89 APRIL 1986
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Ec
‘
onomisch
‘
~Stati
*
sti
*
sche.
Berichte
‘
n
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
21E JAARGANG
WOENSDAG 29APRIL 1936
. . No.
1061
COMMISSIE VAN REDACTIE:
.
.
27 APRIL
1936.
P.
Lie!tinck;
N. J. I’olak; J. Tinbergen; F.
o’e Vries
en
i)e ruimte op onze gelclmarkt is ongewijzigd gehie-
1/.
A. van der Valk (Redacteur-Secretariz)
ven. Waar met ‘den Mei-termijn eerder nog aanzien-
lijke bedragen vrij zullen komen, laat ‘het zich aan-
–
‘
zien —”behoudens dan wellidht op de eerste dagen –
Assistent-Redacteur: L. R. W.
Soutendijk.
‘dat in de naaste toekomst meer middelen dan wellidht
–
gewenscht is ter belegging beschikbaar zullen blijven.
De Minister heeft al reeds van ‘dezen geldo’vervl’oed
Redactie-adres: Pieter de lioochweg
122,
Rctf,erdom.
geprofiteerd hij de laatste schatkistpapier emissie,
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige p1uvtwe,
waarvan het resultaat als volgt is
51,-
1L5
fl00 P t,-pfrp,’n,jn,,-,
R4fl’4,
‘
– •
ingesdlhr. toegcw.
op disc.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij
abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en gsro-rekening
No. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco’ p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Sta tis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar.
Buitenland
en Koloniën resp. f 18,—,
f 6,—
en
f 23,— per jaar. Losse nummers 50
cent. Dona-
teurs en leden van het
Nederlandsch Economisch Instituut
oulvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD.
Biz.
I
–
IE’i’ 125-JARIG BESTAAN OER AMSTERDAMSOF1E KAMER
VAN KOOPHANOEL EN FBRIEKEN
door
Mr.
D. A.
Delprat ………………………………….
310
Industrialisatie van Nedarlancl door
Dr. II. M. II. A.
van der
Valk ………………………………311
Voorgestelde wijziging van de Geldsciiieterswet en cle
betaaizegellcassan door
A. W. Hermse …………
312
De invloed van cie Arbeiclswet
Op
cle kosten van onze
broodvoo rzieni ng door
Dr. B. A nvmerlaan……….
314
In- all uitvoer van steenkolen iii het eerste kwartaal
1936
door J)r. A. de Graaff ……………………
317
liet absolute rendabiliteitsbeginsel in liet verkeers-
wezen door
Dr. E.
D.’ de Meester
………………
319
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
Raming van de met bieten bebouwde oppervlakte
van Europa door
Dr. Gustav 4iknsc!i ………..
320
MAANDCiJFERS:
Hypotheekrente in Nederland ………………..321
STATISTIEKEN
…………………………..
321-324
Geldkoersen. – Wisselkoersen.’ – Bankitaten.
it
miii. Gids.
prijs
rendeju. basis
3-imiaamids
——19.8
19.5
997.12
‘
6-nia.ands —–
12.1
‘ 9.13
991.68
1%
1-jaars 3%
15.7
15.2 1.005.35 ‘ . 2/% 2%%
6
5.4
1.000.—
3%’% 3%%
De veel 6 esproken
–
Franohe leening ‘sdhijn’t voor-
loopig ‘van de haan te ‘zijn; controleehare gegevens
Or over onhreken echter. De prijs voor 3-maands
‘hankcccepten is tegen verleden wech o.ngewij.zijgd ge-
bleven: 3½ á
7w
pOt. Ca’ll voor zoover te plaatsen
‘4 pOt. Prolongaiie 1% pOt.
* *
‘Tan.
‘cle wisselmarkt nog ‘maar steeds weinig nieuws.
De koersen blijven tamelijk wel ‘onveranderd, echter
met een tendens eerder ‘naar beneden. P’on’den
7.28%
—7.27%, Dollars onveranderd’ 1.47%. De $/f ‘koers
werd ‘op 4.93% gehouden’. Fransdhe Francs kwamen
,
mrn 9.71% op 9.70%L De £/Frs: koers ‘werd een weinig
hooger ‘gchandhaafd: 75. De
$
‘koers in Parijs is weer
bp het gouduitvoerpunt – 15.19 – aan.gelan’d. Er
zijn inderdaad ook weer •goudremi’ses van Frankrijk
naar Amerika onderweg. Tp’c’h maakt het ‘den indruk,
dat, er ditmaal eenige aarzelin’g ‘bestaat in thet weg-
halen van goud hij de
Banciue
de France; ‘di’t ‘komt
natuurlijk ‘het ‘op peil houden van de ‘gou’d’dekking
ten goede, ‘doc’h beroof’t de markt van -cle hei’lzanxe
werking van een reactie in de .wisselkoerseii na ecu
gou’d’versohepin’g Belga’s 24.93-24.91/.. Zwitser-
sehe Franes onveranderd 48.02. Vrije Marken 59.26,
met ‘maar weinig za’ken. Gezocht waren Regis’ter.mar-
ken, die in koers verbeterden. Uit Polen worden
nieuwe valutarestri’cties ‘gemeld. Naar verluid t zullen
de b’estaan’d’6 huitenlan’cl’sch’e ‘saldi nog slechts voor
h’innenlandsdhe betalingen
moSen
worden ‘ghruik’t en
niet meer voor omwisseling in andere ‘deviezen in
aanmerking komen.
Van ‘de termijnmarkt geen wijzigingen, van belang.
Slechts Ponden op lrie-niaands-leverin’g waren ten-
slot-te o’p 5% e. aa’ngchoden. –
Op ‘de goudmarkt is de toestand ongewijzigd ge-
bleven. De prijzen zijn tegen verleden-week niet ver-
anderd. Marken ‘han’kpapier 39%, Marken zilver 43
bied end.
310
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
29 April
1936
HET 125-JARIG BESTAAN DER AMSTERDAMSCHE
KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.
Voor de eerste maal lbijeengekonien op 1 Mei 1811
ter installatie ‘van hare leden ‘door ‘den toenmaligen
prefect van het Departement van de Zui’derzee, de
Oelles, herden’kt de Amsterdnmsche Kamer van Koop-
‘handel op ‘den gelijknainigen ‘dag van dit jaar ‘haar
125-jarig bestaan. Voor bestuurderen en leden een
moment om ‘eriti’soh terug te zien op hetgeen tot
stand gebracht werd, voor hen en anderen, wien ‘het
welzijn van Amsterdams ‘handel en nijverheid ter
harte ‘gaat, een •oogeivb’lik om ‘zich rekenschap te geven
van de beteekenis, welke het officieele ‘orgaan van
het (bedrijfsleven zich ‘heeft weten te verwerven.
De jaarverslagen der Kamer, voor het eerst over
‘het jaar 1861 publiek verkrij’gbaar ‘gesteld, de Nieuw
–
jaarsredevoeri
–
ngen harer Voorzitters en Zwart’s chro-
nologiscih overzicht’) van ‘het in ‘de eerste ‘honderd
jaar in openbare vergadering verhandelde, vormen
met andere ‘bronnen een basis voor ‘het leeren ken-
nen van ‘de geschiedenis der Kamer. Een Ge’denkboek,
‘dat ‘thans ibij thaar 25e lustrum zal verschijnen, en
waarin hare ,,fata et acta” beschouwd worden •in het
grooter veihand van Nederlands economische ge-
schiedenis sin’d’s 1811, zal ‘cle houwstof, vereisoht •voor
het opstllen eener balans, co’rnpleteeren. De ‘gesdhiedenis der Kamer valt in twee scherp ge-
scheiden ‘periodes uiteen – het tijdperk tot aan ‘de
reorganisatie van 1922, waarin ‘de Kamer zich in
‘hoofdzaak tot a’dviseerend werk beperkte, en het tijd-
vak na het in ‘werking treden van de ,,wet ‘op ‘de
Kamers van Koophandel 1920″ (wet van 26 Maart
1920, S. 152), ‘krachtens welke wet aan ‘de Kamers
‘een aanzienlijk omvangrijker taak opgedragen werd.
Ondanks ‘het verschil in werkzaamheden valt een
nauwe verwantschap aan te wijzen tussehen ‘de Kamer
van vSSr en die van na
1922.
Aan de ou’de Kamer
dankt ‘de ‘tegen’woordige organisatie voor een belang-
rijk ‘deel ‘haar posi’tie in ‘het ‘bedrijfsleven; ‘de traditie,
welke zidh ‘in ‘de 19e eeuw bij de uitoefening harer
adviseeren’de taak vestigde, ‘heeft zich in ‘de gereorga-
niseer,d’e Kamer voortgezet, en ‘de ervaring, ‘daarbij
verworven, heeft ‘de Kn’mer van na 1922 zidh ten
nutte weten te maken.
Van have oprichting af heeft ‘de Amsterdamsche
Kamer edn rol ‘gespeeld in ‘de ontwikkeling van het
economische leven ‘der, hoofdstad. Aanvankelijk ver-
leende zij hare medewerking hij’ ‘het tot stand ‘brengen
van ‘de reeks van maatregelen, ‘welke het jonge Ko-
ninkrijk bhoef’de om d’e ‘organisatie van zijn ‘handel’
aan ‘te passen aan de gewijzigde omstandigheden ‘der
19e eeuw. De opkomst en ‘de doorwerking der liberale
‘gedachte vonden in de adviezen ‘der Kamer weer-
klank; ‘hare inwendige organisatie werd na 1848 dier-
‘zien in ‘den’zelfden geest als onze andere staa’tsinstel-
li’n’gen. In ‘de tweede helft ‘der 19e eeuw en den aan-
vang ‘der 20e eeuw heeft ‘de Kamer. met ruimen blik
en groo’te vast’houden’dhei’d ‘cle outilla’ge van ‘handel
en ‘verkeer van Amsterdam in ‘het middelpunt haTer
‘belangstelling ‘gebracht en ‘de ontwikkeling der wel-
vaart van het bedrijfsleven krachtig gesteund. Zoo
had de Kamer, welke in 1922 het veld moest ruimen,
een waardevolle traditie ‘opgcbouwd.
Het arbei’dsveid ‘der Kamer werd met het in ver-
king treden ‘der wet van 1920 belangrijk uitgebrei’d.
Aan hare adviseerende taak werd krachtens deze wet
‘toegevoegd ‘de plicht medewerking te verleenen aan
de uitvoering van wetten en Koninklijke Besluiten.
Als eerste ui’tvloeisel van deze nieuwe plicht werd ‘cle Kamer belast met ‘het beheer van het Handels-
register. Beter dan ‘welke ‘beschouwing ook, geven
onderstaande ‘cijfers ‘de ‘beteekenis aan, die ‘deze ,,bur-
‘gerlijke stand van het bedrijfsleven” zich in Amster-
dam ‘heeft weten te verwerven. Het Handelsregister
beschikte op 31 Dec. 1922 over 17.066 dossiers; ‘ge-
raadpleegd ‘in 1022 19.850 ‘dossiers; op 31 Dec. 1935
1)
B. C. E. Zwart, ,,De Kamer van Koophandel en Fa-
brieken ‘te Amsterdam
1811-1911″;
Amsterdam,
1911.
over 47.700 ‘dossiers; geraadpleegd in 1935- ‘89.013
dossiers.
Spoedig na ‘het ‘optreden ‘der ‘gereorganiseercie
Kamer werd ‘hare medewerking ingeroepen ibij
,
‘de uit-
voering ‘der nieuwe wet op ‘de makelaardij (wet van
5 Mei 1022, S. 247). De crisisomstandigheden, welke
steeds verdergaande ‘bemoeiing van de overhei’d met
‘het bedrijfsleven •me’dehranhten, zagen een verdere in-
schakeling der Kamer. Dc Cris’isinvoerwet, ‘de wet
op de evenredige vraehtverdee’ling, en de wet op de
u’i’tverkoopen bhooren tot de voornaamste maatrege-
len, welker vlot’te uitvoering ‘door ‘de plaatselijke ken-
nis van de Kamer en haar nauw contact met ‘het
bedrijfsleven zeer ‘bevorderd’ werd. Nieuwe regelin-
gen, waarbij de Kamers van Koophandel worden in-
‘gescha’keld, ‘zijn ‘de
wettelijke
regeling van ‘het af
–
‘hef,alingsbeclrijf en de Vestigings’wet voor ‘het Klein-
bedrijf.
Ook on’verp’licht ‘heeft de Amsterdamsche instel-
ling op menig gebied ervaring en organisatie in
dienst van ‘handel en nijverheid gesteld. V’oorop staat
hier ‘de IIancl’elsvoorlichtingsd’ienst. Voor een zeer ‘be-
langrijk ‘deel ontstaan uit ‘de eisohen, aan hare advi-
seeren’de taak ‘ontsproten, ‘wist ‘deze ‘d’ienst sin’ds 1923
‘de voor ei’gen ‘gebruik ‘der Kamer reeds benoodi’g’de
‘gegevens ‘op practische wijze voor ‘het publiek toe-
gankelijk ‘te ‘maken. De volgende cij’fers geven een
beeld ‘van ‘het stijgend gebruik van dezen ‘dienst:
1924-1930 jaarlijks ‘gemiddeld 2.597 verstrekte in-
lich tin.gen; 1935 6.245 verstrekte inlichti n’gen.
‘Ook op ander gebied heeft ‘de Kamer het ‘bedrijfs-
leven aan zidh verplidht. Zij zorgde voor ‘de afgifte
‘ven certificaten van oorsprong, de ‘benoeming van
arbiters en deskundigen, Ibeëedi’ging van meters en
vegers,
‘zij
nam ‘het initiatief tot het verschijnen van
verschillende publicaties en zag er op toe, dat de
ijs’hestrijding op Asterdams toegangswegen te water
meer systematisch geregeld werd.
De ad’v’iseere’nd’e taak vergde ook van cle nieuwe
Kamer veel tijd ‘en aandacht. Welisvaar werd niet steeds de hand gehouden aan ‘hetgeen de M. v. T.
op ‘de wet van 1920 als regel aangegeven ha’d: ‘het
hooren der Kamers ‘door ‘de ‘Overheid over onderwer-pen, welke ‘handel en nijveiihei’d in ruimen zin zouden
betreffen, en wel v66r ‘de indiening daarvan. Ook
zonder ‘dat zij geraadpleegd was, heeft ‘cle Kamer
zich evenwel niet laten weerhouden ‘hare ‘meenin’g ter
kennis van ‘de autoriteiten te brengen, wanneer zij
dat voor ‘de ‘haar toevertrouwde ‘belangen noodzakelijk
achtte.
Bij
‘de keuze der onderwerpen, waarover ‘zij
advies ‘gaf, heeft de Kamer zidh enkele beperkin’gen
opgelegd: over sociale aangelegenheden heeft zij zich
alleen geuit, wanneer ‘zij meende, ‘dat de’ze voorstellen
gewichtige economische belangen zouden schaden;
onderwerpen, voor velker ibe)harûi’ging in ‘het vrije bedrijfsleven organisaties aanwezig waren, ‘heeft zij aan deze overgelaten. Jaarverslagen en Nieu’wjaars-
redevoeringen ‘harer Toorzitters leggen getuigenis af
van de talrijkheid en veelzijdigheidl der onderwerpen,
waarover de Kamer advies uitbracht. De waarde van
‘deze adviezen wordt wel het Ibeste aangetoond ‘door
‘het gezag, ‘dat de Kamer zich in den ‘loop der jaren
‘heeft weten te scheppen.
De ‘wet van 1920 gaf aan de Kamer ‘met het ‘beheer
van ‘het Handelsregister een krachtige financieele
basis. Zij kon daardoor ‘haar apparaat overeenkomstig
de ‘steeds ‘groeiende eischen toerusten en steun ver-
leenen aan algemeene belangen van ‘handel en nij-
v’eihei’d.
Tenslotte hraht ‘deze wet een fun’damenteele wij-
‘zi’ging in ‘de samenstelling ‘d’er Kamer tot stand:
naast vertegenwoordigers van het ‘grootbedrjf zouden
in het vervolg ook ‘representanten van den midden-
s’tan’d en ‘het kleinbedrijf zitting nemen. Een inge-
wi’kke’l’d kiesstelsel, op de beginselen ‘der ev’enredi’ge
vertegenwoordiging opgebouwd, regelde ‘de verkiezing
‘van de leden der beide groepen. De practi,j’k ‘heeft
uitgewezen, dat ‘de Kamer jui’st dan de beste afspie-
29 April 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
311
geflrrg ‘geeft van de versdhiliende belangen in het be-
drijfsleven, wanneer hare samenstelling door onder-
ling overleg in plaats van door verkiezing plaats
vindt. Dat overleg ibleek ‘in Amsterdam vaak moge-
lijk en men wist ‘daardoor hetgeen Quack reeds al’s
ideaal had aangegeven: ,,De ‘besten van ‘de kooplie-
den zaten juist in de Kamer van Koophandel” veel’s-
zins te benaderen. Met voldoening zij in ‘dit ver’ban’d
tevens geconstateerd, hoe bij alle verschil van mee-
nin’g een scheidslijn tusseben de leden van groot- en
kleinbedrijf nimmer geconstateerd kon worden.
Hoewel gering in aantal, waren de jaren na 1922
vol van zorgenzware ‘gebeurtenissen. De erisismoei-
lijkheden bleken voor inenige organisatie van ‘het ‘be-
drijfsleven een harde toetssteen. Te mogen erkennen,
dat de Kamer van Koophandel in hare tegenwoordige
gedaante ‘deze ‘beproeving glarrsrijk doorstaan ‘heeft, stemt •tot dankbaaiheid. Voortreffelijk geleid, in ‘hare leden handel en nijverheid, zoowel in groot- als klein-
bedrijf, representatief vertegenwoordigen’d en steu-
nen’d op een toegewijd en deskundig secretariaat,
heeft ‘de jubilaresse ‘het bedrijfsleven ‘der hoofdstad
waardig vertegenwoordigd en krachtig ‘hesebermd.
liet zij lhaar gegeven in komende jaren haren arbeid
met succes voort te zetten.
Mr. D.
A. DELPRAT
INDUSTRIALISATIE VAN NEDERLAND.
In’dustrialisatiepolitie’k vormt een onderdeel van de
economische politiek. De verdediging van een gefor-
ceerde in’dustriaiisa’tiepolitiek zal dus moeten aantoo-
nen, •of zij in het kader van ‘de economische politiek
past. her rijzen onmiddellijk twee vragen. De eerste
i, of de economiffiohe politiek van ons land leidt tot
welvaartsverrneerdering en tot een natuurlijke ont-
plooiing vm 1e ‘industrialisatietendenzen. Zoowe’l in
hevestigenden als in ontkennen’den zin moet men ‘ziøh
afvragen of daarin dan een geforceerde industriali-
satie past.
Deze zij’de van het industrialisatievraagstuk wordt
in ‘de Memorie van Antwoord op het wetsontwerp
inzake in’dustriefinanciering in het geheel niet be-
handeld. Dit heeft verschillende gevolgen. De Minis-
ters van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van
Financiën verdedigen de oprichting van de financie-
ringsmaatschappij o.a. niet ‘het motief, ‘dat het parti-
culier initiatief achterwege blijft. Op dit punt raken
wij ‘de kern van het vraagstuk. De oorzaken van dit verschijnsel moeten eerst geanalyseerd’ worden om
van de noodzakelijkheid van een overlheidsfinancie-
ring overtuigd te raken. En dan komt men voor een ‘belangrijk deel op het ‘terrein van ‘de economische
politiek.
Over dit vraagstuk hebben wij in de laatste jaren
in deze kolommen reeds zoo vaak geschreven, dat
wij hier niet in herhaling zullen treden. Een punt
vraagt echter ‘de aandacht. In de 19 hlz. van de Me-morie van Antwoord hebben wij tot onze groote ver-
haziug een bespreking van het verschijnsel van de
‘clispariteit tussohen prijzen e.n kosten gemist. Alleen
op hir. 6 wordt ‘dit vraagstuk terloops aangeroerd,
zooals blijkt uit ‘de volgende passage.
,,Voor vat het onkosten-niveau der industrie in het
algemeen betreft, zijn de ondergete kenden van mcening,
dat onze industrie ook in Engeland met de E.ngelsohe
industrie en in Auierika met de Amerikaansche industrie
zou kunnen concurreeren, ondanks de devaluatie in clie
landen, ware-het niet, dat deze landen voor verschillende
1)IOduc’ten hooge besdhermende rechten hebben geheven.”
,,Ten aanzien van de concurrentie
01)
buitenlandsehe
markten roet industrieën uit de gedevalueerde landen, is
het zeer moeilijk juist aan te geven, waarom, indien con-
currentie niet mogelijk is, zulks het geval ‘is; immers
het is niet altijd bekend, of hetzij in bedeloten, hetzij in
anderen vorm exportpremies aan die industrieën worden
verstrekt. 1n het algemeen gesproken ‘is er van een ge-
zonde internationale vrije prijsvorming geen sprake meer.
