‘s-Hertogenbosch, Tel. 04100-36672.
E.-S.B.
15-7-1964
• 635
–
S
düt is, ons
probleem
– Wij groeien snel. En daarmee het aantal topfuncties bij
onze instelling. Er moeten mensen klaar staan om deze
functies te gaan bezetten, over vijf jaar, over tien jaar.
a.s. ECONOMEN
de ‘binnen
1
62 jaar denken af te studeren, in staat om
als werkstudent op een van ‘onze grote kantoren zich te
bekwamen in o.a.
• BEDRIJFSFINANCIERING
• MIDDENSTANDSPROBLEMATIEK
V
–
• EFFECTENVOORLICHTING
• BANKADMINISTRATIE
De mogelijkheid wordt hiermede geboden
e
zich te oriën-
teren omtrent het moderne bankwezen. Blijft het beroep
van bankier U fascineren, dan is de (bijna) ideale com-
binate voor een snelle start aanwezig: grondige theore-
tische inzichten naast praktijkervaring. –
Werktijden zullen wij in gezamenlijk overleg regelen. Wij betalen U een .00nvangs-
salaris, dat ook bij een werkweek von minder dan 5 dagen tot financiële zelfstandig-
heid in staat stelt.
Belangstellenden kunnen zich schriftelijk (onder vermelding van kenmerk ,,Ey”) of
telefonisch in verbinding stellen met de afdeling Personeelszaken, Herengracht 580
te Amsterdam. (tel.: 020.6 31_31 toestel 2416),
NEDERLANDSCHE MIDpENSTANDSBANK N.V.
AbonneerV U op
–
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie
van
Prof. P. Hennipman,
ol
Prof. A. M. de Jong,
Prof. F. J. de Jong,
Prof. P. B. Kreukniet,
Prof. H. W. Lambers,
Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart,
Prof. J. Zijlstra.
*
Abonnementsprijs f. 30; voor
studenten f.
15.
*
Abonnementen worden aan-
genomen door de boekhandel
en door uitgevers
DE ERVEN F. BOHN
TE HAARLEM
JIuiI. yebr..iIi
1a11
‘
roor het oproepen van sollicitanten voor leidende
de rubriek
–
functies.
Het aantal reacties, dat deze annonces –
ten gevolge hebben, is doorgaarisuiterxnate be-
vredigend; begrijpelijk: omdat er bijna geen
VACATURE S
grote intelIing is, die dit blad niet regelmatig
–
ontvangt en waca het met cix
–
culeertl
-.
636
‘
.
‘
‘
E.-S.B. 15-7-1964
–
”
.
‘S-
–
‘t
4,
4
–
–
– –
t
1 1V
t
1h
–
–
:
VAN DIE
II
–
VERENIGING VOOR CENTRALE ELEKTRONISCHE
ADMINISTRATIE – C.E.A.
AF
WET-RISICO
loon-, voorraad-, debiteuren-administratie,facturering
•
•
enz. met behulp van elektronische apparatuur.
Z-ORG-:
,
BEN 1I(
,
–
bedrijfs.v.a..verzekeri’ng – motorrijtuigverzekering
–
.
ongevallenverzèkering voor inzittenden yan a
u
to-
Eindelijk verlost van die papierwinkel sinds ikmijrT administratieve rompslomp
mobielen collectieve invaliditeitsverzekering.
kan overlaten aan de computer van de C.E.A.
BRAND-RISICO
brand- en bedrijfsschadeverzekering van industriele
Ook mijn verzekeringsproblemen heb ik aan CENTRAAL BEHEER toevertrouwd.
en andere objekten.
Diè zijn alle uitstekend opgelost. Ook van die zorg ben ik af.
”
MOLESTRIS!CO,
.
verzekering tegen oorlogsschade, stormschade en’
–
.
•
andere risico’s.
CENTRAAL BEHEER en de bij haar aangesloten onderlinge ondernemersorgani.