Verschillende landen ‘stellen verkoopprijzen voor ‘het bui-
teniand vast en letten •bij de vaststelling daarvan vooral
op cle aibeidsbalans.”
Deze motiveering draait niet alleen om het vraag-
stuk heen, maar keert het bovendien wel eeni’gsz as om.
Indien men ‘de vraag stelt, welke landen in ‘het alge-
meen de meeste exportprernies gevn, dan is ‘het ant-
woord o.i. niet twijfelachf. Dat zijn niet ‘de gede-
valueercie laaiden; integendeel, dat zijnde goud-landen.
Wij willen hiermede niet ontkennen, dat de landen met
ge’devalueerde valuta geen exportpremies verleenen,
maar relatief in veel geringere mate dan de goudlan-
den, wat ‘den afzet naar •de onbeschermde markten be-
treft. Is het ‘bijv. niet opmerkelijk, ‘dat in landen als
Tsjeclho-S’lowa’kije en België na de ‘devaluatie ‘de uit-
voer naar de on’beschermde ‘markten is gestegen. OP
de vrije markten kunnen de goudlanden, tenzij in
exceptioneele gevallen, niet tegen de gedevalueerde
landen concurreeren. De vetbetering van de handels-
beweging in die landen, welke in scherpe tegenstel-
ling staat tot die van ‘de gou’dlan’den, wijst eveneens
in deze richting. Onze industrie nnoet helaas met ‘deze
lage prijzen rekening ‘hou’den en blijven h,ouden en
daarom is ‘onmiddellijke aanpassing noodzakelijk voor-
dat wij nog verder, hetzij in absoluten, hetzij in rela-
tieven zin, van ‘de vrije werel’dmarkten worden ver-
drongen.
Het indus’trialisatievraagstuk in ons land ‘begint
dus hij ‘de aanpassing. Zoodra ‘deze gelukt is, komt
onze industrie in ‘het algemeen weer op gelijke basis
te staan met de industrie in gedevalueerde landen.
De barometer, waarop wij ‘de resultaten van onze aan-
passingspolitiek kunnen volgen, – nl. de omvang
van de •contingenteerin’gen en ‘de winstgevende
uitvoer
– staat allesbehalve gunstig. In plaats van een lang-
zame liquidatie van het contingenteeringssysteem, die
moet voortvloeien uit een succesvolle aanpassingspoli-
tiek, breidt het zich nog steeds uit. En met onzen
uitvoer is het ook allesbehalve rooskleurig gesteld.
Het ‘hoof’dprohleem van onze economische politiek
blijft nog steeds onop:gelost, ja het wordt voortdurend
moeilijker, omdat ‘door middel van steunverleening
‘het aantal complicaties elken dag grooter wordt. De
Regeering ‘zal ‘ook ‘hij ‘cle industrialisatie ‘de verschil-
lende belangen goed tegen elkaar afwegen, maar wij
vragen ons af, of men thans nog wel goed wegen
kan. Het is op ‘het oogen’blik niet meer een wegen
niet twee sdhalen, maar er zijn een groot aantal scha-
len, ‘die men met elkaar in evenwicht moet ‘brengen
‘door van ‘de een ‘iets af te nemen en dat bij de ander
te voegen. De roep om steun nee-int nog elken dag
toe, niet alleen uit -de kringen, die reeds gesteund
worden, maar ‘dit koor wordt tevens versterkt door
nieuwe ‘groepen. D.w.z. ‘dat er veer nieuwe schalen
hij komen, waarop iets gelegd moet worden. De mid-
delen ‘daartoe moeten ‘dan, of door
bepaalde
groepen,
of ‘door ‘de sdhatkist worden opgebracht. Zoo wordt •de fiscale politiek telkens opnieuw ingeschakeld en
wordt steeds ‘opnieuw een igrooter gedeelte van het
volksinko’men naar de schatkist afgetapt. Dit is een
van de
belangrijke
zijden van het dual’isme tusschen
onze economische en fiscale politiek.
Het is dan ook niet te verwon’deren, dat ‘de koop-
kracht in
bus
land daalt en de industrie ‘daarvan
weer de nadeelige gevolgen ondervindt. Niet alleen
de zuivere of gemengde exportiudustrie wordt ge-
troffen, ook de op het binnenland aangewezen indus-
trie ondervindt thans in toenemende mate de ‘daling
van ‘de hinnenlandsche koopkracht. Is er onder deze
omstandigheden plaats voor een uitbreiding van -be-
staande of oprichting van nieuwe industrieën op
rendabele basis? Indien deze mogelijkheden er in-
derdaad zijn, dan zal het particulier initiatief zich
daarop in ‘het algemeen wel werpen, al komt het ons
voor, dat er op ‘het gebied van de financiering wel
eenige lacunes in ons credietapparaat :ibestaan, ‘die
‘dringend voorziening e’ischen. Er is ‘d,us op ‘het
oogenhlik zeker wel Jbehoefte aan financieelen steun voor bepaalde
bedrijven,
vooral voor die on’derne-
312
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 April 1936
mingen, welke door ‘de economisdhe en/of fiscale
politiek in moeilijkheden zijn gekomen, of welke ook
thans nog mogelijkheden tot rendabele productie
bieden. Dit is dan ook de eenige reden, waarom
in’dustriefinanciering gewensoht is, al voegen wij hier
onmiddellijk hij, dat dit gedeeltelijk een gevolg is
van de onharmonisohe deflatiepolitiek, die de natuur-
lijke industrialisatie remt en zelfs in verkeerde banen
kan leiden door middel van de s’teunpolitiek, die aan-
neemt, dat hij een lager kostenniveau de bestaande
verhoudingen ongewijzigd zouden blij ven bestaan.
En de Mem’orie van Antwoord op het betreffende
wetsontwerp wordt de industrialisatie van ons land
opgevat in den zin van een uibrei’ding van de in-
dustrie, die voor de hinnenlan’dsohe markt werkt.
Nergens wordt ‘niet een woord zelfs gerept van de
noodzakelijkheid van uitbreiding van onze uitvoer-
industrieën. Het klinkt inderdaad eenirgszins eigen-
aardig om in
satie plaats vindt, op ‘dit punt te wijzen. Toch achten
wij ecu gezonde industrialisatie eerst mogelijk, in-
dien een harm’ouisdhe ontwikkeling van op, ‘binnen-
en buitenland aangewezen industrieën plaats vindt. Dat de uitvoerhedrijven niet in de in’dustrialisa’tie-
plannen zijn ‘opgenomen, is weer niet te verw’on’de-
ren, indien men bedenkt, dat aan loonintensieve be-
drijven cle voorkeur wordt ‘gegeven. Het zal immers
een ‘hooge uitzondering zijn, indien een nieuw loon-
intensief uitvoer’bedrijf bij ‘het ‘bestaande loonpeil (in
‘goud) op de vrije ‘markten een kans zou krijgen. liet loonintensieve element zal edhter oo’k voor ‘binnen-
landsche industrieën groote m’oeilijleden opleveren en het is de vraag, ‘of ‘dergelijke industrieën zonder
bescherming kunnen worden opgeridht. In dit ver-
‘hand is
,,Bij het oprichten van nieuwe bedrijwen aal er uiteraard
]Iauw±eurig
01)
gelet moeten worden, ‘dat een verminde-
ring van den invoer van bepaalde artikelen, die door de
nieuw
01)
te richten industrie hier te lande worden ver-
vaardigd, geen nadeeligen invloed voor den rendeerenden
uitvoer
van
de producten van onze industrie en land-
bouw heeft. Dit- wil zeggen, dat in ‘he’t kader der econo-
msche politiek nauwkeurig moet worden afgewogen, welke
de repercussies van nieuwe eigen Productie op den uit-
voer zij’n. ‘Dit is niet altijd precies vast ‘te stellen, te meer waar in elke industrieele onderneming het per-
soonlijke e1emut zoo’n overwegende rol speelt. Wordt de
export van bestaande industrieën Haar bepaalde landen
afgesneden,
omdat ook de invoer als gevolg van de vesti-
ging van een nieuwe industrie is verminderd,
doch zien
cle bestaande industrieën kans hun export te verplaatsen
naar landen, waar vooi-heen nog niet geleverd werd, zoo
heeft de oprichting van nieuwe industrieën een gunstigen invloed. Waar dit nie’t het geval is, zou de oprichting van
niieu.we’bedrijvoii niet aan te bevelen zijn.” (Wij cursi-
veeren).
Men stelt hier ‘dus uitdrukkelijk vast, ‘dat ‘de uit-
voer ‘geen nacleelen van ‘de in’dustrialisatie mag on-dervinden: Dan zal ‘het oprichten van loonintensieve
bedrijven zonder ha’ndelspolitieke ‘maatregelen, ‘clie
den invoer belemmeren, wel heel moeilijk worden,
Leest ‘men deze passage echter goed, dan ‘blijkt, dat
eerst ‘d’e nieuwe industrie wordt opgeridht en dan pas
wordt nagegaan, ‘of ‘de uitvoer ‘ridh zal ‘kunnen ‘hand-
‘haven. Dit opent ‘geen opwekkende vooruitzichten
voor de ex’portin’dustri’e. In ‘het algemeen zullen ‘de
marginale ui’tvoerhedrijven ‘getroffen worden, maar
‘deze zijn dan t’och zeker niet in s’taat om ‘hun uitvoer
naar andere ‘gdbieden te verplaatsen, ‘anders zou’den
zij ‘dit wel reeds ‘gedaan hebben.
Wij willen gaarne aannemen, dat ‘deze passage zoo
niet moet worden ‘opgevat – ‘het ‘zou een nieuwe
kraohtsinspannin’g voor de nog bestaande en met
winst ‘werkende uitv’oeibedrijven beteekenen -, maar
als men het anders moet lezen, zal ‘de ‘in’du’s’trialisatie
eerst kunnen beginnen als de winstgevende uitvoer
gaat stijgen. Dus dan moet todh eerst de aanpassing
voltrokken zijn, voordat men ‘kan beginnen.
Hieruit blijkt wel heel duidelijk, dat ‘het probleem
van de geforceerde in’dnstriali’sa’tie ‘heusch niet ge-
makkelijk, ja feitelijk onoplosbaar is, ‘in’dien ‘inder-
‘daad’
worp stelt, ‘d.z. behoorlijke rentabilitoit, geen ‘bescher-
‘min’g, ‘geen Ihenadeeling van ‘den uitvoer.
We’lvaartspolitiek voor ons land ii niet het zich
terugtrekken op ‘de hinnenlan’dsche markt; welvaarts-
politiek beteekent i.n de eerste plaats het ‘scheppen
van ‘de voorwaarden tot een rendabele productie zon-
de’r steun, ‘d’at wil dus in ‘de ‘huidige omstandigheden
zeggen liquidatie van onze steunpolitiek, ‘op welke
wijze ‘dan ook de aanpassing verkregen wordt. Eerst
wanneer ‘de coucurrentievoorwaapden met ‘het ‘groot-
ste deel ‘van ‘de wereld zijn ‘hersteld, kan beoordeeld
worden, in welke richting de industrialisatie van ons
land zich zal en moet voltrekken.
Sy’mptomatische bestrijding van de ‘depressie ‘heb-
ben wij verleden jaar ‘de huidige economische politiek genoemd; di’t wetsontwerp is er een nieuw bewijs van.
De toelichtingen va’n ‘de Regeering draaien om ‘de
kern van het vraa’gstuk heen; ‘het is daarom te wen-
sc’hen, ‘dat het debat in het Parlement zich op ‘de
hoofdzaak zal concentreeren en dat men niet afglijdt
naar allerlei ‘bij’zaken. Dit vraagstuk is een ‘belang
van ‘de eerste orde en verdient een zeer ‘grondige be-
handeling omdat het met onze geheele economische,
hu’d’getaire en monetaire politiek samenhangt. De
wijze van financiering van ‘de industrie treedt daar-
bij op ‘den achtergrond. v. d.
V.
VOORGESTELDE WIJZIGING VAN DE GELD- SCHIETERS WET EN DE BETAALZEGELKASSEN.
liet bedrijf ‘der ‘z.g. betaal’zegelkassen stelt zich ten
doel ‘het verstrekken van meerendeels kleine voor-
schotten in den vorm van betaaizegels of ‘bon’s, welke
slechts bij aangesloten winkels in betaling worden
aangenomen, ten ‘behoeve van den aankoop van nut-
tige ‘huishoudelijke artikelen met een betrekkelijk lan-
gen levensduur. Deaflossingsduur varieert tussohen
20 en 50 weken, ‘doch ‘bestrijkt over het algemeen
geen langere periode ‘dan 30 weken. De voorschotne-
mers hebben aan de ‘hetaalzegel’ka’s een vergoeding te
betalen, welke wordt uitgedrukt in een percentage
van ‘het nominaal verstrekte voorschotbedrag.
liet instituut betaalzegelkas stelt personen, die
op een zeker oogenbl’ik nuttige gebruiksartikelen be-
hoeven en over ‘de ‘daarvoor vereischte contanten niet
beschikken, in staat deze artikelen, met behulp van
het voorschot, in contante winkelzaken tegen -de daar
geldende prijzen aan te schaffen. De voorsehotnemer
kan ‘du’s’d’oen’de pröfiteeren van alle voordeelen, welke
cle specialisatie in het contante winkelbedrijf den.
koopers ‘b’iedt en welke ‘voorcleelen ruimschoots ‘de
vergoeding overtreffen, welke de voorschotnemer aan
de hetaalzegelkas in den vorm van rentevergoeding
heeft te ‘betalen.
De betaalzegelkas heeft het voorts in ‘de ‘hand t.’a.v.
cle aanwending ‘der verstrekte voorschotten invloed
uit te oefenen, ‘door de keuze van de winkel:branohes,
welke zij in hare winkelljst wenscht op te nemen en
dan ibewijzen de feiten, dat in liet algemeen de betaal-
zegelkassen slechts ‘den aankoop van consumptieve
goederen met een langeren gmbruiks’duur ‘bevorderen. In ‘het algemeen mag gelden, ‘dat ‘cle met hetaaizegels
of ‘hons aangesohafte goederen een aanmerkelijk lan-
geren levensduur bezitten dan de cred’iettermijn ‘be-
draagt, waaronder het voorschot is verstrekt. Met ‘betrekking tot de contante winkelzaken is de
verhouding dusdanig, ‘dat ‘de ‘be’taaizegel’kas aan ‘deze
extra-omze t toevoert. Het contante winkelbedrijf
krijg
–
t een groep cliënten toegevoerd,
geval zou zijn geweest. Dit verklaart waarom het
contante winkelbedrijf in de practijk van ‘de diensten
29 April 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
313
der betaalzegelkassen heeft ‘gebruik gemaakt en nog
gebruik maakt, niettegenstaande ‘liet feit, dat zij
aan de betaaizegelkas een k’ortin.g van. gemiddeld
ruim 10 pOt. voor hare diensten verleent. Het waar-
om is niet zoo ‘moeilijk ‘aan te toonen daar de sur-
plus-omzet geen erlei extra-kosten, ‘noch van winkel-
ruimte noch van personeel met zich ‘brengt en liet
winkelbedrijf dus van deze surplus-omzet een winst
maakt ter grootte van ‘het verschil tusschen het
hrutowinstopslagperoentage ed ‘het uit te betalen ‘kor-
tingspercentage aan cle hetchizegelkas.
Verdwijning van de hetaalzegelkassen zou niet ver-
mogen te leiden ‘tot een vermindering van ‘den aan-
koop van goederen op crediet, ‘doch zou ‘het publiek
slechts ‘ciw’inigen op andere wij-ze in haar ‘behoefte te
voorzien. En ‘het is ‘duidelijk, ‘dat in een dergelijk ge-
val ‘het publiek zich voor voorziening in ‘deze ‘behoef-
te ‘zou wérden tot het afibetalings’bedrjf, waarmede
tevens aan ‘de contante winkelbedrijven het volle
‘bedrag der surplus-omvetten – hetwel’k waarlijk niet
gering is – zou ontvallen.
Het feit, dat in ‘de practijk betaalzegelkassen en
afbetalin’gbedrijven -zich in ‘de laatste tientallen
jaren naast elkander hebben kunnen ‘ontwikkelen,
toont aan, dat beide categorieën van ondernemingen
in bepaalde, ‘in de practijk gebleken, ‘behoeften heb-
ben ‘kunnen voorzién. Tevens, .dat hun ar{bei’d’sterrei-
nen, op ‘bepaalde plaatsen e’ikan’der rakend, •over het
geheel ‘genomen verschillend ‘zijn.
De betaaFzegelkas bestrijkt het gebied van .de ‘klei-
nere aan’kooperedieten, welke in betrekkelijk korte
periode en ‘dus met in veihouding groote aflossingen,
moeten worden aangezuiverd. Zij stelt de ‘voorsoh’ot-
nemer in staat in speciale ‘winkels tegen contante
prijzen te koo’pen niet alleen, doch ook de juridische
eigendomsrechten van het gekodhte blijven bij den
v’oor’schotnemer. De hetaalzege’lkas heeft ‘slechts een
practisch ‘on’gedekte vordering ‘op ‘den v’oorscho’tne-
mer, ‘die, on’geacht ‘of ‘hij zijn sdhuid aan de ‘betaal-
zegelkas voldoet of niet, ‘het volle gebruik van de
met bons gekochte ‘goederen ‘behoudt.
An’derzij’ds heeft ‘de betaal’zegelkas, zoodra het voor-
schot aan .den voorschotnemer ‘is verstrekt, een schuld
aan op .dat oogenhlik nog onbekende vin’keliers ter
grootte van het nominale voorsch’obedrag ‘onder af-
trek van ‘de overeengekomen korting. En zij heeft
deze schuld te betalen onafhankelijk van ‘de vraag of
de voorsdhotnemer zijn verplichtingen tegenover haar
-zal nakomen.
De positie van de ‘betaaizegelkas is dus, ‘zoowel naar
de zjjde van den winkelier als naar die van den voor-
sd’ho’tnemer, zuivèr ‘die van financieele tbemiddelaar,
welke voor haar risico den voorsehotnemer in ‘staat
stelt zich ‘goederen ‘op •crediet aan te schaffen, ter-
wijl zij omgekeerd Iliet aan het contante winkelbedrijf
mogelijk maakt ‘de’ze personen van ‘cle ‘geweuschte
goederen te voorzien.
Deze positie van financieel ‘bemiddelaar – ‘terecht
in ‘het Voorloopig Verslag ‘op blz. 4 vermeld –
maakt, zooals terloops reeds is aangedui’d, 2 bronnen
van inkomsten mogelijk, nl. le. de rentevergoeding,
welke ‘cle voorschotriemer heeft ‘te betalen; 2e. de kor-
tin’g, welke de winkelier ‘hij de inwissel’ing der ‘betaal-
zgels of bons verleent. An’dere bronnen van inkom-
sten zijn niet aanwezig en de ‘beide zooeven genoemde
zijn naar ‘hun wezen beperkt, daar zoowel voor ‘de
rente ‘al’s voor ‘de winkelierskorting (provisie) prac-
tisch van afwijking naar boven geen sprake kan -zijn.
Deze l’imiteering van inkomsten maken voor de be-
taalzegel’kas een uiterst voorzichtige credietverlee-
nin’gspolitiek op straffe van ‘ondergang noodzakelijk.
Risico’s van eenig belang zullen daarom reeds ibij
voorbaat geheel zijn uitgesloten, aangezien de ver-
baalhaaiheid der vorderingen – afgezien nog van
de kosten aan rechtsmaatregelen tot ‘het achterhalen
ervan verbonden – wegens het ongedekte karakter
der verleende voorschotten uiterst ‘gering is. De vrees,
uitgesproken op ‘bl’z. 5 van het Voorloopig Verslag,
dat ‘het verstrekken van zegels aanleiding zou kunnen
geven tot ern’sti’ge misstanden en verbreiding van de
,,ieeuziekte” in de hand ‘zou werken., is dan ook niet
gegrond.
Deze practische onverhaalbaarhei.d der vorderingen
is clan ‘ook één van de redenen, waarom de cred’iet-
duur ‘binnen een hetrelckelijk kort tijdsverioop wordt
gehouden, aangezien hij eenigen la’ngeren duur ‘de
omstandigheden sinds het tijdstip der ‘credietverstrek-
king zich zoodanig ‘zouden kunnen wijzigen, dat, in-
‘dien op dat oogen’bl’ik een voorschot zou worden aan-
gevraagd, ‘dit ‘door de ‘betaal’zegelkas niet zou zij’n
verleend. En juist in dergelijke verhoudingen zal ‘de
v’oorsCh•otnemer zij’n betalingsverplichtingen tegen-
over ‘de ‘betaalzegelkas eerder gaan verwaarlmen ‘dan
die tegenover bakker, kruidenier, huiseigenaar of af-
betalingsma’gazijn, omdat elk ‘dezer ‘groepen tegen-
maatregelen kunnen treffen, terwijl de betaalzegeikas
haar prestatie reeds ten volle in ‘het verleden heeft
verricht en ‘deze niet meer ongedaan kan ma’ken. Deze zwakke positie van de hetaa’lzegelkas ten ‘opzichte van
den v’oorschotnemer is ‘de reden, ‘dat, alhoewel hij den
aanvang van elke transactie normaliter elk risico
wordt uitgesloten, ‘geen enkele ‘betaalzegelkas in de
practij’k ‘ontkomt aan de noodzakelijkheid ‘om op ‘du-bieuze ‘debiteuren te moeten afschrijven.
Door deze oorzaken wordt vanzelfsprekend het ar-
‘heidsterrein ‘dezer kassen ingeperkt. Zij zullen, ‘door
het gedwongen vasthouden aan een betrekkelijk korte
credietperiode, als regel ‘geen groote bedragen aan
voorschotten ‘kunnen verstrekken, aangezien mèt het
grooter worden van het voorschotbedrag ‘de noodza-
kelijke aflossing per week of per maand evenredig
stijgt. Een voorschot van
f
200 vordert bij een aflos-
siizgsdnur van 25 iveken
md.
‘de rente, per week een
aflossing van
f 8.40
en ‘het is duidelijk, dat ‘derge-
lijke bedragen uit ‘de tegenwoordige inkomsten ‘der
bevolkingsgroepen, waaruit ‘de betaalzegelkas bij’ uit-
stek ‘ha’ar ‘cliënten put, niet kunnen worden terzijde
‘gelegd. Het gemiddelde voorschotbedrag ‘bedraagt dan
ook in ‘d’e prac’tij’k 20-40 ‘gulden.
Voorschotten ten behoeve van den aankoop van koslihare voorwerpen of ‘groote geldsommen ver-
ei’sdhen’de ‘installaties kunnen ‘dan ook normaliter niet
door de betaalzegelkas worden ‘gefinancierd, ‘doch
zulks geschiedt practisch door ‘de abetaliugs-maga-
zijnen. Deze ‘koopen zelf ‘hun ‘goederen ‘in en zijn vrij
in hun winst-calculatie binnen de ‘grenzen ‘der weder-
zij’dsche concurrentie. Zij kunnen ‘door ‘hun grootere
bruto-winst marge en de mogelijkheid om ‘het rente-
verlies en risico in den prijs te calculeren, ‘den na-
dru’k leggen ‘op de ‘grootte van de wekelij’ksohe en
maandeljksdhe aflossin’gssom. Alhoewel ‘de prijs in
‘dit bedrijf natuurlijk niet ‘geheel en al zon’der ‘belang is, blijft het voornaamste punt in ‘d’eze bedrijfstak ‘de
grootte van het bedrag der periodieke aflossing, het-
geen oek in ‘de ‘onderlinge concurrentie-verhoudingen
tot uitdrukking pleegt te komen. Daar ‘de afbetalings-
magazijnen echter ‘ook voorwerpen van minder groote
koshaarhejd verkoopen, raken ‘de heiclerzij’dsohe ar-
‘bei’dsterreinen el’kan’der ‘op dit punt.
Karakteriseert het betaalzegel’bedrjf zich door klei-
ne voorschotten, k’orten aflossiizgsduur en ‘groote pe-
riodieke aflossing, het afbetalingrbedrjf ‘kenmerkt
zidh ‘door groote credieten, langen aflossingsduur en
zoo klein mogelijke periodieke aflossing. Daarnaast
komt ‘de (betaal’zegelka’s in ‘verhouding tot ‘den debi-
teur te staan ‘als het instituut, welker kosten van
bemiddeling door ‘den v’oorsdh’otnesner nauwkeurig
zijn vast te ‘stellen, ‘terwijl zulks t.’o.v. ‘het af’betalings-
magazijn niet het ‘geval is.
Bei’de ‘instituten hebben ‘dus een taak te verrichten
en vullen elkancier als ‘het ware wederkeeri’g aan.
Indien de Regeerin’g dan ook ‘in de M. v. A. be-
treffende “de aan’han,gige wetsontwerpen inzake ‘het
af1beta’lin’gsbedrjf opmerkt, ‘dat ‘het een i.gszin’s eenzij-
diig schijnt om ‘alleen ‘het oog ‘te richten op de zwak-
kere persoonlijkheden en daaraan ‘de belangen van
314
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29
April 1936
anderen, die wel te prijzen inzicht en verantwoorde-
ljk’he’i’dsbesef hebben, op te offeren, dan •is mij dat
uit het hart gegrepen.
En als de Regeering voortgaat te betoogen, dat
koop en verkoop op afbetaling, toegepast met over-
leg, een prikkel kan zijn, die het sparen bevordert, dat
voorwerpen van blijvend nut •op deze wijze kunnen
worden ‘verkregen ‘tegen ‘het terzijde leggen van klei-
ne bedragen, ‘die anders wellicht aan vluchtig genot
worden verd’aan, dan lijkt het ‘mij niet mogelijk deze
uitspraken niet met even zooveel en wellicht met nog
‘meer klem te doen gelden voor het hetaalzegelhedrijf.
In het vorenstaande meen ik te heb’ben kunnen
aantoonen, dat het ‘hetaalzegeihedrijf een nuttige,
economische .en sociale functie in het maatschappelijk
bestel verricht en dat de verdwijning van •deze be-
drijfsgroep eenerzij’ds niet zal vermogen te leiden tot
een inkrimping van den ‘omvang van aankoopen op
crecl’iet, anderzijds naast het wegvallen van den sur-
plus-omzet der contante winkelzaken, daarmede tevens
de algemeene mi’ddenstandbelangen zal schaden.
Op die gronden meen ik, dat instandhouding van
deze ‘bedrijfstak odk ‘is in het algemeen belang.
De Oeldschieterswet van 1932 stelt ‘zich krachtens
artikel 31 sub 3 op dit standpunt en schrijft voor,
dat ‘de maxima in de na’der :bij Algemeene Maatregel
van Bestuur vast te stellen rentetalbellen zoodani’g
zullen worden bepaald, ‘dat zij het behalen ‘van een
redelijke winst bij ‘degelijk “beheer mogelijk maken.
Echter blijkt het, dat onder de thans vigeerende
rente-teheilen het maken van een redelijke winst on-
mogelijk is en sterker nog deze rente-tabellen in het
verleden hebben geleid en in de ‘t’oekomst zullen
voortgaan te blijven leiden tot verlies. Zulks is ‘ge-
volg van het feit, dat, alhoewel weliswaar in art. 32
de mogelijkheid ‘is geschapen om enkele noodzakelijk
te maken kosten op ‘den v’oorsohotnemer te verhalen,
er.zuim’d is de noodzakelijke incasso-kosten ter groot-
te van 5 pOt. van het ter beschikking van den voor-
schotnemer gestelde bedrag aan betaalzegels, hier-
onder te vermelden. Wordt deze leemte alsnog aan-
gevuld – op de wenscheljkheid waarvan in het Voor-
loop’ig Verslag op blz. 3 ,’wordt gewezen – dan zou
daarmede het meest ernstige financieele benwaar
tegen ‘de Geldsohieterswet zijn ondervanigen.
Overigen’s ‘deel ik ‘de meening van de leden, die
in het V’oorloopi’g Verslag opmerkten, dat zegelkas-
san in ‘de Gel’dsdhieterswet niet ‘bhuis bahooren en in
afwachting van ‘de eventueele beslissing •der Regee-
ring, na nader ‘onderz’oek omtrent ‘de noodzakelijkheid
van een afzonderlijke wettelijke regeling voor deze
kassen, een ruimere interpretatie wenschten te ge-
ven aan de bevoegdheid der Kroon om vrijstelling te
verleenen krachtens art. 44. Het koppelen van ‘deze
ruimere interpretatie aan de mogelijkheid om op
andere ‘wijze voldoende toezicht ‘op de zegeliasis te
kunnen uitoefenen lijkt mij, gezien het erkende on-
juiste uitgangspunt der wet, ‘in dit verband niet ge-
heel billijk. Misbruiken behoeven ‘hiervan niet te
worden gevreesd.
Met betrekking tot de voorschriften, vervat in art.
VII ‘t.a.v. ‘het in art. 14 der Wet voorgeschreven Re-
gister en het ten ‘behoeve hiervan nieuw voorgestelde 2e lid, zou ik de meening van ‘die leden willen onder-schrijven, ‘die ‘in het Voorloopig Verslag ‘opmerkten,
dat een ruime mate van vrijheid zal moeten worden gelaten wil ‘de uitoefening van ‘het bedrijf niet al te
ier worden belemmerd. Het groote aantal boekin-
gen, dat zelfs reeds een mi’ddel’groot ‘bedrijf ‘in deze
branche heeft te verridhtieri, ‘beloopt reeds enkele
honderdduizenden, terwijl bedrijven voorkomen met drie tot zes honderd duizend boekingen per jaar;
Ten aanzien van art. IX en X betreffende de
waarschuwing conform ‘het bepaalde in art. 18 der
Geidsehieterswet steun ik gaarne ‘de op bl’z 7 van
het Voorloopig Verslag te dezer zake gemaakte op-
merking, dat het wensdheijk ‘zou zijn voor te ‘schrij-
ven, dat Burgemeester en Wethouders slechts dan
een waarschuwing kunnen ‘zenden, in’dien ‘de Rechter
heeft uitgemaakt, .dat in strijd met de ‘Wet ‘is ge-
handeld. De noodzakelijkheid om onderschei’d te ma-
ken tussohen opzettelijke en niet opzettelijke over-
tredin’g van ‘de bepalingen ‘der Wet -zou daarmede aan
urgentie belangrijk hebben ingeboet.
,Noodzakelijk zal het zijn om ‘het zegelrecht tot een
zoo ‘gering mogelijk bedrag terug te brengen. Trans-
a’cties van tien ‘gulden, ‘zooals ‘het Voorloopig Verslag
op hlz. 7 vermeldt, komen herhaaldelijk voor en ook
‘hij de normale transactie’s maakt het bedrag aan zegel-
kosten een heteekenen’d deel uit van de kosten, welke
voorschotnemers dezer ‘instellingen hebben te voldoen.
A. W.
HEItMSE.
DE INVLOED VAN DE ARBEIDSWET OP DE KOSTEN
VAN ONZE BROODVOORZIENING.
De voornaamste bepalingen van de Arbeidswet
1919, voorzoover deze betrekking heeft op de arbeid in broodbakkerijen, bestonden in het verbod van den
nachtarbeid en in het verbod van den verkoop van versch brood in de morgenuren. Het eerste verbod heeft vooral de kosten van onze broodvoorziening
nacleelig beïnvloed, terwijl het tweede meer de aan-
trekkeljicheid van het broodgebruik heeft geschaad.
In hoeverre de algemeen erkende vermindering van
het broodgebruik aan dit verkoopverbod moet worden
toegeschreven is natuurlijk
moeilijk
na te gaan.
De actie, die den laatsten tijd gevoerd wordt om
versch brood weer voor het ontbijt verlcrjgbaar te
doen stellen, getuigt voldoende van de waarde, die
een groote categorie van verbruikers daaraan toekent.
Wat betreft het verbod van den nachtarbeid spreekt
het vanzelf, dat dit groote veranderingen zou bren-
gen in de methoden van werken, die in de bakicerijen
algemeen gebruikelijk waren. Voorheen immers’waren
de bakkers vrij om met cle eigenlijke broodbereiding
zoo vroeg te beginnen als voor hen het voordeeligste
uitkwam en juist daarom was de nachtarbeid alge-
meen ingevoerd. ilet verbod echter noodzaakte de
bakkers om hun prestaties gedurende enkele urén
van den dag z66 belangrijk op te voeren, dat velen
niet meer in saat waren om met de hulp van het be-
staande personeel hun afnemers naar behooren te be-
dienen. Nu wilde het toeval, dat juist in de periode
van invoering der Arbeidswet de resultaten van het
baickersbedi-ijf zeer bevredigend waren. De tarweprij-
zen daalden toen vrijwel voortdurend en als gevolg
daarvan was de marge tusschen meel- en broodprjzen zoodanig, dat zonder groote bezwaren tot personeels-
uitbreiding in de bakkerjen kon werden overgegaan.
Zoo ondervond de Arbeidswet in het bakkersbedrijf
geen onoverkomelijke weerstand, maar de personeels-
vermeerdering, ‘die zij heeft veroorzaakt, is zulke af-
metingen gaan aannemen, dat zij de kosten van onze
brood’voorzienin’g ‘belangrijk ‘heeft verhoogd.
Van 1920 tot 1930 steeg in ons land het aantal
personen, ‘d’at werkzaam ‘is in brood’bakkerjen van
37.676 tot 49.964, terwijl het aantal (bakkerijen
1)
‘in
dezen tijd toenam van 11.219 tot 13.061. Houden wij rekening met de bevolkingsaanwas dan blijkt, dat het
aantal bakkerj’en in die jaren constant is geble-
ven, maar dat de personeelsbezetting is uitgebreid
met niet minder dan 17 pOt. Daaronder zijn dan nog
de in loondienst werkende bakkers het meest toege-nomen, namelijk met 26 pOt. Men dient daarbij nog
te bedenken, dat in hetzelfde tijdvak de mechani-satie in de bakkerjen vooral op het platteland nog
zeer belangrijk is uitgebreid, waardoor naast de per-
soneelsvermeerdering ook nog een verruiming van de
icapitaalinvesteering heeft plaats gehad. Deze heeft
evenzeer al’s ‘kosteuverh’oogen’cle factor gewerkt, maar
inihoaverre dit ‘het geval is geweest is natuurlijk niet
na te gaan.
1)
Ouder bakkerij wordt hier verstaan elk ba.kkersbe-
drijf, waarvan een zelfstandig bedrijf’hoofd de leiding
hèef t.
29 April 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
315
De personeelsuitbreiding heeft zich evenzeer voor-
gedaan in de groote steden als op het platteland. Ge-
rekend per 10.000 inwoners is het aantal personen, werkzaam in broodbakkerijen gedurende bovenge-noemde periode, in Rotterdam toegenomen met 20
pOt., in Amsterdam met 19 pOt. en in Den Haag
met 15 pOt. Daarbij dient men dan nog te bedenken,
dat gedurende deze periode het filiaalbedrijf in de
groote steden zich krachtig heeft ontwikkeld, zoodat
cle veronderstelling gewcttigd is, ‘dat de personeel’s-
‘bezetting van de ibroudwinkels daar nog sterker is
toegenomen dan clie van de broodbakkerijen. In ver-schillende streken van het platteland is de toeneming
nog grooter, hetgeen vooral het geval is, wanneer er
overwegend kleine bedrijven gevestigd zijn. Zoo zien
wij bijv. in Noord-Groningen een personeelstoeneming
van 25 pOt., op de Veluwe van 22 140t. en in de Be-
tuwe van 18 pOt. De grootste percentueele toeneming
van het geheele land vertoont de Mijnstreek in Zuid-
Limburg met 32 pOt., maar hier moeten wij natuur-
lijk ermede rekening houden, dat door uitbreiding
van- en verandering in de samenstelling van de be-
volkiiig het broodverbruik daar aanzienlijk is toe-
genomen.
Aantal personen werkzaam in
broodbakkerijen gerekend
per
10.000
inwoners.
1)
1930
o.,
.
,
o
.
o
°
1
1920
.
,
.
,
o
‘-=
‘
o
e
‘
t-..
Toeneming
.
o,
v0
e.
Amstercl.
5,1 26
20
51
4,0
25
14
43
1,1
1
6 8
Den Haag
3,9
30
40
74
2,8
29
32
64
1,1
1
8
10
Rotterd.
3,5
27 27 57
3,4
25
19
47
0,1
2
8
10
Utrecht..
7,6 34
19
60 7,4
30
16
53
0,2
4 3
7
Groning.
10
33
17
60
12
28
15
55
—2
5
2
5
N.
Gron.
Prov…
31
40
9
80
31
25
8
64
0
15
1
16
Friesch
Weidegeb. 25 43
18
86
24
33
20
77
1
10
—2
9
Industi’.
Gebied
Twente en Achterli.
16 34
10
60
17
28
9
54
—1
6
1
6
Veluwe ..
26 44
7
77
25 33
5
63
1
11
2
14
Midden
Zd.-Holl.
18
41
9
68
20
35
6
61
—2
6
3
7
DeBetuwe
enO. rivier
Gebied ..
30
39
4
73
28 30
3
61
2
9 1
12
Zeeland..
26
30
4
60
25 24
3
52
1
6
1
8
De Meierij
19
30
8
57
20
27
5
52
—1
3
3
5
De Mijn-
streek
10
23
14
47
12
17
9
38 —2
6
5
9
Het Rijk
16
134 113
1631116
127
1
11 15411 0
1
7
1
21
1)
De cijfers zijn ontleend aan de volkstellingen van
1930
en
1920.
Uit de hier gekozen voorbeelden blijkt tevens, dat
daar, waar de bakkerjen dooreengenomen het klein-ste zijn en – zooals te verwachten is – de personeels-
sterkte per 10.000 inwoners het grootst, deze perso-
neelssterkte naar verhouding nog het meeste is ge-
stegen ook. Opmerkelijk is de eveneens groote stijging
van de personeelssterkte in de groote steden. Het
verschil met de plattelandsbakkerijen is hier echter,
dat in de groote steden vooral het ongeschoolde per-
soneel uitbreiding onderging, terwijl dit op het platte-land voornamelijk het geval was met de in loondienst
werkende broodbakkers. Hierdoor zijn dus de kosten
op het platteland naar verhouding meer gestegen.
Is onder invloed van een en ander onze broodvoor-ziening rechtstreeks duurder geworden, indirect heeft
de Arbeidswet tot het duurder worden bijgedragen
door den ontwikkelingsgan’g in het ha’kkerbedrijf in andere banen te leiden. Terwijl men namelijk aan de
hand van de na-oorlogsche ervaringen in andere be-
drijfstakken en op grond van de ontwikkeling van
techniek’ en Organisatie een groei zou moeten ver-
wachten in de gemiddelde bedrijfsomvang der bak-
kerijen, ziet men, ‘dat eerder een inkrimping heeft
plaats gehad.
Waar de meeste groote bakkerijen gevestigd 5ij11
– dat is in de groote steden – is het ‘aantal bedrijfs-
hoofden naar verhouding sterker toegenomen dan het
personeel, zoodat daar de gemiddelde personeelsbe-
zetting per bakkerij aanzienlijk gedaald is. Het ge-
middeld aantal beclrijfshoofdeia per 10.000 inwoners
steeg van 1920 tot 1930 in Den Haag met 39 pOt.,
in Amsterdam met 23 pOt, en in Rotterdam en
Utrecht ieder met 3 pOt. De gemiddelde personeels-
bezetting per bakkerij daalde daardoor in Amsterdam
met 8 pOt., in Den Haag met 16 pOt. en in Utrecht
met 10 pOt., terwijl het aantal in loondienst wer-
kende broodbakkers in de beide eerste steden terug-
liep met resp. 21 en 24 pOt. In Rotterdam is de ge-
middelde personeelsbezetting, dank zij de enorme ver-
meerdering van het aantal in broodbakkerijen wer-
kende personen, nog toegenomen. Alleen in Gronin-
gen, de stad met het hoogste gemiddelde aantal be-
drjfshoofden, heeft in dezen tijd een vermindering
plaats gehad van 11 pOt., terwijl de personeelsbezet-
ting is gestegen met 18 pOt. Daar heeft dus een
direct aanw’ijsbare concentratie plaats gehad. Hetzelf-
de verschijnsel doet zich voor in sommige industrie-
gebieden, waar concentratie veelal heeft plaats ge-
had onder invloed van de ontwikkeling der verbrui-
kerscoöperaties.
In alle overige streken van ons land, waar meestal
de kleine bakkerij nog toonaangevend is, is wel de
gemiddelde personeelsbezetting per bakkerij gestegen,
maar van eenige concentratie in de broodvoorziening
is daar geen sprake geweest. Veeleer is de stijging
daar rechtstreelcs te wijten aan de bepalingen van de
Arbeidswet.
Gemiddelde personeelsbezetting gerekend per
100 ‘bedrijfehoofden.
1930
Ir
Totaal
1920
Totaal
r
b
kofalneming
percnten
Totaal
Amsterdam 500
1.000
630 1.038
—21
–
8
Dan Haag
785
1.900 1.030
22,60
—24
–
16
Rotterdam
…
770
1.640
715 1.380
8
19
Utrecht
450
790 404 720
—11
–
10
Groningen
320 565
241
479
33
IS
Noord-Gr.