–
VER VOER.RISICO
.
saties geven u voorlichtig en treffén voor u de juiste voorzieningen, voor uw
–
transportverzekering van goederenzendingen in
binnen- en buitenland.
• verzekeringen, en de
4
utvoering van uw salaris-, loon- en andere administraties.
PENSIOEN-RISICO
–
•
‘
.
• –
collectieve ouderdoms-, weduwen-, wezen- en inva-
liditeitsverzekering
-CENTRAAL BEHEER
BOSENLOMMERPLANTSOEN1AMSTERDAM-W.TEL.134971-P0sTBUSB400
-.
-,
••
S”
E S B 15 7 1964
637
1
UTTGEBR.
EC. BOEKERIJ,
vooral bedr. ee.,
voorts jur. sexuol. en theol.
wordt drastisch
ingekrompen.
Catal. gratis verkrijgb. bij
C. E. L. Simonis, Buys
Ballotstraat 49, Leiden.
N.V. PHILIPSDUPHAR
Pharmaceutisch-Chemische Industrie
MEDEWERKER ÂDMINISTRATIEVE ORGANISATIE
De medewerker, die wij zoeken, weet, dat de
administratie in een moderne onderneming eenonmisbaar hulpmiddel is voor de
beleidsbepaling. Door opleiding en ervaring
kent hij de taak van dit staforgaan en
onderkent hij het grote belang van
zijn
registrerende en adviserende functie. Ook weet hij, dat het noodzakelijk is om de
ontwikkelingen op het gebied van
informatieverwerking voortdurend te volgen
en de modernste technieken toe te passen.
Wat hij (mogelijk) niet weet, is, dat Philips-Duphar een pharmaceutisch-
chemische industrie is, die een veelzijdige
aktiviteit ontwikkelt t.b.v. de gezondheid
van mens, dier en plant; een industrie met
aktiviteiten niet alleen in Nederland maar
over de hele wereld: een industrie dus,
waarin toepassing van genoemde
administratieve technieken onontbeerlijk is.
In deze industrie is op het gebied van de administratieve organisatie thans een
vacature. Onze belangstelling voor een
deskundige medewerker (S.P.D. of M.O.-
niveau) is hiermede verklaard.
Hij wordt uitgenodigd om telefonisçh
(020 – 73 12 26, toestel 321) contact met ons op te nemen.
Philips-Duphar, Apollolaan 151, Amsterdam.
ADVERTEREN
kost geld
/
*
NIET adverteren
kost veel
meer geld
1
DE
TWENTSCHE BANK
N.J’
en geaffihieerde binnenlandse banken
Gecombineerdé maandstaat
op 30juni
1964
1963
1964
1963
Kas, kassiers en daggeldieningen
. . .
f
62.466.000
f
74.673.000
Kapitaal.
…
……………
61.000.000
f
60.500.000
Nederlands schatkistpapier ……..
435.400.000
395.200.000
Reserve
……………….
52.000.000
»
50.000.000
Ander overheidspapier
………
»
203.599.000 •
157.154.000
Termijndeposito’s
………….
471.169.000
,,
446.224.000
Wissels …
……………..
29.931.000
•
31.026.000
Spaargelden
…………….
393.355.000
,,
344.479.000
Bankiers in binnen- en buitenland.
.
117.658.000 •
244.052.000
Crediteuren .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
943.137.000
»
907.605.000
Effecten, syndicaten en waarden
. .
85.049.000
79.041.000
Geaccepteerde wissels .
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
1.461.000
1.735.000
Prolongties en ‘oorschotten
Kassiers en genomen daggeldieningen
7.104.000
»
– –
tegen effecten
75.936.000
61.082.000
Overlopende saldi en andere rekeningen
64.357.000
,
55.408.000
Debiteuren
…………….
•
965.116.000
»
811.368.000
Deelnemingen (mci. voorschotten)
.
13.428.000
•
7.355.000
Gebouwen ……………..
5.000.000 •
5.000.000
f1.993.583.000 f1.865.951.000
f1.993.583.000 f 1.865.951 .000
638
–
.
E.-.B.
15-7-1964