Provincie ..
130
254
81
205
60
22
Friesch
weidegeb…
170
338
138
322
23
5
industr. geb.
Twente en
210
370
168
319
25
16
297
135
257
24
16
M
.-H
idd. Zo!land
220
367
180
310
22
12
Betuwe en Oost
Aohterh…..
Veluwe
……..168
Riv. geb.
128
240
108
221
18
8
Zeeland
115
231
98
211
17
10 158
295
134
265
18
11
Meierij
………
Miju:s’treek
223
457
148
325
51
40
Het Rijk
200
1
384
11
170
1
336
11
17
1
14
Hoewel algemeen wordt aangenomen, dat in de na-
oorlogsjaren het broodverbruik in ons land nog is
teruggeloopen, is het niet mogelijk, dit aan de hand
van officieele statistieken aan te toonen
1)•
Het ver-
bruik van andere broodsoorten dan tarwebrood is na-
melijk nog van te groote omvang dan dat wij de
cijfers betreffende het verbruik van tarwemeel als
maatgevend zouden kunnen beschouwen voor de ont-
wikkeling van het broodgebruik in het algemeen.
Een indicatie betreffende den omvang van het ge-
bruik van andere broodsoorten vindèn wij door dc
1)
Zie
ons artikel in Econ.-Stat. Berichten van
14
Dec.
1932.
316
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2
.
9
April
1936
hoeveelheden te berekenen, die aan tarwemeel en
bloem in cle bakkerijen geiddeld per broodbakker
verwerlct worden. Wij mogen namelijk wel aannemen,
dat hoe kleiner die hoeveelheden zijn, des te meer
ander meel verwerkt wordt.
Uit deze berekening blijkt dan, dat wat betreft
tarwebloem in Groningen zoowel het verbruik per
hoofd der bevolking als de hoeveelheid, die gemid-
deld per bakker verwerkt wordt, geringer is dan in
eenige andere provincie van ons land. In Zuid-Hol-land is daarentegen juist het omgekeerde het geval.
Alleen in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht
verwerken de bakkers meer tarwebloem dan gemid-
deld over ons heele land, terwijl ook het verbruik per
hoofd der bevolking in die provincies hooger is dan
het rijksgemiddelde.
Uit de onderlinge vergelijking van de volgende cijfers blijkt duidelijk, dat het gebruik van andere
soorten dan tarwebrood (waaronder wij ook rekenen
tarwebrood, dat vervaardigd is uit bloem en meel,
niet door bakkerjen ingeslagen) vooral in de noor-
delijke provincies nog een belangrijke rol speelt in de
broodvoorziening. Wanneer wij dan ook zien, dat in
de jaren na den oorlog het gemiddelde verbruik per
hoofd der bevolking van tarwemeel en -bloem in ons
land is toegenomen, houdt dit in de eerste plaats in,
dat er een verschuiving heeft plaats gehad van het
verbruik der andere broodsoorten naar dat van brood
bereid uit tarwemeel en -bloem.
Gemiddelde 1oevee4’heid tarwebloein, die per
broodba.kker ver-werkt wordt.
1 II
III
IV
V
Groningen …….69 256 19.300kg
7.550kg 44,6kg
Drente ……….66 266 21.400 ,,
8.050 ,,
51
Friesland ……..88 253 19.300 ,,
7.610 ,,
57
Overijeel ………64 293 28.500 ,,
9.700 ,,
57
Gelderland …….69 273 25.100 ,,
9.200 ,,
63
–
Noord-Holland
59 370 59.700 ,, 16.100
69
Utrecht ……….64 326 42.500
13.100 ,,
70
Zuid-Holland …..63 420 75.500 ,,
17920
74
Zeeland ……….60 215 21.300 ,,
10000 ,,
60
Noord-Brabant . . 58 247 28.400 ,, 11.500 ,,
64
Limburg ………49 258 27.300
10.610
51
liet Rijk ………63 300 . 37.000 ,,
12.300 ,,
64,5
T. Aantal personen, werkzaam in broodbakkerijen per
10.000 mw.
Ii. Aantal broodbaikkers (inclusief -bedrijfehoofden) per
100 bakkerjen.
Gemi-d’dlde inslag -van tarwebloem per bakkerij in
1932-’34.
–
Gemiddelde hoeveelheid tjaiwe’bloem en -meei ver-
wenkt per bakker. Het aantal bakkers is gerekend op
basis 1930. 1)e hoeveelheid op het gemiddelde van 1932-’34.
Gemiddeld verbruik per hoofd der bevolking over de
jaren 1932-’34.
De toeneming in het verbruik van tarwemeel en
bloem was gedeeltelijk een gevolg van het hooge wel-
vaartspeil in de jaren na den oorlog, gedeeltelijk van
(Ie gunstige prijsverhoudingen van tarwebrood ten
opzichte van andere broodsoorten en vele andere
levensrniddelen. Dat deze gunstige prjsverhoudingen
zich kônden ontwikkelen ondanks de prijsverhoogende
invloed van de Arbeidswet is te danken aan cle bijna
voortdurende daling, die de internationale tarwe-
markten na den oorlog te zien gaven.
Vergeleken bijv. met
1913
lag het prijsniveau van
roggebrood in de jâren na den oorlog altijd hooger
dan dat van tarwebrood. Zoo was ongebuild tarwe-
brood omstreeks
1924
‘ongeveer’ an’deihalf maal zoo
duur als voor den oorlog, terwijl roggebrooci ongeveer
tweemaal zoo duur was. De prijzên van witbrood be-
wogen zich toen op een niveau, dat 1daartusschen on-
geveer het midden hield. Het
tijdelijke
scherpe herstel
van de graanmarktèn in
1925,
weer gevolgd door een
meer geleidelijke daling, brengt in
1929
de prijzen
van roggebrood weer op rond tweemaal het niveau van voor den oorlog, terwijl toen witbrood nog on-
geveer
1.65
maal zoo duur was. Ongebuild tarwebrood
is dan inmiddels op een hooger prijsniveau gekomen
dan het in
1924
had bereikt. Gedurende de dan vol-
gendc crisisjaren, waarin een volkomen ineenstorting
van de graanmarkten plaats heeft, verliest ongebuild
tarwebrood zijn voorsprong op wit waterbrood geheel,
maar de prijsverhouding tusschen roggebrood en
tarwebrood wordt voor het eerste nog ongunstiger
dan zij alreeds was.
Waren dus de prijzen van tarwebrood ten opzichte
van roggebrood zeer gunstig, dit was eveneens –
hoewel in veel mindere mate – het geval ten op-
zichte van andere levensmiddelen. Gedurende de
periode, waarin de Arbeidswet werd ingevoerd, daal-
den de broodprjzen, althans die van tarwebrood, zelfs
nog sterker dan de prijzen van andere levensmiddelen, zoodat in
1924
de kosten voor voedingsmiddelen van
arbeidersgezirinen in Amsterdam bijv. nog
1.76
maal
zoo hoog waren gis gemiddeld van 1911 tot
1913.
De
scherpe
stijging
van de broodprijzen in
1925
wordt
echter door de overige levensmiddelen niet gedeeld,
zoodat in dat jaar brood in een ongunstige positie is
gekomen. Het duurt zelfs tot in
1929
voordat deze
weer geheel is gelikwideerd. In de eerste jaren van
de crisis dalen de andere levensmiddelen misschien
nog sterker in prijs dan brood, zoodat bij het in wer-
king treden van de tarwewet de prjsniveaux zoowel
van tarwebrood als van andere levensmiddelen in on-
geveer gelijke verhoudingen stonden tot die van voor
den oorlog.
Wit
Wit
Ongeb. Rogge-
melkbrood vat.erbroocl tarwebrood brood T II
1913 . . . – 100
100
100
100
– –
1921 .
235
228
187
243
217 68.5 1922 . – .
190
181
156
209
184 69
1923 . . –
177
166
147
193
171 73
1924 . . –
178
167
151
194
176 75.8
192.5 . . .
194
186
173
210
176 73
19-26 – – . – 186
178
164
195
161 749
1927 . – . – 183
176
164
196
163 75.5
1928 – . . – 179
171
160
198
166 77.2
1929 ….169
160
153
194
162 73.5
1930 . . .
162
152
146
183
150 78.7
1931 . . .
144
133
130
159
136 76.5
1932 . . –
133
123
123
157
1
)
119 76.9
1933 . . .
136
130
129
163
1
)
120 72.5
1934 – . – – 139
135
132
184
1
)
124 77.2
1. Kosten van levensonderhoud (voedingsmiddelen) voor
arbeidersgezinnen in Amsterdam. 1911-1913 = 100.
II. Hoeveel-held tarwemeel en -bloem door fabricage en invoer -ter beschikking gekomen voor vei’bruik per hoofd
der bevolking.
Zooals uit de bovenvermelde verhoudingscijfers
blijkt, is de prijsverhoogende invloed, die de arbeids-
wetgeving van
1919
op onze broodvoorziening heeft uitgeoefend – althans voorzoover het tarwebrood be-
treft – volledig geneutraliseerd door de daling van
de graanmarkten. Nu deze daling echter is tot staan
gekomen en de graanprijzen in ons land eerder een
tendens tot stijgen vertoonen, mogen wij verwachten,
dat thans de tijd is aangebroken, waarin de gevolgen
van de Arbeidswetgeving hun invloed zullen doen
gelden.
Het
–
is natuurlijk een open vraag in hoeverre de
omvang – van het broodverbruik daardoor zal worden
aangetast. De geringe elasticiteit in de vraag naar
brood wettigt de verwachting, dat wanneer het brood-
verhruik verder zou verminderen, ‘dit zeer langzaam
in zijn werk zou gaan. in dit verband meenen wij er
op te moeten
wijzen,
dat onder invloed van de gun-
stige positie, die tarwebrood vergeleken met roggc-
brood en andere levensmiddelen in de eerste jaren na de oorlog innam, het verbruik van brood bereid uit tarwemeel en -bloem sterk is toegenomen. Zoo
stegen de hoeveelheden tarwebloem en -meel, die in
ons land ter beschikking van de consumptie kwamen
t)
Bet-ekond op basis van de prijzen in de provincie Gi-o-
Iringen.
–
–
2)
i)e venhoudingscijfers zijn berekend uit opgaven van
di-verse bakkers in iedere gemeente boven 10.000 inwoners.
De gem’iddelden per gemeente zijn gewogen naar het
inwonersaantal.
29 April 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
317
van bijv. 68.5 kg per hoofd der bevolking in 1.921 tot
75.8 kg in 1.924. Gedurende de volgende vijf jaren,
waarin brood ten opzichte van andere levensmiddelen
in een meer ongunstige positie was geraakt, bedroe-
gen deze
cijfers
gemiddeld 74.8 kg. Van een verdere stijging was toen geen sprake meer. In de eerste vijf
crisisjaren, waarin de tarwebroodprijzen een zeer
scherpe daling te zien gaven, steeg dit gemiddeld tot
76.3 kg.
De gevolgen van onze Arbeidswetgeving kunnen
natuurlijk niet meer ongedaan gemaakt worden. Een
opheffing van het verbod van nachtarbeid bijv. zou
– nu de broodvoorziening geheel op dit verbod is in-
gesteld – waarlijk niet alleen om sociale redenen on-
gewenscht zijn.
T
–
let is dan ook noodzakelijk om andere maatregelen
te overwegen, die tot meer rationeele methoden in
onze broodvoorziening zullen leiden en zoodoende de prijsverhoogende invloed van onze Arbeidswet zullen
compenseeren. Om echter het verloop van de brood-
prijzen reeds dadelijk in een gunstiger richting te
sturen dan waarin deze zich thans bewegen, zou men
kunnen komen tot een meer soepele toepassing van
de monopolieheffingen op buitenlandsche tarwe. Niet
alleen zou daarmede zoowel het broodverbruik ge-
diend zijn als allen, die bij de broodvoorziening zijn betrokken, maar tevens het algemeeti belang. Brood
neemt immers een zeer vooraanstaande plaats in onder
de levensmiddelen, misschien meer dan in eenig land
het geval is, en het is daarom zeer te betreuren, dat
als gevolg van de diverse regeeringsmaatregelen onze
broodprijzeu zich, vergeleken met die in de meeste
andere landen, nog steeds op een zoo hoog niveau
bewegen. Dr.
B. AMMERLAAN.
IN- EN UITVOER VAN STEENKOLEN IN HET
EERSTE KWARTAAL 1936.
Het eerste kwartaal van 1936 •heeft voor de Ne-
derlan-dsohe mijnin-dustrie een opmerkelijke ver
1
bete-
ring gebracht.
Bij de beschouwing van de
kolenbeweging
van ons
land werd er het vori.g jaar in dit tijdschrift
1)
Op
gewezen, dat terwijl Nederland in het onderzochte
jaargedeelte tot zelfs in de beste jaren altijd een
invoeroverschot had gehad, dit in 1935 voor een uit-
voero’ver.schot ‘had plaats gemaakt. Wij verbonden
daaraan het betoog, •dat de Crisis’invoerwe’t haar doel,
de bestrijding of het voorkomen van een overmatigen
invoer en het staihiliseeren van in jaren van welvaart
bestaande verhoudingen, voorbijsdhiet, wanneer zij,
gelijk hier :het geval is, wordt benut om wezenlijke
veranderingen in het economisch leven aan te brengen.
De toen gesignaleerde vertohijnselen maakten in
het eerste kwartaal van 1936 venderen voortgang. De
verhouding van in- en uitvoer laat een
belangrijk
kolenuitvoeroverschot
zien, iets, dat in voor-crisis-
jaren niet is voorgekomen. Onderstaande cijfers
(tabel 1) maken een vergelijking met ‘de laatste jaren
mogelijk.
).
–
Tabel
1.
In- en uiitvor.cijfers van s,teenkölen in het eerste kw-a rtaal iii 1000 tonnen (zonder bu nke rkolen ingevoerd
Op cloorvoerdocument).
Invoer- (+)
Steenkolen Cokes Briketten
Bunkerkolen
of
mv.
uitv.
mv.
uitv.
mv.
uitv. vreemde Nederi. uitvoer-(–)
schepen schepen overschot
1933 1.354 778 116 458 91 86
79
30
+ 130
1934 1.494 758 143 477 91 86
98
52
+ 257
1935 1.166 689 91 584 77 78
22
26
– 65 –
1936 1.141 723 115 627 66 79
78
41
—226
9E-S.
B. van
20
Maart
1935.
blz.
259.
Tevens zij op-
gemerkt, dat gegeven-s over vroegere jaren in dit artikel
niet zijn opgenomen. :aicrvoor mag worden verwezen nan i
.
het hiervoor genoemde artikel en de reeds eer-der ver
–
schenen geschriften: ,,iiet Kolenvraagstuk in Nederland”
en Toekomstperspectieven der Nederlandsche steenkolen-
politiek”.
9 Alle áii dit artikel vcrwei-kte gegevens zijn ontleend
aan publicaties van het Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek.
Deze cijfers wijzen er reeds op, dat de Nederland-
scihe mijnlhouw van ‘de beperking van -den invoer be-
langrijke voordeelen heeft gehad. Het aanbod op de
hinnenlaiiidsche markt is ‘kleiner geworden. De ver-houding ‘van ‘h’innenlandsc’he productie tot verbruik
is nirnnier zoo .gunstig ‘geweest als in ‘het afgeloopen
jaargodeelte. Terwijl tot dus-verre ‘deze verhouding de
100 püt. niet te boven is gegaan, ‘hetgeen zeggen wil,
dat de hinnenlan’dsche productie .het verbruik niet
overtrof, ‘geeft het cijfer voor 1936 een niet onaan-
zienlij’ke verhooging. Tael 2 geeft een inzicht in de
ontwikkeling van ‘dit cijfer. Daarin vindt men tevens
de vraag beantwoord, of de Nederlandsohe kolen van
de hi.nnenland’sehe markt zijn verdrongen.
Tabel
2.
Biunenlandsohe productie
in
pCt.
van
het vei-bruik.
1921
………57
1929
………
88
1922
……..55
1930
……..
94
1923
……..64
-1.931
……..
100
1924
……..62
1932
……..
100
1925
……..69
1933
……..
99
1926
……..85
1934
……..
96
1927
……..84
1935
……..
99
1928
………92
iekw.
1936
……..
107
De ‘productie vertoon-de in het eerste kwartaal van
dit jaar een ‘opleving en nam met 5 pOt. toe. In
de tegenwoorclige omstandigheden mag een dergelijke
toeneming aanzienlijk genoemd worden. Te meer ‘be-
teekenis ‘heeft o.i. deze productie-stijging, omdat ‘de
vermindering van ‘cle productie sedert het jaar van
topproductie zoo ‘klein i-s, ‘gelijk wij el’ders
1)
reeds
hebben geschetst. 1.-let is stellig jammer, ‘dat door
versdhillen’d’e omstan’dig.heclen, zooais de gedrukte
stand van het bedrijfsleven en ‘de -ongewoon ‘zachte
win-ter, het Nederian-dsche verbruik zoo beperkt ‘blijft
en nog geen opleving vertoont. Deze fei’ten ‘komen
alle tot uit-ing ‘in -de cijfers, verwerkt in tabel 3. –
Tabel
3.
i’roductie en verbruik in het eerste kwartaal
1-935
en
1936.
(in 1000 tonnen).
1935
•. -1936
v.
ver-bru,ik
.
-.
v. verbruik
Productie beschi.kb.
productie besohilob.
Jan . ……
1024
1015
1058-
1021
Febr . ……
938
902
960
837.. Maart
931
910
1015
949
Totaal le kw.
2893
2827
3033
2807
Wijziging
van 1936
t.o.v.
1935:
productie
+ 5 pot.;
voor verbruik beschikbaar—
1 pCt.
Uiteraard i-s het afgeloopen jaargedlte nog te kort
Om
reeds thans eenige conclusie uit het – cijfermate-
riaal
–
te trekken. Toch kan men -den indruk niet van
zicih afzetten, ‘dat wanneer men bedenkt, dat een-er-
zij-ds -de prijzen in stijgen-de ridhtin’g gaan, anderzijds
cle uitvoer en ‘de ‘productie toenemen – de bedrijfs-
economische moeilijkheden voor -cle mijnen sterk ver-
minderen, te meer wanneer men in aanmerking
neemt, ‘dat de verschenen jaarverslagen over het af-
gel-oopen jaar reeds wijzen op – -zij het ook kleine
– hedrjfsivinsten. Resten natuurlijk -op te lossen de
bed rijfstechnische moeilijkheden, waaronder het mijn-
bedrijf en meer speciaal ‘de mijnwerkersbevolkinjg in
den vorm van rationalisat’ie ‘der productie met ver-
hoogde opbrengst per arbeider en bijgevoig vermin-
derde arbei-dsaanwen-ding gebukt gaat.
Bij ‘de in- en uitvoer-cijfers is na ‘het hiervoor reeds
vernielde in ‘het bijzon-de.r ‘cle waardebewegin-g ‘belang-
wekken-d. Zetten de ‘daarbij gesignaleerde verschijn-
selen zicih, voort, dan zal het stellig de moeite bonen
het vraa’gstuk -der waardebewegiugen in ‘breeder opzet
na te gaan. Ter kennismaking met de verschijnselen
zijn ‘hier enkele cijfers opgenomen. Zoo zijn ‘in tabel 4
verwerkt de in- en uitvoeren in ‘de eerste -kwartalen
van 1935 en 1936, alsmede huil gemiddelde waarde
per ton.
1)
Zie noot
1
in de eerste kolom.
318
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 April 1936
Tabel
4.
In- en uitvoer in hoeveelheden en waarde (in 1000 Gulden).
Invoer Uitvoer
gen. waarde
gem.
waarde tonnen waarde
per ton
tonnen
waarde
per ton
steenkolen
1935
1.165.574
7.007
f6,01
689.486
5.319
f7,72
1936
1.140.751
7069
,, 6,20
723.070
5.203
,, 7,20
cokes
1935
91.236
722
,,7,92
583.959 3.826
,, 6,55
1936
115.335
906
,, 7,86
626.516
4.206
,, 6,71
briketten
1935
77.414
648
,,8,37
78.092
598
,,7,66
1.936
65571
552
,,8,41
79.005
591
,, 7,48
burike rkolen vreemde schepen
1935
……………………..
22.345
131
,, 5,87
1936
……………………..
77.640
464
,,5,98
Noden. schepen
1935
………………………
25.791
172
,, 6,67
1936
……………………..
41.208
271
,,6,58
Beperken wij de beschouwingen tot het hoofdar-
tikel steenkolen, dan valt op, dat cle ingevoerde kolen
3 püt. in prijs zijn gestegen, terwijl bij den uitvoer
de jrijs niet bijna
7
pOt. is gedaald. Er zijn verschil-
lende aanwijzingen, die het aannemelijk maken, dat
cle stijiging van den prijs van ingevoerde kolen ook
in de volgende Jcwartalen gehandhaafd zal blijven.
Daarnevens zij ook de aandadht gevestigd op den
export en het waardeverloop hij de verschillende lan-
den. Tabel 5 geeft hierin een nader inzidht, waacbij
wij de landen van bestemming in twee groepen
splitsen.
Tabel
5.
Uitvoer van steenkolen, cokes en br.iketteji in het
1,e kwartaal
1936.
steen kool-
Groep
A.
Steenkolen
Cokes
briketten
tonn.
1000gld.
tonn.
1000gld. tonn. l000gld.
Duitsciland ……
222.933
1.719 107.788
1.106 31.615 275
België en Luxernb. 212.026
1.251 146.188
752 21.892 122
Frankrijk
……
202.736
1.729
94.510
520 16.497 130
Zwitserland……
27.581
216
2.320
15
9.001
63
Groep 13
Argentinië
……
32.280
167
Griekenland
…
5.692
24
Zuicl-Slavië ……
1.000
5
5.789
35
Spanje ……….
4.944
24
Fr. Marokko, Tanger
1.809
9
Sp.
Marokko
.
..
2.335
14
Noorwegen ……
1.990
10
57.068
371
Zweden……….
7.414
32 195.961
1.294
Gr.-Brittannië. ..
2.971
19
Italië
6.851 48
Tunis
2.705
16
Totaal ……
723.070 5.203 626.516 4.206 79.005 591
Recapitulatie
landengroep A ..
665.276 4.915 350.806 2.393
B ..
57.464 285 271.345 1.783
Berekent men nu het bedrag, dat ieder dier lan-den gemiddeld per ton ‘heeft moeten betalen, dan
wordt het volgende beeld verkregen.
1)
Tabel
6.
Gemiddelde waarde •per ton uitgevoerde kolen voor
verschillende bestemmingen (in Guldens per ‘ton).
steenkolen cokes stee nkool’b ‘ikette ii
Landengroep A gemiddeld
7,39
6,82
11
ii
,,
4,96
6,50
Voor de landen van groep
A afzonderlijk:
Duitsh1and
………..
7,71
10,25
8,70
België en Luxemburg
5,90 5,14
5,57
Frankrijk
………….
8,52 5,50
7,78 Zv1bserland
…………
7,83
6,47
7,-
1)
Het behoeft geen betoog, dat hierbij de kwad’iteitsver
–
schillen een rol spelen en de samenstelling van dcii export ten deze den geniiddclden prijs zeer wel kan belirvlooden.
Men zon uit dienen te. gaan van gespecificeerde cijfers, als
bijv. de Engelsohe uiitvoers’tati’stiek geeft, welke onder-
scheidt naar a.fineting en soort. Ook dan doen aioh echter
soortgelijke belangrijke pnijs’versehillen voor.
Zooals uit ideze cijfers blijkt, zijn de prijsverschil-
len zeer belangrijk. Het verdient de aandacht, dat de
landen gegroepeerd in groep A in meer dan één op-
zic4ht van ‘die van groep B te onderscheiden zijn. Zijn
het in de eerste plaats de landen, die tot cie min of
meer natuurlijke ‘afzet’gdbieden van Nederland be-h’ooren, daarnaast zijn het ook de landen, waar een
reglementeering van den invoer van ‘kracht is, terwijl
in ‘de landen, gegroepeerd in groep B, vrijwel geen beperkende ‘bepalingen t.a.v. den invoer van steen-
‘kolen gelden en deze vrijwel elle behooren t’ot de
omstreden kolenmarkten. In ‘het bijzonder wordt
daaibij de aandacht op het artikel steenkolen geves-
tigd, waar de bedoelde verschijnselen zich in hun
zuiversten vorm voordoen.
Eenigermate een verklaring te geven van het ont-
staan dezer prijsversehillen valt buiten het ka’der van
dit opstel. Eén zijde van dit veelzijdige vraagstuk
willen wij echter wel belichten.
Wanneer een land een beperking van zijn invoer tot stan’d brengt, begrenst ‘het daarmede de concr-
rentie en schept het een hinneulandsoh prijsniveau.
Voor de buitenllan]sche leveranciers, – en dit geldt
zeker voor een artikel als steenkolen, welks verkoop
in vrijwel alle landen op een of andere wijze cen-
traal geregeld of ‘beïnvloed wordt – ontstaat de
toestand, dat zij in ‘hun quantum zijn •beperkt, waar-
mede de concurrentieprikkel komt te vervallen. Het
streven, dat zich ‘dan ‘open’baart, zou men met ,,to make the best price of it” kunnen aangeven. Over-
tuigd wis men is, dat een invoer-behoefte de toege-
stane quantiteiten zal ‘doen plaatsen, vraagt men
hoo’gere
prijzen.
Het was reeds regel voor verschil-
lencie markten afwijkende prij’zen te vragen. Is ‘de
markt eenmaal gesloten, dan kan het principe: reken
wat .de markt kan verdragen, meer volledig tot uiting
worden gebracht. Daaruit laat zich ook weer de ver-
schillen’cle vorm hij de diverse producten verklaren.
In ‘zijn zuiveren vorm kent men dit verschijnsel ook hij ‘de Nedeiqandsche boteruitv’oeren. Gezien in ‘dit
licht verdienen zo’owel de divergentie in het waarde-verloop bij in- en uitvoer, als de uiteen’loopende prij-
zen ‘bij den uitvoer de voortdurende aandacht ‘van de
regelende instanties en dient in ‘het bijzonder ‘voor
analogie hij ‘den invoer te worden gewaa’kt.
Tenslotte verdient nog ‘de bestemming ‘der pro-
ducten ‘cle aandacht. Zooals uit tabel 5 blijkt, heeft
Duitshlan’d voor wat ‘betreft het artikel steenkolen
onze andere groote afnemers ter zijde ‘gestreefd en
neemt het nu voor dit artikel ‘de eerste plaats als
exportlan’d in. Dit verschijnsel is stellig ‘opmerkelijk.
De uitvoer naar Duitshland ‘heeft een ‘omvang ge-
kregen, die hij ‘tevoren nimmer gehad heeft.
Tabel
7.
Uitvoer van steenkolen naar Du.itsehland in 1000 tonnen.
1926 ……..163
1932 ……..643
1927 ……..322
1933 ——–605
1928 ……..702
1934 ……..719 1929 ……..605
1935 ……..690
1930 ……..613
lek.w.
1936 ……..223
1931 ……..622
Bijzondere aandacht verdient deze ontwikkeling
door het feit, dat Duitschiand niet in de gelegenheid
is zijn afnemers te voldoen, uit ‘hoofde waarvan de
Nederlan’dsdhe uitvoer belangrijk is beperkt moeten
worden. Daarom is het stellig van belang, dat ‘deze,
verhoogde ‘export e’en grootere belasting van het Ne-
derland’sdhe export-bedrag uitmaakt. Immers over-
schrijden de hiervoor ge’vergde bedragen ‘het ‘gemid-
delde der laatste 4 jaren met ongeveer 30 pOt.
Tabel
8.
Uitvoer van steenkolen naar ])uitschland
waarde in
1000 Guldens.
1930
……………..
7.085
1931
…………….
6.593 1932
…………….
5.353
1933
…………….
4.803
1934
…………….
5.532
1935
…………….
5.327
lekwai-taal
1936 …………….
1.719
29 April 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
319
Stelt men het totaal van den Nederlan•dsdhen kolen-,
cokes- en steenkooibriketten-uitvoer naast ‘den totalen
Nederlan,dsohen uitvoer naar Duitschiand, clan wordt
het volgende ‘beeld verkregen:
Tabel 9.
Overzieht van het aandeel van de inijnproducten in dn
totalen uitvoer naar DutscMa,ud.
totaal uitvoer
steenkolen, cokes
idem
naar Duitschland
steenkoolbriketten
in %
(zonder goud enz.)
(stat. no’s313,314,317)
v. h.
totaal
1930 …….f365.713.621 )
f
1.6.473.732 )
4,5
1931 …….
..255.960.511′ )
,, i5.73.i.69 )
(
IJ
1932 ………176.495.034
,, 10.948.082
6,2
19……………..19.155
,, 10.403.061
6,7
1934 ………175.694.023
,, 10.771.1.06
6,1
1935 …….„129.250.114
10.638.387
8,2
1936
le’kw
,,
27.343.036
3.100.076
11,3
) 1930
en
1931
mcl. bunkerkolen voor Duitsche schepen.
Klaar’hlijkelijk ‘heeft ‘dus de Nederlandshe Regee-ring in verihand met ‘den ‘toestand van de mijnindus-
trie en waarschijnlijk meer speciaal ten kohoeve van
‘den toestand van ide mijnwerkers :het weuschelijk ge-
acht het ‘betali ngscontingent voor mijnpr&ducten te
verhoegen. d. G.
HET ABSOLUTE RENDABILITEITSBEGINSEL IN HET
VERKEERS WEZEN.
In Heft II van den dertienden jaargan’g van het
Zeitsdhrift fii r Verkehrswissensohaf t”, bespreekt
Prof. Dr. Ing. Cari Pirath in een artikel ,,Staat und
Verkehr irn Wandel der Zei’ten” o.a. ‘de volgende
vraag, tegen wefiker door hem gegeven ‘beantwoording
wij sefherp stelling moeten nemen.
,,Kann”, zoo vraagt hij ioh af, ,,’das a’bsolute Ren-
tabil’itiitsprinzip, ‘das ibisher für ‘clie Eisen’bahnen
m’aszgehend war, noch cme praktische Bedeutun’g
fUir d’ie ‘heutige und zukünftige Verlcehrswrirtsdhaft
habei?” ‘blz. 32). En twee bladzijden verder trekt hij als resultaat van zijn aan ‘deze vraag gewij.de
beschouwing, ‘de volgende conclusie: ,,Das atbsolute,
peivatwirtschaftliche Rentabili tii’tsprinzip, wie es
b isiher ‘durdhweg für ‘die E’isenba’hnunternehmungen
Gruncl’eatz war, wird ‘dureb ein partielies Rentabili-
tiitsprin”zip für die Verkehrsunternchmungen ‘im In-
teresse ‘der Volkswi rtsdhaft ersetzt werden müssen”.
Om ‘hierop met vrudh’t critiek te kunnen uitoefe-
nen, zal het in ‘de eers’te plaats nood’i’g zijn, nauw
–
keurig vast ‘te ‘stallen, wat Pirath met deze conclusie
bedoelt. Hiertoe ‘zullen ‘wij een oogen’blik zijn rede-
neering moeten volgen.
Hij bogint met vast ‘te stellen, dat na cle voltooiing
van het net ‘der Dui’tsche ‘aut’o’banen, ‘der vliegvelden
en der waterwegen, Duitsh1an’d over een zoo groot
verkeerssysteem zal ‘besdh’i’leken, ‘dat ‘de ,,Leistungs-
kapazitiit mengenmiis’zig ein Vielfaches der Nac’hfrage
nach Verke’hrsleistun’gen betragen wird”. Dan zegt
hij:,,Die starke Streuung des Verkehrsvolumens….
wird ‘da’s wirtsahaftlidhe Ergcbnis ‘der Verkdhrsun-
terne’hmungen…. uugünsti’g lheeinfluszen.”
Hij constateert ‘dan, dat over 1934 ‘de inkomsten
der ‘spoorwegen in Europa gemiddeld 20-24 pOt.
achter bleven ‘bij ‘de uitgaven met inbegrip ‘der kap’i-
taa’llasten. Vervolgens schrijft ‘hij: ,,Das ibedeutet
nach der ‘durohsdhnittl’idhen Selbstk’ostenana’lyse für
Eisen’baihuen, dasz der Zinsend’ieust für die Anlage-
kosten der Eisen’bahnstrecken von an’derer Seite, un’d
zwar im ernter Linie vom Staat üherno’mmen werden
muszte”, waarop een zeer Icarakteristieke uin volgt:
,,Die ‘geringere Ausnut’zung des Verkehrsappara’ts
fil’hrt :z’wangslaüfig zu ‘hö’hereu Transportkosten für
clie Verkefhrsleistungseinheit, w en n
t)
die Verkehrs-
unterne’hmun’gen für ‘die Deckung ‘der gesumten
Sel’bstkosten ‘durcth Verkehrseinnabmen veran’twort-
lih tbleiben sollen.”
Men lette er ‘op hoe oneconomi’sh dit geclaoht is:
t)
Spatieei’ing door
mij.
dli.
Indien
de fabrikant ‘zelf zijn kosten moet vergoeden,
dan ‘leidt een ‘gerin’ge benutting van zijn materieel
tot ‘hooge kosten per geprod’uceerde eenihei’d;
indien
een ander ‘die kosten voor ‘hem betaalt…., wel ‘dan ‘be-
‘hoeft ‘hij ze niet zelf te dragen…..
T
Dan doet een
ander ‘dat wel voor hem, en ‘de eenige, die ‘daarvoor gevonden kan worden, is natuurlijk als steeds in der-
gelijke gevallen: ‘de Staat.
Pirath bepleit dan verder, dat ‘cle Staat daarom
terug moet naar ‘het stelsel van verkeerssubsi-
dieering, een stelsel, ‘dat de Staat van ‘de vroege
ou’d’hei’d tot laan ‘het tijdstip van de invoering der
spoorwegen steeds ‘heeft ‘toegepast. ,,Das ist ‘der
Weg einer U’bernahme hesti’mmter Kosten der
Verkehrswirtsehaft ‘dusch ‘den Staat”. Dit is, zegt
hij, ‘tenslotte de eeni’ge methode om te voorkomen
dat cle verv’oerlcosten (?!) ‘door ‘de slechte ‘verhoudin-
gen in .het verkeersapparaat al te zeer verhoogd wor-
den. Daarom ,,wird’der Staat ….. die Kosten für die
Verzinsun’g uizd un’ter Um’stiin’den audh für d’ie A’b-
scihrei’bunig ‘des Anl’agekapitals für die baul’iohen ‘oder
ortageFbundenen Anlagen der Eisenbaihnen, Wa’sser-
straszen un’d Straszen überne’hmen mits’sen.” Bij ‘deze oplossing nou ‘cle ‘bela’stin’g’beta’ler ‘ongeveer 25 pOt.
van alle vervoerkosten te ‘dragen ‘krijgen.
Men vertrouwt zijn o’ogen niet, wanneer men ‘dit
leest en (bedenkt ‘dat hier Prof. Pirat’h, een van
de grootste Dui’tsdhe verkeerseconomen aan het woord
is. Wat ‘wij’ ons kunnen begrijpen is, dat Prof. P’iraMh
het ‘onmogelijk acht een ‘andere oplossing te vinden v’oor ‘den toestand, welke zal zijn ontstaan wanneer
eenmaal alle nieuwe en financieel veelal ‘onverant-
woorde verkeerswerken in zijn land gereed zullen
zijn. Maar waarom ‘dit dan niet voorgesteld als een
on’vermijidelijke n’oodopl’ossin’g, dodh als een ‘gesloten
tiheorie?
Wij mdeten onze oogen u’itwri.ven wanneer wij ‘daar
‘gedrukt voor ons zien staan, dat ‘de vervoerkosten
laag gehouden kunnen worden door ‘den Staat 25 pOt.
van ‘die kosten te doen ‘dragen. Waarom laat men
dan niet liever de Staat alle kosten betalen?
Er ‘is edh’ter meer, en ‘dit ‘betreft het volgende
kernpunt, ‘da’t ‘hij oppervlakkige besdhouwing een
zekere mate van aantrek’kelijldheid ‘bezit en daarom
wel eens bewuste of onbewuste aan(hangers ten onzent
zou ‘kunnen vinden, waarom wij h’ier op cle groote
gevaren van ‘die theorie willen wijzen.
Het bij ‘de bepaling ‘der vrachtprijzen buiten reke-
ning ‘laten ‘van bepaalde kostenelemen’ten (waarop
Piratlh aanstuurt), ‘brengt groote gevaren mede. Deze
gevaren zijn hierin ‘gelegen, ‘dat de natuurlijke ,,Kon-
kurrenzfii’hi’gkei’t” van de verschillende bedrij’ven
•
aan’getast wordt, waardoor ‘de ontwikkeling van
het ‘productieapparaat, in casu ‘het verkeersappa-
raa’t, niet volgens ‘de ridhtlijnen van het waarlijk
goedkoopste prod’uctiemi’d’del, in casu ‘het goedkoop-
ste vervoermiddel, ‘zal plaats ‘vinden, ‘dodh ‘bepaalde
verlceersmidd dien een voorsprong kunnen verkrijgen,
welke zij, algemeen economisch bezien, niet verdienen.
De theorie ‘van Pira’th zou alleen ‘dan opgaan, wan-
neer het aandeel ‘der ‘kosten van weg en vaste werken
bij alle verkeersbedrijven ‘overal en steeds een gelijk
percentage van ‘den kostprijs uitmaakte. Dit i’s echter
geenszins het ‘geval. En zelfs indien al op een ‘be-
pa’al’d cogenhlik de practijk zulks anders zou uitwij-
‘zen, ‘clan nog mag men in ‘de theorie het bestaan van
een ‘dergelijke (blijvende) gelijkheid niet aannemen.
Immers indien men ‘het ‘beginsel aanvaardt, dat de
Staat een ‘deel ‘der kosten op ‘zich neemt, dan zal men
dat beginsel ook consequent moeten toepassen, en
daarom ook 1bereid moeten zijn het op ‘verkeersmi’d-
delen toe te ‘passen, welke eventueel eerst ‘in de toe-
komst ‘zullen ‘ontstaan.
Hier komt nog (bij, ‘dat het percentage, ‘dat zie kos-
ten van weg en vaste werken ‘in het totaal der zelf-
kosten van cle ‘bestaande bedrijven innemen, voortdu-
ren’d wisselt.
Het zal nu duidelijk zijn, dat wij om deze redenen
320
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29
April 1936
Pira’th’s meernng, ‘dat men alle wegkosten enz. maar eeirvoudig door de gemeenschap moet laten betalen,
niet kurmen ‘deden.
Iets geheel anders is natuurlijk de vraag of een
bedrijf onder bepaalde omstandigheden zijn kapitaal-
lasten nog wel kan opbrengen en of er geen bijzon-
dere redenen zijn waarom men somtijds zal moeten
erkennen, dat veel van de kapitaalwaarde van be-
paalde bedrijven verdwenen is.
1)
Dit is echter geheel iets anders, dan dat men
zidh van meet af aan op het ‘standpunt stelt, dat “men
:ma’ar verkeerswegen moet aanleggen en dan, wan-
neer er eenmaal een teveel is (d’at men fbavendien
nog v’oorziet ook!) maar eenvoudig te verklaren: ,,Dat
inot de Staat betalen.”
Begrijpelijk ‘is echter, ik
zei
het reeds in den aan-
vang en herbaal het ‘hier nog eens, ‘dat Pirat,h een
oplossing gezodht ‘heeft voor de vraag: ,,Wa’t staat
ons Duitsdhers te ‘doen, wanneer wij eenmaal dat
groot’sc’heepsche verkeersplan ‘tot uitvoering ‘hebben
‘gebracht? Hoe kunnen wij dan althans voorkomen,
dat de vraohtprijzen tengevolge van de hoogere kos-
ten al ‘te onrusbaren,’d zuilen stijgen?” Inderdaad is
dan het juiste antwoord, dat de Staa’t
in eersten aan-
leg wel de ‘dupe ‘zal worden.
Men ziet, hoe onrechtstreeks en missdhien onbe-
doeld ‘door Pirath het beste bewijs wordt geleverd
voor de financieele ruïne, welke de Du’itsche Staat
zidh met zijn geweldige autobanen-, kanalen- en vlieg-
vdldaanleg ‘op den hals haalt. Goed ‘beschouwd geeft
Pirath’s betoog een waarschuwing aan ons, ‘steeds te
waken voor toepassing van het beginsel, dat ieder ver-
keer ‘zijn ei’gen kosten geheel moet dragen. Zou men dit
kerngezo’nde beginsel gaan verwaarlo’zen, dan-Lou
eerst recht het hek van den dam geraken, ‘zou de
eenige redelijke rem, welke thans nog bestaat op het
ônbeperkt aanleggen van nieuwe verkeerswegen, ge-heel gaan ontbreken, en zouden wij spoedig weer ge-
dwongen worden te handelen volgens ‘de fabelen ‘der
indirecte-ren’dabiliteits-Vheoretici.
Dr. E. D. DE MEESTER.
1)
Zie mijn proefschrift ,,Coördinatie der Vei’kecrsbe-
drijven”, Uitgave N.V. Hollandia Drukkerij, Baarn; blz. 116-119, 384-393, 411-417.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
RAMING VAN DE MET BIETEN BEBOUWDE OPPER-
VLAKTE VAN EUROPA.
Dr. Gustav M’ikusch ‘te Weenen sohrijft ‘ons:
Zo,oals elk jaar ‘om dezen tijd werd thans on’ze
eerste rsming van de met ‘bieten bebouwde opper-
vlakte van Europa uitgewerkt, en het resultaat van
•dezen op ui
–
tgdbreidre onderzoekingen herustenden
arbeid is als hierna weergegeven.
Ondanks cle moeilijkheden, welke eruit voortsprui-
ten, dat in Dui’tsdhland, in het gebied van de Vrije
Stad Dantzig, in Tsjeoho-Slowakije, in Oostenrijk,
Ilôngarije, Frankrijk, Spanje, Letland, Lithauen en
Turkije cle bietencontracten niet voor een ‘bepaalde
o
pp
erv
lakte worden afgeslotdn, ‘doh voor een be
paaicle hoeveelheid bieten, mag worden aangenomen,
Bietsuikerprocluctie
Met bieten bebouwde
in 1.000
metr. tons
oppervlakte in 1000 ha
ruwsuikerwaarde
Raming
Opbrengst
Raming
Opbrengst
1936
1935 1934
1935/36
1934135
Duitschianci
385
1
)
3611)
3471)
1.670
1.673
Dantzig
2)
….
2
–
5
–
33
Tsjecho-Slowak
150 146 145
570 638
Oostenrijk
•
38
44
50
206
223
Hongarije
•
40
38 38
117
120
Frankrijk
•
227 225 266
930
1.223
België
……..
53
53 55
241
270
Nederland
•
41,
3
)
41
42
236
243
Polen
……..
120
119
112
444 447
])enemarken
.
39
44
43
245
90
Zweden
……
51
51 51
295
272
Italië
……..
105
8
)
90
85 311
345
Spanje ……..
88
65
90
200
349
Joego-Slavië
26
28 22 90
63
Roemenië……
27
36 34 134 107
Bulgarije ……
2
7
2 18 2
Zwitserland
•
2 2 2
8
10
Gr.-Brittannië
152
152 163
550
.
694
lerscheVrijstaat
23
22
18
88
75
Finland
3
3
3 9
12
Letland
……
12 15 15
50
61
Lithauen ……
7
7
4
25
17
Turkije (Europ.
en Aziat.)
25
21
30 60 66
Europa zonder
Sovjet-Rusland 1.618
1.570
1.622
6.497
7.033
Sovjet-Ruslandl.245
1.220
1.183
2.500
1.460
Totaal Europa 2.863
2.790
2.805
8.997
8.493
Inbegrepen de bieten, bestemd om gedroogd te worden.
Zondei’ de bebouwde oppervlakte en cle suikerproduetie
van de suikerfabriek Marienburg, welke tot Duitschland
gerekend wordt.
Alleen de bietenvelden, waarvan de oogst tot suiker
wordt verwerkt.
dat de inderdaad met bieten bebouwde oppervlakte
van de in de raming vermelde cijfers niet zooveel
zullen afwijken, dat een geheel ander beeld zou ont-
staan.
Indien ‘de bebouwde oppervlakte in Europa zonder
Sovjet-Rusland met de cijfers van ‘bovenstaande tabel
klopt, dan blijkt hieruit in vergelijking met het jaar
1935 een toeneming van de met ibieten be’bouwd op-
pervlakte ‘met 3.1 pOt., ‘terwijl in ‘vergelijking met
1934 een zeer onbelangrijk verschil van 0.3 pOt. valt
op te merken. Daar de suikeropbrengsten in ‘de verschillende lan-
den onderling sterk afwijken, is het bij de toe- of af-neming van de bebouwde oppervlakte van ‘groot be-
lang, ‘of een wij’ziging z’ich bij een land met een ‘h’ooge
of met een lage su’ikerop’hrengst voordoet. Teneinde
‘te kunnen nagaan, wat cle bovengenoemde toeneming
van cle bebouwde oppervlakte ten opzichte van het
voorafgaande jaar t.o.v. ‘cle suikerproductie zal be-
tee’kenen, werd ‘voor elk land het gedurende de laatste
drie campagnes (1933/34 tot 1935/36) verkregen e-
mi’ddel’de van de suikeropbren’gst per ha berekend
en ‘dit getal met de voor 1936 geraamde ‘bebouwde
oppervlakte vermenigvuicligd. Alleen in landen, waar
aan een contingemiteerinig van de productie streng de
Aanvoeren in tons van 1000 kg.
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
19125
April
Sedert
Overeenk.
19125
April
Sedert
Overeenk.
1936
193
1936
1jan.
1936
tijdvak
1935
1936
1Jan.
1936
tijdvak
1935
29.836
327.460
311.542
–
4.361
3.707
331.821
315.249
9.656
97.627
89.881
–
1.700
281
99.327
90.162
Boekweit ……………..
450
6.716
8.300
–
100
–
6.816
8.300 8.438
243.703
239.761
800
53.901
41.160 297.604 280.921 4.894
96.117
127,302
635
6.570
13.385 102.687
140.687
Tarwe
………………
Rogge
………………
1.527
21.642
47.691
–
20
1.460
21.662
49.151
Male ……………….
2.040
53.708
42.626
1.911
95.990
188.765 149.698
231.391
Gerst
……………..
Haver
……………..
175
..
26.050
8.341
–
175
–
26.225
8.341
Lijnzaad
……………
Lijnkoek …………….
Tarwemeel
…………
,
9.724
5.875
438 2.132
,
2.251
11.856
8.126
Andere meelsoorten ….
.1.319
1.018 11.089 10.840
–
723 1.022
11.812 11.862
29 April 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
321
‘hand wordt, gehouden, werd het contingent
voor
1936/37
in de raming opgenomen.
Het resu1taat van deze berekening is voor Europa
zonder Sovjet-Rusla nd een suikerproduetie (ruwsui-
kerwaarde) van
6.760.000
ton, terwijl de werkelijke
productie
1935/36 6.497.000
ton en de productie
1934/35 7.033.000
ton heeft ibodragen.
Er ‘zij nadrukkelijk
Op
gewezen, dat ‘dit geenszins
een raming is, doch sleohts een berekening, welke op
niets anders steunt dan op het bovenstaande.
Voor •de Sovjet-Unie werd dit jaar een bebouwde
oppervlakte van
1.245.000
ha tegen
1.220.000
ha in
1935
vastgesteld. Hoewel deze toeneming slechts van
geringe beteekenis is, ihebben de voor de suikerindus-
trie toonaaiigevende officieele instanties toch een
suikerprorduetie van niet minder dan 4 millioen ton
rawsuikerwaarde voor oogen. Dit is te opmerkelijker,
omdat ‘de bietenoogst het vorige jaar zeer ‘hoog was
en de opbrengst
1935/36
voor
Rusuland
een recordhe-
teeken’de. Ondanks deze gunstige omstandigheid werd
in
1935/36
van een bebouwde oppervlakte van
1.220.000
ha slechts
2.500.000
ton ruw suikerwaarde
gewonnen, en een verhooging van de productie van een slechts iets grootere bebouwde oppervlakte met
1.500.000
ton tot
4.000.000
ton zou een vermeerdering
van de suikeropbrengst met rond
60
pOt. vereisdhen.
Men mag een dergelijke toeneming echter niet van
voren af aan als onmogelijk beschouwen, want Rus-land ‘bhoeft lang niet het gemiddelde van •de Euro-
peesche opbrengst te bereiken, om van zijn ibdhouwde
oppervlakte 4 millioen ton suiker te winnen, doch
mvel moeten de veibeteringen, welke in de laatste
jaren op het gebied van cle hietenindustrie en de sui-
kerproductie in Sovjet-Rusland werden bereikt, dit
jaar nog grooter zijn, wil het Regeerin’gsprogramma
worden verwezenlijkt.
MAANDCIJFERS.
HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.
Am-
sterdam
rn em
Den Haag
Volle
eigen.
‘
dom
‘
Middel-
burg
Rotter-
dam
Wo
e
4.67 4.98
4.93
5.01
4.98
4.70 4.89
1934 ……..
4.49 4.65 4.69 4.95 4.89 4.52 4.65
1933 ………
1935 ……..
4.54
4.54 4.58 4.80 44 4.40 4.44
Jan. 1934
.
44
1)
5
5.-
5
5
4.50
44
44
5
4.69
5
5
4.68
5
44
5
4.64
5
5
4.55
5
April
……
44 44
4.70
5
5
4.50
44_52)
44 44
5.-
5
5
4.50 4.55
3
)
44 4.50
–
5
4.50
–
Juli ……..
4.50
44 4.78
5
5
4.50e)
445
4.42
44
4.50
5
5
4.56
44-4
Sept……..
4.33
44 4.75
–
5-44
4.50
44_4
Oct………..
4•37
5
44
4.50
4.92 44
4.50
–
Nov……….
.4.25
44 4.59 4.87 44
4.50
4-4
Dec ………
4.25
44
4.58 4.75 44 4.47
4-4 Jan. 1935
.
4.42 44 4.50
5
44 4.36
4-4
4.42
44
4.65 4.76 44 4.23
–
Febr………
Mrt………..
4.50
44
4.67
4.78 44
4.30 4_4
Mei
……….
4.50
..
44
4.50
4.75 44 4.50
44
Juni
…….
437
5
.
44 4.25
5
44 4.25
44_4
Aug……..
Juni
……
4575
44
–
–
44
437
44
Juli ………
4.44 44
4.50
4.75 44
–
44
Febr………
Aug.
……
.4.50
.
44
4.22
4.50 44
–
44
Maart ……..
April
…….
Sept.
……
4.75 44 4.75
4.90
44
4.60 44
Mei
………
Oct ………
4.75 44 4.75
–
44
4.60
44
Nov.
……
4.67
.
44_4
4.71
4.75
44
4.25
44
Dec ………
–
5)
.
44_4
4.86
–
44
4.50
44
Jan. 1936
4.42
…
44
4.50
–
44
–
44_4
Febr.
……
4.50
.
–
4.75 4.75 44
–
44_4
Mrt……….
.4.87
44 4.75
4.87e
44
4.60
44
Op erfpacht 44
0
/
0
.
Bij extra veel overwaarde, b.v. 50
01
0
, bedroeg de rente
44
0/
o
.
8)
Op erfpacht 44
0
/
0
.
Voor hypotheken tot een gezamenlijk bedrag van
f
34.500.- en 4.25
o/
voor een hypotheek van [10.000.-.
Geen le hyp. gepasseerd, door stagnatie in hyp. crediet. Nadruk verboden.
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
Ned
Disc.Wissels. 244
Febr. ’36
Lissabon
….
5
13Dec.’34
Bk
Bel.Binn.Eff.
1Vrsch.inR.C.
’36
3
4
Febr.
Londen ……
2 &)
Juni’32
3
4
Febr.’36
Madrid ……
5
9Juli ’35
Athéne ……….
7
14Oct.’33
N.-York F.R.B.
141
Feb.’34
Batavio ……….
4
1 Juli’35
Oslo
……..
3422Mei’SS
Belgrado
……..
5
lFebr. ’35
Parijs
……
5
28Mrt.’36
Berlijn ……….
4
22 Sept.’32
Praag
……
3 1 Jan.’36 Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Pretoria
. .
..
3415Mei’33
Brussel ……….
2
16Mei’35
Rome ……..
S9Sept.’35
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
..
24
1Dec.’33
Calcutta
……..
3 28Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
5
21 Oct.’35
Weenen ……
34 10Juli’35
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Warschau….
5
260ct.’33
Kopenhagen
. .
..
3422
Aug.’35
Zwits. Nat. Bk.
24
3 Mei’35
OPEN MAJiKT.
1936
1935
25
20)25
13118
6111
2312
1
H
23/3
H
April April April
April April
An,,terdarn
Partic. disc.
11
1
1-31je 1-31j
2)
1114
4
1
14_
1
15
2
1
18_
1
14
318-I16
Prolong.
l-‘/i
l’iji
I_L(4)
1-118
31j4_4114
111
4
-2
2
1
14-
3
14
Londen
Daggd.
. .
1
121
i/z..l
11-1
2)
‘Ii-I
1
I2-1
014.1
1814-2
Partic. disc.
17133-9116
11
I32-I10
17
I32-
5
1i6
2
9
/16
°
(io
–
/s
10116I
4114.314
Ben/in
Daggeld.
..
2’1-31′
2-314
211
1
3 2)
23143115
311
3
_31
4
4_531
8
–
Maandgeld
2314-3
2314-3
3-11
2)
3.11
4
3
1
12.
214
4
1
11.5
3
/4
–
Part, disc.
3
3
3 2)
3
3
3
18
371 2118_111
Warenw…
4.114
4.114
4.01
4
2)
4.11
4_11
4
4.11
4
–
We,o York
Daggeld
1)
31
4
314
314
31
4
11
4
3)
1
1314-21,
Partic.disc.
31
1
3
1,5
1
1
116
3
I16
3
116
!s
–
U) Koers van
24
April en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag
2)14)18
April.
3)
22/26
April.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN ÏN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berltin
Parijs
Brussel
Batavia
York)
5)
)
)
5)
1)
21 Apr. 1936
1.47,4
7.28%
59.27
9.71% 24.93
100%
22
,,
1936
1.47%
7.27% 59.25
9.70% 24.91
100%
23
,,
1936
1.47%
7.27%
59.25
9.71
24.92
100%
24
,,
1936
1.47%
7.28
59.26
9.71
24.93
100%
25
,,
1936
1.473
7.28
59.27 9.70%
24.94
100%
27
,,
1936
1.47%
7.28%
59.26 9.70%
24.914
100%
Laagste d.wl)
1.47%
7.27% 59.20
9.70%
24.90
100%
Hoogste
d.w
1
)1
1.47%
7.28%
59.30
9.71%
24.96
100%
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747 34.592
100
a a
Zwit-
ser
an
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
S)
1)
rest
1)
5*)
*5)
21 Apr. 1936
48.03
–
6.104
1.10
–
20.13
22
,,
1936
48.01%
–
6.104
1.10
–
20.12
23
,,
1936
48.03
–
6.104
1.10
–
20.124
24
,,
1936
48.03
–
6.104
1.10
–
20.124
25
,,
1936
48.04
–
6.104
1.10
–
–
27
,,
1936
48.02%
–
6.104
1.10
–
20.124
Laagste
d.wi)
47.99
–
6.08
1.05
–
20.074
Hoogste
d.w1)
48.07%
27.75
6.13
1.15
11.80
20.20
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371 1.488
13.094
48.52
Data
Stock-
1
Kopen-
Oslo
*
)
Hel-
Buenos-
Mon-
holm
)
hagen5)
Aires
1)
treall)
21 Api. 1936
37.55
32.524
36.60
3.204
40%
1.46%
22
,,
1936
37.524
32.50 36.574
3.204
40%
1.46%
23
,,
1936
37.524
32.50
36.574 3.204
40%
1.46%
24
,,
1936
37.50
32.524
36.60 3.204 40%
1.46%
25
,,
1936
37.524 32.50 36.574
3.22
40%
1.46%
27
1936
37.574
32.524 36.60 3.204
40%
1.46%
Laagste d.wl)
37.40
32.374
36.40
3.18
40g
1.46
Hoogste d.w’)
37.624
32.60 36.70 3.24
40%
1.47
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.4878
5) Noteering te Amaterdam.
*5)
Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t iste of Zde No. van ieder maand komt een overzicht
voor van ecn-aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a a
Londen
($
per
£)
Parijs
($ P. 100
fr.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
(3 p. 100
gid.)
21 April
19361
4,9319.
1
6,59%
40,24
67,86
22
,,
1936
4,93%
6,58%
40,22 67,86
23
,,
1936
4,93% 6,58% 40,22
67,83
24
,,
1936
4,93
19
/
6,58%
40,22 67,82
25
,,
1936
4,93%
6,58%
40,21
67,86
27
,,
1936
4,93%
6,58%
40,21
67,86
29 April
1935
4,84%
6,62%
40.44
67.85
Muntpariteit..
4,88
3,90% 23.81%
40%
.
STATISTISCH OVERZICH1
GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE
80 kg La
R000E
MAIS
LaPlata
GERST
62163 kg
LIJNZAAD
LaPlata
BLOEM-
KASKOM-
SALADE RUND-
VLEESCH
VARKENS- VLEESCH
Plata loco
laa’
loco
Z.-Russischc
KOOL
KOMMERS
le soort 5)
(vs±)
(verscti)
l,
dd
a
a
mm
l
R’dam/A’dam
per 1
g.
RdanijAdam
per
g.
R’dam!A’dam
per 960
g.
)
p
d
.
t
5)
100 Krop
per 100 kg
•
per 100 kg
.
per 100 kg.
•
per 2000 kg.
Rotterdam
Rotterdam
2)
3)
4)
fi.
01
0
f1.
°/o
.
f1.
0
10
fl.
ole
ti.
°Io
f1
0
/0
f1
01
f1.
O/
o
.
fi.
0
10
f1.
O/
1925
17,20
100,0 13,075
lOOO
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
–
–
1926
15,90
92,4
11,75
899
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
–
–
1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
.
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4
– –
1928
13,475
78,3
13,15 100,6
226,00
97,7
228,50
96,8 363,00
78,5
26,47
100,0
2308
100,0
5,83
100,0. 93,
100,-
77,50
100,-
1929
12,25
71,2
10,87
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2 419,25
90,6
26,32 99,4
23,83
103,3
7,60
130,3
96,40
103,7
93,12
5
120,2
1930
9,676
56,3
‘6.225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
16,32
61,7
.18,28
79,2
3,51
60,2
108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4,55
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
18,49
69,9
16,89
73,2 4,33 74,3
88,
94,6
48,-
61,9
1932
5,22′
30,4
4,62
5
.35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
16,71
63,1
11,87
51,4
3,57
61,2
61,
65,6
37,50
48,4
1933
5,025
29,2
3,55
27,2
68,0
29,6
70,00
29,7
148,00
32,0
14,47
54,7
9,96 43,2
1,86
31,9
52,
55,9
49,50 63,9
1934
3,67
5
21,4
3,325
25,4
70,75 30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
1 1,72
44,3
8.78 38,0
2,52
43,2
61,50
66,1
46,65
60,2
1935
4,12
24,0 3,07
5
23,5
61,25
26,5
68,00
288
131,75
28,5 8,12
30,7
6,79
29,4
2,23 38,3
48,12b
51,7
51,62
5
66,6
Jan.
1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25
28,2
8,00
24,6
144,25
31,2
62,50
67,2
53,75
69,4
Pebr.
.,,
3,40
19,8
2,776
21,2
65,25
28,2 58,50
24,8
133,00
28,8
63,-
67,7
53,50
69,0
Maart
,,
3,25
18,9
2,726
•
20,8
70,75
30,6 58,75
24,9
132,00
28,5
—
61,75
66,4
50,50 65,2
April
•,
3,20
18,6
2,70
20,7
70,50
30,5
56,75
24,0
136,50
29,5
17,03
64,3
12,20
52.9
4,61
79,1
63,50 68,3
49,126
63,4
Mei
3,32
6
19,2
2,8fl
21,9
62,00
26,8
63,00
26,7
154,50
33,4
12,77
48,2
1 1,20
48,5
2,09
35,8
65,75
70,7 47,50
61,3
Juni
3,676
21,4
3,1fl
24,3
65,00
28,1
74,75 31,7
156,50
33,8 5,35
.
20,2 2,93
12,7
0,85
14,6
63,25 68,0
43,75 56,5
Juli
3,80
22,1
3,30
25,3
71,50
30,9
78,75 33,4
151,25
32,7
63,-
67,7
44,62
5
57,6
Aug.
4,37•
25,4 4,27
5
32,7
83,25
36,0
93,50
39,6
159,25
34,4
63,95
68,8
43,30 55,9
Sept.
,,
4,-
23,3
4,15
31,7
77,25
33,4
93,25
39,5
145,50
31,5
63,55 68,3 42,62
5
55,0
Oct.
,,
3,50
20,3
3,70
28,3
69,50
30,0
93,50
39,6
135,25
29,2
———————–
———————-
60,70 65,3
42,12&
54,4
Nov.
3,50
20,3
3,45
26,4
71,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6
———————-
53,75 57,8
44,50
57,4
Dec.
3,45
20,1
3,55
27,2
76,25
32,9
91,00 38,6
134,00
29,0
–
53,15
57,2
44,65
57,6
Jan.
1935
3,30
19,2
3,526
27,0
74,25
32,1
89,25 37,8
137,25
29,7
53,625
57,7
45,62
58,9
ebr.
3,20
18,6
3,375
25,8
68,00
29,4
71,25 30.2
124,25
26.9
–
–
—
–
–
—
–
–
–
—
–
–
–
–
–
–
—-
–
—
–
–
–
—
–
–
–
–
–
–
51,90
55,8
47,55
61.4
Maart
3,20
18,6
3,07
5
23,5
67,75 29,3
64,00
27,1
120,50
26,1
—————-
55,3
51,20
66,1
April
4,075
23,7
2,95
22,6 70,75
30,6
66,75
28,0
125,00
27,0
1 0,81
40,8
1 1 ,21
48,6
3,27
56,1
55,8 50,25
64,8
Mei
•
4,05
23,5 2,90
22,2
59,90
25,9
67,25
28,5
125,50
27,1
8,98
33,9
7,14
–
–
—
–
–
–
–
—
—
–
—
–
–
–
–
30,9
2,46
42,2
50,80
54,6
48,50
62,6
Juni
4,02
23,4 2,90
22,2
57,50
24,8
75,00 31,8
124,25
26,9
4,57
17,3
2,02
8,8
0,95
16,3
48,-
51,6
48,126
59,5
Juli
•
3,92
5
22,8
2,55
19,5
54,50
23,5
66,75
28,3
124,50
26,9
48;-
51,6
47,376
61,1
Aug.
.,
4,25
24,7
2,625
20,1
55,25
23,9
64,50
27,3
132,25
28,6
–
–
—
—
–
–
—
—
—
–
–
–
–
–
–
–
—
—
–
–
—
—
—
–
–
–
–
–
——————
.
44,80
48,2
52,55
67,8
Sept.
4,75
27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50
27,3
139,50
30,2
–
–
—
—
–
–
–
–
–
—
—
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
—-
–
–
–
—
—
–
–
–
–
–
–
–
—
—
–
–
—
—
—
–
–
—
43,375
46,6
56,62
6
73,1
Oct.
4,95
28,8
3,35
25,6
57,75
24,9
64,75
27,4 142,75
30,9
46,07
49,5
64,62
5
83,4
Nov.
4,65
27,0
3,20
24,5
55,00
23,8
59,75
25,3
137,75
29,8
–
–
—
—
–
–
—–
–
—
–
–
-51,925
42,75
46,0 56,85
.73,4
Dec.
,,
5,15
29,9
3,40
26,0
56,75
24,5
60,75
25,7 146,50
31,7
–
–
—
—
–
–
—-
–
—
–
–
–
-51,40
44,75
48,1
52,25
67,4
Jan.
1936
5,45 31,7
3,525 27,0 56,00
24,2
63,50
27,0
153,50
33,1
———————
–
–
—
—
–
–
—
—
–
–
–
–
–
—
–
–
44,-
47,3 50,875
•
65,6
Febr.
,,
5,225
30,4
3,40
26,0
55,25
23,9
64,50
27,3
152,50
33,0
–
–
—
—
–
–
—
—
—
–
–
–
–
–
–
–
–
–
—
—-
—
—
–
–
–
–
–
–
–
–
43,7fl
47,1
48,25
62,3
Maart
•
5,226
30,4
3,50
26,8
59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
32,4
–
–
—
—
–
–
—
–
—
–
–
–
–
–
–
–
.
45,75
49,2
48,575
60,1
6 April
•
.
5,10
29,7
3,40
26,0
64,00
27,6
69,00
29,2
147,50
31,9
11,81
44,6
10,29
–
–
—
—
–
—
—
–
—
–
–
–
–
–
–
–
44,6
3,70
63,5
47,6)
50,5
46-
6
) 59,4
14
,,
5,15
29,9 3,40
26,0
63,00
27,2
68,50
29,0
147,00
31,8
12,15
45,9
11,20
–
–
—
—
–
—
—
–
—
–
–
–
–
–
–
–
48,5
3,39
58,1
48,70
7
)
52,4
46,-
7
)
59,4
20
•
5,25
30,5 3,50
26,8 64,00
27,6
70,00
29,7
146,50
31,7
11,91
45,0
10,80
46,8
2,51
43,1
49,30
8
)
5,0
46,-
8)
59,4
27
•
5,20
30,2 3,50
26,8
65,00
28,1
72,50
30,7
147,50
31,9
49,_9)
52,7
43,50
9
)
56,1
1)
Men zie voor
de toelichting
op
dezen
staat de nos.
van
8, 15
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en 15
Febr.
1933.
,
Tot Jan.
1931
Hard
Winter
No. 2..van
Jan.
1931 tit
16 Dec. 1929
Van 19Sept.’32
tot 26 Mei tot 24Juli
1930
’33
7415kg
62/63kg
Hongaarsche
Z.-Russ.
vanaf
Van 24Juli
26
’33-7
Mei 1930
Oct.’35
tot 23
64165
Mei 1932
kg La Plata.
74 kg
5)
Zuid-Russische;
De jaargemiddelden
van
23 Mei
zijn berekend
1932
tot 2 Oct.
uit de gemiddelde
1933
No.
prijzen
2 Canada.
van
4)
Tot
April,
MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude Gulf exp. gekamde
Australische,
HUIDEN
SALPETER
Middling
locoprijzen
F.0. F.
Sakella-
.
.
No.
1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
t,m
.
64166
0
$cts. per
US
ra l5,C
M
l°B’radf5ord
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100
kg
R damjA’dam
1000
kg.
per
S.
g.
1
per barre
U.S.
gallon
New-York
rides
omra
Liverpool
Ib
per
.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.
f1.
01
$
°Io
$cts.
0
10
$
ets.
Of
o
pence
0
1
pencc
0/
pence
0
10
pence
°Io
11.
01
f1.
01
1925
10.80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70 100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89 112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5 6,30
67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
I1,25
104,2 1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8 48,50
88,2
26,50 89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40.
105,6 1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2 6,59
70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0 3,92
41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58 34,5
5,04
33,9
8,60 37,0
.7,33
25,0
3,08 33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1 0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,21 17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00
64,8 0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78 29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
1
3,
26
38,2 6,18
.51,5
1934
6,20
57,4
0.63
37,5
2,88
19,4
7,35
31.6 5,32
18,2
2,68
28,7
19,25
35,0
10,25
34,7
12,07
34,8
6,11
50,9
1935
6,05
5,60
0.625
37,2
302
20,3
7,05
30,3 5,16
17,6
2,96
31,7
16,75
30,5
8,50
28,8
12,54
36,1
5,89
49,1
Jan.
1934
6,65
61,6
0.66
39,3
3,74 25,2
7,10
30,5 5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
.
50,0
13,-
37,5
6,15
51,3
Febr.
,,
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25 21,9
7,50
32,3
5,64
19,3
2,68
28,7
23,75
43,2
12,75
43,2
13,-
37,5
6,20.
(51,7
Maart
,,
6,25
57,9 0.63
37,5
3,05
20,5
7,40
31,8 5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11,75
39,8
12,50
36,0 6,25
52,1
April
.,
6,30
58,3
0.62
36,9
2,79
6
18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50
26,7
23,00 41,8
11,50
39,0
12,-
.
34,6
6,30
52,6
Mei
,,
6,25
57,9
0.62 36,9
2,88
19,4
6,80
29,2 5,20
17,8
2,48
26,5
21,00 38,2
10,50
35,6
11,88
34,2
6,30
52,6
Juni
•
6,15
56,9
.
0.62 36,9
2,83
19,0
7,15
30,8 5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
345
9,50
32,2
11,50
33,1
6,30
52,6
Juli
6,15
56,9
0.62 36,9
2,68
18,0
7,55
32,5
5,22
17,8
2,83
30,3
17,00
30,9
9,00
30,5
11,50
33,1
6,30
52,6
Aug.
6,15 56,9
0.62 36,9 2,68
18,0
7,85
34,0
5.32
18,2
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50 28,8
11,75
33,9
5,80 48,3
Sept.
6,00
55,6
0.62 36.9 2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50
28,8
12,-
34,6
5,85
48,8
Oct.
6,00
55,6
0.62 36,9 2,60
17,5
7,40
31,8
4,93
16,8
2,57
27,5
15,00
27,3
8,50 28,8
12,50
36,0
5,90
49,2
Nov.
6,10
56,5
.
0.62 36,9 2.53
17,0
7,40
31,8
5,42
18,5
2,67
28,6
15,00
27,3
8,75
29,7
12,-
34,6
5,95 49,6
Dec.
6,05
56,0
0.62 36,9 2,76
18,6
7,50
32,3
5,43
18,6
2,77
29,6
14,50
26,4
8,50 28,8
11,25
32,4
6,05 50,4
Jan.
1935
6,05
56,0 0.625
37,2
2,97
5
20,0 7,55 32,5 5,38
18,4
2,99 32,0
14,75
26,8
8,25
28,0
10,75
31,0
6,15
51,3
Febr.
6,05
56,0
0.62
5
37,2
2,75
18,5
7,50
32,3
5,24
17,9
3,-
32,1
14,00
25,5
7,75 26,3
10,50
30,3
6,20
51,7
Maart
5,90
54,6
0.62
36,9
2,74
18,4
6,80
29,2 4,85
16,6
2,79 29,8
13,75
25,0
7,50
25,4
10,25
29,5
6,25
52,1
April
,,
6,00
55,6
0.63
37,5
2,99
20,1
7,05
30,3 4,89
16,7
2,89
30,9
14,75
26,8
8,00
27,1
10,75
31,0
6,30 52,6
Mei
6,05
56,0
0.62
36,9 2,97
5
20,0
7,30
31,4
4,96
16,9
3,07
32,8
16,00
29,1
8,50
28,8
11,75
33,9 6,30 52,6
Juni
6,05
56,0
0.62
36,9
3,15 21,2
7,-
30,1
4,82
16,5
2,98 31,9
16,75
30,5
8,50
28,8
12,-
34,6
6,30
52,6
Juli
6,05
56,0
0.62
–
36,9
3,115
21,0
7,25
31,2 4,82
16,5
3,08
32,9
18,25
33,2
9,00
30,5
11,75
33,9
5,40
45,0
Aug.
6,15
56,9
0.62
36,9
3,08
20,7
6,80
29,2
4,91
16,8
2,83
30,3
18,25
33,2
9,25
31,4
12,-
34,6 5,40 45,0
Sept.
6,10
56,5
0.62
5
37,2
2,85
19,2
6,40 27,5
4,95
16,9
2,63
.
28,1
18,25
33,2
8,75 29,7
14,50
41,8
5,50
45,8
Oct.
6,05
56,0 0.625
37,2
3,-
20,2
6,70
28,8
5,30
18,1
2,96
31,7
18,50
33,6
8,75
29,7
16,-
46.1
5,55 46,3
Nov.
6,05
56,0
0.62
36,9
3,17
21,3
7,05
30,3 5,90
20,2
3,16 33,8
18,75
34,1
9,00
30,5
16,-
46,1
5,60
46,7
Dec.
6,05
56,0
0.62
36,9 3,39
22,8
7,05 30,3
5,91
20,2
3,15
33,7
18,50
33,6
8,75
29,7
14,25
41,1
5,70
47,5
Jan.
1936
6,15
56,9
0.61
5
36,6
3,39
22,8
7,05
30,3 5,82
19,9
2,91
31,1
19,25
35,0
9,00
30,5
15,-
43,2 5,80
48,3
1
7
ebr.
•
6,15
56,9
0.61
36,3
3,45
23,2
6,80 29,2 5,49
18,8
2,74
29,3
19,25
35,0
9,25
31,4
15,-
43,2
5,85
48,8
Maart
6,15
56,9 0.615
36,6 3,47
23,4
6,75 29,0
5,57
19,0
2,79
29,8
19,75
35,9
9,50
32,2
14,25
41,1
5,90
49,2
6
April
6,20
57,4
0.61
5
36,6
3,472)
23,4
6,80
29,2
5,516)
18,8
2,78
6
)
29,7
19,75
0
)
35,9
9,50
10
)
32,2
14,I
1
40,3 5,95
t49,6
4
6,15 56,9
0.615
36,6
3,47)
23,4
6,95 29,9
5,517)
18,8
2,747)
29,3
19,75
7)
35,9
9,50
7)
.
32,2
5,95
49,6
10
6F)
57,4
0.61
1
36,6
3,394)
22,8
6,95
29,9
5,448)
18,6
2,688
28,7
19,75
11
)
35,9
9,50″)
32,2
5,95
49,6
27
»
6,15
56,9 0.615
36,6
3,3F)
22,8
6,95
29,9
5,48
9
)
18,7
2,75
9
)
29,4
19,75
12
)1
35,9
9,50
12
)
32,
1
1
5,95
1
49,6
11
‘)Jaar- en maandgem. afger. op
1
/8 pence.
2)4 Apr.
2)11 Apr.
4
)18 Apr.
5
)25
Apr.
6)1
Apr.
7)
8Apr.
8)15
Apr.
0)22 Apr.
10)
2Apr.
11)
16Apr.
12)
23Apr.
13)
7Apr.
14
)21 Apr
VAN GROOTHANDELSPRIJZEN’)
.
.
ZUIVEI EN EIEREN
METALEN
•
______
______ ______
BOTER
BOTER
Erer
EIEREN
KOPER
Loop
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
per kg
Leeuwar-
HI
Cri
.
Alkmaar
Fabrieks-
Geni. not.
Eiermijn
Standaard
Locoprijzen
ocoprijzen
ocojriizen
oun ry
IJZER
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
*
derCornm.
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen
on en
per
ng. on
on en per
ng.
0fl
0:0.
es.
En g. t. f.o.b.
per per ounce
•
Standard
Noteering
Centr
.
ki. mjmerk
p.
100 st.
per Eng. ton
‘En
pe r
g.
Antwerpen
Eng.ton
line
Ounce
pe r5Okg.
.
f1.
°jo
f1.
II.
•
O/
f1.
01
£
Oj
O
£
01
0
£
0
1
0
Sh.
O(
sh.
01
Oj
o
sh.
0
1e
penCe
0/
1925
2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
100,0 62.116
100,0 36.816 100,0
261.17(-
IOOO
731-
100,0
671-
100,-
36.316
100,-
85(6
100,-
32
1
1s
100,0 1926
1,98
85,7
–
43,15
77,1
8,15 88,8 58.11-
93,5
31.116
85,3
200.1716
111,1
8616
118,5
6818 102,5
34.216
94,3
851-
9,5
28
11
116
89,3
1927
2,03
87,9
–
43,30
77,3
7,96
86,7 55.141- 89,7 24.41-
66,4
290.41-
110,8 731- 100,0
6416
96,3
28101-
78,8
85/-
99,5
2614
83,3
1928
2,11
91,3
–
48,05 85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
2111-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
85!-
99,5
26
1
116
81,1
1929 1930
2,05 88,7
–
45,40
81,1
8,11
88,3
75.14-
121,9
23.51- 63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6 24.1716
68,8 851-
995
24
7
1
76,2
1931
1,66
1,34
71,9 58,0
–
–
38,45 31,30
68,7
56,9
6,72 5,35
73,2 58,3
54.131- 36.51- 88,0 58,4
18.116
12.11-
49,6
33,1
142.51- 110.11-
54,3 42,0
671- 551-
91,8
75,3
5916 4716
E8,8
70,9
16.171-
11.10/6 46,6 31,9
851-
9216
108,2
95
17
1
(16
13(
55,4
41,6
1932
0,94 40,7
–
22,70
40,5 4,14
45,1
22.171- 36,8
8.121-
23,6
97.21-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.16!-
27,1
1181-
138,0
12
7
18
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1
3,71
40,4
22.216
35.6
7.1716
21,6 131.181-
50,4
411-
56,2
351- 52,2
10.1216
29,4
12417
3
14 145,8
1218
385
1934
0,45
19,5
1,.-
18,70
33,4
3,45
37,6
18.1416
30,2 6.1516
18,6
141.1916
54,2
40!-
54,8
3317 50,1
8.91- 23,4
1371714 161,0
131116
40,7
1935
049
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
19.116
30,7
8.1116
235
134.1616
51,5
3916
54,1 3318
50,2
8.10/-
23,5
14212
166,3
17
11
h6
55,1
Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05 55,0
21.7j-
34,4
7.71-
20,2
148.31-
56,8
3916 54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916
151,5
12
3
14
39,7
Feb.
0,47
20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.4/-
19,8
140.131-
53,7
3916
54,1
3615
54,4
9.-16
24,9
13711
160,3
12
11
2
•
38,9
Mrt.
0,44
19,0
1,-
19,90
35,5
2,71
29,5
20.3!-
32,5
7.316
19,7 144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.21
25,2
136(8
159,8
125(
39,3
Apr. ,,
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7 2,72
29,6
20.1416
33,4
7.416
19,8
150.1016
57,5
4116
56,8
3412
51,0
9.716 25,9
13511
158,0
12
71,6
38,7
Mei
,,
0,41
17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27,7
20.41-
32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9
921-
25,2
13613
159,4
1211
16
37,5
Juni ,,
0,41
17,7
1,-
19,40
34,6
2,74
29,9
19.1816
32,1
6.141-
18,4 140.11-
53,5
4016
55,5
3119
47,4
8.161-
24,3
137184
161,1 12
1
14
38,1
Juli
0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
2,81
30,6
18.111-
29,9
6.1416
18,5
142.91-
54,0
4016
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
137111
161,4
12
3
/4
39,7
Aug.
,
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3 3,32
6
36,2
17.61-
27,9
6.141-
18,4
139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5
8.716
23,2
13816
162,0
13
40,5
Sept.
0,43
18,6
1,-
18,12
5
32,4
3,31 36,1
16.101- 26,6
6.516
17,2
137.171-
52,6
3916
54,1 3216
48,5
7.17/-
21,7
1411-
164,9
13
1
1
40,9
Oct. ,,
0,43
18,6
1,-
17,37
6
31,0
3,95 43,0
16.31-
26,0
6.61-
17,3 137.1916
52,7
3916
54,1 3216
48,5
7.7j-
20;3
141110
165,9
14
43,6
Nov.
,
0,47 .20,3
1,-
17,-
30,4
4,525
49,3
16.1116
26,7
6.8!-
17,6
139.81-
53,2
401-
54,8
3216
48,5
7.716
20,4
139J6
163,2
14
7
1
46,3
Dec.
.
0,54
23,4 0,95
15,125
27,0 4,07
44,3
16161-
27,1
6.61-
17,3
137.816
52,5
3916
54,1
3411
50,9
7.416
20,0
140164
164,4
14
1111
45,7
Jan.’35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,12
5
34,0 16.191-
27,3
6.51-
17,2
138.111-
52,9
3916
54,1
3416
.
51,5
7.616 20,4
141j10
165,9
14
8
14
45,9
Feb. ,,
0,52
22,5
0,95
14,375
25,7 3,20 34,9
16.41-
26,1
6.41-
17,0
136.81-
52,1 3916 54,1 3416
51,5
7.316
19,8
14218
166,9
14
1
j16
46,1
Mrt. ,,
0,37
16,0 1,02
5
13,30
23,8
2,74 29,8
16.81-
26,4
6.716 17,5
124.516
47,5
381-
52,1
•
3319
50,4
7.-l-
19,4
14715
172,4
15314
49,0
Apr.
.
0,37
16,0 1,08
11,50
20,5
2,315
25,2
18.8/-
29,6
7.516
20,0
131.-/6
50,0
3816
52,7
3316
50,0
7.111-
20,9
14415
168,9
18(16
56,6
Mei
,,
0,34
14,7
1,10
11,85
21,2
2,38
5
26,0
20.-j-
32,2
8.616
22,9
135.516
51,7
391-
53,4
3316
50,0
8.1516
24,3
142!3
166,4
20
62,3
Juni
,,
0,41 17,7
I,07
11,95
21,3
2,415
26,3
18.161-
30,3
8.1116
23,5
136.516
52,0
3916 54,1 3316
50,0
8.111-
23,6
14116
165,5
19/
61,1
Juli
n
0,44
19,0
1,-
12,37
5
22,1
2,54 27,7
18.10!-
29,8
8.131-
23,7
140.1116
53,7
3916
54,1 3316
50,0
8.101-
23,5
140110
164,7
18
5
(1
57,0
Aug.
0,46
19,9
1,-
15,10
27,0
3,31
5
36,1
19.151-
31,8
9.111- 26,2
135.1216
51,8
40!-
54,8
3316
50,0
8.1816 24,7
14014
164,1
177
18
55,6
Sept.,
0,58
25,1
0,97
20,25
36,2
3,16
34,4
.10J6
33,1
9.1416
26,7
135.416
51,6
3916 54,1
3316
50,0 9.81- 26,0
1411-
164,9
17116
54,7
Oct.
0,65
28,1
0,89
19,87
6
35,5
3,95
43,0
.3(6
34,1
11.3!-
30,6
136.1716
52,3
3916
54,1
33/6
50,0
I0.-16
27,7
14118
165,7
17
5
1e
54,9
Nov.,
0,59
25,5 0,94
16,90
30,2 4,69
14,60
51,1
.216
0.2[6
34,0
10.1516
29,6
135.13/6
51,8
4016
55,5
3316
50,0
9.161-
27,1 141134
165,3
17
9
j1
54,7
Dec.,
0,57
24,7
0,95
15,80
28,2
50,1
34,0
10.1-6
27,5
132-16
50,4
411-
56,2
3316
50,0
9.21-
25,2
14111
165,0
15
3
116
47,7
Jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0
4,04
44,0
20.1616
33,5
9.61-
25,5
125.616
48,0
411-
56,2
3316
50,0
8.15j6
24,3
140111
164,8
12
37,4
Feb.,
0,61
26,4
0,92
5
17,375
31,0
3,375
36,8
21.316
34,1
9.131-
26,5
123.816
47,1
411-
56,2
336
50,0
9.316
25,4
140110
164,7
11131
37,2
Mrt.
,
0,46
19,9
1,04
17,70
31,6
2,69 39,3
21.1216
34,8
9.1916
27,3
127.1216
48,7
411-
56,2
3316
50,0
9.131-
26,7
1411-
164,9
11
1
116
36,8
6 Apr.,
0,44°
19,0 1,10
16,-”
28,6
2,475
27,0 21.191-
35,4 9.161-
26,9
128.141- 49,2
411-
56,2
3316
50,0
9.61-
25,7
140174
164,5
11
1
j16
37,2
14
,
,
Ø,44u
19,0
1,-
17,25
15
30,8 2,425
26,4 22.616
35,0
9.I4-
26,6
126.6!-
48,2
41j-
56,2
33/6
50,0
9.3j-
25,3
140(10
164,7
12
1
116
37,5
20
,,
,
0,44
12
19,0
1,-
16,50
8
)
29,5 2,50 27,2
22.71-
36,0
9.101-
26,1
124.101- 47,5
411-
56,2
3316
50,0
9.1-
25,0
140j10
164,7
12
1
1j6
38,3
27
,,
,,
0,44
13
19,0
l,-
17,50
16
31,3 2,55 27,8
22.101-
1
36,2
1
9.16!-
1
26,9 123.181- 47,3
411-
56,2
3316
1
50,01
9.216
25,2
114011011164,8
112114
1
38,1
76 Sept: 1932
79 K.O.
La
Plata’;
van
26 Sept.
1932
tot 5
Febr. 1934
Manitoba
No.
2
S)
Tot Jan.
1928
Western
;
vanaf
Jan.
1928
tot 16
Dec. 1929
American
No.
2, van
‘as. 1928
Malting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van
9 Febr.
1931
tot 23
Mei 1932
6415
K.G.
Zuid-Russische.
Van
23
Mei-19
Sept.
1932
No. 3
1ei en Juni
van het
betreffende
jaar.
6)
4
Apr.
7)
II
Apr.
8)
17 April.
9)
25 Apr.
10)
2 Apr.
11)
9 Apr.
12)
16 Apr.
13)
23
Apr.
14)
3 Apr.
15)
10
Apr.
16)
24 Apr.
BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
–
VURENHOUT
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
°
BBE°
SUIKER
THEE
INDEXCUFER
Kolo- basis 7″ f.o.b
Zweden/
binnenmuur
buitenniuur
G.F.Accra
Ned.-lnd.
Sndaard
Ribbed Smoked
per
per 50 kg c.i.f.
per
100
kg
Lprjzen
Rotterdam
Sheets
R’damjA’dam
Java- en Suma-
Orond-
niale
erstandaard
van 4.672 MB.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland Amsterdam
per
‘(S
kg.
loco
en
per
100
kg.
trathee
p.
‘Ii
kg.
8 o en
dcten
f
%
f
O(o
f
0
(0
sh.
°Io
f
10
cts.
0
10
Sh.
01
f1.
01
cts.
°lo
1925
159,75 100 15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5
100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0 100.0
1926
153,50
96,1
15,75
101,6
19,50 102,6
491-
115,3
34,-
94,8 55,375
90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0 102.8
1927
160,50
100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62
6
90,9
46,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5
88,9
49,625
80,9
-110,75
30,2
15,85
84,5 75,25
89,1
84.6
97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8
45110
107,9
27,376
76,3
50,75
82,7
-110,25
28,8
13,-
69,3 69,25 82,0
81.9
85.5
1930 141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,626
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60 51,2
60,75
171,8
86.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,375
42,9
25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50 50,3
46.8
46.0
1932
69,00
43,2
9,25 59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,32
5
.33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46.0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30
25,9
21,10 34,2
-(2,25
6,3
5,52
5
29,5 32,75
38,7
35.2 34.7
1934
76,50
47,9 8,50 54,8
10,50
55,3
1316
31,8
6,90
19,2
16,80
27,4 -13,875
10,9
4,07
5
21,7
40
47,3
34.4
32.1
1935
59,50
37,2
7,25 46,8 8,75
46,1
1315
31,6
9,15
25,6
14,10
23,0
-13,625
10,2
3,85
20,5 34,50 40,8
33.6
29.0
Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12(10
30,2
7,45
20,8
16,50
26,9
-(2,875
8,1
4,95
264
45,50
53,8
36.9 33.8
Feb.
•
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9 7,25 20,2
17,25
28,1
-13
8,4
4,975
26,5
46,75 55,3
35.9 35,9
Mrt.
,
80,00
50,1
9,75 62,6
12,-
63,2
1411
33,1
7,-
19,5
17,75
28,9
-13,25
9,1
4,525
24,1
45,50 53,8
35.7 35.2
Apr.
,,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1414
33,7 6,25
18,3
17,75
28,9
-13,625
10,2
4,25
22,7
44,25
52,4
35.6 34.5
Mei
,
80,00
50,1
9,25
59,7
11,25
59,2
1512
35,7 6,72
5
18,7
17
27,7
-14
11,2
4,15
22,1
42,75
50,6
35.1
34.3
Juni
,
77,50
48,5
8,-
51,6
10,-
52,6
15/4
36,1
7,-
19,5
17
27,7
-/4
11,2
4,20
22,4
41
48,5
34.5 33.8
Juli
,
77,50
48,5 7,50
48,4
10,-
52,6
13111
32,7
6,925
19,3
16,75
27,3
-14,375
12,3
3,976 21,2
40,50
47,9
34.1
32.2
Aug.
75,50
47,3
7,25
46,8
9,50
50,0
12110
30,2
6,87
5
19,2
16,50
26,9 -14,5
12,6
3,975 21,2
39,75
47,0
33.9
31.4
Sept.,
73,50
46,0
7,-
45,2
8,75
46,1
12/5 29,2
6,65
18,5
16,50
26,9 -14,5
12,6
3,72
5
19,9
33,50
39,6
33.1
29.5 Oct.
,,
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1117
27,3 6,70
18,7
16,50
26,9 -14,125
11,6
3,525
18,8
32,75
–
38,8
32.1
21.8
Nov.,
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1213
28,8
6,62
5
18,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.1 27.6
Dec.,
73,00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
12/8 29,8
7,175
20,0
16
26,1
-13,875
10,9
3,375
18,0
34,50
40,8 32.7
28.6.
Jan.’35
66,00
41,3 7,25
46,8
8,50
44,7
1411
33,1
8,77
5
24,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9 29.5
Feb.
,,
66,00
41,3 6,75
43,5
8,25
43,4
14
1
2
33,3
9,375
26,1
15,62
5
25,5
–
1
3,75
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4 28.9
Mrt.
,,
59,00
36,9
7,-
45,2
8,25
43,4
1313
31,2 8,57
5
23,9
14,626
23,8
-13,25
9,1
3,55
18,9
29
34,3 30.9
21.4
Apr.,
60,00
37,6
7,-
45,2
8,25
43,4
1316
31,8 9,15
25,6
14,50
23,6
-13,375
9,5
4,15
22,1
31,25 37,0
32.1
28.5
Mei
,,
57.50
36,0
7,–
45,2
8,25
43,4
1314
31,4 9,50
26,5
14,12
5
23,0
-13,5
9,8
4,20
22,4
32,75 38,8
33.3
28.8
Juni
57,50
36,0
7,25
46,8
9,-
47,4
1313
31,2
9,07
5
25,3
13,87
6
22,6 -13,625
10,2
3,87
5
20,7
30,25 35,8
33.2
27.8
Juli
,
57,50
36,0
7,25
46,8
8,75
46,1
13
1
2
31,0
8,-
22,3
13,50
22,0
–
1
3,5 9,8
3,576
19,1
30,75
36,4
33.4
27.1
Aug.,
58,25
36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
13
1
1
30,8 8,07
5
22,5
13,50
22,0
–
1
3,5 9,8
3,525
18,8
32,50
38,5
33.7 27.4
Sept.,,
57,75
36,2
7,-
45,2
9,
–
47,4
1315
31,6
8,47
5
23,6
13,50
22,0
-13,375
9,5
3,725
19,9
36
42,6
34.2
28.8
Oct.
56,50
35,4
7,25
46,8
9,25 48,7
1315
31,6
9,97′
27,8
13,50
22,0
-/3,75
10,5
4,22
5
22,5
46,25
54,7
35.5
31.9
Nov.,,
57,75
36,2
7,25 46,8 8,75
46,1
13j3 31,2
10,325
28,8
13,50
22,0 -13,75
10,5
4,10 21,9
39,50
46,7
35.8
31.1
Dec.,
58,00
36,3
7,50
48,4
9,50 50,0
1316
31,8
10,45
29,1
13
21,2
-13,815
10,9
4,20
22,4 39,50
46,7
35.4
30.4
Jan.’36
63,00
39,4 8,25
53,2
10,-
52,6
141-
32,9
11,12
5
31,0
13
21,2
-/4,125
11,6
4,32
5
23,1
:39,5
0
46,7
35.5
.
30.9
Feb.,,
63,00
39,4
8,-
51,6 9,50
50,0
14/3
33,5
10,625
29,6
13
21,2 -14,375
12,3
4,126 21,3
38,50
45,5
35.6 30.6
Mrt.,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
14!-
32,9
9,775
27,2
13
21,2
–
1
4,5
12,6
3,926
20,9
37,25
44,1
35.8
29.9
6 Apr.,
65,00
40,7
1411
3)
33,1
10,-
27,9
13
21,2
–
4,5
12,6
4
21,3
–
37,50
10
)
44,4
35.8 29.9
14
,
,
65,00
40,7 14/3
14
)
33,5 9,87
5
27,5
13
21,2
–
4,5625
12,8
4
21,3
3611)
42,6 35.7
30.0
20
,
65,00
40,7
9,625
26,8
13
21,2
-(4,5625
12,8
4
21,3
.
35.5 29.6
27
,
65,00
1
40,7
1
.
‘
9,376
26,1 13
1
21,2
1
-14,5625
1
12,8
3,876
1
20,7
35.5
1
29.5
.B.
Alle
Pondennoteer.ngen vanaf 21 Sept.
1
31
zijn op
goudbasis
omgerekend;
da
Dollarnoteeringen
vanaf
20
April ’33
zijn in
verhouding
van
da depreciatle
en den Dollar
t.e.v.
dan
Gulden
verlaagd.
324
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
°
29 April
1936
KOERSEN TE LONDEN
Plaatsen en
Noteerings-
II Apr.
18
Apr.
2025
April
1936
125
Apr.
Landen
eenheden
1936 1936
1
LaagstelHoogstel
1935
Alexandrië.. Piast.
p..0
97%
97%
97%
97%
97%
Athene
….
Dr.p.0
520
519
518
519
519
Bangkok.
.
.. Sh.p.tical
1110% 1110 Tsw
1110TI 1110
1110
Budapest
.. Pen. p.
£
16%
16%
16%
16%
169
BuenosAires’ p. peso p.,£ 17.95
17.97
17.90
18.00
17.95
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
1/6%
116%
1/63182
116
8
1
32
116%
Constantin.
.
Piast.p.0
617
616
617
617
617
Hongkong ..
Sh. p.
$
1/3
13
1
in
113%
1/3%
1,4
1 31%
,
,
Kobe
…….Sh. p. yen
1/21/
38
112
1
1
52
112
112%
1 2
1
/
32
Lissabon…. Escu.p..c 110%
110% 109%
110%
110%
Mexico
.
..
.
$
per
£
18
17.90
17.40
18.40
17.90
Montevideo
2)
d. per
£
22%
22%
22%
23
22%
Montreal
..
$
per
£
4.90% 4.97% 4.95%
4.97
4.96
Riod.Janeiro’ d. per Mii.
2931
59
228/
39
221132
2%
2%
Shanghai
..
Sh. p.
$
1
1
1
2%
1/2%
1
1
2%
1/2%
1/2%
Singapore
. .
id. p.
$
2
1
45
132
2
1
45
1
52
2
/
4%
214%
2
/
45
/3
2
Vaiparaiso4).
$per
130
129
129
131
131
Warschau ..
Zi. p.
£
26y
16
1
26%
1
26%
1
26%
26%
1)
Offic. not. IS laten, gem. not., welke imp. hebben te betalen, 27 Febr.
17.02.
t)
Oftic. not. 7 Apr. 3911.
3)
Id.
II
Mrt. ’35 411
4
.
4)
90 dg. Vanaf
28 Aug. laatste ,export’ noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
2)
Londen’) N.York’)
Londen
21 Apr. 1936.. 20y,45%
21 Apr. 1936….
140,91
22
,,
1930..
20%
45%
22
,,
1936….
140111
23
,,
1936..
20%
45%
2
,,
1936….
141,01
24
,,
1936,.
20K
s
45
24
,,
1936….
140
1
11k
25
,,
1936..
20%
–
25
,,
1936….
14011
27
,,
1930..
20%
44%
27
,,
1936….
140j10
29 Apr. 1935.. 34y,75%
29 Apr. 1935….
144151
27 Juli
1914..
2 4 ly,
59
27 JüIi
1914….
84 10%
1)
in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
8)
in sh. p.oz. line
STAND VAN ‘s
RIJKS KAS.
Vorderingen
.15April 1936
1
23April 1936
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne
/
53.285.149,91
/
68.967.920,65
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
1.324.157,01
•
1.280.056,25
derlandsche Bank ………………
Voorschotten
op ultimo Maart 1936
ajd. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gen..
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
ti,Tgen en op de vermogensbelasting
,,
6.299.148,44
6.299.148,44
Voorschotten aan Ned.-lndit ………
,, 124.169.015,32
,, 117.075.407,51
,
14.429.522,98
,,
14.463.063,19
Idem
aan Curaçao ………….
…..
–
–
Kasvord.weg. cre
d
ietverst. alh. buitenl
•
118.090.585,34
.
,, 118.020.378,99
Iden,
aan
Suriname……………….
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der
–
30.087.648,19
–
postrek.v.R/jkscomptabelen
…..
,
30.485.113,15
.
Vord.
het Alg.Burg. Pensioenfonas’)
op
Vord. op andere Staatsbedrijven’)
–
24.161.443,38
–
,,
13 971.469,05
Verstr. ten laste derRijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)
,,
39.012.896,24
,
38.548.696,24
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten in omloop ………
/439.972000,-
f439.922.000,-
Schatkistpromessen in omloop
92.040.000,-
,,
91.940.000,-
w.v. rechtstr. bij De Ned. Bank gepl..
–
.
–
Zilverbons in omloop …………….
…1.181.602,50
,,
1.180.826,50
Schuld op ultinio Maart 1936 aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.
pers, bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel, en op de vermogensbelasting
Schuld aan Curaçao’) …………….
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
Id. Staatsbedr. der P.T. T.’
a. h.
en
…
,,
1.035.086,49
•
432.498,48
1.033.709,04
,
263.520,91
)
Id. aan diverse instellingen’) ………..
71.853.851,99 82.910.021,28
.
73.327.226,05
,, ,,
83.125.336,12
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
18 April 1936
1
25April1936
Vorderingen:’)
Saldo Javasche Bank
……………./
3.318.000,-
–
Saldo b. d. Postch8que- en Girodienst
,,
599.000,-
/
423.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas
Rijksinstell.
124.579.000,-
117.056.000,-
e. a.
,,
,,
Schatkistpromessen in omloop …….
,,
1.500.000,-
Schatkistbiljetten in omloop ………
3.000.000,-
3.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
•
1.054.000,-
1.054.000,-
..1.500.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
,,
1.208.000,-
,,
1.244.000,-
..
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..600.090,-
,,
600,000,-
Voorschot van de Javasche Bank
–
2.088.000.-
2)
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas op 18 Apr. 1936
ƒ
52.446.000,-
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duiaenden guidens.
Data
Metaal
Circu-
latle
1
“””’
opelschb.
schulden
‘
1
Discont
1
‘
4 April
1936..
745
1.126
463 579 1.513
28 Maart1936..
751
i
1.165
1
416
576
1.491
21
,,
1936..
751
1.019
1
456
579 1.489
14
,,
1936..
751
1
1.042
1
492 573 1.498
7
,,
1936..
749
1.101
492
576 1.524
S Juli
1914..
645
1.100
560
735
396
‘) Slultp. der activa.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 27 April 1936
Activa.
Binnenl.Wis- rHfdbk.
f
21.055.319,77
seis,Prom..1 Bijbnk. ,,
454.878,95
eJJz.
in
a,sc.
f
ïg.sdn.
,,
2.969.85,04
f
24.450.050,76
Papier o. h. Buiteni. in disconto
……,,
–
Idem eigen portef.
f
1.078.500,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.
,,
–
1.078.500,
Beleeningen
mcl.
vrsch.I.Bijbnk
‘IHfdbk.
f
86.170.587,691)
,,
4.623.669,69
in rek.crt.IAgsch
op
onderp4
,,
36.911.679,07
f
127.705.936,45
Op
Effecten
……
f
124.168.045,60
1
)
Op Goederen en Spec.
,,
3.537.890,85
127.705.936,451)
Voorschotten a.
h.
Rijk
…………..,,
–
Munt, Goud
……
f
123.602.085,- Muntmat., Goud
.. ,,
588.380.962,34
f
709.983.047,34
Munt, Zilver, enz.
19.883.079,96
Muntmat., Zilver.
–
729866127302)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……….
…………..
39.575.321,46
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
4.600.000,-
Diverse rekeningen
………………,,
7.598.162,94
Staatd. Nederi. (Wetv. 27,5,’32,
S.
No. 221),,
15.488.148,55
f
950.360.247,46
Passiva.
Kapitaal
……………………….f
20.000.000,-
Reservefonds
‘
…………..,,
Bijzondere
reserve
………………,,
4.049.884,01
5.675.000,-
Pensioenfonds
………………….
..
Bankbiljetten in omloop …………..
.,
9.870.509,39
765.822.045,-
Bankassignatiën in omloop
………. ..
25.637,91
Rek.-Cour.
j’
Het Rijk
f
61.559.454,36
saldo’s:
‘,
Anderen
,,
75.453.002,25
,,
137.012.456,61
Diverse
rekeningen
………………,,
7.904.714,54
f
950.360.247,46
Beschikbaar metaalsaido
… ………
f
369.763.065,31
Minder bedrag aan bankbiljetten in
om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ,,
924.407.663,- Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..,,
–
Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15Maart1933, Staatsblad No. 99)………..
/
71.153.775,-
Waarvan in het buitenland ………………………
.
12.179.907,32
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Goud
Circulatie
Andere
opeischb.
Beschikb.
Metaal-
Dek-
kings
Munt
1
Munt mat,
schulden
saldo
perc.
27 April ‘3611236021
586.381
1
765.8221137.038
369.763
1
81
20
,,
‘3611276021
586.241
1
759.3091145.749
372.058
1
81
25 Juli
‘141
65.7031
96.410
1
310.4371
6.198
43.521
54
1
Totaal
1 Schatkist-
Belee-
Papier
Diverse
Data
1
bedrag
1
1
disconto’sIrechtstreeks
promessen
ningen
op het
buiten!.
reke-
ningen
1)
27 April 193624.450
–
1127.706
1.079
7.598
20
,,
1936
24.926
1
–
1126.905
1.079
6.921
25 Juli
1914
67.947
1
–
1
61.686
20.188
509
‘)Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Andere
Besc/iikb.
Data
Goud
Zilver
Circulatle
opeischb.
metaal-
schulden
saldo
25 Apr.’36
2
)
10.840
155.170
23.500
38.372
18
,,
’36
2
)
105.490 157.390 25.540
32.318
28 llrt.1938
85.052
21.228
153.780
24.254
35.066
21
,,
1936
85.051
i
20.476
155.313
23.879
33.851
25 Juli1914
22.057
1
31.907
110.172
12.634
4.842
Data
Wissels,
buiten
Dis-
1
Belee-
1
Diverse reke-
Dek-
kings-
N.-!nd. conto’s
ningen
1
ningen
1)
percen-
______________
betaalb.
1
tage
25 Apr.’36
2
)
960
70430
10.020
61
18
,,
‘362)
1.330
72.090
16.630
58
28 Mrt.1936
1.634
12.651
60
‘10.111
1
51.372
21
,,
1936
1.666
9.955
1
51.863 11.900
59
25 Juli1914
6.395
7.259
J
75.541
2.228
44
‘)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen