td ii’EBRUARÏ 191t)
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economi – schpStatishsche
Beri*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
4E JAARGANG
WOENSDAG 26 FEBRUARI 1919
No. 165
INHOUD
mz.
METAAL EN GELD
door
Prof. .!r. Dr.
ii. W. C.
Bordewijk 197
De Ontwikkeling van de Duitsche Metaalnijverheid en
hate Gevolgen door
Jhr. J. C. van Citters ……….199
Uitgevoerde en voorgenomen Verbeteringen van onze Scheep-
vaartwegen II door
Ir. V. I. P. de lilocq van Kuffeler.
201
Ondernemingszin en Belastingpolitiek door
A. G.
Boissevain
204
Wisselnoteeringen door
Mr. W. U. J.
v.
Lutterveld……
205
Bodemvraaestukken door
B. Knol ………………..
207
De financieele Plannen der Regeering door
Prof. Mr. G.
W
. J. Bruins ………………………………
208 AANTEEKIININCEN:
–
Handelsverkeer tusschen Nederland en het bezette Rijn-
gebied
………………………………..
210
Goederen Ainvoeren ten verbruike in Nederland . .
;
210
Voorstellen tot Wijziging der Federal Reserve Act . 211
REGEERINGSMAATRECELEN OP HANDELSOEBIED
…………
211
MAANDCIJFERS:
Nederlandsche Handelsstatistiek
………………
..
211
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
213-220
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
I
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen. Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
WEEKBLAD ECONOMISCII-STATI.STI$CHE BERICHTEN
$ecretaris-Redacteur: G. E. Huffnagel.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 1, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Telegr.adres: Economisch instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco
p.
p.
in Nederland f 15,—. Buitenland en Kolon.iën f 17,-
per jaar. Losse nummers 80 cents.-
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden ere donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,85 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
i3n advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam,, ‘s-Graven,hage.
24 FEBRUARI
1919.
Ook gedurende de afgeloopen week kwam er in den
toestand van de geidmarkt weinig verandering. De
noteerin-gen voor particulier disconto bleven geheel
onveranderd. Prima driemaands-wissels’ konden voor
3Y2 pOt. plaatsing vinden, terwijl voor gemeente-
wissels regelmatig 434 pOt. rente gevraagd werd, tot
welke rente verschillende flinke posten ook van groo-
tere gemeenten werden afgedaan.
S..
Volgens den weekstaat van de Nederlandsche Bank
heeft de verruiming van de geidmarkt ook deze week
nog cenige vordering gemaakt. De veranderingen zijn
echter gering, de belangrijkste zijn een vermindering
van ruim 8 millioen bij de binnenlandsche wissels, een
:an bijna 4 millioen bij de heleeningen en een van
7 inillioen in den omloop van bankbiljetten.
c
*
-1
Bij -de inschrijving op schatkistpapier ad
f
85 mil-
lioen, die de Minister van Financiën had opengesteld
op Donderdag 20 Februari 1.1., is ingeschreven voor
een totaal bedrag van
f
148.019.000. Toegewezen zijn
f
21.080.000 driemaands-promessen ie
f
990,80,
f
30.380.000 zesmaands-promessen i.
f
980,10 ere
f
27.354.000 jaarsbiljetten ie
f
1.002,44, gevende een
netto rendement van resp. 334, 334 en 4% pOt.
0U
Nu de staâtsleening geplaatst is en zich eenigszins
in koers begint te herstellen, komen vérschillende
gemeentebesturen een beroep doen ‘op de geldmarkt.
De rij werd geopend ‘door de gemeente ‘s-Graven-
hage met een leening van 5 millioen, waarop Zaan-
dam volgde met een leening van
f 1.065.000
en waar-
bij heden de gemeente Rotterdam zich aansloot met
een leening van
f 10
millioen, alle met een rentevoet
van 5 pOt.
De flauwe stemming voor Marken en Oostenr. Kro-
nen bleef ook deze week aanhouden en nam heden een
bijzonder groote afmeting aan. Aanvankelijk traden
herhaaldelijk nog eenige lichte verbeteringen in, maar
heden was de markt bijzonder flauw en werd ten slotte
Berlijn voor 24.10 en Weenen voor 11.10 afgedaan.
METAAL EN GELD.
1
Hoewel ik zeer stellig niet sta ôp den bodem der metallistische geldtheorie en, in het algemeen, de
eigen waarde van het geld, los van gouden of zilveren
banden, aanvaard, zijn er toch enkele punten door
de zg. nominalistisehe geldtheorieën voor mij onop-
gehelderd. gebleven, puxiten, waarvan ik er één hier
nader wensch te bespreken. De vraag, ‘die ik bij dezen
naar voren breng, raakt de kern van het punt in
geschil, namelijk de waarderelatie tusschen het geld
en het (eventueele) standaardmetaal. Het is niet het
,,Geld an sich”, waarover ik het thans wil hebben,
doch het geld in een systeem met metalen standaard,
den op peil gehouden z.g. hinkenden inbegrepen. Hoe
staat het nu geschapen met de waarderelatie tusschen
standaardgeld en standaardmetaal? Het metallisme
verwijst, naar algemeen bekend is, naar de grondstof
als determineerenden factor voor de geidswaarde.
198
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Febzuari 1919
Daalt de grondstof, het geld daalt mede; stijgt zij iii
waarde, het geld gaat mede omhoog. Aan duidelijk-
heid van bedoeling nopens den causâlen samenhang
laat het met.allisme niets te wenschen over. In do
nominalistische theorieën vindt men gemeenlijk de
verhouding omgekeerd: ,,het goud ontleent zijn
waarde aan het geld,” lees ik in margine van blz. 17
van Mr.
Dr.
H. Frijda’s ,,Theorie van het Geld en het
Ned. Geldwezen”. De moderne waardeleor, volgens
welke de ,,kosten” haar waarde
ontteenn
aan die van
het eindproduct, bewijst voor het betoog beslissenden
dienst. Eindproduct, afgezien van de industrieele ver-
werking tot veelle-artikelen, in de tandheelkunde
ed., is van de grondstof goud bovenal het gouden
geld. Zoodat, geheel op grond van de leer aangaande
de ,,Güter erster und entfern’terer Ordnun.g”, aan het
tussehengoed goud de waarde van het eindproduct
geld moet worden toebedeeld. Hier
rijzen
dubia. Is,
wil ik vragen, inderdaad hot standaardgeld wel eind-
product, standaardmetaal tusschengoed?. Ik meen
vtn niet!
Oorspi’onkeljk, bij hot eerste optreden van metaal
voor ruilbemiddeling, wordt het metaal toegewogen,
getuige nog de oude mancipatio met den de libra hou-
denden libripens. Het op een twaalftallig stelsel be.
rustende mat- en gewichtssysteem der oude Babylo-
niërs beteekende de eerste schrede op den weg naar
een eigenlijk gezegd geidwezen, ‘dat’ich dan vooiiia-
melijk bij de Grieken en Romeinen tot muntwézen
verder’ ontwikkelt. De ondergang der klassieke wereld
breekt, gelijk op schier elk ander gebied van bescha
:
ving, ook hier de ontwikkeling af, tot de door den
Levant-handel opbloeiende middeleeuwsch-Italiaan
sche staarepu’blieken den ontglipten draad weer op
vatten en .in 1252 de gouden florijn in Florence zijn
intrede doet, onmiddellijk gevolgd ‘door de gouden
Genoviva van Genua. De vraag dringt zich op, wat
den Staat, zoowel den antieken als den middel-
eeuwschen, gebracht heeft tot deze belangrijke’ inter-
ventie op economisch gebied. Wij mogen aannemen, dt, naast fiscale belangen, de behoeften van het ver-
keer den doorslag hebben gegeven. Het tijdroovende
wegen werd een onduidbare last, waarbij nog kwam d
moeilijkheid voor het leeken-publiek om het gehalte
vast te stellen der toegewogen metaalstukken: De
taak der gewichts- en gehaltebepaling zien wij daarom,
bij een zeker stadium der verkeersontwikkeling, over-
gaan op de overheid., welke door een stempel den
volke waarborgt, dat de fiorino ‘d’oro, overeenkomstig
de aangenomen regeling, uit zuiver goud geslagen is
en 72 grein (in florentijnsch. gewicht) zal wegen.
Maakt nu het stempelen van een schijf van
die
samen-
stelling en
dat
gewicht van het metaal een eindpro-
duet? Wordt de ongemunte baar, die vroeger recht-
streekschen ruildienst •deed, maar nu in gestemielde
schijven circulèert, dâtrdoor tusschenproduct? Naar
mijn ziensw’ijze ware zulk een opvatting oppervlakkig
en gezocht. Want wat is er ‘principieels gelegen in
de verandering, welke door de staatsgarantie intreedt?
Het metaal
blijft
de ruilstof, en zijn splitsing in ge-
warmerke eenheden bediiidt alleen een tegemoetko-
ming aan gestegen verkeerstechnische eischen. Even
min als een officieel boter- of kaasmerk van de aldus
voor het verkeer en den afzet gewaarmerkte boter of
kaas een tusschenproduct maakt, dat alleen met of
door het merk eindproduct zou worden, evenmin is
een mun’tstempel in staat het standaardmetaal, dat
eveneens qualitatief (en quantitatief) gemerkt wordt,
tot iets anders te maken ‘dan het in ongemerkten staat
reeds was. De stempel strekt tot informatie van het
publiek, da’t geen tijd en doorgaans ook geen kennis
heeft voor eigen onderzoek.
Waartoe zou de theorie geld: goud = ein’dproduct:
tusschenproduct moeten voeren? Wanneer men -de
moderne waardeleer wil toepassen, men doe het dan
ook ten einde toe! En dan wil ik op deze consequentie wijzen: ‘dat het geld genotsgoed, inkomen zou wezen,
daarentegen de grondstof goud ‘het tusschenproduct:
kapitaal. Zoo deelt v. Böhm, Positive Theorie des
Kapitales, blz. 288, naar het voorbeeld van Mengen,
de goederen in ,,Ordnungen” in, en zegt o.m.: ,,In die
erste Ordnung setzen wir jene Güter, clie uns unmit-
telbar zur Bedürfnisbefniedigung dienen, also die
Genussgüter (z. B. Brot); in die zweite jene Güter, mit
deren Hilfe die Güter erster Ordnung hervorgebracht
werden (z. B. das Mehi, den Backofen und die Biicker-
arbeit)” enz. Eindproduct is in de moderne waardeleer
synoniem met genotsgoed. En nu mag men toch zeer
ernstig twijfelen aan de juistheid dor karakteristiek van
geld als genotsgoed en dus als inkomen. Als ruil-
medium is het steeds middel om aan goederen, ook ge-
notsgoederen,
te komen.,
genotsgoed zelf is het, be-
halve bij wilden, nimmer. De consequentie der toe-
passing van do waarderelatie tusschen goederen der
eerste klasse en de verdere klassen brengt voorts mede,
in tegenstelling tot het eind,goed geld, de grondstof
goud op te vatten als kapitaal; immers als geprodu-
ceerde tussehenproducten behooren de grondstoffen, in
casu het goud, tot kapitaal in ‘den zin van v. Böb,m en
andere Oostenrijkers. Durft men nu de gevolgtrek-
king aan, die het gold als ,,eindproduct” ‘bij de ge-
notsgoederon indeelt, dan heb ik verder niets te zeg-
gen. Maar het dunkt mij toch fataal, dat., om de mo-
derne waardeleer te kunnen toepassen op de relatie
goud: geld, eeü ‘begrip ,,genotsgoed” moet worden ge-
construeerd, ‘dat aan de waardetheoretici, op wier leer
een beroep wordt gedaan, vreemd is geweest. Von Böhm
rangschikt dan ook ,,das Handelswerkzeug Geld” onder
het maatschappelijk, kapitaal. Mr. Frjda wil in zijn
beschouwingen ,,Naar aanleiding van Fniednich von
Wiesers jongsten arbeid” (Eeonomist 1915) niet wo
ten van een ,,’subsumeeren van het gelclbegrip onder
het begrip kapitaal”, en meent, dat een der redenen,
die voor het wezensverschil tusschen kapitaal en geld
pleiten, hierin is gelegen, dat ,,alle kapitaalgoederen
behooren tot den •socialen rijkdom en hun vermeer-
dering een uitbreiding van den rijkdom der maat-
schappij. (beduidt). Kan men van het geld eveneens
zeggen, dat het”totden volksrijkdom behoort en dat
zijn vermeerdering de wehaart der samenleving ver-
hoogt?” aldus vraagt Mr. Frijda, t.a.p. blz. 424. Toe-
gegeven, maar hoe kan dan datzelfde geld, dat geen
kapitaal is, wèl eindproduct zijn, waar toch alle pro-
ductie -van ,,rijkdom” op vermeerdering van ein’dpro-
ducteii in laatste instantie is gericht? Is inderdaad
geld eindproduct, dan moet . zijn vermeerdering
eteris paribus wel degelijk verhoogde welvaart bô-
duiden. In des schrijvers rede ovr ,,Realisme. en
theoretische economie” klinkt een eenigszins ander
geluid, wenscht Mr. Frijda den ,,geldfactor” in het
kapitaal’begrip te zien opgenomen en herroept in een
noot
zijn
verzet tegen von Wiesers aanvullede kapi-
taaldefinitie. Er is dus d. m. wel een zeer innige be-
trekking tussehen geld en kapitaal, welke betrekking
het moeilijk mdet maken geld tot de genotsgoederen
te rekenen. Men herinnere zich -in dit verband de
bekende uitspraak van Adam Sith: ,,The,great wheel
of circulation in altogether different from the goods
which are circujated by means of it. The revenue of
the society consists altogether in those goods, and
not in the wheel whieh cireulates them.” (Wealth of
Nations, Bk. II, Oh. II).
Ik wil mij nu niet diep begeven in ‘dc kwestie, of
geld kapitaal is. Reeds de aloude functie van ruilmid-
del geeft een
aanwijzing,
dat we hier te doen hebben
niet met een genotsgoed, doch met een productie-
werktuig. Wanneer ruilen behbort tot de productieve
handelingen, dan zal een werktuig, dat ruilen . bevor-
dert en in ‘vele gevallen zelfs eerst mogelijk maakt, tot
de productiemiddelen zijn te rekenen, evengoed als
een of ander werktuig, dat stof vervormt of coiiibi-
neert. De kwestie, waarom het mij thans te doen is en welker oplossing ik meen te naderen, is die der waar-
debetrekking tuêschen standaardgeld en standaard-
26 Februari
1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
metaal. Op grond van de overweging, dat, heel anders
dan bij de goud als grondstof tot sieraden e.d ver-
werkende industrie, bij de vermunting van goud tot
geld niet kan worden gesproken van een eindproduct,
doch dat •de ,,groudstof” blijft wat zij is, vermits een
merk niets aan het karakter van het goed zelf vermag
to veranderen, meen ik te mogen besluiten, dat er
geen sprake kan zijn van eenige
waardeverivouding
in dezen, doch alleen van
identiteit.
Een gouden
tientje is een andere uitdrukking voor 6,048 gram
goud en omgekeerd. Ei’ is niet zoo iets eenzijdigs,
gelijk het’metallisme leert, als zou de waarde van de
grondstof zich mcedeelen aan het geld; er is ook niet
zoo iets cenzijdigs, gelijk nominalistische opvatting
wil waarmaken, als zou de waarde van het geld, weer-
spiegeld in het prijsniveau, zich meedeelen aan de
grondstof goud; doch er is wederzijdsche beïnvloeding,
evenals bij communiceerende vaten, waarbij men niet
zeggen kan, dat het niveau van liet eene vat dat van
liet andere bepaalt, vermits oorzaak en gevolg samen.
vallen en dus elkandcr opheffen. Die wederzijdsche
beïnvloeding is door de vrije aanmunting en de ver-
smelting z66 krachtig, het aanbrengen van den munt-stempel is z66 weinig productie van een einciproduct
uit een grondstof, dat ik niet aarzel standaardgeld en
standaardmetaal, ondanks juridiek verschil, econo-misch voor identiek te houden. Die identiteit blijkt
bv. hieruit, dat standaardmet.aal nimmer een echten
prijs kan doen in eenig muntstelsel, dat op zoodanig
metaal is ,,gefundeerd”, gelijk het wel heet. Een ouncc
troy goud standard fine
kost
niet £ 8 17s. 104d.,
maar
is £
3 17s. 10 d., en omgekeerd staat deze
geldsom gelijk met, is zij identiek aan een ounce troy.
Die identiteit blijkt nog uit iets anders: wanneer de
circulatiebank ongeniunt goud aankoopt, komen daar-
voor biljetten in het verkeer, die het karakter hebben
van ceelen, afgegeven door een entrepôt of veem. Die
biljetten duiden op geldeenheden, maar wat zij daad-
werkelijk representeeren, is het ongemunto goud,
waartegen zij werden uitgegeven.
Het maakt voor de vraag, of hot biljet
als zoodanig
den omloop vergroot, hoegenaamd geen verschil, of
de tegenwaarde uit gemunt dan, wel uit ongernunt
goud bestaat. Voor de
dekking is
de zaak van geener-
lei belang. Waarom zou zij het wel wezen, wanneer
het goud niet door middel van biljetten circuleerde,
doch rechtstreeks in het verkeer werd gebracht? Het
verkeer vraagt geldeenheden, zal men tegenwerpen.
Ik geef dat dadelijk toe, doch waag te vragen, of niet
nog in onze dagen van gemoderniseerde bêtalings-
wijzen de volslagen onbelangrijkheid der samenstelling
van dc gouddekking bij dc banken uit gemunt en onge-
munt drastisch de identiteit demonstreert van hetgeen
tegennatuurlijk als grondstof en eindproduct wordt
uiteengcrukt? Wanneer men de tegenstelling grondstof:
eindproduct zou willen volhouden met alle gevolg, dat
do theorie daaraan verbindt, zoo zou men in het ééne
bankbiljet, tegen de grondstof afgegeven, een repre-sentant dier grondstof en een titel op kapitaal, in het
andere, tegen standaardgeld in het verkeer gekomen,
een iepresentaut van dit geld en dus een titel op
eindgoed moeten zien; nochtans komen
beide
biljet-
ten als
ge’d
in het verkeer, op een wijze, die, anders
dan hij beleening cii disconteering, het i’uilmiddel in
totaal niet vermeerdert. Waarom niet vermeerdert?
Omdat het, blijkens de goudaanhieding aan de Bank,
reeds aanwezig was, onverschillig alweer of het goud
al dan niet in baarvorm werd aangeboden. De theorie,
die zegt, .dat het biljet het ruilmiddel niet vermeer-
dert door de goudaankoopen der Bank, omdat daarbij
de Bank als veem of pakhuis dienst doet, is slechts
vol te houden, wanneer de identiteit van standaard-metaal en standaardgeld wordt aanvaard, m.a.w. de antithese grondstof : eindproduct wordt losgelaten.
Werpt men misschien nog tegen, dat het niet gebrui-
kelijk is nationaal standaardgeld ibij de nationale Bank
tegen biljetten in te wisselen, dan antwoord ik, dat
het hier niet gaat
om
hetgeen gebruikelijk is, doch
alleen om principieele gelijkheid. En trouwens hebben
de oorlogsjaren het goudgeid wel
degelijk
uit den
omloop zien •veiidwijnen en grootendeels naar de
centrale banken zien terugstroomen.
In het bovenstaande had ik het oog op een geld-
systeem met zuiveren, metalen standaard. Waar deze
ontbreekt, kan natuurlijk nimmer de vraag
rijzen,
of
het ruilmiddel waarde geeft aan, dan wel waarde ont-
vangt van eenig metaal. Wat ik heb willen betoogen
is dit, dat de waarde va’n het ruilmiddel in landen
met vrije aanmunting van een of twee metalen (de
dubbele standaard toont voor de ,,grondstof”-quaestie
geen verschil), op grond van de identiteit tusschen
het standaardgeld en het standaar.dmetaal, noch gede-
termineerd wordt door de waarde der metalen grond-
stof, noch zelve de waarde dier grondstof determineert,
doch dat men veeleer met 66n en hetzelfde waarde-
verschijnsel heeft te maken, dat, gezamenlijk met de
waarde van Mle overig geld, theoretische verklaring
van noode heeft. Dat het geld ,,zelfstandige” waarde
zou hebben, ik zeg het Heyn gaarne na, mits onder
geld ook casu quo het standaardmetaal zij begrepen.
Groningen, Februari 1919.
H. W. C. BORDEWIJK.
DE ONTWIKKELING VAN DE DUITSCHE
METAALNIJVERHEID EN HARE GEVOLGEN.
Met de eenheid, in 1870 door Bismarck tot stand
gebracht, is voor Duitschland een
tijdperk
aangevan-gen van ongekenden bloei, welke in aanzienlijke mate
te danken is aan de groote vlucht, die de metaalnij-
verheid heeft genomen.
Alhoewel Duitschland eerst zijne voorname plaats
onder de groote producenten van ijzer heeft kunnen
innemen, nadat het Thomasprocédé de verwerking
der phosphaatertsen van liet in 1871 bij den vrede van
Frankfort verkregen Lotharingsche bekken had moge-
lijk gemaakt, heeft reeds op de wei eldtentoonstcllin
te Londen in 1851 het toen nog arme en verdeelde
Duitschianci zich als een toekomstig mededinger op
de
wereld-ijzermarkt
doen kennen.
Alfred Krupp, te Essen, had toen een blok staal
ingezonden, dat niet minder dan 100 centenaar’s woog
en dit ,,little bloc” genoemd, terwijl Engeland, in die
dagen het land der staalproductie bij uitnemendheid,
den bezoekers als ,,monsterbloc” een stuk van slechts
5 centenaars vertoond.
Weinigen hebben bij die gelegenheid kunnen ver-
moeden, dat met deze inzending werd ingeluid de
grootsche ontwikkeling van de Duitsche staalnijver-
heid, waaraan het Duitschland van heden zijn groeten
bloei en kracht zou ontleenen, doc’h die het tevens
zou drijven’ tot het zoeken van eene expansie, die als
een der oorzaken van den grooten oorlog 1914/18
moet worden beschouwd.
Wanneer men de geschiedenis van de metaalnijver-
heid nagaat, komt men tot verrassende resultaten.
De ruwijzer- en staalproductie in de hoofdproductie-
landen heeft zich in de tijdruimte van 1880-1913
als volgt ontwikkeld:
Ruwijzerproductie. (Mill.
tonnen.)
Duitschiand
Engeland
Frankrijk
Amerika
1880..
2,729
7,876
1,725
3,897
1913..
19,809
10,650
5,311
30,870
Staalproductie. (MilI.
tonnen.)
1880..
0,624
1,321
0,389
1,26e
1913..
18,935
7,786
4,635
31,802
In 1913 had Duitschland dus Engeland, dat in
1880 evenveel ruwijzer produceerde als Frankrijk,
Duitschiand en Amerika tezamen, ver achter zich
gelaten. De productie van ruwijzer was dubbel zoo
groot als die van Engeland geworden, terwijl de be-
reiding van staal een nog grooter verschil vertoonde.
200
‘ ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1919
Alleen Amerika gaf over dat tijdperk eene glijk
mate van vooruitgang té zien.
Dat Duitschiand den Engelsehen concurrent over-
vleugelde, vindt zijne verklaring in het feit, dat ht
sinds 1871 binnen de eigen grenzen over meer erts
beschikte dan Engeland. Ook was het duidelijk, dat
Frankrijk, alhoewel dat land het grootere en betero
deel van het Lotharingsche ertsgebied en de belang-
rijke ertsiagen in Normandië beat, door het gebrek
aan steenkool moest achterblijven
1)•
Voorts, wanneer
het bekken van Normandië verder tot exploitatie had
kunnen worden gebracht het waren het Duitsche
kapitaal en de Duitsche energie, die den stoot daartoe
juist vôôr het uitbreken ‘van den oorlog hadden ge:
geven – dan zou het ontbreken van de onontbeerlijke
steenkolen steeds Frankrijk hebben belet, eene metaai
industrie als de Duitsche te ontwikkelen. De ertsen
van hot bekken van Lon.gwy en Briey en de .waarde
volle mineralen van de Algiersche koloniën vonden
grootendeels in ruwen toestand hun weg naar het
buitenland. –
Strekt men het statistisch onderzoek verder uit en
vergelijkt men in de onderstaande tabel den vooruit-
gang van de ruwijzerproductie van Duitschland en
Amerika in de laatste zeven jaren voor-den oorlog;
dan ziet men, dat Duitschland, een land met geringe
ertsreserven, de Vereenigde Staten, die over
e
e
n
+
on
.
uitputtelijken voorraad erts beschikken, in het tempb’
zelfs heeft overtroffen.
DuitchIartd
Vercen. St2ten
mfll. tonnen
,njH. tonnen
ILL
1907
13,64
25,78
41
J.Ju 11,81
15.93
1909 12,92
25,79.
1910
14,79
27,30
1911
15,53 23,64
1912
IÛIQ
.17,87
IûQI
29,72
–
LQ,QL
Van de- beide hofdgrondstoffen voor’ de ijzer’
industrie bezit. Duitschland slechts de steenkool in’
voldoende hoeveelheid, doch in eene kwaliteit., die zich
bijzonder leent tot de omzetting in cokes, den vorm,
waarin de hoogovens de brandstof behoeven. Als’bij.b
product van de cokesbereiding worden benzol, ammoï niak en de grondstoffen voor de beroemde kleurstof-
fenindustrie verkregen, waardoor de cokes goedkoop
ter beschikking ‘van de ijzer- en staalproductie kan’,
worden gesteld.
Wat de ertsvoorraden aangat, is de toestand vooi
Duitschiand echter verre van gunstig te noemen. I’
1913 heeft het ongeveer 50 millioen ton erts verbruikt
Daarvan kwamen 35,9 millioen ton uit het land zelf’ en ongever 14,1 millioen ton uit het buitenland. Dë verho.uding dezer cijfers wordt echter ongunstiger,
wanneer men het ijzergehalte dier ertsen nagaat. Dan
blijkt, .dat uit de binnenlandsche ertsen 10,5 millioen
ton en uit de buitenlandsche 7,7 millioen ton ijzer
werd gewonnen. Dit beteekent dus; dat de ,Duitsehd
ijzerindustrie voor 43 püt. van haar behoefte op aan-
voer van buiten – Zwedeii, Spanje, Frankrijk, Rus
land en Afrika – is aangewezen. -‘
‘Uit de bovenstaande cijfers ziet men, dat de z6
hoog opgevoerde industrie ontzaglijke eischen aan’d
eigen ertsreserve heeft gesteld. Deskundigen hehber
er dan ook met nadruk op gewezen, dat Duitschiand;
in hetzelfde te’m’po voortgaande, . in ongeveer 50 jaar
de geheele ertsreserve, die zich in het land bevindt
zal hebben opgebruikt. Voovaar geen mooi vooruit-,’
zicht voor een land, dat, naar hieronder zal blijken,’
voor van Zijne bevolking van de ijzerindustrie af-
hankelijk is geworden.
.
Volgens door de l)uitsche vakvereenigingen gepu’..
bliceercie cijfers waren inDuitschland in 1913 werk
zaam:
1)
(Alen zie
ook
cle artikelen
op pag. 957
en
974
van
den vorigen jaargang. – Bed.]
–
aantal
vereekerds
bedrag de
Groep .4.
arbeidera
bonen
in de ertsgebieden en in de
ijzer- en staalindustrie ….
1.711.834
Mk. 2.257.180.225
Groep B
in de andere industrieele
bedrijven …………….
10.630.437
,, 11.316.97.000
Het deel der groep
A . . . .
16
O/
19,6
0/
Do Duitsche ijzerindustrio verschaft dus werk aan
meer dan het 7e gedeelte van alle Duitsche arbeiders,
terwijl aan dat gedeelte betere bonen worden uitge-
keerd dan in ‘de andere takken van nijverheid. Dit
beeld wordt echter eerst volledig, wanneer men
mederekent de werklieden, die in andere bedrijven op
indirecte wijze voor de ijzerindustrie werkzaam zijn.
Ik denk hier in het bijzonder aan’de 350.000 mijn-
werkers en do 200.000 spoorweg-employé’s (resp.
en
Y4
van het totaal dier beroepsklassen), die hunne
medewerking verleenen bij de productie of liet trans-
POrt van het ijzer, zijne grondstoffen en
Zijne
fabri.
katen.
Telt men al deze arbeiders tezamen, dan komt men
op ver over de 2 millioen. Neemt men de gemiddelde
gezinssterkte op 4 personen aan – voor Duitschiand
is dat zeker niet te hoog te achten – dan bljk, dat
S tot 9 millioen inwoners van het Duitsche rijk of
% der bevolking voor hun levensonderhoud afhanke-
lijk zijn van de ijzerindustrie.
is dus door bovenstaande uiteenzetting in het licht
gesteld, , dat in 1913 voor Duitschland de metaal-
industrie eene der voornaamste ‘bronnen van welvaart
was geworden, dan rest ons te ondërzoeken, op welke
wijze men die groote ontwikkeling heeft kunnen be-
reiken en of het land in zijn geheel wel de grootst
mogelijke voordeelen daarvan heeft getrokken.
in den Duitschen uitvoerhandel der laatste 40 jaren
speelde de ijzerindustrie eene belangrijke rol.
Rekent men al het uitgevoerde bewerkte ijzer te-
zamen, dan komt men in 1913 tot een totaal uitvoer
van 6,5 millioen ton. Daaronder -bevonden zich 2,6 millioen ton (of 40 pOt.)
n.iet-afgewer1to
producten.
Door den drang naar massaproductie zette men –
zonder economisch het meeste voordeel voor het eigen
land uit de industrie te halen – een groot deel der
vervaardigde hlf-fabrikaten tegen lage prijzen naar
het buitenland af. Dit was het deel, dat de binnen-
landsche nevenindustrieën – die de door hooge in-
voerrechten en syndieaten hoog gehouden prijzen
moesten betalen – niet konden opnemen.
Deze groote leveranties aan het buitenland mtak-
ton cciie exploitatie van de bedrijven op volle capaci-
teit mogelijk, waardoor de productiekosten laag kon-
dén woiden gehouden. En zelfs. wanneer men, zooals
dikwijls geschiedde, bij aanbiedingen aan het buiten-
land onder den kostprijs moest gaan, ‘dan vond men.
in den prijs, door het binnenland betaald, voldoende
compensatie.
Op deze wijze zijn groote hoeveelheden Duitsche
ha/f-fabrikaten der ijzerindustrie (en ook kolen) aan
het buitenland geleverd tegen prijzen, die wel eene
‘helanrijke opbrengst gaven, doch geenszins een voor-
;deel in verhouding tot het offer, dat men door het
,geforceerd opteren van den eigen ertsvoorraad bracht.
Daarbij komt, dat men, door de half-fabrikaten voor
verdere bewerking aan het buitenland af te staan
tegen bdlangrijk lagere prijzen dan men aan het bin-
iienland berekende, den-binnenlan’dschen fabrikanten do
concurrentie met het buitenland aanmerkelijk ver-
zwaar-de. Dikwrijls zag men zich dan ook genoodzaakt,
door„uitvoerpremiën” .den uitvoer van bepaalde arti-
kelen mogelijk te maken.
Alhoewel de huitenlandsche fabrikanten met de
aldus verkregen goedkoope grondstoffen hun voor-
deel wisten te doen, werd de door de Duitsche groot-
industrie gevoerde tactiek verre van gewaardeerd.
Het woord ,,dumping”, waarmede -de Engelschen deze
speciaal Duitsche concurrentie-methode = waardoor
26 Februari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
201
het ‘buitenland voor bepaalde artikelen aan Duitsch-
land schatplichtig werd gemaakt – betitelen, zegt
dit reeds voldoende.
Alhoewel niet kan worden ontkend, dat deze me-
thode van massaproductie en ‘de afzet daarvan aan
Duitschiand groote voordeelen heeft gebracht, zoo
moeten de nadeelen, als het ontstaan van eene minder
goede verstandhouding met de andere volken en ‘de
roofhouw, gepleegd ten koste van de biunenlandsche
ertsreserves, niet worden onderschat.
Indien het inderdaad waar is, dat voornamelijk de
bovengenoemde kunstmatige middelen de geweldige
ontwikkeling der metaalnijverheid hebben mogelijk
gemaakt, dan moet men zich afvragen of Duitschiand
op dezen voet had kunnen voortgaan.
Duitsche deskundige schrijvers hebben gedurende
den oorlog als hunne meening te kennen gegeven, dat,
na de uitputting van de eigen voorraden (over 50
jaar), alleen op den invoer van buiten af eene ijzer-
industrie van den omvang van de Duitsche zich
niet
zal kunnen handhaven. Beteekent dit dus economisch,
dat deze
belangrijke
tak van
nijverheid,
na een be-
trekkelijk korten tijd van geweldigen opbloei, voor-
bestemd is belangrijk te worden ingekrompen met al
de nddeelen, die voor de ‘volkswelvaart daaruit zou-
den – voortvloeien, ook strategisch achtte men, dat
deze gang van zaken – door uitputting der erts-
reserve -. voor Duitschland noodlottig zou kunnen
worden.
Om voor de indutrie, den staat en liet volk dit
onheil af te wenden, werd als eenige oplossing van
deskundige zijde genoemd: ,,het binnen de Duitsche
grenspalen brengen van nieuwe ertsgebieden”. Dat
de mijn- en staalmagnaten, die ook nog gedurende
den oorlog hunne stem lieten hooren voor de annexatie
van de Fransch-Lotharingsche ijzer-velden, de rijks-
regeering en het opperlegercommando reeds v66r den
oorlog van de noodzakelijkheid van die annexatie zul-
len hebben overtuigd, kan als zeker worden aange-
nomen.’
Ook hierin werd dan reeds de verklaring gezocht
voor de haast, waarmede men van Duitsche
zijde
on-
middellijk na forceering der Belgische grenzen de
Fransch-Lotharingsche streken heeft bezet. Wanneer
deze gebieden gedurende den oorlog niet ter beschik-king van de centralen waren geweest, dan hadden zij,
afgesneden van den aanvoer van overzee, bij een ver-
bruik van 50 millioen ton ijzer en staal in de eerste
4 maanden van den oorlog spoedig de wapens moeten
neerleggen.
1)
De annexatie van Fransch-Lotharingen was du
voor Duitschland eene leven sk’westie geworden. Het
ging daarbij om de toekomst van het Duitsche wereld-
rijk en de welvaart van het Duitsche volk.
J. C.
VAN CIrFERS.
UITGEVOERDE EN VOORGENOMEN
VERBETERINGEN VAN ONZE SCHEEF-
VAARTWEGEN. *)
b. De toegangswegen van uit zee.
Zooals reeds met een enkel woord bij de. algemeene
beschouwingen werd aangegeven, is onze zeevaart
niet slechts voor ons eigen land, maar ook voor de
omliggende landen van groote beteekenis en het ge-
tuigt dan ook zeker van een juist beleid, wanneer
gezorgd wordt, dat de toegangen van uit zee naar onze
i) Daarmede is tevens verklaard, dat het vermijden van
een veroveringsoorlog door het vormen van staalvoorraden
voor een eventueelen oorlog niet mogelijk is geweest. Wan-
neer men ziet, dat Duitschland in den oorlog van
1870/71
slechts
10.000
ton ijzer en staal heeft verbruikt, dan moet
men toegeven, gelet op de hoeveelheden ijzer en staal, die
deze oorlog aan beide zijden heeft gevraagd, dat zelfs bij
benadering niet vastgesteld kan worden, hoe groot die voor-
raden zouden moeten geweest zijn.
*) Vervolg van pag.
8, No. 157.
havens aaii de eischen des
tijds
voldoen. Niet slechts
in verhouding tot ons eigen land, maar ook ten
opzichte van het wereidverkeer is de beteekenis van
onze groote zeehavens Amsterdam en Rotterdam
belangrijk.
Europa is steeds het belangrijkste middelpunt ge-bleven van het wereldverkeer en het zijn de aan het
Kanaal en de Noordzee gelegen groote havencentra,
die het aanzienljkste aandeel hebben zoowel in de
nieuwe als in de zich uitbreidende oudere verbin-
dingen; tot deze groote centra kunnen gerekend
worden Hamburg, Bremen, Amsterdam, Rotterdam,
Antwerpen, Duinkerken, le Havre, Londen en Liver-
Pool.
Het onderstaande staatje, ontleend aan het Verslag
der Staatscommissie in zake den toegang tot Neder-
land ‘door het Noordzeekanaal geeft een beeld van de
beteekenis der 9 genoemde havens doordat vermeld is
de netto inhoud, uitgedrukt in ‘duizentallen register-
tonnen der in de jaren 1870, 188,0, 1890, 1900 en 1909
binnengekomen zeeschepen.
Havens
1870
1880 1890
1900
1909
Vermeerdering
sedert 1870
Absoluut
1
pCt.
Hamburg
. .
1.390
2.767
5.203
8.038 12.184 10.794
776
Bremen….
660
1.169
1.734
2.494 3.922
3.262 494
Amsterdam.
358 757
1,079
1.814
2.486
2.128
595
Rotterdam
.
1.026
1.682 2.918 6.327
9.802
8.776
855
Antwerpen.
1.363
3.064
4.506
6.692
11.940 10.577
776
Duinkerken
412
766 1.257
1.342
2.234
1.822
443
Le Etavre..
1.206 1.970
2.159 2.136
3.257
2.051
170
Londen
. . . .
4.089
5.970 7.709
9.581
11.606
7.517
184
Liverpool ..
3.417
4.913
5.782 6.002
7.748
4.331
127
Het totale scheepvaartverkeer -van deze groep van
havens vermeerdej-de van 13.921.000 ton in 1870 tot
65.179.000 ton in 1909 of met 469 pOt.; zooals uit het voorgaande staatje iblijkt, hebben niet alle havens van
de groep een gelijk aandeel in deze vermeerdering;
de absolute vermeerdering is het sterkst te Hamburg
en bedraagt 10.794.000 ton, de vermeerdering in
procenten het sterkst te Rotterdam, n.L 855 pOt.
Hierdoor is ook wijziging gekomen in de beteekenis
der verschillende havens voor let totale verkeer; de
beide Duitsche havens zagen haar aandeel stijgen van
14,7 pOt. tot 24,7 pOt., de beide Nederlandsche ‘havens
van 10,0 pOt. tot 18,9 pOt.; het aandeel van Antwer-
pen steeg van 9,8 pOt. tot 18,3 pOt. Het aandeel van
de beide Fransche havens verminderde van 11,6 pOt.
tot 8,4 pOt. en dat der Engelsohe zelfs van 53,9 pOt.
tot 29,7 pOt. De Noordzeehavens op ‘het vasteland
hebben dus in het beschoawçje 40-jarige tijdvak aan betrekkelijke belangrijkheid gewonnen, de Fransche
en voornamelijk de Engelsche havens verloren.
Met betrekking tot de 7 vastelandshavens is in. de beschouwde periode de betrekkelijke beteekenis der Nederlandsche havens toegenomen, daar zij in 1870
slechts 21,6 pOt, van het totale verkeer dier 7 havens tot zich trokken en in 1909 26,8 pOt.
De economische beteekenis van het bezit van zulke
belangrijke centra van het wereidverkeer is groot en
wettigt ongetwijfeld de voor een klein land als het
onze belangrijke uitgaven, noodig om aan de steeds
hioger wordende eischen van het wereidverkeer te
vidoen. Waar de afmetingen der zeeschepen voort-durend in sterke mate toenemen, doen deze eischen
zich in de eerste plaats bij de toegangen van uit zee
gevoelen; thans zal dan ook het een en ander worden
vermeld omtrent hetgeen tot verbetering dier toe-
gangen is tot stand gebracht en voorbereid.
10.
De toegang van uit zee naar Amsterdam
had
vanouds plaats door het Vlie of het Marsdiep en
verder over de Zuiderzee naar het open 1J. De be-
zwaren, welke de in dozen toegang gelegen ondiepten opleverden, werden in het begin van de 19e eeuw zoo
groot, dat, teneinde deze te ontgaan, van Rijkswege in
de jaren 1819-1825 het Groot Noord-Hollaudsch
202
ECONOMISCWSTATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1919
• •
SITUATIE DER WPIN TE IJMUIDEN
U1U
4OORORM000
OWTAANDE wr.EM
6•
Kanaal werd aangelegd, dat Amsterdam verbindt me
e
t
de haven van Nieuwediep en het Texelsche zeegat;
schepen van 64 M. lengte, 14 M. breedte en 5 M. diep
gang konden
0
1)
het Kanaal toegelaten worden; de
aaniegko.sten hdbhen ruim
f
11.000.000 bedragen en
daarmede was toentertijd het grootste scheepvaart
kanaal van de wereld verkregen.
Toch kon deze vaarweg tengevolge van de toenp
;
ming d’ei afmetingen van de zeeschepen niet lang
aan zijn bestemming voldoen; ook de groots omweg,
‘die door nchepen, komenle uit ‘zuidelijke richting, ge-
maakt .moest worden, zoon ede de vele bôchten in liSt
kanaal, maakten dit op den duur minder bruikbaa’r
voor de groote zeevaait. –
In het milden der voorgaande eeuw kwam het pla
v.an doorgraving van Holland op zijn smaist op den
voorgrond en .nadat dit van vele zijden ernstig wâs
bezien, werd hij de wet van 24 Januari 1863 (Stbi.
No. 4) bekrachtigd 4e concessie, welke in December
1861 was verleend aan den heer Jiiger voor het maken
en mploiteersn van een Kanaal ter verbinding van
de Noord- en de Zuiderzee en ‘daarmede in verband
staande werken, ‘benevens indijking en droogmaking
van gronden in het 1J, en het Wi.jkermeer, een plan,
waarbij ook de afdamming van het oostelijk IJ ws
op te nemen, zou aan de goedkeuring der Regeering
zijn te onderwerpen. 28. November 1863 kwam do
,,Amsterdamsohe Kanaalmaatsch appij” tot stand, die
de concessie overnam.
1 April 1876 kon het Kanaal voor de vaart met
schepen van beperkte diepte opengesteld worden; in
de buitenhaven was toen een geul van 5,50 M.
—A. P. ‘aanwezig, terwijl het Kanaal tusschen de
Noordzeesluizen en Amsterdam tot eene minste diepte
van .6,5 M. —A. P. gereed was.
• De Kanaalmaatschappij had met groots financieele
moeilijkheden te kampen en dit leidde er toe, dat hi
Kanaal ingevolge de wet van .19 December 1882 door
het Rijk werd overgenomen; in November 1883 was
het Kanaal volgens de concessie-voorwaarden en de
inmiddels vereisohte verbeteringen geeed.
Te Ijmuiden (zie de bijgevoegde situatie), was
tusshen in zee uitgebouwde hoofden een huitenhav’n
gevormd,, waarin een ‘vaargeul was ge’baggerd tot
8,50 M,.—N. A. P. (7,0 M. onder gewoon laag wa-
ter). Het Kanaal was afgesloten dodr twee sluizen,
waarvan de grootste een lengte yan 119 i. had bij
eene ‘breedte van 18 M. en een slagdrempeldiepte van
8 M. —N. A. P. De bodemdiepte van •het Kanaal
bedroeg 8,20 M. —N. A. P. of 7,70 M. onder Kanaal-peil. Beoosten Amsterdam was het 1J afgesloten door
den dam ‘bij Schellin’gwoude, waarin 3 sluizen voor de
v.aa4 naar de ,Zuidetzee waren: .gemaakt Over, het
Kanaal waren twee spoorwegdraaibrugen gemaakt in
de lijnen Amsterdam—Zaandam en Haarlem—Uit-
geest :en een draaibrug voor gewoon verkeer bij Vel-zen; -alle met :eene doorvaartwijate van 19 M.
Spoudi’g– n’adat het Kanaal in 1883 geheel . gereed
was gekomen, bleken door de toeneming van de
grootte der schepen de afmetingen er van te beperkt
en in het bijzondér werd de beperkte schutleugte te
IJmuiden als een ‘betwaar gevoeld. Ter onder.vanging
van dit ‘bezwaar werd van 1889 tot 1896 benoorden do
oude Noordzeesluizen de nieuwe groote sluis ge-
bouwd met eens lengte van 225
M.,
eens breedte van
25
M.
en eens -slagdrempeldiepte van 10 M. —N.
A. P., terzelfder tijd werd de diepte in de buitenhaven
vergroot tot 9,50 M. —N. A. P. en in liet toeleidings-
kanaal naar de sluis tot 9 M. —N. A. P. In de beide
volgende jaren werd de bodembreedte van het Kanaal
vergroot tot 36 M. in de rechte vakken en tot 40
46
M.
in de bochten.
Ingevolge de wet wan 24 Juli 1899 w’erd liet Kanaal
in de jaren 1899-1907 bevaarbaar gemaakt voor de
grootste schepen, welke door de nieuwe sluis te
IJmuiden geschut kunnen worden. In verband hier-
mede werd:
a•. de bocleindiepte van den vaarweg in de buiten-
haven en het havenkanaal gebracht op 10,5 M.
—N. A.P.;
b.
de bodemcliepte van ]:iet Kanaal van af Ijmuiden
tot het staclewater van Amsterdam gebracht op 10,30
M. —N. A. P. en de -hodembreedte op 50 M. in de
rechte gedeelten en op 60 M. in ‘de bochten;
c.overgegaan tot vervanging van de draaibrug voor
gewoon. verkeer bij Velzen door een poutveer en van de heide bestaande laag gelegen spoorwegdraaibrug-
gen door hooger gelegen draaibruggen met 55 M.
doorvaartwijdte.
• Sedert deze verbetering kunnen op het Kanaal
‘schepen worden toegelaten met eens lengte van 220 M.,
eens breedte van 24 M. en een diepgang van 9,20
M.;
de aanlegkosten bedroegen. in totaal 70 millioen gul-
den.
Reeds spoedig nadat . in 1907 het Kanaal in zijn
tegexiwoordigen toestand was gebracht, deed de toe-
neming van het verkeer. en van de afmetingen der
schpen de noodzakelijkheid voorzien om in de
naaste toekomst het Kanaal weder voor nog grooter
schepen bevaarbaar te maken.
Reeds ‘bij Kon. Besluit van 13 Augustus 1909 No.
40 ‘werd dan ook een Staatscommissie onder voorzit-
terschap van Prof. Dr. J. •Kraus benoemd met op-
dracht éen ‘onderzoek in te stellen naar de maatregelen,
noodig om op den duur een geregelden toegang tot
Nederland door het Noordzeekanaal te verzekeren. In
de rede, waarmede de toenmalige Minister van Water-
staat Mr. L H. W. Regout deze commissie ‘installeerde,
wees deze er terec’ht op, dat in de allerlaatste jaren
op het gebied vazi het Oceaanverkeer beteekenende
veranderingen waren waar te nemen; Oceaanstoomers
van 240 M. lengte en 26,80 M. breedte, welke Amster-
dam niet meer kunnen bereiken, waren-in de vaart
gebracht, het Panamakanaal naderde zijne voltooiing
en de sluizen zouden daar eene vrije .schutlen-gte van 305 M., eene doorvaarwijdte van .33,50 A&L en eens
26 Februari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
203
slagdrempeldiepte van 12,65 M. verkrjgen het Suez-
kanaal werd verniimd en uitgediept en bij andere
volken werd reeds door daden getoond, dat men met
(ten te verwachten vooruitgang der scheepvaart reke-
ning hield.
Vermelde Staatscommissie bracht in 1911 aiaar
verslag uit, dat op grond van de beteekenis van Am-
sterdam voor het wereidverkeer en van de nog steeds
toenemende afmetingen der zeeschepen belangrijke
verbeteringen van ibet Kanaal aanbevaL
Overweging van de voorstellen der Staatscommissie
heeft er toe geleid, dat bij Koninklijke Boodschap van
16 Juli 1915 aan de Tweede Kamer een wetsontwerp
betreffende den bouw van een schutsluis c.a. te
IJmuiden en verbetering van het Noordzeekanaal
werd aangeboden en 2 Januari 1917 verscheen de wet
in het Staatsbiad.
De wet schrijft onder meer voor, dat van Rijkswege zullen worden uitgevoerd de werken, noodig voor den
bouw van eene schutsluis met eene slagdrempeidiepto
van 15 M. —N. A. P. te IJmuiden en de verruiming
van het Noordzeekanaal, teneinde naar gelang van de
behoefte daaraan de afmetingen te geven overeen-
stemmende niet de slagdrempeldiepte van bedoelde
sluis.
In de memorie van toelichting op het vetsoutwerp
wordt er op gewezen hoe de grootste diepgang der
gesehutte schepen ‘sedert de opening van cle nieuwe
sluis toenam; deze bedroeg in 1896, 1901, 1907 en
1913 respectievelijk 72, 79, 84 en 89 d.M., terwijl ‘in
1914 ‘de Roepat van de Maatschappij ,,Nedcrlaud”
met een diepgang van 91 d.M. is uitgevaren; zooals
hiervoor reeds is vermeld, kunnen te IJmuiden thans
schepen met hoogstens 92 d.M. diepgang worden
geschut. Niet slechts de diepte, maar ook cle ]engte-
en hreedteafmetingen der schepen nemen gestadig
toe. Onder deze omstandigheden was ‘de Regeering
terecht van oordeel, dat niet langer gewacht mocht
wordèn met de noodige uitbreidingswerken. –
De Staatscommissie stelde den bouw voor van cmie
sluis te IJmuiden met eene schutleugte van 360 M.,
eene Vrije doorvaartwijdte van 40 M. en een slag-
drempeldiepte van 14 M. —N. A. P. (13,10 M. onder
gewoon laagwater, 14,70 M. onder gewoon hoogwater
en 13,50 M. onder kanaalpeil), bijgevoig ruimer van
afmetingen dan de sluizen van het Panamakanaal,
maar geensdeels overdreven in vergelijking met de
afmetingen der nieuwe sluizen te Emden en in het
Raiser Wilheimkanaal.
Minister Lely was echter van oordeel, dat het ge-
wenscht was de te bouwen sluis eene zoodanige slag-
drempeldiepte te geven, dat deze in overeenstem-
ming was met de grootste diepte, welke in verband
met de aanwezige diepte voor de kust door middel
van uitbaggering en stroomschuring in het buiten-
kanaal zou kunnen worden verkregen en onderhouden.
Een ingesteld onderzoek toonde aan, dat in de toe-
komst een diepte van 14 k 14,5 M. —N. A. P. in
den toegang vanuit zee nâar de sluizen mogelijk is te
achten, hetgeen ongeveer overeenkomt met een diepte
van 14,70 M. a 15,20 M. bij hoogwater; in verband
hiermede werd de slâgdrempeldiepte gebracht op
15 M. —N. A. T. en iii overeenstemming daarmede
is de door’vaartwijdte op 45 M. en de schutlengte op
400 M. bepaald.
Er was te meer reden om deze voorziening voor
een verdere toekomst aanstonds te treffen, aangezien
do kosten, door de Staatscommissie op 13 millioen
geraamd, er slechts tot 14Y2 millioen door ‘stegen.
Met een sluis, waarvan de slagdrempel op 15 M.
—N. A. P. ligt, ‘zullen ‘schepen met een ‘diepgang van
14 M. ongehinderd het N,00rdzeekanaal kunnen in- en
uitvaren. Niet alleen echter als toegang voor de aller-
grootste schepen is de nieuwe sluis noodig, maar
evenzeor als reserve voor de bestaande groote sluis;
mocht deze laatste toch langer of korter tijd onbruik-
baar zijn, dan zou Amsterdam goeddeels van het zee–
verkeer afgesloten
zijn,
daar de oude sluizen, gebouwd
bij den aanleg van ‘het Kanaal, te klein zijn om zelfs
middelmatig groote schepen van den tegenwoordigon
tijd door te laten. De nieuwe sluis is ontworpen noord-
waarts van de bestaande gr.00te sluis, zooals op de
hierbij gevoegde teekening te zien is en daarbij behoo-
ren uiteraard nieuwe binnen- en buitentocleidings-
kanalen, die nabij de sluis aanstonds een diepte, ovei-
eenkomende met de slagdrempeldiepte van de sluis,
verkrijgen en welke diepte ver’der zich regelen Zal in
verband met de diepte op het kanaal terwijl deze naar
gelang van de behoefte geleidelijk vergroot zal worden.
Als eerste stadium der verdieping, dat tijdens of
spoedig na den ‘sluisbo’uw verwacht wordt, geeft de
memorie van toelichting een toestand aan, waarbij
schepen van 110 d.M. diepgang naar Amsterdam -zul-
len kunnen opvaren, de bestaande buitenhaven zal
voor dat stadium nog wel geschikt gemaakt kunnen
worden, wijl schepen van den alleigrootsten diepgang vel het tijdstip
van hoogwater kunnen afwachten om
in of uit te varen.
Als tweede stadium is een toestand gedacht, waarbij
het Kanaal bevaren zal worden door schepen niet
122 d.M. diepgang, waarbij is gerekend op een diepte
van 12 M. —N. A. P. buiten de sluizen; het is echter
twijfelachtig of het mogelijk zal blijken deze diepte in
de bestaande ‘buitenhaven en in Zee daarv66r te ver-krijgen en te onderhouden. Het zal dan, en mccle om
ten slotte schepen met een diepte van 14 M. toe te
laten, noodig zijn de bestaande hoofden zeewaarts uit
te brengen, hetgeen geschieden zal door verlenging van
het bestaande zuiderhoofd en aanleg van een nieuw
noorderhoofd, zooals op de overgelegde situatie is te
ien; van uit de verruimde buitenhaven zal een nieuw
toeleidingskanaal naar de te bouwen sluis gemaakt
kunnen worden, teneinde deze voor de grootste schepen
van de toekomst gemakkelijker toegankelijk te maken.
De kosten van den bouw van de nieuwe sluizen
varen geraamd op 144 millioen, waaronder
f
600.000
is begrepen voor onteigening; het verdiepen van do
buiten toeleiding ‘tot 12 M. —N. A. P. is geraamd
op f
2.50.000; de aanleg van de nieuwe buitenhaven
is te stellen op 22 millioeu, het verdiepen van het
“Kanaal tusschen IJmuiden en Amsterdam tot 13,5 M.
—N. A. P. op 334 millioen en de verdere verdiepiug
van het Kanaal op 3 millioen. Rekent men, dat voor
de voorziening in dc defensiebelangen nog een bedrag
van 6 millioen geacht wordt noodig te zijn, dan zijn
de kosten van het .geheele complex van werken, welke
op den duur voor verbetering van den toegang van
uit zee naar Amsterdam noodig zullen zijn, volgens
de raming,
–
v66r den wereldoorlog opgmaakt, op rond
50 millioen te stellen. –
Men ziet, de sommen, welke vereiseht zulloii worden,
zijn ‘hoog, maar de Staten-Generaal hebben niet geaar-
zeld te besluiten tot-den nieuwen sluisbouw te IJmui-
den en daarmede hebben zij de daaruit voortvloeiende
gevolgen mede aanvaard. Men heeft de nationale be-
teekenis van den ziek uitbreidenden ‘handel van Am-
sterdam erkent; de vooruitgang der seheepvaartbewe-
ging demonstreert zich in het aantal schepen, dat te
‘-Ijmuiden wordt ge.ahut en dat was in 1913 gestegen
‘tot 4985, te ‘zamen metende 9.1.00.000 reg. tonnen; in
10 jaar tijds viel hier eene vermeerdering van 60 pOt.
waar te nemen.
De afmetingen, voor de nieuwe sluizen gekozen, vér-
zekeren Amstei’dam in de toekomst den ruimst mdge-
lijken toegangsweg naar zijn havens en al zullen
schepen van de allergrootste afmetingen wel steeds
een betrekkelijk gering deel van het haudelZverkeer
‘blijven bedienen, het is noo’dig voor een eerste klasse kuven, die haar rang wil handhaven, dat zij toeganke-
lijk zij voor deze schepen. De ervaring heeft geleerd,
dat de afmetingen der schepen steeds sneller zijn toe-
genomen dan men voorzag; de grootste schepen van
heden zullen wellicht binnen korten tijd voor de ge-
wonevaartgangbaar zijn; er is nog geen reden’om aan
204
, ECONOMISCHSTAflSTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1919
te nemen, dat de grens bereikt zou zijn zooiang de
practische mogelijkheid blijft bestaan om do havens
voor grooter schepen toegankelijk te maken. Het ge-
tuigt dan ook van een juist inzicht om bij liet ont-
werpen van kostbare werken, die geruimen tij’l dienst
zullen ‘doen,
Zijne
verwachtingen omtrent den groei
der scheepsafmetingen niet te laag ‘te stellen. ‘In dit
‘erband moge er op gewezen’ worden, dat de Ameri
kaansche ingenieur Oortheli in 1898 op• het Interna-
tionale soheepvaartcongres groot opzien baardé met
de mededeeling, dat in 1928 afmetingen van schepen
zouden bereikt zijn als: lengte 233 M., breedte 25 M.,
diepgang 9,50 M.
‘bij
een inhoud van 24.000 register-
tonnen. Tijdens het scheepvaartcongres van 1912, of
11 jaar vroeger dan Oortheil voorspelde, hadden de
Ounardliners ,,Lusitania” en ,,Mauritania” reeds
een lengte van 240 M., eene breedte van 27 M. en eeh
diepgang van 11 M. bij een inhoud van 33.200 re
tonnen,. terwijj deze afmetingen voor de ,,Olympic”
van de White Star Line respectievelijk 270 M., 28 M.,
10,3 M. en 45.000 registertonnen bedroegen; dë
,,Imperator” en de ,,Vaterland” van de Hamburg
Amerika
Lijn
meten reeds ongeveer 56.000 register-
tonnen.
Inderdaad zijn dus de stoutste verwachtingen, door
bevoegden omtrent de ontwikkeling der. afmetingen
van zeeschepen geuit, verre overtroffen en daaritii
zeker de grond te
vinden:
om
bij
de verbeteringen
van de toegangen ,uit zee naar onze havens zich oj
een ruim standpunt te ‘stellen; alleen op die wijze
blijft het
mogelijk,
dat onze havens hare beteekenis
in het wereidverkeer zullen kunnen behouden.
In het volgend nummer wordt ‘dit onderdeel .vooh-
geset met de behandeling van den toegang van 1ift
zee naar Rotterdam.
VAN
KUFPELER.
ONDERNEMINGSZIN EN BELASTING-
POLITIEK.
.
De heer A. G. Boissevain te Amstêrdam schrjft:
Het is wel wat laat om thans nog terug te komen
op enkele opmerkingen van Mr. G. W. J. B. in uw
nummer van 11 December 1.1., waarvan ik door bij,
zondere omstandigheden eejst kort geleden kennis
nam, maar het belang van de zaak en de kortheid van
mijn betoog zullen, hoop ik, tot verontsehuldiging
dienen.
De heer B. beroept zich op het Engelsche voorbeeld
en op een uitspraak van prof. Marshall, om giond te
geven aan de hoop, dat een sterk opgevoerde inkom-‘
stenbelasting geen te verzwakkenden invloed op den
prikkel tot volle verkzaamheid zal oefenen. Ik wil
mij niet in beschouwingen ‘begeven, hoe groot die
verzwakkende invloed van een mindere belooning voor
hetzelfde werk – vooral op den langen duur – zijn
zal. Maar ik meen toch, dat mr. B. één factor over
het hoofd ziet, een factor, die voor de nationale wel-
vaart van zeer groot belang is: den ondernemingszin.
Men kan voor minder loon zijn uiterste best doen in
elke zaak – men kan niet als goed zakenman voor
een lager minimum winstkans risico’s op zich neme.
Elke nieuwe onderneming, ‘beteekent het ‘op zich ne,-
men van een risico. Als ‘de kans op verlies even grQo
is als de kans op winst, zal niemand ‘- ‘dit inziende —
een onderneming beginnen. De winstkansen moeten
de verlieskansen. overtreffen – liefst aanzienlijk
overtreffen – beter nog, de kansen om méér dan een
normale kapitaalsrente te verdienen moeten aanzien-
lijk grooter
zijn
dan de kansen om minder ‘dan een
normale rente
te
maken.
Wanneer nu, in geval van winst, door inkomsten-
belastingen
(rijks-
en gemeente-, verdedigings- enz.)
tantième- en dividendbelastin.g, oorlogswinstbelastiug
– d.i. thans juist vooral belasting op nieuwe ondei-
nemingen (ook van oude zaken) – en de nieuwe
belastingen, die komen moeten, 50 pOt. van de winst
wordt geaccapareerd, of, zooals in Engeland, meer dan
50 pOt., dan zullen veel ondernemingen, die zonder
belastingen den ondernemer voldoende winstkansen
zouden geven om hem het risico van mogelijke ver-
liezen op zich te doen nemen, niet meer commercieel
verantwoord blijken. Ik geloof, dat wel
degelijk
elke
ondernemer overweegt, rëeds thans, dat zééveel meer
winst gemaakt moet worden, omdat de helft aan be-
lastingen weggaat.
Een beroep op Engeland gaat daarbij niet op. Tn
Engeland worden thans haast geen nieuwe zaken op-
gericht. Tijdens den oorlog stond de ondernemings-
geest stil – zonderen
wij
thans oorlogsindustrieën,
die groote winsten konden maken, ook b.v. de door
het rijk gesteunde verfstoffenindustrie, uit. Nieuwe
emissies waren niet
mogelijk.
En ‘bestaande zaken
zullen zeker zoo goed
mogelijk
haar werk
‘blijven
ver-
richten, ook bij hooge belastingen. Maar dat in die
zaken een ,,business man of high faculty” het geld
der zaak zal wagen, wanneer bij welslagen de met
50 pOt. verminderde winst hem een onvoldoende be-
looning voor het te hooge risico lijkt, is ‘toch onwaar-
schijnlijk.
Dat ook in Engeland het gevaar wordt ingezien,
dat
bij
de veranderde omstandigheden de onderne-
mingsgeest zal• verdwijnen,
‘bewijst
een uitlating van
minister Bonar Law, die in verband met de werkloos-
heidstroebelen verklaarde: ik vrees niet voor een ge-
brek aan
mogelijkheid
om ‘te’ werken – waar
ik voor vrees, is, dat vele ondernemers den lust en den
moed, om nieuwe mogelijke ondernemingen te begin-
nen, zullen verliezen.
Nu is in Nederland de ondernemingsiust niet meer
een der ,grootste nationale deugden. De cijfers wijzen
aan, hoezeer de voorkeur werd gegeven aan de ver-
meend risicolooze beleggingen in vreemde staatsfond-
sen boven het beleggen in vaderlandsche industrieele
ondernemingen. De wetgever behoorde dien onder-
nemingsgest aan te moedigen – maar de eenige
winst op risico’s, die ten deele onbelast blijft, is..
de winst op fondsengokkerijen. Is dat geen averecht-
sche belastingpolitiek?
Zooals in een artikel in het Handelsblad destijds
is aangetoond, moeten zeer zware inkomsten- en divi-
dendbelastingen, en vooral de oorlogswinstbelasting
een zeer ernstige rem oefenen op het doen en vormen
van nieuwe ondernemingen, op het aanvaarden van
overigens gewettigde en sociaal wenschelijke risico’s
in oude ondernemingen.
.Mijn bezwaren gelden natuurlijk slechts voor die
gevallen, waarin het afwentelen van de belastingen
n i e t mogelijk is, evenals de heer B. in
zijn
betoog
slechts sprak over de gevallen, waarin het afwente-
len ‘der lasten niet mogelijk was en de ondernemer
met minder netto winst even hard werkte. In het
geval, dat het afwentelen wèl
‘mogelijk
is, is de onder-
nemer een onbezoldigd inner van indirecte belastin-
gen en betaalt de consument door, hoogere prijzen.
‘Van ‘de vele onbillijkheden, die een hooge oorlogs-
wi’nstbelasting aiüikleven, verdient juist in verband
met het voorgaande de aandacht, dat oude zaken, die
voor een vastgestelde winst van de belasting
zijn
vrij-
gesteld, voor nieuwe ‘risico’s, indien deze in de plaats
van de oude komen, niet nfet ‘de winstderving door
O.W.belasting behoeven rekening tè houden, en nieuwe
zaken wel. Maar dit zijn bijzaken – hoofdzaak van
mijn schrijven was, op den invloed van hooge winst-
belastingen op het dragen van risico’s, dat is op het
ondernemen van nieuwe zaken, te wijzen.
A. G.
BOISSEVAIN.
[De invloed, dien hooge in.komstenbelastingen op
den ondernemingszin uitoefenen, is van ander karak-
ter dan die, welke van
dergelijke
belastingen o den
zin tot arbeiden in het algemeen uitgaat. De heer
Boissevain wijst terecht hierop en ik ben hem dank-
baar voor de aanvulling, die
hij
hiermede geeft op de
enkele woorden, die ik in het No. van 11 December j.l.
26 Februari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
205
aan dezen kant van het belastingvraagstuk wijdde.
Inderdaad gaat het bij den ondernemingszin om het
op zich
nemen van risico’s, waartoe de •geneigdheid
zal dalen naarmate de Staat de goede kansen naar
verhouding verkleint. In beginsel is dit juist en wie
hooge inkomstenbelastingen aandurft – de omstan-
digheden noodzaken thans wel tot dezen durf – be-
hoort ook dit nadeel in overweging te nemen.
Intusschen is naast deze begin seluitspr aak over het
uiteraard in den laatsten tijd dikwijls aan de orde
gesteld vraagstuk nog wel het een en ander te zeg.
gen. Om niet te lang te worden, mag ik mij tot één
punt beperken, en dat is dit:
hoe practisch de druk op den ondernemingszin
werken zal, hangt o.a. in hooge mate af van het stand-
punt, dat bij de toepassing der ‘belasting door wet en
administratie opzichtens het afschrjvings- en reser-
veeringsvraagstuk wordt ingenernen. Gaan beide hierin
ver en laten zij toe, dat zoo lang nog eenige kwade
kansen geloopen wdrden, uit- de verdiende gelden in
ruime mate reserves in het
bedrijf
mogen worden
gehouden, dan komt de zaak wel in een eenigszins
ander daglicht te staan. Verliezen behoeven dan niet
te worden gedekt uit wat de fiscus van de winsten
uit andere jaren aan den particulier overlaat, maar
kunnen hun compensatie vinden in ten volle in het
bedrijf gehouden deelen van vroegere winsten. De
waarlijk ,,vrje gelden”, die in zoodanig geval enkel
als inkomen worden beschouwd, verliezen hierdoor hun direct verband met de individueele risico’s door
den belastingschuldige geloopen, waarmede tevens de
psychologische werking der hooge inkomstenbelasting
wel een eenigszins ander karakter krijgt.
Dat dit intussehen niet wegneemt, dat de opmer-
king van den heer Boissevain haar kern van waarheid
behouden blijft, zal wel niet behoeven te worden ge-
zegd. – B.]
WISSELNOTEERINGEN.
In de dagbladen (o.a. N. R. Ot. 14 dezer) is ver-
schenen de volgende mededeeling:
,,De Amsterdamsche Bankiersvereeniging heeft een
schrijven gericht aan de Kamer van Koophandel te Am-
sterdam, waarbij zij de Kamer, ingevolge haar verzoek, het
reglement doet toekomen, volgens hetwelk thans op eIken
beursdag des namiddags te 2.30 wordt vastgesteld, welke op
dat oogenblik de koersen zijn van de wissels op de voor-
naamste omliggende landen, zooals die tusschen de volgens
liet reglement door de bankiersvereeniging aangewezen ban-
kiershuizen en bankinstellingen worden verhandeld.”
Het desbetreffende reglement luidt:
De Amsterdamsche Bankiersvereeniging belast ten
minstan 8 harer leden, telken jare door haar daartoe te
benoemen, met de bepaling van wisselkoersen, overeenkoin-stig de volgende regelen.
De krachtens art. 1 benoemde bankinstellingen be-
palen slechts die wisselkoersen, waarvan zij een noteering
wenschelijk en mogelijk achten.
De bankinstellingen stellen een rooster vast, volgens
hetwelk gedurende telkens een week drie harer met het
bepalen der koersen worden belast.
lederen beursdag begeeft zich ‘tegen 2Y
2
uur een
directeur, onderdirecteur of firmant van elk dezer drie
bankinstellingen – in persoon – voorzien van een schrif-
telijke opgave van den volgens zijn schatting laa.gsten laat-
koers van elk devies, waarvan de koers wordt genoteerd,
naar een voor de noteering door het beursbestuur op de
groote koopmansbeurs aangewezen ruimte.
Indien een volgens rooster aan de beurt zijnde bank.
instelling niet in staat is tijdig een directeur, onderdirec-
teur of firmant daar ter plaatse te doen zijn, kan de taak
door een niet aan de beurt zijnde bankinstelling worden
overgenomen.
De volgens rooster niet aan de beurt zijnde bankin-
stellingen kunnen haar schattingen der koersen aan de
commissie van drie bij schriftelijke opgave kenbaar maken.
Indien omtrent de bepaling van een wisselkoers de
opgaven van ten minste twee leden der commissie overeen-
stemmen, wordt de koers dienovereenkomstig vastgesteld,
tenzij op grond van de van de andere bankinstellingen ont-
vangen opgaven anders besloten en behoudens het bepaalde
in art. 9.
8. Indien de opgaven van de drie leden der commissie
verschillen, wordt een koers vastgesteld, die zoo na moge-lijk aan de schattingen dier leden voldoet, waarbij de com-
missie rekening kan houden met de opgaven van de andere
bankinstellingen en behoudens het bepaalde in art. 9.
9. Indien tijdens het bepalen van een wisselkoers, hetzij
door een der leden der commissie, hetzij door een der_andere
bankinstellingen een zeker bedrag:
wordt gelaten, zonder een kooper te vinden, tot een
koers lager dan dien waartoe de commissie op grond van
de bepalingen van art. 7 en 8 wilde besluiten, wordt de
koers genoteerd, waarvoor dat bedrag wordt gelaten;
–
wordt gezocht, zonder een verkooper te vinden, tot
een koers hooger dan dien, waartoe de commissie op
grond van de bepalingen van art. 7 en 8 wilde besluiten,
wordt een koers genoteerd ongeveer 66n pro mille hooger
dan de koers, die voor dat bedrag wordt geboden. 10. Het bedrag, bedoeld in het voorgaand artikel, moet
zijn ten minste:
£ 5000 tt. Londen, M. 100.000 tt. Berlijn, Hamburg,
Frs. 100.000 tt. Parijs, Zwitserland, Kr. 100.000 tt. Wee.
nen, Kopenhagen, Stockholm.
11. Op werkdagen, waarop de groote koopmansbeurs
is gesloten, worden de koersen door de leden der commissie onderling vastgesteld te omstreeks 12 uur, zooveel mogelijk
overeenkomstig de bepalingen van dit reglement. — 12. Tegen de door de commissie vastgestelde koersen is
beroep uitgesloten. –
De bewoordingen, waarin de mededeeling vervat is,
wekken den indruk, dat gedacht is aan het geven van
wisselkoersen, als bedoeld bij art. 60 W. v. K. en mdi-
i-ect die, bedoeld
bij
art. 156, al. 2, W. v. K. Is dat
wel juist?
Volgens art. 60, al. 2, W. v. K, worden de koersen
of prijzen volgens plaatselijke reglementen of gebrui-
ken opgemaakt, terwijl art. 1 zegt, dat uit de hande-
lingen en afspraken ter beurze gesloten de bepaling
van den wisselkoers wordt opgemaakt.
Art. 59 W. v. K. zegt, dat de beurs van Koophandel
plaats heeft op gezag van het plaatselijk bestuur.
Evenwel, de wet yan 4 October 1914, Stbl. 445, hou-
dende bepalingen betreffende den geld- en fondsen-handel (de Beurswet ’14) onttrekt den geld- en fond-
senhandel aan het plaatselijk gezag. Art. 1 dier wet
toch luidt: ,,Onder beurzen in den zin dezer wet wor-den verstaan alle Nederlandsche beurzen van Koop-
handel, voor zooverre zij bestemd zijn voor den geld-
en fondsenhandel, ook wanneer
zij
niet op gezag van
het plaatselijk bestuur worden gehouden, alsmede alle
veilingen van fondsen.”
en art. 2, T: de beurzen staan onder toezicht van
onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel.
1)
II: in verband mt het toezicht in het eerste lid
bedoeld, is onze genoemde Minister bevoegd voor-
schriften te geven of te doen geven omtrent:
10.
ope-
ning en sluiting der beurzen; 2
1
. de noteeringen en
de wijze, waarop ter Beurze zaken worden gedaan,
een en ander voor zooveel noodig onder
afwijking
van
de voor eenige beurs bestaande reglementen van het
laatseljk bestuur of van eenige vereeniging.”
De Beurswet onttrekt aldus de beurzen voor den
geld- en fondsenhandel aan het plaatselijk gezag en
plaatst ze onder dat van den Mini-ster van Landbouw, Handel en Nijverheid
1),
die bevoegd is voorschriften
te geven of te doen geven o-m. omtrent de notee-
ringen. Hierbij zij vooreerst op te merken, dat de
Kamer van Koophandel niet het plaatselijk bestuur
vormt; de opgaven van wisselkoersen, als gemaakt
‘door 3 bankiei-s volgens een reglement, op verzoek
van de Kamer van Koophandel bekend gemaakt, kun-nèn derhalve niet gelden als bepalende de wisselkoer-
sen conform art. 59 W. v. K. En vervolgens rijst de
vraag of, in verband met de Beurswet ’14, eenige
206
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26
Februari 1919
personn zijn of eenig corporatie gerechtigd is notee-
ringen te maken en te publiceeren, en wel een corpo-
ratie, welke in October ’14 nog geen reglementen dien-
aangaande had. Het antwoord kan niet ande-s luiden
dan ontkennend, tenzij op gezag van den Minister.
De, Amsterdamsche Bankiersvereeniging is of drie
leden’ er van zijn derhalve onbevoegd wisselnoteeriii-
gen te maken en te publiceeren.
Een tweede vraag rijst, en wel in verband met
art. 3, 1: 1
0
.
‘
der Beursvoorschriften ’14 (vastgesteld
door den Minister van Financiën bij besluit van 15
Yanuari ’15 en opgenomen’ in de Nederi. Stcrt. van
16 Yanuari. ’15), waarbij als beurs voor den geld- en
fondsenhandel wordt aangewezen, voor alle beurs-
‘affaires, behalve die genoemd sub 2°: en 3
0
. van dat
artikel, de groote beurszaal in het gebouw van dè
Vereeniging voor den Effectenhandel té; Amsterdam’; de vr’bag’ul. rijst, waar een eventueele not.eering moet
worden opgemaakt of wel, waar – ,,de handelingen en
afspraken moeten worden gesloten, waaruit de bepa-
ling van den wisselkoers wordt opgemaakt” (art. 60,
al. 1, W v. K.). Uit-art. 3, 1′: 1
0
. dér Beurs’voorschrif-
ten zonde afgeleid worden, dat een eventueele ncee-
ring moet worden opgemaakt ter Effectenbeurze, dat
de- handelingen en, afspraken, waaruit de noteering
wordt opgemaakt, moeten zijn gesloten in de groote
beurszaai in het gebouw van de Vèreenigin’g voor dhi
Effectenhandel, en niet op de groote koopmansbeurs,
zooals in art. 4 van het reglement van de Amsterdam-
sche Bankiersvereeniging is vermeld.
Dienovereenkomstig wordt ook in de memorie. van
toelichting bij het ontwerp voor een Effectenbeur-
wet 1919 van een, wisselnoteering gesproken, uit te
gaan van het (Effecten)benrsbestuur; ook voor die
zaken (handel in wissels) kan het Beursbestuur, aldus
wordt in die memorie gezegd, regelend -optreden, b.v.
een-noteering instellen. Tevens wordt daarbij gezegd,
dat, wanneer bij een Beurswet een bijzondere regeling
voor de effectenbeurs wordt ‘voorgeschreven, de art.
59-61 W. v. K. en de daarin aan het plaatselijk gê-
zag opgedragen bevoegdheden hierop niet van toepas-
sing kunnen blijven. .
Hé’t reglement zelf geeft ook ‘aanleiding tot eenije
bpmerkingen. V66r den oorlog werden de wisselnotoe-
ringen opgemaakt op de wijze als omschreven in de
circulaire van ‘de Vereeniging voor den Geidhandel,,
d.d. 1909. Bij’ die circulaire werden alle firma’s, welke
van den- handel in wissels hun ‘bedrijf maken, uitge-
f.00digd om de noteeringen op te maken; de notee-
ringen werden opgemaakt door de Vereeniging voor,
den Geldhandel en de commisionnairs in wissels ge-
zamenlijk. Iedere fisma kon derhalve meclewerken tot
het opmaken van de noteeringen.
De volgens het thans gepubliceerde reglement op-
gemaakte wisselkoersen, worden opgemaakt door
slechts drie personen, uit een zeer beperkten kring;
en niet midden op do Bèurs, doch in een klein, afge-
sloten hoekje, waar; niemand bij kan komen. In het
reglement missen we bepalingen omt’rent de verant-
woordelijkheid, missen we bepalïngén omtrent con-
trle, cle gelegenheid tot het nfaken van op- en
merkingen, ‘de mogelijkheid van rectificatie, integen-,
deel beroep is uitgesloten.
Het stelsel in het reglement neergelegd is, dat wis-
seilcoersen worden opgemaakt op grond van den naar’
schatting van drie belanghebbenden laagsten laakoers
van elk devies. Niet wordt genoteerd op grond van de
laatkoersen ter open Beurze, ‘doch ‘de. koersen van de,
wissels op de voornaamste ‘omliggende landen, ,,zooals
die tusschen- de volgens het reglement door de ban-
kiersvereenigjng’ aangewezen ‘bankiershuizen en bank-
instellingen worden’ verhandeld,” derhalve in zOer be-
perk’ten kring Niet worden genoteerd bied- en laat-,
koersen. Ook is; niet genomen het -stelsel van noteeren
van koersen op grond van de koersen, waartegen in
werkélijkheid buitenlandsche remises zijn ver- en ge-
kocht, op grond van. ide werkelijkb, reëele koersen,
doch genoteerd worden koeren gegund op deu naar.
schatting’ 1 a agsten laatkoem, clerb alvo fictieven, laag-
sten laatkoers en dat nog wel voor minstens de in het
reglement ‘genoemde minima, zijnde groote bedragen.
-De aldus genoteerde koersen zullen nar alle’ waar-
sèhijnlijkheid- hooger zijn dan de reëele koersen, want
laatkoersen en nog wel voor- groote bedragen in eens
zijn hooger dan de koersen, waaitegon affaires worden
gedaan. Nu zoude een noteering van wisseilcoersen,
opgemaakt op- gr-ond van fictieve laatkoersen voor
groote bedragen niet zooveel -be’teekenis- hebben, wan-
neer art. 156, al. 2, W. v. K. niet voorschreef, dat wis-
sels in buitenlan’dsche munt getrokken op in ons land
wonenden, moeten betaald worden in Hollandsch ‘geld,
cle vreemde munt omgerekend tegen -don geldenden
wisselkoers van don verv-altijd.
-. Vel zoude.een omrekenin’g van een buitenlandsclieu
wissel tegen’ de volgens- het betreffende’ reglement op-
gemaakte noteering zeker aanveclitba;ar zijn, aange-
zien die noteering slechts verband houdt- met fictieve,
laatkoorsen en niet’ weergeeft de geldende wissel-
koersen, aangezien een noteering’ o-pgemaakt volgens
een reglement, bekend gemaakt op verzoek van de
Kamer van Koophandel, niet is- een noteeriug opge-
haakt ingevolge opdracht van de betreffende autori-
teit,
zijnde
noch de Kamer van Koophandel, noch het
plaatselijk bestuur; de noteering verkregen als thans
bekend gemaakt, opgemaakt wordt door, in- verband
met art. 2. der Beurswet ’14- daartoe niet gerechtigden
en aangezien een noteering; opgemaakt ter plaatse en
op de wijze als in het reglement omschreven’, in ver-
band met art. 3 der Beursvoorschr-if’ten niet is opge-
maakt ter juiste plaatse.
Dôch het gevaar is groot, dat desniettegenstaande
–
de
wissels in buitenlandsche ipunt omgerekend worden tegen de koersen als opgemaakt’ en bekend gemaakt
door drie bankiers volgens het gepubliceerde -regie-j
ment. In dat geval zouden -de wissels omgerekend
worden tegen hoogere koersen voor de, huiterilan-dsche
valuta dan da werkelijke koersen; het gevolg daarvan
is, datde betrokkenen d.w.z -de
–
‘fabrikan.tën, grôssiers,
importeurs, winkeliers, enz. hier’ te lande voor de
huitenlandsche valuta meer moeten, betalen dan, bij
de werkelijke koersen,- dat zij derhalve te veel betalen.
Aan wie dat te- veel heta’aldo ten goede kom-t, kunnen
we laten rusten.
Al moge men met. het opmaken en, pcsbliceereu van
wisselkoersen gegrond op naar schattiag, laagste laat-
koersen in klein en kring vooi’ groote bedragen niet do,
bedoeling gehad hebben, dat die – koersen zouden gel-
den als omrekeningskQersen, de vraag 4ljft, welke be
doeling wel voorgezeten heeft met -het pmaken en
publiceeren van wisselkoersen- op de wijze
Lils
in dat
reglement omschreven.
Een lbeeld van den stand der buiten’ladsehe valuta
ku,uen geschatte la’atkoerseu van enkelen moeilijk
-geven; men -diene daarvoor- op te’ geven de bied
,
en
laatkoersen ter open markt, of weI de koersen, waar-
tegen de affaires worden’ gedaan-. Ook wor-dt geen beeld
van het verloop der markt gegeven; daarvoor zouden
de bied- en laatkoersen ter open markt op verschil-
lende
tijdstippen
of wel do koersen van, de. gedurende
vershiUende tijd.vakken per dag gedane affaires kun-nen dienen.
Wat met het bekend’ maken van het reglement voÖr
het opmaken van de wisselkoersen- – welke onder
diverse opschriften in de verschillende bladen verre-
kenen zonder vermelding van ‘bron – is gewonnen,
is dat we nu weten door wie en hoe die opgaven. te Amsterdam worden gemaakt en verstrekt en wat
ze
heteekenen.
Wat, tot het bekend,. maken van het, betreffende
reglement genoopt -heeft, heeft -men
,
daarbij niet kun-
nen lezen.
–
v.L-n.
1)
Bij latere- wijziging,
de’
Minister. van Financiën.
26 Februari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
207
13 ODEMVRAA GSTUKKliN.
Er is in do oorlogsjaren een grootere verwijdering
gekomen tussehen de bevolking in de sbeden en de
bewoncfs van het platteland. Beide groepen hebben
elkaar nog nooit goed verstaan, omdat hun belangen
niet immer samengingen, doch in de laatste jaren is
dit veel erger geworden, waarin verandering dient
gebracht, -om aan de nadeelige gevolgen van die min
of meer vijandige gevoelens te ontkomen.
De gemiddelde bewoner van het platteland be-
schouwde steeds vrijwel elken ste-deling als een klap-
looper, die leefde en teerdo op kosten van den boer.
De stedelingen, waarmee hij in den iegel in aanraking
kwam, belastinganibtenareu, pachtheeren, allerhande
kooplieden, winkeliers en handelaars, hebben in op-
volgende generaties door hun gedrag hem; misschien
in zekere matO niet geheel ten onrechte, die overtui-
ging bijgebracht.
De srtedeling heeft op den boer steeds neergezien als
op zijn mindere in ontwikkeling en beschaving en het
ergste scheldwoord, dat men in menige stad iemand
kan toewerpen, is dat van
,,boer”.
Beide groepen heb-
men nooit veel moeite gedaan elkaar beter te begrij-
pen, terwijl bij menige gelegenheid sterker de aan-
dacht werd gevestigd op hetgeen soheidcle, dan op wat
hond.
Gedurende de oorlogsjaren is .in allerlei toonaar-
den door de stedelingen op de boeren afgegeven en
dezen hebben zich niet minder maiscih uitgelaten over
de grieven, die ze tegen de stadsbewoners meenden te
kunnen aanvoeren, in verband met de distributie en
al wat daarmee samenhing. Zij, de boeren, heb-
ben allerhande maatregelen mee helpen moeten uit-
voeren, waarvan ze de. bedoeling noch dc reden be-
grepen, omdat ze. regelrecht ingingen tegen hetgeen
volgens hun eenvoudig verstand noodzakelijk was. Zij
hebben als producenten heel veel ellende beleefd van
de distributie en heel weinig genot.
Door de steeds stijgend’e prijzen en de sterke vraag
naar zijn waren, in vele waarvan sehaarsehte was,
heeft de boerenstand heel goed geboerd in de afgeloo-
pen jaren. De verhalen over door de boeren gemaakte
oorlogswinsten zijn echter sterk overdreven, waarbij
dan vaak als maatstaf werd genomen het prijsverschil
van de verschillende artikelen met voor den oorlog,
terwijl meestal werd vergeten te- wijzen op de totaal
gewijzigde verhoudingen in verband met productie-
kosten, e.d. De oorIogsprjzeu van erven en landerijen
waren ook een gewilde vergelijking in tendentieuze
krantenherichten, alsof deze winst beteekenen alleen
voor den boer. Hoogstens wordt er uit bewezen hoe
hoog, in verband met onzen nood, de productiviteit
van een bepaald complex landerijen in geld wordt uit-
gedrukt. –
De meeste Nederlanders hebben van onze agrari-
sche toestanden slechts een flauw begrip. Er
zijn
er
maar weinigen, die weten, dat omtrent het gebruik
van den Nederlandschen bodem – naar men in de
Jaarcijfers kan naslaan – het volgende beeld is te
geven:
H.A.
Gebruikers Eigenaars
Pachters
+ 100
216
137
79
75-100
447
165
282
50-75
2.831
1.062
1.769
40-50
3.532
1.372
2.160
30-40
6531
2.663
3.898
20-30
13.734
6.440
7.294
10-20
30.821
16.163
14.658
5-10
41.439
23.097
18.342
3-5
–
33.697
18.181
15.516
2-3
29.062
14.995
14.067
1-2
46.846
22.079
24.767
– 209.156
106.324
102.832
Uit deze cijfers blijkt voorts, dat ongeveer -de
helft van den in cultuur gebrachten Nederlandschen bodem niet door de eigenaars in eigen beheer wordt
bewerkt, doch wordt verpacht. Naar de provinciën
krijgt men het volgende beeld ven het totaal:
Eigenaars Pachters
Groniugen……………….
8.447
4.407
Friesland
….. . .. …….. ..
6.822
12.587
Drente
………………..
7.641
6.937
Overijsel ………………..
1.5.252
7.221
Gelderland ………………
20.004
16.072
Utrecht
.
………………..
2.791
3.558
N.-llolland, ………………
7.013
9.8-71
Z.-Uollaud ………………
6.055
11.545
Zeeland
………………..
2.473
6.939
N.-Brabant
…………….
18.366
14.286
Limburg ………………..
11.455
9.409
Wat den, boereneigendom betreft, maken Groningen
en Overijsel het beste figuur, Friesland, Z.-Holland
en Zeeland het slechtste.
In deze cijfers ligt het geheele landbouwprobleem
opgesloten. De meest, gangbare pachtcontracten loo-
pen hoogstens 5 & 6 jaar, zoodat sedert 1914 da
meeste pachteijfers zijn h-erzien en voor een deel de
hoogere bed,rijfswinsten iii . verhoogde pachten zijn
opgebracht. Naarmate de
termijn
van inhuren korter
bij 1914 lag -î juist in dat jaar
bij
5 tot 6-jarig con-
,tract is de meerdere bedrijfswinst geheel in het voor-
deel van den pachter,, die echter met schrik denkt
aan den
tijd,
dat zijn huur om is en dan weer zal
moeten inhuren, hetzij publiek -of oudersha,ndsch, doch
hij is wel overtuigd, dat dit tegen een prijs zijn zal,
die hem bij gelijkblijvende conjunctuur weinig kans
op ondernemerswinst -hied,t. Loopt de conjunctuur
echter terug, dan teert hij in, gelijk dat zijn vader
en grootvader in de jaren tusschen 1875 en 1895 heb-
ben gedaan en dat onzen boerenstand toen zoozeer
heeft verarmd
– Van de gepachte gronden tot 10 H.A. per gebrui-
ker worden er vele jaarlijks onderverpac-ht. De klei-
nere gebruikers
zijn
ei’ wel het slechtst aan, toe geweest
in den crisistijd, want
zij
hebben in de’geboden pacht-
som,men reeds de crisisprjzen verdisconteerd gezien
en naar verhouding geen winstkansen gehad. De po-
sitie van den pachter der losse landerijen is -dooreen-
genomen niet beter geweest in- de jaren 1914-1918 dan voor dien tijd. Eerder het tegendeel. Veel meer
dan een ruim dagloonersbestaan hebben ook in de
afgeloopen 4 jaren de kleine pachters niet gekend.
Een groot deel van de der plattelandsbevolking toege-
‘dichte oorlogswinsten is naar -de steden ‘teruggevloeid.
Eensdeels d-oor handelaren, kooplieden, slagers ed.,
anderdeels in den vorm van belangrijk hoogere pacht-
sommen. Het grootste gedeelte van den. verpachten Ne-
derlandschen bodem. toch is het eigendom van rijke
stedeliugen, hetzij als familie-ertgoed verworven of
indertijd in de crisisjaren der vorige eeuw van den
achteruitgeboerden Nederlandschen landbouwer voor
een prijsje gekocht als een solide geidbelegging, of
genomen tegen de hypotheek, ‘die
bij
de terugloopen-
de conjunctuur den houder ten slotte te zwaar -bleek.
De boeren met eigen plaatsen hebben hun positie
in de a,fgeloopen. jaren zeer kunnen versterken. Zij,
wier bezit belast was, hebben kunnen aflossen en zij
wier goed reeds Vrij was, zijn in de gelegenheid ge-
weest -de winsten op zij te leggen voor hun kinderen
en voor de kwade dagen, die ongetwijfeld ook weer
komen. zullen. Wie weet hoe spoedig reeds.
Zooals reeds meer is opgemerkt, hebben landbou-
we,rs, die nu tegen hooge prijzen
landerijen
hebben
gekocht, hetzij -voor zichzelf of voor hun kinderen,
dom gedaan, daar de prijzen. ongeveer hun. hoogste
punt hebben bereikt en na eenigen tijd stilstand nei-
ging tot dalen zullen vertoonen, in verband met de
veranderde omstandigheden, door den vrede geschapen.
Zij had’r,len, beter gedaan. met zich te onthouden en
liever pachter te blijven, dan tegen. fancy-prijzen te
koopan. Want deze crisisperiode bergt alle gevaren
voor de toekomst in. zich. Een :boedelscheiding of een
koop in deze
tijden
kan later beslissend zijn voor het
lot van, menigen jongen boer, die met trotsch enthu-
siasxne op vaders- plaats zich, installeert, niet denkend
aan den tijd, dat hij wellicht nauwelijks in staat zal
208
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1919
zijn de hypotheekrente op te brengen, die. hij nu klein
rekent in verhouding tot de uitkomsten van het be
drijf. De geschiedenis herhaalt zich en hoe talloos
velen zijn in de .tachtiger en negentiger jaren der
vorige eeuw het slachtoffer geworden van hun onjuist
optimisme en de niet voorziene algemeene groote’
prijsdaling op ‘t gebied van landbouw en veeteelt.
Dat de
prijzen
zoo hoog zullen ‘blijven als ze than’.,
zijn, verwacht wel schier niemand en welke gevolgen
de wederopbouw met zich zal brengen valt moeilijk
• te beoordeelen. Wel staat o.i. vast, dat bij den groo-,
ten achterstand in de productie, men zich over de
geheele wereld op de voortbren’ging zal toeleggen.
Binnen enkele jaren zou men daardoor wel eens een
overproductie kunnen hebben, die ook hier ernstig za1
worden gevoeld na de jaren van voorspoed in den
landbouw. Vooral geldt dit wanneer Rusland eens.
•spoedig rustig werd.
De eerlang te benoemen Staatscommissie tot her-,
1
ziening van het pachtcontract zal dan ook voor een
breede taak gesteld worden, wil ze voor de toekomst.
de lijnen aangeven, waarlangs ‘de te verwachten moei-‘,
lijkheden kunnen worden opgelost. Veel aandacht zal
moeten worden geschonken aan verbetering van d’en,.
grond en verhooging van de producti.
–
viteit. De pachter
s
zal recht moeten krijgen op zijn aandeel daarin en mag
ij
niet meer voor het feit kunnen worden gesteld als
thans nog maar al te vaak gebeurt, dat hij de vruchten
)
van
zijn
werk vrijwel geheel door den verhuurder ziet
ingepalmd, doordat deze na afloop van het contract
1
een veel hoogere huur vraagt, terwijl hij nog groote
kans loopt om verjaagd te worden, als
hij
voet bij,
stuk tracht te houden, d.w.z. de billijkheid betracht
wil zien. De afwatering van zure gronden, waarvan
er nog zooveel in ons land zijn, is ook een punt van ongemeen belang. Het zal in de toekomst niet meer
mogen voorkomen, dat een paar onhandelbare
eigenaars de ruilverkaveling en bemaling van een
geheel gebied kunnen tegenhouden, zooals tot nu
toe nog het geval is geweest.
Het vraagstuk van den boereneigendom is ook
klemmend. Dat de helft van den in cultuur gebrachten’
bodem verpacht wordt, kan onmogelijk bevorderlijk
zijn aan de productiviteit. Er moet in onze wetgeving
de mogelijkheid worden geschapen, dat een pachter
op niet te bezwarende voorwaarden desgewenscht
eigenaar-gebruiker van het gepachte kan worden.
Wat kan. geschieden in den trant van de wet op de
uitgifte van grond aan landarbeiders. In verband
daarmee zal het boerenerfrecht herziening behoeven’
en zoodanig geregeld moeten worden, dat dnecono-‘ mische versnippering van hetgeen
bij
elkaar hoort,
zooveel mogelijk w.ordt vermeden.
Dank zij ook den steun van de Regeering zijn land-
bouw, tuinbouw en veeteelt de laatste 25 jaren bui-.,
tengewoon vooruitgegaan en behooren deze op ‘t
oogenblik tot de ‘bloeiendste bedrijven van ons land,
mede voor een groot deel het gevolg van bijzondere
omstandigheden. Met onderwijs en voorlichting is de’
1
boer echter op den duur niet geholpen. Hem moeten ook
de gelegenheid en de middelen worden verschaft
het geleerde met vrucht in toepassing te brengen. Eu’.
daarvoor is in de eerste plaats noodig de bestaans-I zekerheid, die niet noodwendig aan den eigendom:
behoeft gebonden te zijn. Het pachtcontract kan echter:
zoodanig worden geregeld, ‘dat na afloop van den:
termijn de pachter niet willekeurig kan worden ver-:
dreven. Dit beneemt de liefde
–
tot het bedrijf en be-lemmert de intensieve cultuur. van den bodem. De
versnippering van den grond, uit een economisch oog-
t
.
punt reeds verwerpelijk, bevordert ook den trek van,
het platjtelan.d naar de steden van jonge mannen, die,
anders stellig boer zouden zijn geworden, maar zich,
niet hebben willen wagen aan de risico’s van het be-
drijf, in verband met bezwarende omstandigheden,
waaronder het vaak moet worden uitgeoefend. In de
rijen van het intellèctueele proletariaat vindt mcii
tal van ‘boerenzoons, veel meer dan menigeen opper-
vhikkig wel denkt. Hun aantal izju beduidend minder
zijn, wanneer de individueele vooruitzichteii in het
bedrijf, waarin ze zijn geboren, beter waren. Het toe-
val speelt daarbij thans een te groote. rol.
Met het vorenstaande hebben wij verschillende
vraagstukken aangeroerd, die door de instelling van
een Staatscommissie aan de orde zullen worden ge-
steld, tenzij haar taak wordt begrensd tot de herzie-
ning van het pachtvraagstuk, hetwelk in de Tweede
Kamer door den heer Deckers is gevraagd. Doch de
verschillende problemen hangen zoo nauw met elkaar
samen, en vragen oni
strijd
zoo dringend om afdoen-
de voorziening, dat een oplossing van het eene, zonder
dat men op het terrein van het andere komt, niet wel
mogelijk schijnt. Het lijkt ons daarom geraden, d.at
zooveel mogelijk wordt .getracht voor het geheele
complex vraagstukken in zijn samenhangend verband
een bevredigende oplossing te .vinden.
– De
tijden
lijken ons nu rijp voor het oplossen dier
verschillende belangrijke problemen en het is te wen-
schen; dat daarmee niet te lang wordt gewacht.
B.KNOL.
01
DE FINÂNCIEELE PLANNEN DEJ?
REGEERING.
In de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,
nopens Hoofdstuk 1 der Staatsbegrootiug, heeft de
Regeering thans een uiteenzetting gegeven van hare
financieele plannen, die meer dan hetgeen schriftelijk
en mondeling aan de Tweede Kamer werd medege-
deeld dls een afgerond geheel mag worden aange-
merkt. Een overzicht der plannen volgt hieronder.
Berekend wordt in de eerste plaats, dat oogeublik-
kelijk benoodigd is een bednig van
f
89.900.000.
Dit bedrag w’ordt gevonden als volgt:
Tekort begrooting
1919
……….
f 39.000.000
Mogelijk overschot op de raining van
verschillende middelen …………
10.000.000
Blijft ……….
f 29.000.000
Hierbij komen de kosten van
onderwijs:
méér
aan salarissen…………
f 25.000.000
nieuwe Lager Onderwijswet . . .. ,,
7.000.000 middelbaar en hooger onderwijs,.
1.100.000
verdere onderwijsdoeleinden .. ..
1.900.000
sociale verzekering:
,,
35.000.000
mr aan ouderdomsrenten……f13.000.000
–
invaliditeitsbijdrage …………,,
12.000.000
vrijwillige verzeker, en Radenwet
900.000
–
,, 25.900.000
Totaal ……….
f89.900.000
Tot dekking wenscht de Regeering te bestemmen:
1. de reeds in haar antwoord aan de Tweede Kamer
genoemde ‘belastingen (waarbij ‘de voorgedragen effec-
tenbelasting vervangen wordt door een verdubbeling
‘van de beursbelasting):
verhooging inkomsten- en
vermogensbelastingen..
f
35.000.000
verhooging beursbelasting
en quitantiezegel ……,, 4.250.000
herschatting en verhooging –
personeelebelasting. . . . ,, 2.500.000
verhooging gedistilleerd
accijns
…………..,, 1.750.000
plaatskaartenbelastjng .. ,, 2.000.000
f45.500.000
2. het voordeelig verschil te
verkrijgen door de suc-
cessiebelasting in haar
geheel aan het Leeniug-fonds ten goede te doen
komen, doch daartegen-
over alle thans geheven
Transporteeren. .
f
45.500.000
26 Februari 1919
ECONOMISCH-STATIS’i’ISCHE BERICHTEN
209
Transport ……f45.500.000
en voorgestelde opcenten
voor den gewonen dienst
te bestemmen
9.100.000
3. verdere nieuwebelastingen:
tabak, sigaren en sigaretten f20.000.000
fiscale herziening invoer-
rechten …………..„13.500.000
cacaobelasting ………..,, 1.000.000
,, 34. 500.000
f
89.100.000
Aan het Leeningsfonds zullen dus volgens dezen
opzet ten goede komen de Oorlogswinstbelasting en de
Verdedigingsbelastingen, voor zooveel niet ‘voor
directe crisisuitgaven te bezigen, en voorts de Succes-
siebelasting. Medegedeeld wordt, dat deze laatste bé-
lasting tegelijk, voor zooveel de zijlijn betreft, ibelaug-
rijk zal worden verhoogd. De opbrengst. zal hierdoor
stijgen van
f
25.400.000 tot
f
40.400.000.
De verhoogingen der directe belastingen vormen
van dit geheel een belangrijk deel. In de Memorie
wordt dienaagaande opgemerkt.
,,Uet staat voor de Regeering vast, dat, afgescheiden van
de hierna te noemen verhooging van de grondbelasting en
belasting op den vermogensaanwas, hiermede de uiterste
grens van de directe belastingheffing is bereikt. Zij acht
het onmogelijk ten deze nog verder te gaan, wil men.voor-
komen, dat kapitaalvorming en productie hoogst ernstig
zullen, belemmerd worden. Reeds volgens de plannen der
Regeering kan het percentage, dat van het inkomen aan
directe belastingen zal betaald moeten worden, stijgen tot
35
ten honderd. Wordt het inkomen enkel uit vermogen getrokken dan kan dit percentage nog belangrijk hooger
worden. Becijferingen hebben aangetoond, dat, bij opvoe-
ring der progressie tot
50
pCt. van hetgeen wordt genoten
boven een bedrag van
f 420.000,
slechts een meerdere bate
van
f 6.800.000
uit de inkomstenbelasting
ZOU
verwacht
kunnen worden. Doch dan zouden inkomens uit arbeid van
onderscheidenlijk
-f
450.000,
f 500.000
en
f
1,000.000 aan
Inkomsten, en Verinogensbelastingen (met inbegrip van de
opcenteu) en aan Verdedigingsbelastingen’ respectievelijk 42%, 45
en
564/6
pCt. moeten opbrengen en inkomens uit
vermogen iespectieveljk
57, 60
en
72
pOt. Rekent men
daarbij hetgeen verschuldigd is aan Personeele belasting,
Gemeentelijke belastingen en Provinciale opceuten, dan is
het duidelijk, dat men tot een ondragelijken last voor de
hoogste inkomens zou geraken en dit zonder voldoend resul.
taat voor de schatkist.”
Het bovenstaande geldt, als gezegd, uitsluitend de
meest dringende behoeften. Naast deze zal echter
binnenkort in een reeks van andere uitgaven moeten
worden voorzien. De Regeering noemt als zoodanig:
andere sociale maatregelen, verhooging van salarissen
en pensioenen, regeling de. rechtspositie van de amb-
tenaren, bijdrage aan het Zuiderzeefonds, aanleg en
verbetering van scheepvaartkanalen, wegen en. Spoor-
wegen. De Regeering meent het totaalbedrag in de
eerste jaren te moeten stellen op
f
60.000.000, waar-
van een belangrijk deel – genoemd wordt op zijn
minst
f
30.000.000 – zeer spoedig noodig zal zijn.
Dit eerste bedrag van
f
30.000.000 wil de Regeering
vinden uit:
een belasting op weeldeartikelen;
eene belasting op facturen, cognossementen en
vrachttarieven;
een belasting -op de registratie van vee;
een reclamebelasting;
een belasting op lucifers.
Slechts voor de eerstgenoemde belasting, die op
weeldeartikelen; wordt een raming
(f
10.000.000) ge-
geven. –
De overige
f
38.000.000, die dus niet dadelijk
fl00-
dig zullen zijn, meent de Regeering te kunnen vinden
hit de verhooging der grondbe]asting ad
f 10.000.000
en voor de rest uit de veelbesproken -belasting op thee
en koffie, welke dus thans op de laatste plaats wordt
,gesteld. Intusschen acht de Regeering het moeilijk
den.kbaar, dat aan .deze belasting ontkomen zal kun-
nen worden.
,,Onbilljk ka’n het niet worden
•
geacht, dat waar de
overige belastingen tot de uiterste grens zullen zijn opge-
voerd en zoo kostbare en ingrijpende maatregelen zullen
genomen worden om de levensvoorwaardea van de minder
bevoorrechten te verbeteren, ook van de arbeiders, in den
vorm van de hierbedoelde verbruiksbelastingen, eene op-
offering wordt gevorderd ter voorziening in de nooden
van de schatkist, ontstaan door de zich zoo ver uitstrek-
kende overheidszorg voor de arbeiders zelven. Niettemin
zal slechts de onvermijdelijkheid tot deze heffingen dringen.”
Aangeteekend zij nog, dat de Regeering haar uiteen-
zetting begint met er op te wijzen, dat op let oogen-
blik alle ramingen niet dan met voorbehoud moeten
worden aanvaard. Ook voor de bestaande begrooting
geldt dit, waarbij in het bijzonder op de militaire uit-
gaven wordt gewezen.
A’an het denkbeeld eener heffing in eens worden
vervolgens enkele beschouwingen gewijd.
Ook de Regeering is overtuigd van -de wenschelijk-
heid ‘de gedurende -den oorlog aangegane leeningen
binnen korten tijd af te. lossen. Het totaal der crisis-leeningen zal vermoedelijk
f
1,5 milliard beloopen.
Voor rente en aflossing in 40 jaar zal benoodigd zijn
f
82.175.000 per jaar. De Regeering stelt thans voor
deze aflossing te doen afloopen in 20 tot 25 jaar, in
verband waarmede zij voorstelt jaarlijks
f
97.400.000
nih’et léeningsfonds te storten. Hiervoor worden aan:
gewezen:
de opbrengst der gewijzigde verdedi-
gingsbelastingen ……………….
f
35.000.000 de
1-
verhoogde -successiebelasting ……,, 40.400.000
de’belastin
–
g op vermogensvermeerdering,
– nders dan door erfenis …………,, 15.000.000
deopcenten op den suikeraccijns ……,; 7.000.000
f
97.400.000
De Regeering voegt hieraan toe, dat naar haar
oordeel een aflossing -der crisisschuld binnen een ter-
mijn als zooeven genoemd, aan de in billijkheid te stel-
len eischen voldoet en den toets eener goede finan-
cieele politiek kan doorstaan. Zij geeft aan deze OP.
lossing verre de voorkeur boven die eener heffing in
ens, welke, werd zij op een belangrijk -bedrag bepaald,
iaar het -oordeel der Regeering zeer ernatige bezwa-
en ‘zou meebrengen.
*
*
*
Een tweede punt, waaromtrent in de Memorie
ededeelingen worden gedaan, raakt de verhouding
tusschen den Minister van Financiën en de verdere
leden van het Kabinet inzake de verantwoordelijkheid
voor ‘maatregelen, welke voor den Staat financieele’
lasten medebrengen. De paragraaf aan dit vraagstuk
gewijd, luidt in haar geheel als volgt:
– ,,Het is hem on’verklaarbaar hoe men uit zijn uitlatingen
in de Tweede Kamer heeft kunnen opmaken, dat hij lijd-
zaam wenschte toe te zien bij het doen van voorstellen door
zijn ambtgenooten, die tot belangrijke uitgaven zoudeu
kunnen leiden. Juist omgekeerd heeft hij te verstaan gege-
ven, dat hij daarover wenscht mede te spreken en wel vr dat de voorstellen publiek worden, opdat binnenskamers
kunne worden gedebatteerd over de al of niet noodzakelijk-
Ileid dier uitgaven. En eerst dan, wanneer na overleg de
IloQdzakeljkheid dier uitgaven ook voor hem vaststaat, acht
hij het zijn taak voor dekking dier uitgaven zorg te dragen. ]tet wilde hem voorkomen, dat strijd over de vraag of een, –
door een der Ministers voor te stellen uitgave, waarvoor
op de begrooting geen geld is toegestaan, zal worden ge-
daan, .niet voor de Staten-Generaal moet worden gebracht,
doch in den Ministerraad moet worden beslist. Zal de
homogeniteit, niet alleen in naam, maar ook in werkelijk-
heid bestaan, dan is voorafgaand overleg over het doen van
uitgaven noodzakelijk. De Staten-Generaal moeten weten,
dat, als zij een wetsvoorstel behandelen, waaruit financieele
gevolgen voortvloeien, de gelden voor de uitvoering aan-
wezig zijn of te rechter tijd aanwezig zullen zijn. Evenzoo
lehoort iedere Minister alvorens beslissingen te nemen, die belangrijke financieele gevolgen hebben, vooraf zijn ambt-gneoot van Financiën te raadplegen. Daartoe moet aan den
Minister van Financiën het recht gegeven voTden om de
belangrijkheid der te nemen beslissingen te beoordeelen. En
bij ‘verschil van opinie dient de zaak aati het oordeel van
210
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1919
cle Ministers gezamenlijk te worden ondel:worpen. Een
recht van_ veto alleen aan den Minister an Financiën toe
te kennen, zou niet steunen op de Grondwet; in abstracto
zou misschien uit de zelfstandigheid der Ministers het recht
tot het nemen van allerlei beslissingen kunnen worden af-
geleid, doch de eisch der homogeniteit legt hier beperkingen
op. In geval van ernstig bezwaar van -den Minister van
Financiën tegen een te nemen maatregel, clie naar zijn
meeningte grooten druk op de schatkist zou leggen, zou
de verantwoordelijkheid hem te zwaar, kunnen worden en
zou hij zich geroepen kunnen voelen heen te gaan. Het
Kabinet heeft zich bij de beschouwingen van den Minister
van Financiën in dezen geheel aangesloten en daarom be-
sloten:
1
0
. dat alle wetsontwerpen en andere voorstellen, die bi
de leden van den Ministerraad in circulatie worden gege-
ven, in de eerste plaats worden toegezonden aan den Mini
ter van Financiën;
2
0
. dat bij het schriftelijk of mondeling overleg mèt de
Staten-Generaal geen toezeggingen, welke tot vermeerde-
ring van de staatsuitgaven kunnen leiden, worden gedaan
dan na goedkeuring van den Minister avn Financiën of
den Raad van Ministers;
30•
dat geen wijzigingen in wetsontwerpen door een
kinister worden aangebracht, noch amendementen worden
ovei-genomen, indien die wijzigingen of amendementen tot
verhooging van de statsuitgaven kunnen leiden, een
in
ander behoudens voorafgaande goedkeuring, van den Minis-
ter van Financiën of van den Raad van Ministers;
40•
dat maatregelen of regelingen, welke be1angrjk
financieele gevolgen zullen. hebben, ook al zijn de benoo-
digde gelden op de Staatsbegrooting beschikbaar, niet wor:
den getroffen dan nadat overleg is gepleegd met den Miri-
ter van Finapciën en, indien bij dezen bezwaren, zijn ge1e
zen, dan na goedkeuring van den Raad van Ministers.
Dd Minister van Financiën vleit zich, dat, na boven-
staande uiteenzetting, de vrees van sommige, leden ovei-
Zijne veronderstelde ljdzaamheid zal zijn weggenomen.”
AANTEEKENINGEN.
Hgndelsve’rkeer tusschen Nede,’-
land en he b’ezette Rij’ngebied.
In de Handelsberichteri van 16 Januari jJ. werd de
eenig’szins opzienbarende mededeeling gedaan, afkom-
stig van den consul te Düsseldorf, dat het opperbevel
der geallieerden bekend gemaakt had, dat het handels-
verkeer tusschen Nederland en het bezette Rijngebid
toegelaten zal zijn, onder voorbehoud eener ‘uitbrei-
ding van het douanetarief. Deze laatste’ toevoeging
was niet duidelijk en de consul, om opheldering g-
irraagd, liet’ weten, dat ook in de hazdelskringen iie
zijner plaatse deze toevoeging niet goed begrepen
werd. Wij hebben ons ter zake gewend tot een mede-
werker te Paz-ijs, die daarop antwoordt, dat aangaande
het voorbehoud der uitbreiding van het douanetarief
geen mededeelingen gedaan werden; het Grand
Quartier Général verstrk-te evenwel de navolgende
inlichtingen: handelszaken tusschen Nederland en den
linker Rijnoever worden toegestaan na voorafgaadb
vergunning. Het verzoek daartoe moet in viervoud
worden ingediend bij het ,,Comitâ Iterallié” té
Luxemburg, waarbij op te geven zijn afzender, aar’d.
der goederen, waar de transactie over loopt, -aantal
en gewicht der colli, station van verzending en
tiôn’ van bestemming. De geadresseerde moet’ zih
dan nog eerst verplicht hebben de waren niet verdëi
te exporteeren alvorens vergunning tot invoer gegbl
veij kan worden.
–
–
Goed,erenaanvoeren t e n
verbru’ike
j
n N
e
d,
e r 1 a.
ii
d.
– De Uitvoerende Commissie der
N.O.T. heeft een belangrijk overzicht gepubliceerd,
dat dienen kan om zich een voorstelling te maken der goederen, die Nederland uit het ‘buitenland ontvangt-
In de mededeeling dr N.O.T. is allereerst een lijst,
rubriek B, gegeven-, zijnde de staat van rantsoenen, die voor de daarin vermelde artikelen door de Gea-
saeieerden voor ahnvoer in Nederland voor den tijd
van één jaar, toegekend zijn. In het vorig nummer is
reeds. verwezen naar de.mededeeling, ten dezen gedaan
‘door: de Regeering, ‘welke voorkwam in de -dagbladen
van 9 dezer; naar de Uitvoerende Commissie doet
op-
merken, zijn inmiddels nog eenige verbeteringen in de
lijst aangebracht. Wij laten deze gerectificeerde op-
gave hier volgen.
Lijst van goederen, vallende onder rubriek R.
Jaar-
,
Jaar-
rantsoen
,
rantSOei1
Artikel
jntnnn.v.
Artikel
intonrnv.
1000KG.
‘
‘
1000KG.
‘Aluminium
(mcl.
artikelen)
200 Nikkelalliagea
……………
100
Antimonium regulus
20 Nikkeidraad voor electrische
wit metaal en andere la.
do,-leinden
…………..
10
ger- (antifrictie-) metalen.
100
Nikkelzouien
…………..
S
letter- (type-)metaal
……
1
00
Noten en jitten
…………
2000
Ashest
(mcl.
artikelen) . .. –
800 Oli66 en vélten (eetbare en
Asphalt
………………..
1
0
0
0
technische)-
‘mci.
oliehou-
Ba,,ar,en ——————2000
dende zaden en zeep tegen
Benzine en naphta,
……..
14000
oliewaarde
……………
8000
0
Bont ———————-300
Paraffine en andere waa-
Borax en l3oorzuur——–1200
– soorten
………………
2500
Cacaohoonen
…………..
90
0
0
Petroleum,
…………….
140000
Calcium Carbid
…………
8000′ Pyriet (anders dan kunstm.) lOutiO
Castorolie (woi,derole) – .. –
250
Plantensezels
…………..
1500
Cocosgarens
…………….
1200
Rijst, mout, manioca, arrow-
C’,nserven
…………….
1000
r’ ‘of
………………….
70000
Die lijk haar en borsteis . –
100 Rubberartik (heb. banden)
800
G’solie
………………..
300 0
Slijpmiddelen:
Gommen (harde)
………..
5
00
amaril, c»rundum,, alun-
Granen voor broodbereiding 600000
dum, carborundum’
100
Grafiet, enz
…………..
1
7
5:
sliipsteenen
……………
400
Hars
………………….
5
000
schuurpapier en -linnen
100
Flennep, ruw -‘
………….
6000
Smeerolie
……………….
1
4
000
Hénnepgarens en -artikelen 6000 Spirittis (ruw, 50 pCt.)
11
1
000
Honing
………………..
1000
Tabak (ruw)
…………..
33000
Jute, ruw.
………………
120(
1
0
T’annine- en chroomhcuden-
Jutesarens en -artikelen – 10000
de stoffen, niet voor looien480
Kapok
………………….
1500
Terpentijn
…………….
3500
Katoen (ruw, ,,tinters” en
Tin
……………………
1
000
afval).
.. .. .. .. .. .. ..
.. .. . 27000
‘eevoeder:
(garens, draad e. d.) – . – – 10000
mais ………………..
5
000
00
(manufacturen)……….10000
andere soorten ……….250000
Kinabast ………………50
Vernissen en lakken
300
Koffie ………………..40000 Vut (geen wol bevattend). –
Koper en -legeeringen . ,. – 6000 Vruchten (krenten, vijgen,
Koperen artikelen……….4000 dadels en rozijnen) ——
–
17500
K’persulfaat …………..1000 Vruchten (rinaasappelen) .
10000
Kurk ………………….1500
citroenen …………….4000
Kunstmeststoffen:
Whisky, cognac en rum. .. –
400
Phosphaten …………..100000 Wol:
Superphosphaat ……….75000
ruw, afval, icunstwol,
Pyriet……………….55000
,,tops”, ,,noils” (tegen zui-
Nitraten …………….165000
vere- wolwaarde) ……..4250
L
eveitraan……………..20
garens ………………201
1
0
l.00d
(md.
artikelen)……8000
‘nianufacturen. …………
3750
Magnesiet (ruw) ……….4000 Zijde en zijden artikelen
301
Mica en Micaniet……….4
Zwavel ………………..
1
5
00
Nikkel ………………..25
Huiden,lederenlooistffCil’)
–
) afzenderlijk geregeld, te vernemen van Afd. II. N. 0; T.
Vervolgens wordt gegeven – als lijst van goederen,,
vallende onder rubriek 0 – een overzicht der z.g.,
,,nil-rations”: ai-tikelen, waaromtrent da N.O.T. de
vet’
1
ichting ‘op zich heeft geno!nen, dat zij in het
geheel niet zullen wo±den aangevoerd; naar men in
de bekendmaking der Uitvoerende Corn-missie leest,
behooren dezé goedeien tot de zoodanige, welke h.t.l. worden voortgebracht en ook tijdens den oorlog gere-
geld Nederlandsche expoi’tprodueten pleegden uit te
maken, of waarvan hier uit anderen hoofde, naar de
meening der Geassocieerde Regeeringen, tijdens den
oorlog voldoende hoeveelheden voor binnenlandsch
verbruik’ aiuiwezig waren.- Men vindt hierbij echter
aangeteekend (d.d. 19 Februari j.l.), dat deze om-
standigheden thans niet meer steeds ongewijzigd gel-
den en onderhandeld wordt alsnog artikelen van deze
lijst C afgevoerd te krijgen. Voor enkele kan derhalve
in de lijst inmiddels reeds verandering -hebben plaats
gegrepen. Het kwam ons van belang voor, ook deze
rubriek voltallig over te fiemen.
Lijst van goederen, valende onder rubr,iela O. *’)
Aardappelmeel; .azijn, azijnzuur, acetaten en- aceton;
bamboe, riet, rottan (behalve ton,kinstokken, en bamboe-
afval), twijgen en biezen (mcl. daarvan vervaardigde arti-
kelen); beenderen; been- en lampzwart; bloed, (gedroogd);
boter; cacaopoeder en -boter; caseïne (w.o. niet artikelen,
daarvan vervaardigd):; chichorei; darmen e.d. (mci. kalver-
magen en leb) ; eieren, eigeel en eiwitstoffen; gist; glucose
-(druivensuiker); groenten, groentezaden; kaas; lees-afval;
lijm, visclilijm, lijmwater en gelatine (mci. grondstoffen daar-
voor); loodwit; melk (gecondenseerd); mosterd.; platina;
rubber en balata (ruw)-; schapevachten; specerijen,, behalve
safïraan, vanille en gember en behalve kleine hoeveelheden
‘*) Artikelen,’ op deze lijst voorkomend’e, kunnen in gecon-
sei-veerden toestand (in blik
–
of flesch)’ wel worden inge-
voerd. –
26 Februari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
ff
van alle soorten voor niedicinale doeleinden; stroop en
melasse; suiker; teer; visch (behalve uit oorwegcn)
vischolie (traan) behalve levertraan; vlas; vleesch en ge-
vogelte (waaronder niet varkensvieesch en spek) ; vruchten
(alle soorten, waarvoor geen rantsoen is vastgesteld) ; zee-wier en zeenios; zinkchloride; zinksulphaa.t; zinkwit; zijde
voor zeven.
Goederen, die niet voorkomen bij rubriek B of 0
kunnen derhalve in onbeperkte hoeveelheden voor
binnenlandsch verbruik aangevoerd worden, maar
moeten wel aan dc N.O.T. geadresseerd worden; voor
een aanzienlijk aantal goederen geldt nog, dat bij aan-
voer uit de Geassocieerde landen adresseering aan de
N.O.T. niet noodig is (rubriek D); in geval van aan-
voer van zoodanige goederen uit andere landen dus
wel. Voorts zijn nog in een rubriek E gebracht goede-
ren, NVaaromtrent door de Engelsehe regeering is ge-
publiceerd, dat zij uit Engeland naar alle landen (met
uitzondering van die, met welke de Geassocieerde Mo-
gendheden in oorlog zijn geweest) kunnen worden uit-
gevoerd, zonder dat daartoe een uitvoervergunning
vereischt is; deze goederen kunnen evenwel h.t.l. niet
N.O.T.-vrij worden aangevoerd. Belangstellenden, die
van de beide laatstgenoemde rubrieken willen kennis
nemen, die wij hier niet zullen opnemen, vinden de’ze
o.a. afgedrukt in liet Algemeen Handelsblad van 20
dezer.
Voorsteller
to t
1vijzigi1g
der
Federcrt Reserve’Act.
— EindDecemher
j.]. zijn door den senator Hichcock en den afgevaar-
digde Phelnn bij het Congres wetsontwerpen inge-
diend tot wijziging der Federal Reserve Act, waarbij
in de eerste plaats tot zekere hoogte wordt tegemoet
gekomen aan het in de laatste twee jaren herhaaldelijk
geuite verlangen om nanst disconteering van handels-
papier ook beleening van effecten en met name van
obligaties der nieuwe oorlogsieeningen mogelijk te
maken.
Voorgesteld toch wordt, dat de Federal Reserve
Board de verschillende Federal Reserve Banks ‘zal
kunnen machtigen om boven het thans toegesthan
percentage van het kapitaal en surplus der discontee-
rende particuliere bank tot een hoogste percentage van
20 pOt. handelspapier te disconteeren, mits voor het
meerdere zekerheid zal worden gegeven in leeningen
der Unie, uitgegeven na 24 April 1917 of in schat-
kistbiljetten.
Aan den wensch is dus niet volledig tegemoet geko-
men. Het is echter een stap in de verlangde richting.
Tegelijk worden enkele kleinere wijzigingen voorge-
steld. Zoo wordt ingetrokken de bepaling, dat oud-
leden van den Fed. Res. Board niet binnen twee jaren na hun lidmaatschap van den Boai’d eenige functie in
een aangesloten particuliere bank mogen aanvaarden
en worden verder in het uiterlijk der National Bank
notes enkele wijzigingen gebracht.
REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSGEBIED.
Uitvoerverbod brandstoffen. Bij
Kon. besluit van 18 Februari is, met ingang van 21
Februari verboden de uitvoer van steenkolen, anthra-
ciet, steenkooibriketten, mijncokes, gascokes, cokes-
gruis, turf, turfstrooisel, turfbriketten, veenkolen en
elke andere brandstof van veen afkomstig, bruinkoln,
bruinkoolbriketten, houtskoolbriketten en koleuslik.
Uitvoer van textielgoederen. De Mi-
uister van Landbouw heeft aan de Ned. Uitvoer Mij.
gemeld, dat hij voorshands ‘geen bezwaar heeft tegen
den uitvoer van texticlgoederen, behalve grondstoffen
en confectie. Voor dit laatste artikel is een bijzondere
regeling getroffen waarbij aan vereenigingen •van
oonfectiefabriknten vergunning wordt verleend voor
den uitvoer “an confectiegoederen, tot een totale
waarde van
f
20 millioen, op voorwaarde o.m. van
levering van 75.000 heereucostuums voor gemiddeld
f
20. Het ligt in de bedoeling uitvoer van een deel der
goederen van de Rijkskleedingvoorziening (volksklee-
ding) te bevorderen.
U i t v o er v a n p a p i e r. Voor zoover de behoefte van het binnenland ‘dit mogelijk maakt, zal weder uit-
voer van, papier worden toegelaten.
Reorganisatie Kamers van Koop-
Ii a n d e 1. Bij de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot regeling van de samenstelling, in-richting en bevoegdheid van de Kamers van Koop-
handel en Fabrieken.
e e t ei ii n g. Tusschen 5 en 12 Maart a.s. zal
een algemeene veetelling worden gehouden, waarvoor
de Minister van Landbouw de noodige regelen heeft
vastgesteld.
Frauduleuze slachtingen. Aange.
uien nog steeds vleesch, afkomstig van frauduleuze slachtingen in consumptie wordt gebracht, heeft de
Minister van Landbouw den burgemeesters een alge-
meene machtiging verleend om dergelijk vleesch in
bezit te nemen.
Vrachten binnenschipperjj. De Minis-
ter van Landbouw heeft met ingang van 1 Maart
ingetrokke
n
de thans op de vraehten in de binnen-
schipperij berekend wordende wintervrachtverhoo
g
in
gen van 20 pOt., met dien verstande, dat weder van kracht wordt de vrachtverhooging van 5 pOt. (resp.
7 pOt. voor het vervoer naar en van Delfzi,jl), als
gevolg van de bestaande 20 pOt. verhooging van het
sleepboottarief.
R ij n v a a r t. De Intergeallieerde Scheepvaai-t commissie te Keulen heeft, naar aanleiding van de
bezetting door de vei-bonden leger’s van het Duitsche
grondgebied aan den Linker-Rijnoever, bepalingen vastgesteld ter regeling van het scheepvaartverkeer
op den Rijn, die men opgenomen vindt in de Staats-
courant van 10 Februari j.l.
V r a c h t p r ij z e n beurtvaart. DeMinis-
ter van Landbouw heeft vastgesteld maximum vracht-
prijzen voor vervoer per beurtboot op in de Staats-
courant No. 39 aangegeven trajecten.
-Bebossching w o e s t e gronden
door gemeenten. Bij Kon. besluit van 14 Jan.
is eene regeling getroffen voor het verleenen van
Staatshulp aan gemeenten voor de bebossching van
woeste gronden.
MAANDCIJFERS.
NEDERLANDSOHE HANDELSSTATISTIEK.
In het vorig nummer namen wij de, naar producten
alphabetisch gerangschilçte, cijfers van in- en uitvoer
in de maanden Juli tot December 1918 en 1917 op.
De afleveringen van de maandstatistiek – zooals
deze worden uitgegeven door het Centraal Bureau
voor de Statistiek, alwaar eene indeeling in 15 groe-
pen is toegepast – vermelden bij ieder artikel hoe-
veel daai-van is uitgevoerd nûâr of ingevoerd uit de
landen, waarmede de •aanzienljkste handelsbeweging
heeft plaats gevonden. Wij hebben nu – evenals in
het tummer van 21 Augustus j.l. voor het le half-jaar van 1918 voor een aantal belangrijke landen
een totaalcijfer berekend, respectievelijk onderscheiden
naar de indeeling: a. voedings- en genotmiddelen;
b.
grondstoffen en haiffabrikaten;
c.
bewerkte artikelen
en voor de som van alle goederen samen, ditmaal voor
den geheelen duur van do respectieve jaren 1918 en
1917.
Zooals de titel van de afleveringen het aangeeft,
zijn niet alle goederen, waarvan in- of uitvoer plaats
gevonden heeft, in de publicatie opgenomen. Het zou derhalve slechts aanleiding moeten geven tot onjuiste
onelusies ‘door van de aldus door ons gegi-oepeerde
cijfers totalen te berekenen. De onderlinge vergelijking
van de jaren 1917 en 1918 kan evenwel zonder be-
zwaar geschieden, andere beschouwingen mogen aan
de hand van deze cijfers niet gemaakt worden.
ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN
26
Februari 1919
TWEEDE
ËALFJAAR
TWEEDE
HALFJAÂR
:
Artikelen
Landen
Invöer
‘
Uitvoer
Invoer Uitvoer
1917
1
1918
1917 1918
.
1017
1
1918
1917 1918
.
Aardappelen
.
19
28
61.880
12896
U0mnP
en genotmiddelen
Aardappelmeel
0
1
10.363
12
Ne ci. 0.-Indië
43.341
1207
3.584
641
Aardewerk en porselein
.
23.391
10.219
4.816
8.155
Ned. W.-Indië
Suriname
…………..
228
955
49
164
3
258
0
17
Boter
168
24
138
•
19
7.404 24.592
•
623 2.45
Duitschiand …………
979
248
220.099
39.774
Cacao
7
2.272
430
België
………………
189
52
48.766
4.107
Bier ………………..
•
Cement en tras
288.146
142.604
15
4
1.220
. .
1.539
12.590
4
173
………………
…….
Chemische producten’)
.
17.727
18.967
1.968
1.065
GrootBrittan.en Ierlaad
6.185
1.807
288.223
59.467
55.801
1.128
0
0
Frankrijk
………….
169
69
16.464
3.025
Chocolade
…………..
128 •
0
1.275
91
Oostenr.-Hong……….
Rusland (Europ.)
16
0
330
23
Copra
33.076
107
0
•
0
1.014
1
•
2.727
2.769
Eieren
1
0
22.393
1.204
Zweden …………….
0
0
7.172
2.364
Garens van katoen
•. . .
16.756
10
293
8
Zwitserland………….
Noorwegen ……………
Denemarken
16
1
19.910
0
326
2.801
107
1.064
,
………………
van vlas, hennep
540
210
2
238
4
243
0
V.
S.
v. N.-Amerika
. . . .
41
.
575.371
472.231
3839
182
Gedistilleerd
2.793
52
13.683
4.693
Argentinie
………….
147.342
11.413.
9
6
9
‘
180
Gerst
43.083
2.950
500
3
Brazilië
……………
5.607
763
0
0
Gist
0
•
1
3.576
1.665
45.710
1.128
53
14
Chilisalpeter
…………
26.00 13.700
11.199
5.096
Unie Z.-Afrika
Br.-Indië
0
16.691
0
7.854
883 1.228
153
812 30.367
9
1
6
461.301
619.732
404
219
II. 6rondstffen en
alffahrlk.
……………….
…………
2.413
289 1.331 724
38.653
250 652
4.697
9
1
67
1
19 0
0
0
………………
Kaarsen
…………….
–
..
–
56.080
14.920
Chili……………….
Ned. W.-Indi6………..
Suriname……………
135
0
37
0
van wol ……….
Huiden en vellen ……..
0,888
188
0
.0
2.459.768
..
1.293.064
11.665
3.315
Glas en glâsverk ………
Haver
………………
3.404
536
4.364
443
………..
223.175
23.028
L859
5790
……………….
………………..
409
65
215
2
Duitschland………….
74
0
414
34
2.734
2.469
26
‘”
9
Groot-Brit.tan. en Ierland
452.299
140.422
14.662 8.727
Houti)
……………..
Kinabast …………….
15.389
3.617 1.237
…………….
11.221
32.117
118
0
Kaas………………..
Koper en koperwerk
3.559
337
1
Rusland (Eu’rop.)
1.486
3.045
0
0
Katoen
(ruwe)
………
Kleurstoffen
…………
14
0
–
–
64
0
643
210
Klinknagels
…………
2
15
1.051
72
België
………………
347.287
438.312
3.570
430
Koffie
………………
19.730
80
6.027
4.532
31.452
1:748
2.900
.504
Leder
………………
2022
101
15 0
Denemarken
0
0
.
0
‘
3
Lijnzaad
…………….
Lood en loodwerk ……..
41.709
31.349
7.909
2.440
V. S. v..N.-Amerika
….
127.371
860
53.423
104.833
209.517
5.705
‘0
q
Ned. 0.-Indië ………..
Argentinië
………….
24.259
.
268
1
0
Manufacturen
8)
n.a.g.
361
8
–
–
248
188
0
0
Lijnolie
…………….
modewaren
616
380
–
–
Oostenr.-Hong………..
0
0
0
0
onderkleeding
360 37
–
.
-4
166
–
0
0
0
dekens van wol
2
0
7
1
Frankrijk
…………..
3.626
304
0
0
2.548 47 105.818
17.508
Zwitserland…………..
BeWepktg
e
ii•
‘
–
Palm itten
17 911
0
0
Ö
Zweden……………..
Ned 0 mdie
67 52
17373 1917
Margarine
……………
Papier
25983
18729
73267
61160
0
0
0
0
72.295
’48
38
Brazilië
…………….
0
3
.
272
‘.
17
Machines …………….
Rails. eoz
1765
1877
436
114
Unie Z.’Afrika ……….
Duitschland
128 578
109 085
4 938
12 340
Ma1s ……………….
Rijst
16.064
7888
8
1
Chili………………..
Br..Indië …………….
27.723
6.485
369
760
466
226
–
–
105
29
2.787
2.393
Rogc7e
4
)
9042
14844
11
3
Groot Brittan en Ierland
29.711
2657
60.852
38807
Ruuleren)
3
23 1 693
2452
Noorwegen …………..
Frankrijk
…………..
Oostenr.’Hong.
……..
2.527
2.023
692
2.065
0
0
0
Ned. W.-Indie…………
Suriname……………..
Ruland (Europ.)
…..,.
0
921
14
10
Rijwielen ……………..
Sigaren en sigaretten
450
27
3.326
2.874
1.867
.
1.009
2.642
Staal- en ij
z
e
r
werk6)
24.954
27.238
8.437
1.010
5.221
13.149 209
186
Petroleum
…………..
Steenkolen enz ………
2:661.390
1.259.144
58.037
118.757
2.639
11.326
1.423
1.697
Suiker, basterd
0
0
326
1.560
1.348
1845 beetwortel (ruwe)
61
0
16.281
13.018
België
………………
V. S. v.N.-Amerika
.. ..
3.023 67
1.730 1.952
Schapeni)
…………….
riet
(ruwe)
..
22
3
–
0
0
7.374
1.686
,
Tabak ……………..
30.257
376
28.603
3.243
Zwitserland…………..
Zweden……………….
Denemarken
…………
..1.038
0
0
.
1.1
,
16
485
arwe
4)
341.207
..
60.598
21.086
..
0
0
0
0
Thee
4.725
641
–
Unie Z Afrika
0
0
942
1.689
Tinbiokken
475
..
o
o
Brazilie
…………….
0
0
1.384
187
6
.
0
1
2
Noorwegen …………..
Chili …………………
Visch
660
19.919
44.411
‘
5.723
Totaal der drie groepen.
Vlas
5
14
‘
11.416
2.438
Argentinië …………..
82.
06
1
1.509
21.609
7.255
Vleesch
…………….
’16
28.560
‘
Br.-Indië ………………
Ned. W.-Indië ……….
2
4
7
49
3
0
Vruchten
7)
216
24
,
61.872
1.763
Ned.
0.-Indië ………….
1
.
091
167
567
.
34
4.773
3.529
1.265
114
Duitschland ………….
..2.589.325
..
1,407.937.
536.702
55.429
Varkens)
………………
Wol
5.448
124
o
o
Suriname…………….
251.
087
29.565
51.i.994
10.657
…………………
……………………
Weefs. en stoffeni) v. zijde
……
4
106
120
–
1.3
09
1.568
15.791
6.600
van katoen
2.835
221
6.711
515
Groot-Brittan. en Ierland
488.195
144.886
363.737
107.001
…………………
van vlas, hennep
29
1
44
België
……………..
,Fi’ki’ij1<
……………
13.9
17
34.209
17.274
5.090
laken enz
…….
665
…..
0
‘
30
‘
0
‘
Oostenr.’Hong………..
Rusland (Europ.)
‘1.502
31.380
344
33
Wijn …………………
flanel
12
1
2
2:116
‘
1.868 4.379
5.621
Ijzer, gegoten (i’uw)
32.942
25.367
10
28
Zweden ……………..
352.508
451 461
10.951
2.980
plaat- en smeed’
…..
88.991
95.836
67
9
Zwitserland……………
34.107
32.984
4.649
2.308
………………
buizen
8.416
.11.913
32
Noorwegen …………..
327
.
1.560
4.149
2.912
………….
Zink en zinkwerk
560
331
4.362
90
V. S. v. N.’Amerika
….
705.765
473 158
58.992
106.967
Zout
……………….
131.435
132.210
15
.1
l71;601 11681
8.344
1.866
Denemarken
……………
5.855
951
1.116
485
‘). Geen verfwaren, soda of
potasch.
2)
Geen verf
hout.
8)
Zie
ook
Argentinië
………….
r
‘1’
–
45.ilO
1.128
r
3
14
Weefsels.
4)
md.
bloem en meel naar
verhouding
3:4.
a)
Stuks
Brazilië
……………..
Unie Z.-Afrika
166
‘
0
1.825
1.842
5)
Zie ook IJzer.
‘7)
Ook
gedroogd,
maâr
geen zuidvruchten.
8)
Zie
………………….
………….
Br
.-Indië…………..
20.317
.8.158
2.612
999
ook
manufacturen.
–
–
‘
26 Februari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
213
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. •’ beteekent: Cijfere nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
20
lid!
1914
(Disc.Wissels.
4
1
!2
sedert 1Juli ’15
3
1
/1sedert23
Mrt. ’14
Elf
B&UK
4
1
/1
,,
1
,,
’15
4
,,
23
,,
’14
VrsChinRC.
5
1
1i
,,
19Aug.’14
S
,,
‘4
23
,,
Bank
van
Engeland
5
,,
5 Apr.’17
3
,,
29 Jan. ’14
Duitsche Rijk8bank
5 ,,
23 Dec.’14
4
,,
5 Febr.’14
Bank van Frankrijk
5
,,
21Aug.’14
3
1
/
,,
29 Jan.’14
Oostenr. Hong.
Bk.
5
,,
12 Apr.’15
4
,,
12 Mrt.
’14
Nat. Bankv.Denem.
5
1
/2
,,
4 Jan.’19
S
,,
6Febr.’14 Zweediche Rijksbk.
7
,,
20 Mrt. ’18
4
1
!1
,,
6
,,
’14
Bank v. Noorwegen
6 ,,
13Dec.’17
4
1
1
,, 11
,,
’14
ZwitserscheNat.Bk.
5
1
!1
,,
3 Oct. ’18
3
1
!2
,,
19
,,
’14
Belgische Nat. Bk.
5 ,,
6 ljeb.’19
.4
,,
30 Jan.’14
Bank
van
Spanje..
4
,)
22Mrt.’17
4
1
!1
–
Bank
van
Italië..
5
,,
10 Jan.’18
5
,,
9
Mei ’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
3-4
–
–
–
Javaaché Bank….
31/t
1Aug.’09
31/,
,,
1Aug.’09
OPEN MARKT.
Dato
Amsterdam
Londen
Part.
I
Berlijn
Part. Parijs
Part.
N. York
Cdl.
Part.
Prolon.
disconto
gatte
disconto disconto
disc.
monegi
22
Feb. ’19
3′!2
3
301
t.
4-el.
–
4
1
/,_5
)
17-22 F. ’19
3′!,
3_1/
3H-°! is 4
-1
/e
–
4’/-6
10-15 F. ’19
31/4_7/5
3
1
/,_4
3174
4_3/
–
41/25/
3-8
F. ’19
4_i4
3
1
/45
3/,,
4…1/
–
38/4_5
18-23 F. ’18
3’/
4_1/4
3
1
/
41/s
–
21/26
19-24 F. ’17
2-‘/l
3
1
14_4
1
/2
5
3
6
1
/4
4-
1
!.
–
2-
1
!1
20-24Jul.’14
31/_1/•
2
1
/-
8
/
2’I-
1
I
2
1
I,-
1
/2
2’/
1
8
/4-2
1
/9
t
) Noteerinu
van 21 Februari.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
De omzetten op de wisselmarkt waren de afgeloopen
week niet onbelangrijk. De Entente-wissels mochten zich wederom in een tamelijk vaste tendens verheugen zonder
dat belangrijke koersverheffingen intraden. Londen schom-melde tusschen 11.54 en 11.58, New York tusschen 2.42 en 2.43 en Parijs tusschen 44.35 en
44.571%.
Het slot was voor
alle drie op de hoogste koersen. Van België was vooral in
het begin der week nog al wat aanbod. De koers bleef
echter ten slotte onveranderd. De Centrale wissels waren
daarentegen weder zeer flauw. Vooral Weenen had te lijden
onder een tamelijk aanbod uit Zwitserland en daar geen
prijslimite was opgegeven, liep de koers snel terug. Op den
zeer verlaagden prijs ontstond flinke vraag, waardoor weder
een bijna even groote verheffing intrad. De stemming bleef
echter voor beide wissels flauw, zoodat .de koersen verder
regelmatig afbrokkelden en heden andermaal snel terug-
liepen. De markt sloot op het laagste punt, ca. 24.10 voor
Berlijn en 11.10 voor Weenen. De neutrale wissels waren zeer stationnair. Alleen Spanje plotseling beduidend vas-
ter op ca. 49.60 bieden, nadat de koers zich gedurende
eenige weken op ongeveer 48.75
ft
49.25 gehandhaafd had.
Buenos-Aires met regelmatigen handel op 108% tot 109%.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
Lond;n
I
Parijs
I
Berlijn
Ween;n
Eelgit
t)
Neto
17 Febr. 1919..
11.54k
44.40
26.-
12.-
42.60
2.42’/
18
1919..
11.54
44.45
25.85
12.-
42.45
2.42
1
1
19
,,
1919..
11.554
44.524 25.80
11.85
42.62
4
2.42
1
!,
20
1919..
11.564
44.524 26.20
12.05
42.90
2.42
1
!,
21
19f9..
11.574
44.524
25.85 11.90
42.75
2.43
22
1919..
11.58
44.60
25.60
11.65
42.70
2.43
Laagste d. w.’)
11.524
44.30
24.90
10.75
42.30
2.42
Hoogste ,,
,, ‘)
11.59
44.65 26.90
12.90
43.10
2.43’/
15 Febr: 1919.,
11.554
44.474
26.824 12.80
42.70
2.42′!,
8
,,
1919..
11.544
44.35
28.90
13.674
43.10
2.42’/
Muutpariteit..
1
11.50
1,
48.-
1
59.26
50.41/,
48.-
2.48/4
5)
Noteenug
te
Amsterdam.
1)
Particuliere
opgave.
Da ta
Sfock-
holm)
I Kopen- I
I
hagen
8
)
I
Chrt,.
ilania’)
Zwitser-
land’)
Spanje
t
)
I
Bataia
t)
tdegra/lsch
17 Febr. 1919
68.10 63.10 66.30
49.70
49.-
994-1004
18
,,
1919
68.10 63.10 66.25
49.80
49.10
994-1004
19
,,
1919
68.20
63.15 66.35 49.75
49.10
99
1
4-1004
20
,,
1919 68.25
63.15
66.35
49.80
49.-
994-1004-
21
,,
1919
68.25
63.15 66.35
49.85
49.10
994-1004
22
1919
68.30
63.25
66:35
49.90
49.10
994-1004
L’ste d.
w.’)
68.-
63.-
66.15
49.60
48.75
994
H’ste
,,
,,
1
)
68.35
63.30 66.50
49.95
49.25
1
004-
15 Febr. 1919
68.20
63.20 66.40
49.774 49.10
994-1004
8
,,
1919
68.30
63.25
66.45
49.75
49.-
994-1004
Muntpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-
48.-
100
5)
Noteering ie Amsterdam.
t)
Particuliere opgave.
KOERSEN TE NEW
YORK.
Cable
Zicht Zicht
Zicht
1)
t 0
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterd.
(in $
(in
frs.
(in cents
(in cent,
per
£)
P.
$)
P.
4
Rm.)
per gld.)
21 Febr.
..
1919 4.76.45
5.45
3
!41
nom.
411/t
Laagste d.week..
4.76.45
5.45
1
/4
nom.
41
1
/
Hoogste,,
,,
..
4.76.45
5.45
2
/
nom.
41/4
IS
Febr.
..
1919
4.76.45
5455/
nom.
41
1
h
8
,,
..
1919
4:78.55
5.45’/8
nom.
40’/,
Muntpariteit….
4.86.67
5.18
1
/
95
1
/
40
1
!,.
KOERSEN VAN
DE
VOLGENDE PLAATSEN
OP
LONDEN.
Plaatsen en
1
Noteertrt
1
gs-8Feb,.
113
Feb,. 1
1422
Febr.
I
22
Febr.
Landen
eenheden
1919
1919
1919
1919
1
Laagste
1
Hoogste
Alexandri..
Piast.
p. £
97e!.
97
3
!8
97
3
/s
978!8
971/9
B. Aires
.. . .
d.p.gd.pes.
51
5
/6
51
3
!,
50
15
/,t
51
1
/2
51
5
!,,
Calcutta
….
sh/d.p.rup.
1/6
1
43
116
1
1,, 1/6
1/6
1
/it
1/61!,,
Hongkong
..
id.
p. $
312′!,
311′!2
3/1
.
3/2 3/1
Lissabon….
d.p.escudo
35
1
!9
35
1
!2
34 old
36
35t/4
Madrid
….
Peset.
p.
23.64 23.64
22.00 23.65
22.38
Montevideo..
d.p.peso
60
1
!.
608/s
60
Gl’!s
60′!,
‘)
Montreal….
$
per
£
4.86
7
/s
4.85
1
!8
4.84
8
/
4.85
5
!,
4.85
1
1,
R.d.Janeiro’)
d.p.milr.
13
9
1,2
13
5
/,2
13
5
1,,
13′!4
13
5
/32
Lires
p. £
30.31 30.31
30.25 30.374
30.31
Shanghai
..
sh!d.p.tael
4111
4/9
418
4/9′!2
418
Rome
……..
Singapore
..
id.
p. $
2f4
5
/,3
2/4
1
/8
214
1
/,,
2/4
6
/,,
214
3
/,
Valparaiso
‘)
d.p.pap.p.
10
1
!2
108/,
2
916/,2
10
5
/32
9”18
Yokohama
..
sh/d.p.yen
211
7
/8
211
7
/s
2118!
8
2/2′!,
211
1
!8
t
)
Noteeringen
op 90 dagen.
1)
Noteering
van
19
Febr.
1919.
GOUD EN ZILVER.
Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksehe ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.
NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen.
te
New York
22 Febr.
1919 ……..
47′!
101
,
18
1
)
15
,,
1919 ……..
47!s
101
1
!8
8
,,
1919 ……..
48′!,.
101′!8
1
,,
1919 ……..
48′!,, .101
1
!8
25 Jan.
1919 ……..
48′!,,
101′!8
23 Febr.
1918 ……..
42′!,
85
1
!8
24 Febr.
1917 ……..
37′!,
77
3
!8
20 Juli
1914 ……..
24″!,.
54
1
!,
t)
Noteering van
21
Februari.
N.U.M.
Weekstaat der Nederlandsche Uitvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Buitenl.
Debet
5
pCt.
Credit
Data
Bankiers
Schat-
Diverse
Schuld-
DIverle
kistbilj.
I
reken,
t)
brieven
I
reken.
t)
20 Febr. 1919. .1
3.891
56.500
70.400 16.373
101.403
13
,,
1919..
3.685
53.200
70.400
16.211
101.341
,,
1919..
5.206
53.200 70.400
15.878
101.253
31 Jan.
1919..
4.471
65.700
70.400
15.774
101.236
23
,,
1919..
2.896 65.700
70.400
15.566
100.499
t) Beide
rekeningen
omvatten,
behalve
garantiewi,sel,
in portefeuille
tot het bedrag der
buiteni. echatkistbijetten, in
hoofdzaak garantiewisieli
in depbt
bij
de Ned.
Bank.
214
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1919
NEDERLANDSCHE BÂNK.
Verkorte Balans op 22 Februari 1919.
Activa.
Binnenl.Wis-(R.-bk. ‘t 69.625.328,11
sels, Prom.,
B.-bk.
,,
747.599,04 ‘/
enz.in
disc.
1,
.Ag.sch. ,, 22.145.666,49′!3
f
92.518.593,65
Papier.o. h. Buitenl. in
disconto
……………………..
–
Idem eigen portef..
f
‘8.545.916,-
Af:Verkochtrnaarvoor
de bk. nog niet afgel.
Beleenin
g
en
mcl.
vrech.
H.-bk.
f112.390.180,37
in rek.-crt.
B.-bk.
,,
10.340.882,80
op onderp.
Ag.sch. ,,
59.499.096,18
1
!3
f182.230.159,35
1
!2
Op Effecten
…… f 182.183.559,35
1/,
Op Goederen en Spec. ,,
46.600,-
,,
182.230.159,35′
Voorschotten a. h. Rijk …………….
..14.931.761,12′!,
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
63.399.820,-
Muntmat., Goud
..
,,613.918.868.11
1
I,
f677.318.688,11′!,
Munt, Zilver, enz..
,,
9.104.832,20
Muntinat., Zilver
..
–
686.423.520,31
1
!,
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds.
f
5.078.869,32
id. van
‘h
v. h. kapit. ,,
3.996.789,43 9.075.658,75
Geb.enMeub. der Bank …………….
,,
Di.ierse rekeningen
………………
,,
108.131.263,14
h
/s
•
f1.103.626.872,3.,
Passiva.
Kapitaal
……………………..
f
20.000.000,-
Reservefonds
……………………
..5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop ………….
,
1.000.193.815,-
Bankassignatiën in omloop …….
…
1.730.014,01
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk ….
f
–
Van anderen
….
63.965.606,43′
11
63.965.606,43
Diverse rekeningen
………………
,,
12.658.034,34
f1.103.626.872,34
Beschikbaar metaalsaldo …………..
7′
472.792.964,01
Op
de.
ba8i8
van ‘!, metaaldekking
.. ..
,,.
259.615.076,93
–
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is ..
2.363.964.820,-
.
Verschillen met den vorigen weekstand:
Meer
Minder
Disconto’s
8.829.701,33
1
!2
Buitenlandsche wissels
191.540,-
–
Beleeningen
3.777.428,37
Goud
9.743,43
Zilver …………………109.097,91′!,
Bankbiljetten
7.141.680
1
–
–
Part. Rek.-Crt. saldo’s
….
417.752,79
Voornaamste posten in duizenden
Luldens.
Dato
Goud
Zilec, B
1
It
en
Andere;
opetschl,are achulden
22 Febr. 1919
..
677.319
9.105 1.000.194 65.69
15
.
1919
. . .
677.328
8.996
1.007.335
66.967
,
8
,,
1919
..
684.348
8.951
1.028.734 201.3691
1
,,
1919
6$4.357
8.923
1.071.531
90.116
25 Jan.
1919
..
684.369
8.791
1.053.508
90.669
18
,,
1919
..
684.390
8.737
1.062.722
83.614
690.424
8.668
1.090.u94
99:674
4
,,
1919
.
691.436,
8.588
1.100.948
91.626
28 Dec.
1918
..
689.441
8.545
1.068.947
90.529
21
,,
1918
..
. –
689.923
8.381
1.057.448 95.542
14
,,
1918
….
690.723
‘
8.319
1.059.603
82.497
11
,,
1919,
……
7
,,
1918
.
692.375
8.256 1.072.360
73.808
30 Nov.
1918
….
693.392 8.230 1.082.164
75.660
23
Febr.
1918 …..
714.679
–
7.295
845.856
83.485
24 Febr. 1917
….
591.555
6.577 732.694
80.771
25 Juli
1914
….
162.114
8.228 310.437
‘
6.198
o
010
Disconto’s
Edee.
Beachik.
baa, Dek.
kin ga
Hieroan
‘
Totaal
Schatkist.
ningen
Metaal.
sereen.
promeasen
saldo
lage
rechtstreeks.
22Febr.1919
92.519 50.000
.
182.230
472.793
64
15
,,
1918
101.348
50.000
186.008
471.008
64
8
,,
1919
231.775
170.000
216.812 446.821
56
1
,,
.
1919
235.408 181.300
136.960
460.491
60
25Jan. 1919
221.960
166.800 135.058
463.865
61 18
,,
1919
223.497 162.800 138.702
463.396
60
11
,,
1919
245.184
176.800
145.342
462.674
.
59
4
1919
252.852 177.800
149.907
461.043
59
28Dec. 1918
243.91
174.800 139.515
465.624
60
21
,,
1918
236.729
167.800 129.116
467.234
61
14
,,
1918
219.227
146.800 134.380 470.144
61
7
,,
1918
210.203
136.800 142.345
1
470.915
61
30 Nov. 1918
225.288 145.800
144.367
469.579
61
23Febr.1918
30.574
–
116.030 535.386
.78
24Febr.1917
58.721
.
37.000′
86.208 434.538
74
25
Juli 1914
67.947
14.300
61.686
43.5219
54
1)
Op de
baeis van
‘/,
metaaldekking.
Uit de bekendmaking van den Minister vanFinan-
ci ë n blijkt, dat uitstonden op:
22 Febr. 1919
Aan schatkistpromessen..
f
205.290.000,-
1 218.290.000,-
waarvan rechtstreeks bij –
de Ned. Bank geplaatst
50.000.000,-
50.000.000,-
Aan schatkistbiljetten
, 126.664.000,- ,, 126.625.000,-
Aan zilverbons ………..62.059.433,50
60.733.088,50
JAVASCHE DANK.
–
Voornaamste posten in duizenden guldens;
Naast de per mail ontvangen gegevens worden de telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en
het beschikbaar metaalsaldo van latere data op2enomen.
Data
Goud
I
Ziloe,
Bank.
biljetten
schulden
*0*
0*0
326.400
***
326.300
15
Febr.1919 ………
1
1919
,
324.300
104.729
.
14.694
192.493
96.65
‘
8
,,
1919 ………
23
1918 …..
;
102.967
14.577
192.361
90.850
30
Nov.
1918 ……..
120.150
14.471
193.167
88.636
16
,,
1918 ……..
9
,,
1918 …….
100.751
14.919
192.384
86.708
16
Febr. 1918 ……
86.643 20.241 170.100 62.581
17
Febr. 1917 ……
72.498
22.232
‘
159.163
35.822
25 Juli
1914.. .’
..22.057
31907′
110:172
1
12.634
Wissels.
‘
Di
CtSC
Bead,ik.
Dek-‘
LJata.
Dis-
kuilen
‘Belee.
baar
kings.
,
conto’,
N.-lnd.
ningen
ningen t)
metaal’
percen.
oetoa,oaar
saiao
.
lage
15 Feb.1919
198.000.
•”
69.700
*0*
8
,,
1919
‘
204.800 68.500
1
1919
–
205.100
‘
68100
30Nov.1918
8.772
17.778 82.115
17.94
61.893
41
23
,,
1918
8.965
17.206
81.132
19.754 . 61.168
42
16
1918
9.190
17.494 82.441
18.786.
60.510
41′
9
,,
1918
8.421.
17.541
80634
20.714
60.137
41
16 Feb. 1918
8732
35.183 ‘
64.363
23.524
60.584
.46
17 Feb. 1917
6.513 36.170
54.164
8.137
56.246
49
25 Juli 1914
7.259 6.395
47.934
2.228
4.8429
44
1)
Sluitpoot dor active.
5)
Op de basi, van
5/
metaalclekkin5.
SURINAAMSCHE
BANK.
Voornaamste posten in duizenden Lruldens.
Data
Metaal
Ctrculatie
Andere
opetjd.b.
schulden
Dioconios
Dia. reke.
1
ningeni)
30 Nov. 1918
.
.
931
1.676
‘)
1.164 1.239
109 –
23
,,
1918
..
926
1.613
8)
1.204
1.238
147
16
,,
1918
..
921 1.627
4)
1.181 1.263
‘
151′
9 –
,,
1918
..
914
1.652
8
)
1.159
1.267
183
1
Dec.
1917
..
611
1.234 980 1.035
1.052
2 Dec.
1916
..
652
1.050
.
767
879
.809
25 Juli
1914
..
645
1.100
1
560 735
396′
1) Sluitpost der
activa, 5) Hiervan
zilverbone 268 dz. gid.
5)
idem 275 dz. gld.
4)
idem 274 dz. gid.
26 Februari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
215
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
Aan het eind van Ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen banketaten.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden p. et.
Curr;ncy Note,.
Data
Metaal
Cfreulalie
Bedrag
I
Goudd.
1
Gov. Sec.
19 Febr. 1919 81.769
69.567312.780 28.500 293.650
12
1919 81.619
69.833 310.905 28.500 292.250
S ,,
1919 81.444
69.987 309.482 28.500 289.247
29 Ja.n. 1919 80.737
69.346 307.480 28.500 288.213
20 Febr. 1918 58.471
1
.
46.207 216.135 28.500
1
191.034
21 Febr. 1917 55.728
38.576 145.106 28.500 114.960
22 Juli 1914
1
40.164
29.317
Go,,.
I
Other
I
Pul,lic
Other
Re-
kings-
Data
Sec.
Sec.
Depos.
Depos.
verve percen-
tage t)
19Febr.’19 52.235 84.147 30.680 118.333 30.652 20,57
12
’19 52.680 83.298 28.158 120.046 30.236 20,40
5
’19 50.839 83.470 30.721 115.481 29.907 20,45
29 Jan. ’19 55.893 80.437 26.613 121.602 29.847 20,13
20 Febr.’18 56.351 101.441 38.562 131.879 30.714 18,02
21 Febr.’171 84.932 96.215 48.836 146.828 35.6021 18,20
22Juli
‘141
11.005
33.6331 13.7351
42.185
129.2971
1)
Verhouding tueechen Reserve en Deposit..
DUITSCHE RIJKSUANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in duizenden Mark.
Dek-
1
Daarvan
1
Kassen-
1
Circu-
1
king,.
Data
Metaal
1
Goud
1
schetne
Zatte
1
percen-
(age
‘)
15 Febr. 1919 2.269.959 2.249.545 5.811.614 23.760.696 34
7 ,, 1919 2.276.978 2.252.150 5.781.470 23.665.071 34
31 Jan. 1919 2.273.679 2.253.712 5.752.665 23.647.640 34
22 ,,
1919 2.275.461 2.255.397 5.672.940 23.393.213
34
15 Febr. 1918 2.522.258 2.407.525 1.239.326 11.079.710 34
15 Febr. 1917 2.542.132 2.525.799 321.1841 7.880.9191 38
23 Juli 19141
1
.
691
.
398
1
1
.
356
.
857
1
65
.
479
1
1.890.8951 93
1)
Dekking
der circulatie door metaal en Kassersscheine.
Darlehenshassenscheine
Dato
W(osvIs
Rek. Cr1.
Totaal
in kas
uitge-
de Reichs.
geven
I
bank
15 Febr. 1919 26.729.605 11.994.682 16.260.900 5.802.900
7 ,, 1919 26.030.456 11.389.795 16.190.800 5.774.200
31 Jan. 1919 27.098.634 12.522.737 16.158.600 5.745.500
22 ,, 1919 26.562.410 12.322.441 15.920.200 5.666.700
15 Febr. 1918 12.875.503
8.215.941
7.659.700 1.267.700
15 Febr. 1917 8.337.838
3.691.295
–
–
23 Juli 1914
750.892
943.964
RUSSISCHE STAATSBANK.
Sedert 5 November 1917 is geen bankstaat verschenen
BANK VAN FRANKRIJK.
Vornaamste posten in duizenden franes.
Waarvan
Te qoed
Buit.gew.
Data
Goud
in hel
Zilver
In het
voorich.
Buitenland
Buitenland af d. Staat
20 Feb.’19 5.524.657 1.978.308 314.382
*5*
20.200.000
13 ,, ’19 5.510.746 2.037.108 314.804
856.678 20.000.000
6 ,, ’19 5.508.221 2.037.108 315.488
930.226 20.000.000
30 Jan.’19 5.504.975 2.037.108 316.146 1.056.130 19.550.000
21 Feb.’18 5.366.727 2.037.108 253.415 1.118.933 26.650.000
22Feb.’17 5.142.522 1.945.603 272.807 822.030 8.800.000
23 Juli’14 4.104.390 – 639.620 –
Uitge.
Beleg-
Bankbil-
Rek. Cr1.
I
Rek.
Parti-
Cr1.
Wiasela
,tdde
.Wisids
ning
jeiten
culieren.
Staat
1.101.102 988.404 1.192.166 32.492.415 2.648.233 37.582 1.153.745 994.240 1.213.764 32.506.655 2.664.302 67.630
. 1.202.936 998.387 1.218.363 32.366.993 2.584.712 53.792
1.252.301 1.000.529 1.187.105 31.983.028 2.615.406 56.007
0
1.252.873 1.118.749 1.212.577 23.986.287 2.608.098 19.294 512.649 1.305.499 1.236.974 17.888.545 2.451.596 55.778
1.541.080
–
769.400 5.911.910 942.570 400.560
SOCIÉTÉ GÉNÉRALE DE BELGIQUE.’)
Voornaamste posten in duizenden franes.
Metaal
Belgen. Bdcen.
I
Binn.
Rek
inc1.
van
van
wisado
Circa-
sla
bulten!,
buiten!. prom. d.
en
Zatte
saidt
saldi
vorder.
provtnc.
belgen.
17 Oct. ’18 1.216.753 100.082 480.000 97.728 1.507.912 377.440
10 ,, ’18 1.219.743 100.021 480.000 100.040 1.508.011 382.595
’18 1.144.781 100.011 480.000 95.287 1.452.612 358.318
26Sept.’18 1.145.778 99.982 480,000 101.783 1.452.948 365.452
18Oct. ’17 476.043 90.903 480.000 100.351 1.172.474 91.204
19Oct. ‘161 352.8721 76.0331480.0001 39.8341 828.739 110.088
‘)
Sedert einde 1914 ,net de functie van
circulatiebank
betast.
VEREENIGDÉ STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Waar.
F.R.
aarvan van in
Zilver
Notes in
Data
Goud
voor e Ing hei bui.
cle.
circa-
ole, lenland
Folie
3 Jan. ’19 2.092.694
1.349.151 5.829 60.960 2.648.605
27 Dec. ’18 2.090.274
1.372.322 5.829 55.945 2.685.244
20
,, ’18 2.078.988
1.276.649 5829 54.636 2.663.701
13
,,
’18 2.078.505
1.248.592 5.829 55.758 2.604.580
4 Jan. ’18 1.687.720
816.461 52.500 45.310 1.251.205
5 Jan. ‘171
742.062
282.892 –
16.180
1
272.871
Dato
Wissel,
Totaal
1
Deposiios Waar-
1
van
Kapitaal
Dek.
kings.
percen.
taget)
Goud-
dekking
ci.rcu.
Folie
3 Jan.
’19 2.120.133
2.381.858
80.792
53,4
52,8
27 Dec.
’18 2.006.611
2.312.500
80.681
53,1
52,2
20
’18 1.947.067
2.376.581
80.585
53,0
52,0
13
,,
’18 2.216.057
2.392.317
80.492
52,5
51,7
Jan.
’18
897.151
1.793.479
70825
72,8
78,9
_4
5 Jan. ’17j
148.024
800.790
55.695
70,5
103,4
t) Verhouding tusschen: den totalen goudvoorraad, zilver etc.. en de
opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto depositos zoet
inbegrip
van
het kapitaal.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posteji in duizenden dollars.
1
Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
bij de
I
Totaal
Waarvan
banken
gelden en
F. R. bank.
rIeposito’s
deposita
beleggingen
27 Dec. ’18
758 13.638.935 1.245.251 11.872.6041 1.481.556
20 ,, ’18
758 13.666.141 1.276.938 11.997.668 1.451.316
13 ,, ’18
755 13.650.692 1.240.998 11.724.441 1.477.074
6 .. ’18
753 13.649.896 1.265.779 11.685.468 1.457.733
28 Dec. ‘171 630 110.853.9411 1.161.823110.383.8051 1.321.944
216
ECONOMISCH-STAISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1919
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 24 Februari 1919.
De internationale beurzen hebben in de achter ons lig-
gende periode een grootere bewogenheid aan den dag gelegd.
‘Vooral ter beurze van B e r 1 ij n is dit het, geval geweest.
Het behoeft geen verwondering te wekken,, dat deze markt
het gevoeligst is voor allerlei invloeden, zoowel van bin-
nenlandschen als van buitenlandschen oorsprong. Te Ber-lijn toch is’ men er van overtuigd, gedwongen te zijn, zich
geheel in handen te moeten stellen van de Geassocieerde
E.egeeringen, . zonder de macht iets aan de te nemen
sluiten te kunnen wijzigen. Het directe gevolg hiervan
•
het ontstaan van een stemming, die of zeer spoedig naar
een optimistische beschouwing overslaat, of onmiddellijk
uiterst zwartgallig gekleurd wordt. In de achter ons lig-
s
gende dagen is het laatste geschied, waaraan verschillende
en onderscheiden factoren ten grondslag hebben gelegen.
In de eerste plaats was het wel de rede, door den Mini
,
–
ter van Financiën, ‘den ‘heer Dr. ‘Schiffer, gehouden’ en
waarin de toekomst van het Duitsche Rijk in zeer donke
klei.irén werd afgeschilderd, die een deprimeerende werking
heeft gehad. Vervolgens was het de verscherping van
voorwaarden voor den wapenstilstand, die te scherper
w6rden gevoeld, na’ ‘de debatten, lii de Nationale Verga-
dering gehouden tusschen eenige leden der oppositiepartijçi
en den woordvoerder
s
der wapenstilstands-commissie,
W.
Erzberger. Hier toch kwam tot uiting, dat de gevalléii
beslissingen niet onvoorbereid waren genomen, (zoodat de
kans nog zou kunnen bestaan, dat een ruggespraak vaj
deskundigen met de Geassocieerden wellicht eenige
Pr
U
zachting zou- kunnen• brengen) doch dat alle bepalingen
varen getroffen na ruim en gedegen overleg met alle be-
laughebbenden en ter zake kundigen; een wijziging ws
derhalve als uitgesloten te beschouwen. ,En tertio hebe,n,
de hernieuwde onlusten, in het leven geroepen door hit
drijven der Spartacus-groep eenerzijds en anderzijds door
reactionnaire elementen (wier actie geleid heeft tot1en
aanslag
01)
den Minister-President ‘van Beieren, Ku’t
Eisnr) de beurs verontrust, met ‘het gevolg, dat eén schrik-
achtige, nerveuze stemming is ontstaan. –
In ‘de eerste plaats hebben de obligaties der, oorlogsle. ninen hieronder sterk geleden; een zeer gevoelige reacti
kon hier niet uitblijven. Doch ook op de aaudeelenmarkt
was het aanbod buitengewoon groot, zoodat de koersterug
gangen meermalen niet tot slechts enkele procenten beperkt
bleven., Montaanaandeelen vooral moesten het ontgelden;’
in verband met de staking in het Ruhrgebied.
Een uitzondering, en wel eene van- zeer groote beteekenis,
vormde de markt voor exotische fondsen. In deze kolom-
men werd reeds herhaaldelijk melding gemaakt van de
groote vraag, die naar allerlei ,,Ponden”-waarden aan de
Berlijnsche beurs bestond en die eerst in de allerlaatste
‘(lagen eenigszins is afgenomen in verband met het besluit
der Regeering om tot naasting (eventueel tegen behoôr:
lijke vergoeding) van het bezit van dergelijke waardeil’
‘over te gaan. Toch is de vraag nog
:zeer
aanmerkelijk ge
bleven. Wij’geven hieronder een overzicht van de prjsver-beeringen, die voor verschillende buitenlandsche waarden
hebben plaats gevonden in het tijdvak van 1 Noi’ember 1918
tot ongeveer mèdio Februari: ‘ Koersverbetering.
5 pCt. Goud-Mexicanen …………..25 pCt.
5
Zilver-Mexicaneii ……………20
41%
Argentinië Buitenland ………24
.4
Argentinië ………………….18
–
44
China …………………….16
:5
,,
China
……………………22
4 Y2,,
Japan ……………………41
5
Chili, 1911 ………………..15
De koersverschillen zijn,. voornamelijk waar het’ hit-
zuivere beleggingsfondsen geldt, buitengewoon groot – ‘te
noemen. Een geheel complex van ooriaken’ ligt aan de’ze
5
‘
willige houding tea grondslag. ‘ ‘
In de eerste plaatsis het:teekenend voor de mentaliteit
van het Dtiitsche publiek, dat men thans allersegen tracht
zijn effectenbezit zooveel mogelijk te ontheffen van dcii
ban der eenzijdigheid, die gedurende de oorlogsjaren er op heeft gedrukt, als gevolg van de moreele en vaak ook wet-
telijke verplichting, de vrijkomende gelden in oorlogslee
uingen. te beleggen. Hieruit ontstaat thans een verkoop
drang van oorlogsobligaties, die slechts ten deele wordt
geëlimineerd door aankoopen uit interventie en voor be-,
lastingoogmerken, en een groote vraag naar allerlei anderé
bêleggingsobjecten, zoodat b.v. de .emissies van gemeenten”
en dergelijke corporaties zeer ‘vele malen’ ovérteekend wor:”
den. Papiër’in buitenlandsche valuta heeft echter nog groo-
t
.
er7 aantrèkkingskracht, omdat ‘dit’ in ‘het bnitenlând-‘kan –
worden verkocht en zoodoende van de, in verhouding tot
de Markenvaluta hoog geoteerde buite’nlandsche munt-
noteering kan worden geprofiteerd. Bovendien is ,in vele
gevallen van buitenlandsche effecteif gebruik gemaakt, om
zich op deze wijze een zekere valuta-reserve te scheppen,
die, na het intreden van meer normale internationale han-
(lelsverhoudingen, aangewend zou kunnen worden tot het
vereffenen van de dan verschuldigde bedragen.
Zoo kon het geschieden, dat in de achter ons liggende periode de in buiteulandsche valuta genoteerde waarden
aan de Duitsche beurzen vrijwel de eenige waren, die een
optimistische ‘stemming te aanschouwen konden geven, ter-
wijl de overige markt ‘in ‘haar lustelooze houding bleef
volharden.
Te Wee n e n is het verloop eenigszins anders geweest.
De kon’sverbeteriugen hebben hier de overhand gehouden,
zonder’ dat nochtans nieuwe motieven te de.,zer zake aange.
voerd kunnen worden. In hoofdzaak is wel de reden, ‘dat
de fondsenbezitteri geen materiaal aan de markt brengen,
vijl zij niet weten, wat voor de opbrengst te koopen. Bo-
vendien is er een krachtige contramine-positie ontstaan,
w’elke een grooten steun voor de markt vormt, doordat zij
bij iedere, ‘ook nog. zoo geringe, reactie, tot dekkihgsaan-
koopen overgaat. Vooral van Tschechfsch-Slowakische zijde
worden aankooporders geMectueerdi in het bijzonder in
bankaandeelen, hoewel het juist voor deze ondernemingen
zeer twijfelachtig is, wat de toekomst zal brengen. Dit in
verbaijd met de wijzigingen, die op het gebied der Oosten-
rijkseh-Hongaarsche valuta bezig zijn zich te voltrekken.
Nadat nI. de Joego-Slowakische Staat het voorbeeld
heeft gegeven, voorbereidende maatregelen te treffen, om
tot scheiding ‘van zjn,’,eigen munteenheid van die der ove-
rige Kroonlanden over te gaan, heeft de Tschecho-Slowaki-sche Staat hem gevolgd. In Joego-Slavonië zijn, zooals be-
kend, de Kronen-bankbiljetten geteld en afgestempeld. De
in- en uitvoer van Kronen-bankbiljetten ‘is verboden, even:
als het overmaken van saldi van badkfilialen naar’ dè
centrale en omgekeerd, indien hiervoor de grenzen van den
nieuwen Staat moeten worden gepasseerd. In Tschecho-Slavonië zal men vermoedelijk niet tot een afstempeling
der biljetten overgaan; daarêntegen worden echter wel alle
andeo-e maatregelen overgenomen. Het he
ç
ft er allen schijn,
van, dat men langzamerhand wil overgaan tot het invoe-ren der Franc-valuta, waarvan op het oogenblik nog niet
te voorzien is, welke gevolgen dit voor de betrokken indus-
trieele ondernemingen en bankinstellingen met zich zal
brengen.
Van de beurzen te L
0
n de n en te P a r, j s zijn geen
bijzondere mededeelingen ontvangen. Echter maakt het te
Londen een niet al te gunstigen indruk, dat de debet-
saldi van de haidelsbalans voortdurend meer aanzwellen.
Het import-surplus over Januari 1919 bedraagt n.l. niet minder dan £ 83.000,000 tegen slechts £ 20 millioen in
Januari 1914. Te N e w Y o r k is de stemming meerendeels vast geble-
vent Niet slechts industrieele, doch ook spoorwegwaarden
konden van de verbeterde tendens profiteeren. ‘Voor deze
laatste stond de vraag in verband met de verwachting van een zeer overvloedigen graanoogst (de landbouwers in de
Vereenigde Staten hebben nI. een aanzienlijke premie ont-
vangen voor den verbouw van granen), waardoor op dc
vervoerscapaciteit der Spoorwegen natuurlijk in sterke mate
beslag zou worden gelegd. Industrieele waarden konden
monteeren, wijl de bedrijven zich langzamerhand aan de
gewijzigde verhoudingen zijn gaan aanpassen en het er den
schijn van heeft, alsof de winsten niet verder zullen dalen.
T e o n z e n t is de tendens voor
staatsfondsen,
wat onze inheemsche sootten betreft, uiterst kalm gebleven. De stem-
ming was vast, doch zonder variaties van eenige beteekenis.
De geringe ‘fluctuaties hielden af en toe verband met de
wijzigingen in den koers voor ‘geld op prolongaties, doch
werden niet ontleend aan een meer of min uitgebreiden
handel. –
Van de buitenlandsche soorten waren Russen verlaten en
eerder op lagere prijzen. Daarentegen ‘waren, in navolging
van de Berljnsche beurs, Mexicaansche, Argentijnsch’e,
Braziliaansche en, in de laatste dagen, ook Chineesche fond-
sen, tot- hoogere prijzen gevraagd.
18 Feb.
21 Feb. 24 Feb.
Rijzing
of
daling,
41/1
°lo
Ned. W. Sch.’,
1916
92
1
!
91
8
/4
91/4
–
8/
4
4
0
/0
‘
1916
84
84
1
14
83
0
/10
/16
31/
2
0/
0
,,
,,
,,
. . .
70
3
I
708/4
70/4
3
0/
. . .
64
1
/2
64
1
/2
631/
4
11/
4
21/,
0/
Cert. N. W. S. ……
54l/
54/o
53
1
!1
–
1
1
/4
5
0/
Oost-Indië 1915
-…
96
0
1oG
96
96
–
‘/20
4
0/
Hongarije Goud
….
36
1
/
36
37 ‘is
+
‘is
26 Februari 1919
ECONÔMISCHSTATISTSCHE BERICHTEN
217
24 Feb
Rijzing ol
daling.
288!1
29
1
‘/
27/,
–
40
1
14
40
39’I
–
1
31/a
31
7
18
31
7
1,
30’/4
29/,
29
32
1
!,,
32
/
31
–
1′!,,
52
50 53
+1
69 th
60’1
65
–
4’/
67
1
/
67
1
!3
69
+
1′!,
64’/
64’/a
64
1
!,
72’I
747/s
72
1
!,
‘-f-
/8
1171
.
117!
.
117!
.
Van de locale n1arkten hebben
scheepvaartwaardcn
nog
de grootste bewogenheid aan den dag gelegd, hoewel ook
hier de koersfluctuaties binnen enge grenzen beperkt zijn
gebleven. Aanvankelijk waren vooral de Indische lijnen
gezocht, in verband met geruchten omtrent groote dividen-
den, die bij de komende balansen gedeclareerd zouden wo,-
den. Langzamerhand echter daalde de belangstelling, wijl
werd aangchomen, dat de directies een zeer voorzichtige
divideiidpolitiek zullen gaan voeren, met het oog op de
steeds toenemende concurrentie van buitenlandsche reede-rijen en den steeds grooter wordenden aanbouw van nieuw
materiaal. Deze overwegingen hebben er dan ook toe ge-
leid, dat de stemming aan liet einde der berichtsperiode
minder geanimeerd was, hoewel de nadeelige verschillen, in
vergelijking met het hoogst bereikte punt, minimaal zijn
te noemen.
18 Feb. 21 Feb. 24 Feb.
Holland-Amerika-Lijn …. 410
1
!1
410
1
/4 411
+ ‘h
,,
I
,,
,, gem.eig. 394 /, 394
‘
393
–
1′!3
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij .. 325
328
320
– 5
Holl. Alg. Atl. Stoomv.-Mij. 161
1
I2 161
1
1,
161′!,
Hollandsche Stoomboot-Mij.. 202
200′!, 198
-4
Java-China-JapanLij?
…. 312
310
1
!, 305
–
7
Kon. Hollandsche Lloyd .. 177
177
5
/8
175
– 2
Kon. Ned. Stoomb.-Mij…..239
237
235
– 4
Kon. Paketvaart-Mij…….246
244’/2 242112 – 31!,
Maatschappij Zeevaart …. 330
325
315
– 15
Nederi. Scheepvaart-Unie .. 257
253’/i 251′!, – 511, Nievelt Goudriaan ……..492′!, 515
5001/2 + 8
Rotterdamsche Lloyd …… 286V, 283/4 277!2 -9
Stoomv.-Mij. ,,Hillegersberg” 300
300
300
,,Nederland” .. 294
291/4 287
– 7
,,Noordzee” .. 181/
178’/o 178′!, – 3
,,Oostzee” . . 379
1
!3
375
375
– 4
1
!,
De
petrolcuonniarkt
stond nog steeds in het centrum der belangstelling. Aandeelen. Koninklijke Petroleum-Maat-
schappij monteerden tot boven 600 pCt., welk niveau zij
echter niet geheel konden handhaven. De beroepsspeculatie
in dit fonds is ter beurze zeer groot geworden, zoodat de
variaties op én enkelen dag niet meer dien omvang aan-
nemen, als eenige maanden geleden het geval is geweest.
Niettemin wordt -het aangeboden materiaal veelal ook bui-
teit deze speculatie om, door bona-fide koopers, opgenomen.
In verband met de vaste stemming voor aandeelen
Koninklijke waren ook Moeara Enim, Dordtsche Petro-
leum, enz., tot hoogere prijzen gezocht. Ongeanimeerd
echter varen aandeelen Steaua Romana, in aansluiting aan
de berichten, hierboven reeds gereleveerd, omtrent op-
stootjes in Duitschland, en aandeelen Geconsolideerde Hol-
landsche Petroleum Mij. op geruchten, dat stakingen in het
Boemeensche petroleumgebied zouden zijn uitgebroken, ver-
gezeld van pogingen tot vernieling der bronnen.
De mao-kt voor
cultu,trwaarden
bleef vrijwel op Un
hoogte, ondanks het feit, dat voortdurend berichten omtrent
goede suikerverkoopcn in Indië te onzent binnenkomen.
Vel was de ondergrond dan ook vast te noemen, doch een
zeer uitgebreide kooplust was niet te bemerken. Voor een
goed dccl stond dit in verband met de vrees, (lat de actie
tot inkrimping van dcii suikeraanplant toch nog met
succes zal ivorden bekroond, nu de politieke partijen in
Iiidië hiervan een onderwerp van onderlingen strijd di-ei-
gen te maken.
Aandeelen
H.V.A.
en Javasche Cultuur Mij. echter, kon-
den onder den invloed van dergelijke overwegingen toch
niet meer dan enkele procenten verliezen.
De
rubbermarkt
was op enkele dagen uiterst geaniineerd.
De opgewekte stemming ging uit van die aandeelen, die
naast rubber ook in heteekenende mate koffie verbouwen,
ivijl omtrent dit laatste product, verluidde, dat zeer hooge
prijzen bij den verkoop werden gemaakt. Toch sloeg de
stemming ook over op de zuivere rubberwaarden; waar de oorzaak voor een geanimeerde tendens voor (leze fondsen
echter niet op een juiste basis was geschoeid, verflauwde
meer apathischen toestand terug.
-De
tabaksinarkt
bleef gedurende het grootste gedeelte
der berichtsperiode verlaten, met een opleving op een
enkelen dag, welke echter niet in de hier weergegeven koer-
sen per saldo tot uitdrukking kon komen, daar het einde
dci’ berichtsperiode vrijwel overeenkomt met den aanvang.
18 Feb. 21 Feb. 24 Feb.
Amsterdamsche Bank …. 186
188
188
+ 2
Ned. Handel-Mij. cert. v. aand. 180
1
!3
181 /s 181
+ ‘/
Rotterd. Bankvereeniging .. 143
142
142′!3 –
Amst. Stiperfosfaatfubriek.. 171
7
!, 175
1737!, + 2
Van Berkel’s Patent ……145
147
7
/8
147’/
+ 2’/
Insulinde Oliefabriek……249
251
3
/
2491!,
+
1
1,
Jiirgens’ Ver. Fabr. pr. aand. 103
1
!,
103
103
– 1/
N&I. Scheepsbouw-Mij.
.. ..
185
186
186’/4 + 1′!4
Philips’ Gloeilampenfabriek 445
443
460
+ 15
R S. Stokvis & Zonen …. 553
1
12
558
553′!2
Vr’eeuigde Blikfabrieken.. 130’12 135
140
+ 9′!
Cônipania Mercantil Argent. 246
1
1, 244
243′!, – 3
Oltuur-Mij. d. Vorstenland. 149
153
149
1
!1 + ‘/
Hndelsver. Amsterdam.,.. 405
1
1 418′!, 411
+ 5’/
Hol!. Transatl. Handelsver. 139
141
142
+ 3
LindeTeves&Stokvis ……222
223
22313 + 1’/4
VanNierop&Co’sllandel-Mij 174
1
12 176
175
+ ‘/
Tels & Co’s Handel-Mij …. 150
154
153+ 3
Gecons. Hol!. Petroleum-Mij 225
234′!, 229′!4 +
4
1
I
Kiin. Petroleum-Mij…….590
604′!, 596’1
+ 6′!,
Orion Petroleum-Mij ……. 79′!,
80
1
/4
78
1
/
–
1
1
I
Staua Romana Petr.-Mij.. 146
1
!4 155
148
+ l’h
Amsterdam-Rubber-Mij…..185 ‘t, 188
1
!, 185!4
Nederl.-Rubber-Mij. …… 105’/
108’/
108
+ 2
1
/
Oost-Java-Rubber-Mij…..224
238′!2 237
+ 13
Dli-Maatschappij ……..515
518
515
Medan-Tabak-Maatschappij. 233
1
!2
233
3
!4 230
– 3′!2
Sehembah-Maatschappij…. 478
484
479
+ 1
De
Âmerikaanschc af decliiig
was levendiger dan langen
tijd liet geval is geweest. Op bescheiden schaal worden thans
weder arbitrage-affaires geëffeetueerd, mede in de hoop,
dat liet verschil tussehen ,,oud”- en ,,nieuw”-gezegelde stuk-
kn weldra zal verdwijnen. Ook gevoelde een deel van het
publiek zich iets meer tot deze rubriek der markt aange-
trokke,i, wijl de tendens te New York eenige dagen achter-
ccii merkwaardig vast is gebleven. Tooral voor preferente
aandeelen Hide & Leather bestond vrij groote kooplust.
18 Feb. 21 Feb. 24 Feb.
Rg1(
dalin
Ameriean Car & Foundry
82
1
!
83
3
!,,
83″/, + 1
9
!,,
Anaconda Copper ……..132′!,, 131
7
!8
133
7
!,.
+ 1′!.
Un. States Steel Corp ….. 87′!,
87″!,, 88
7
!, + 1
Atchison Topeka ………. 92′!,
92
1
!,.
92
1
116 –
Southern Pacific……….94
94
94
1i/ + “
ho
Union Pacific …………. 133′!, 133
1
t!,6
134
+ ‘!
Int.’Merc.Marineafgest…..27’io
27
1
!16
27!.
pi
,,
,,
,,
prefs 118
117
1
!,
118′
5
!,. +
13/je
De prolongatiemarkt bleef ruim; geld 3% na 3 pCt.
–
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
25 Februari 1919.
Oogstberiehten in West-Europa zoowel als in export-
landen blijven over het algemeen gunstig. In Engeland
hebben weliswaar vorst en sneeuw ten gevolge gehad, dat
met de bewerking van den grond ook in de laatste weken
niet veel voortgang is gemaakt, doch nu de lange regen-
peiode voorbij schijnt te zijn, ziet men de toekomst niet meer donker is. In Britsch Indië is nog weder regen ge-
va’len, doch de geringe uitzaai van tarwe zal toch veroor-
zaken, dat de oogst kleiner zal zijn dan in vele jaren het
geval is geweest, zoodat invoer noodig zal blijven. In
Argentinië heeft de maIs weder van eenigen regenval ge-
profiteerd. In de Vereenigde Staten van Amerika wordt
wel hier en daar gesprokeh van vorstschade aan de winter-
tarwe, doch van veel beteekenis zal die waarschijnlijk niet
zijli geweest.
Onze reeds herhaaldelijk vermelde verwachting, dat in
het volgende seizoen evenmin als in het tegenwoordige
schaarschte aan broodgraan en veevoeder zal heerschen,
behoeft dus niet te worden herzien. In de Vereenigde Sta-
ten heeft de vraag, op welke wijze het verlies, dat de. aan de boeren gegarandeerde minimumprijs de Regeering zal
veroorzaken, moet worden gedekt, nog steeds de algemeene
belangstelling. Berekend wordt, dat ter -dekking van dit
verlies op de eene of andere wijze $ 12 per hoofd der be-
4
0/
Oostenr. Kronenrente
5
01
Rusland 1906 ……
41/t
0
/0
lwangorod Dombr..
4
0/
Rusland Cons. 1880..
4
0/
Rus!. bij Hope & Co…
4
0/
Servië 1895 ……..
4
1
/t °/o China Goud 1898
4
0/
Japan 1899 ……..
4
0/
Argentinië Buiten!..
5
0/
Brazilië 1895 ……
0/,
1015
218
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1919
Noteeringen.
Locoprjzen te Rotterdam/Amsterdam.
Chicago
1
Buenoi Agre
Data
Tn,u,e
Ma’i
Haver
Taru aMars
L(Jnzaad
Maart
I
Maart
I
Maart
I
Maart
Maart
I
Maart
Soo,ten
1 24 Feb,. 1
17Feb,. 1 24 Febr.
1
1919
1
1919
1
1918
1
25,1)
1
–
24 Feb.’19 226
131
50
10,55
4,60
18,25′
Rogge (70 Kg. natuur
g
ew.)l
28,50
1
)
1
28,50
15
,,
’19 226
127
8
1
60
11,10
4,6
18,65
Mais
(La Plata)
……..
–
1
–
400,-
23Feb.’18 220
.
127
I
/,
88/8
12.95
6,95
21,30
Tarwe (inlandsche) …….25,-‘)
Gerst (60 Kg. natuur gew.)
23,-
.
1
)1
23,-
1)
–
23 Feb. ’17 1761/
8)
100’/
8)
568/
4
8)
13,90 9,30
22,-
.
1
)1
23,-
1
)
–
23Feb. ’16 123
1
/4
1
)
78’/’)
468/4
)
9,10
5,808)
12,75
Haver
(inlandsche) …….23,-
L’ijnkoeken
(Noord-Ame-
1
20Juli’14
82
1)
56118
1)
-36
1
/
‘)
9,402)
•5,38
3)
13,701)
rika van La Plata-zaad)
$7,50
1
)1
37,50
1
)
.30,-
1)
1
Lijnzaad (inlandsch)
…..40,-‘)
1
40,-
01
–
1)
per Dec.
‘)
per Sept.
‘)
per Mei.
1)
Regeeringsprijs.
De noteeringen te Buenos Ayres zijn
van 22
Febr.
1919, 15
Febr. 1919, 22 Febr. 1918,
22 Febr.
1917, 22 Febr. 1916.
AANVOEREN in tons van
1000
K.G. voor verbruik in Nederland.
Rotterdam
11
Am,terdam
II
Totaal
Artthclan.
I6-22Fcbr.
1919
Sedert
1 I.
1919
Overeenk.
tijdvak 1918
6-22Febr.
1919
Sedert
1 Jan. 1919
Overeenk.
tijdvak 1918
1919
191 8
Tarwe ………………
–
14.353
– n
.-
5.970
–
20.323
–
–
–
– –
8.690
–
8.690
–
Rogge
………………
Boekweit
………….
–
–
– –
–
–
–
–
–
M
ais
…………….
.
–
–
–
-‘
–
–
–
–
–
–
Gerst
……………..
H
aver
……………..
–
–
–
–
–
– –
–
Lijnzaad
……………
Lij ukoek…………….
–
27.430
-.
–
7.429
–
34.859
–
Tarwemeel
…………..
Andere eneelsoorten….
–
4.139
–
t
–
–
–
4.139
–
AANVOERIfN in
tons
van 1000 K.G.
voor het Buitenland.
–
109.286
54.226
–
1
–
–
‘
109.286
54.226
–
13.216
–
–
–
–
13.216
–
Tarwe
………
……..
Mais
.
………
……..
Rogge
……………..
–
–
-,
–
–
–
-.
–
Tarwemeel
………….
–
60.378
–
–
–
–
60.378
–
–
20.185
II
–
–
–
–
20.185
–
Gerst
……. ………..
–
24.980
–
–
–
–
24.980
–
Haver …….
………..
Andere meelsoorten
….
6.554
69.316
–
–
1
–
–
I
69.316
1
-.
volking zal moeten worden opgebracht. De Regeering schijnt
wel definitief besloten te hebben, de prijsvorming over te
laten aan de vrije werking der wet van vraag en aanbod en het tèkort aan de boeren uit te betalen. Dezen zullen
volgens cle berichten van deze schoone gelegenheid gebruik
maken door den’ verbouw van zomertarwe sterk te ver
meerderen, vooral tea koste van maïs en haver. Zooals te
begrijpen is, ziet het Ameriknansche publiek, dat het ver-
lies op de tarwe zal hebben op te brengen, dit met leede
oogen aan. Reeds gaan stemmen op om de garantie alleen
gestand te doen voor de wintertarwe en niet voor de
zomertarwe, die zoo lang nadat de noodzakelijkheid ecnèi’
verineerderde productie verdwenen is, ivorclt uitgezaaid.
De maïsprijs is in den laatsten tijd in de Vereenigde
Staten aan sterke schommelingen onderhevig. In de afge-
loopen week is eene niet onbelangrijke verhooging inge-
treden, vooral wegens gering aanbod aan de primary mar-
kets. De hooge varkensprijzen werken hooge maïsprijzen
uog voortdurend in de hand en de lage prijs, waarvöor
Plata mais kan worden aangijvoerd, heeft weinig uitwer-
king. De hoeveelheden, die kunnen worden aangevoerd, zijn
i•n vergelijking tot den omvang van den Noord-Amerikaan-
schen maïsoogst te gering, vooral nu de scheepsruimte nog
steeds schaarsçh blijft. De graanvoorziening der invor-
landen is bij voortduring uitsluitend eene kwestie vn
scheepsruimte. Verbetering 4n het gebrek aan beschikbare
scheepsruimte laat nog op zich wachten. Het schijnt,
1
dat
dit vooial het gevolg is van de vele belemmerende vdor-
schriften der geallieerde Regeeringen, die tegen de 1L
wachting nog steeds van kracht blijven en vrijwel alle be-
vrachting op de vrije markt tegenhouden. Er is steeds be-
weerd, dat op 1 Maart die belemmeringen grootendeels
zouden worden opgeheven, doch het wordt meer en nieer
waarschijnlijk, dat de contrôle nog langer zal blijven
bestaan.
De Argentijnsche graamnarkteu blijven flauw. Slechts
lijnzaad vertoont eene vaste stemming, ofschoon ook van
dit artikel de prijs in de laatste week weer iets is afge-
brokkeld. De Argentijnsche regeering heeft uitvoering ge-
geven aan haar reeds in een onzer vroegere berichten ver-
melde plan tot de vaststelling van minimumprijzen vddr
graan voor export. Behalve voor lijnzaad zijn die prijzen
ver boven de tegenwoorclige -marktwaarde. Piet lijkt zeer
onwaarschijnlijk, dat die maatregel werkelijk kan worden.
uitgevoerd.. De laatste berichten wijzen er echter op, dat
de regeering in ernst eene poging wil wagen, om op deze
wijze de wet van vraag en aanbod buiten werking te stellen.
Steeds meer blijkt, hoe weinig Oost-Europa spoedig weder
als vroeger voor ‘uitvoer van graan in aanmerking zal
komen. Berichten uit Roemenië melden schanrschte van
alle landbouwproducten en zelfs •gebrek bij’ de bevolking.
Eenige ladingen meel zijn door de Entente naar Sulina
gedirigeerd en verdere hulp is dringend noodig. Op de
zelfde wijze is een begin gemaakt met de voorziening van Finland en Polen, terwijl verscheping van graan en andere
levensbehoeften naar Duitschland nu werkelijk spoedig
schijnt te zullen plaats vinden.
N e cl e r 1 n n d. Geleidelijk vermeerderen de verschepin-
gen van graan en meel naar onze havens. Een belangrijke
stap naar het herstel van den handel heeft in de afgeloopen
week plaats gehad, toen de N.O.T. berichtte, dat weder
consenten zullen worden afgegeven voor den aanvoer van
vrijwel alle graansoorten behalve tarwe en rogge en ‘van
de meeste veevoederartikelen. De Regeering zal hare aan-
voeren niet staken, doch daariiaast den handel een gedeelte
van de door de Entente toegestane rantsoenen laten impor-
teeren. Wel is die import nog aan eenige contrôle en be-
lemmerende bepalingen gebonden, doch de gedane stap zal waarschijnlijk reeds eene groote verbetering beteekenen en
is als zoodanig welkom. Ook de aanvoer van lijnzaad door
den handel, waarvan in onze laatste berichten reeds sprake
was, is nu door de Entente toegestaan.
SUIKER.
NOTEERINGEN
Londen
Ameterdorn
1
AmerIC.
New York
Data
per
Tate.,
White
96%
Februari
Cubes
t
Java.,
Granu.
Centrtfugali.
No.l
fob.
21
Febr.
1919..’
f
–
64/9
-.
–
7,28
14
,,
1919..
–
6419
–
–
7,28
21 Febr.
1918..
,,
–
53/9
15/6
–
–
21 Febr.
1917..
,,
23
47/1’1,
–
2916
5,52
21
Juli
1914..
,,
11
13
1,3
181-
– –
3,26
Volgens
F.
0.
Licht,
is
een
gedeelte
der
bieten
in
Duitschland niet
tot suiker kunnen worden verwerkt
en zal de suikeroogst daarom beneden de laatste ramiog
26 Februari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
219
van 1.400.000 tons blijven. De vooruitzichten voor de»
volgenden uitzaai zijn ongunstig en schijnt eenige inkrimping
van aanplant niet meer vermeden te kunnen worden. Men
zoekt than8 heil in het pleiten voor opheffing der regeeriugs-
bemoeienis opdat industrie en handel zich Vrij kuntien
ontwikkelen. Het directe gevolg daarvan zoude natuurlijk
eene aanmerkelijke verhooging van den suikerprijs in
Duitschland zijn en het is dan ook niet waarschijnlijk dat
de regeering het artikel spoedig vrij zal laten. In Engel a n d waren de voorraden in de 3 voornaamste havens op 15 Februari als volgt:
1919
1918
1917
Londen …………..111.372
51.547
33.525 tons
Liverpool …………53.019
57.30
7.358
Clyde…………….33.637
15.258
4.341
Totaal ……19.028
124.110
45.224 toris
In eene vergadering van het London Produce Clearing
House sprak de voorzitter de hoop uit, dat de termijahandel
in suiker in het bgin van het volgende jaar weder toe-
gelaten zal worden, m.a.w. dat de snikerbandel alsdan weder
Vrij zal zijn. De Royal Conimission heeft bekend gemaakt,
dat de import van de mindere kwaliteiten suiker voor
industrieele doeleinden vanaf 24 Februari verooiloofd is
mits de prijs 50/— p. cwt. inclusief inkomende rechten
minus
11/
2
0
/0
disconto niet overschrijdt.
Cuba – statistiek:
1919
1918
1917
Ontv. der weektot8 Febr.
145.066 145.327 121.494 tons
Totaal sedert 1 Dec.
‘) ..
.
597.684 663.462 569.553
Werkende fabrieken
187
192
182
Exp. d. week tot 18Jan
57.552
35.733
60.733 tons
Totaal sedert 1 Jan . ….
94.213
89.378 104.562
Voorraad op 20 Jan . …. 154.638 187.995 113.428
0)
1918/17/18.
KATOEN.
Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).
24
Febill9Il7Feby.l9IlQFel,,’.9925
Febr. l8124Feb»l7
New York voor
Middling
..
25,90e
27,200
25,15e
31,95e 16,45e New Orleans voor Middling
27,25e
26,75 c
25,50 c
31,50 c
17,190
Liverp. v. Good
Midd.Texas..
18,43 d
18,15d
18,— d
23,95 d’)
11,33d
1
)
‘) Good Middling Amer.
‘) 23 Febr. ’17 Middling Amer.
Ontvangsten in, en uitvoeren van Anierikaansche havens.
(In duizendtallen balen.)
1 Aug.18
Ooereenkom,tige perioden
21
Fe
tot
l,,. ‘l9
1
1917-18
1
1916-17
Ontvangsten Gulf-Havens.. 3930
4582
5791
,,
Atlant. Havens
5
5
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1597
1984
,,
‘t Vasteland. 2946
817
1599
Japan ete…
1
238
406
Voorraden in duizendtaller,
21
Feb,
‘
191
22Feb,.
18
1
23
Febr.
l7
Amerik. havens ……….
.1376
1494
1316
Binnenland …………..
.1440
1178
1112
New York ……………..
7
153
152
New Orleans …………..
7
454
435
Liverpool ……………506 ‘)
457
841 0)
22 Febr. ’19.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 8 Februari 1919.
Hevige schommelingen blijven, wat de prijzen van Amen
–
kaansche katoen betreft, aan de orde van den dag. Voor-
spellingen van grootere uitvoeren maakten de houders in
het Zuiden wat meer vasthoudend, maar de arbeidsnioeiljk-
heden zoowel hier als in het buitenland, beïnvloeden’ de
markt in tegenovergestelde richting, en maken het moeilijk
om de tegeuwoordige prijzen te handhaven. De berichten
omtrent den nieuwen oogst zijn nogal tegenstrijdig, sommigen
voorspellen een reductie in den aanplant ten gunste van
graan, terwijl anderen een grooten verbouw verwachten, niet
het oog op de groote vraag naar katoen. Wat de Egyptische
katoen aangaat, wordt een toename in den aanplant tegemoet
gezien, welke te danken is aan de waarschijnlijkheid van
het intrekken van alle Regeeningsbeperkingen en de hooge
prijzen, die nu heerschen.
Naar Amerikaansche garens is betere vraag, zoowel wat
den binnenlandschen handel aangaat, als ook tot zekeren graad,
wat den uitvoer betreft. De prij.en blijven evenwel zeer
onregelmatig, daar er zoovele verkoopers op de markt zijn,
dat men voor directe levering steeds goedkooper terecht kan,
terwijl als steeds, de prijzn door den zwaksten verkooper
worden vastgesteld. Er is zeker overal meer vraag en men
meent’ algemeen, dat de tegenwoordige prijzen tamelijk safe
zijn, sommigen deuken zelfs, dat we reeds den bodem bereikt
hebben. De extra produ»tiekosten in aanmerking genomen,
die de kortere arbeidsdag enz. met zich meebrengt, is er
niet veel gelegenheid voor verdere concessies van den kant
van spinners, terwijl de neutrale markten binnenkort geopend
kunnen worden, in welk geval een sterke vraag naar alle
soorten garens met goed vertrouwen verwacht kan worden.
De Fransehe handel omvatte in den laatsten tijd voornamelijk inslaggao-ens van 16 tot 44
S.
“De doekmarkt is een weinig
betçr,
hetgeen te danken is
aan de toegenomen vraag, die van alle kanten gemeld wordt,
moar op het oogeriblik worden er nog niet veel zaken
gedaan. De verkoopen die tot nu toe plaats gevonden hebben
omvatten slechts kleine hoeveelheden, daar de koopers er
de voorkeur aan geven iets langer te wachten, totdat zij
wat meer vertrouwen in den algemeenen toestand gekregen
hebben. De vraag van China, die bij het begin van het jaar
teekenen van vooruitgang toonde, schijnt zeer spoedig
bevredigd te zijn geweest, en Indië weigert nog steeds
meer te koopen dan kleine partijen, terwijl Zuid-Amerika
en de koloniën er de voorkeur aan geven, op het oogeublik
den’toestand nog wat aan te zien. De binnenboudsehe handel is tamelijk levendig en eenige Continentale markten koopen,
wanneer geschikte partijen gevonden wordëu.
Manchester, d.d. 13 Februari 1910.
We hebben weer een week gehad van geleidelijk dalende
prijzen en hoewel Amerikaansche katoen sedert Septenobcr U.
ongveer negen pence per.pond in prijs is gedaald, schijnt
zij nog niet goedkoop genoeg te zijn om koopers aan te
lokken. Eerst waren verkoopen van het Zuiden de oorzaak
van de daling, daarna waren het de arbeidsmoeilijkheden, en er zijn zooveel argumenten aangebracht tegen hoogere
prijzen, dat ten slotte de markt op dergelijke wijze over-
kocht zal zijn, dat elke dekking een scherpe reactie ver-
oorzaken zal. Wij zijn ook reeds getuige geweest van een
dergelijke stijging in New York van 200 puuteti in een
dag. I1en kan nu hiertegen in brengen,, dat prijzen in
Liverpool niet in een goede verhouding staan tot die in
New York, maar wanneer het betreft de actueele katoen,
in teeustelling met de ,,futures”, is de voorraad in Liverpool
nog te klein om de bezitters eenige angst te bezorgen, (laar
goed bruikbare katoen, zoowel hier als in Amerika op prj gehouden wordt. De prijs van katoen vandaag, is op onge-
veer dezelfde basis ‘als die van vele andere producten, namelijk
twee maal zoo hoog als voor den oorlog, maar met bet
vooruitzicht van een levendige vraag binnen niet al té langen tijd. Ir Lancashire kunnen cle fabrieken nu vol
werken, en hoewel nog niet alle fabrieken hiermee zijn
begonnen, zal de productie spoedig toenemen.
Dit zal natuurlijk de productiekosten goedkooper maken
van katoenen garens welke door afwezigheid van vraag en
door andere oorzaken in vier-en-twintig uur wederom ‘drie
pence per pond zijn gedaald, tegenover een daling van
minder dan een halve penny per pond bij katoen. Zoolang
deze daling bij de spianers voortduurt, is er niet veel
aanleiding om te koopen, en alle groote verbruik
–
sniarkten
hand’-len dienovereenkomstig. Hoe lang zij het nog uit kunnen
honden dient men af te wachten. Er zijn weer zaken gaande
voor de binnenlandsche consumpüe en elke vooruitgang
wôrdt toegejuicht en misschien wat overdreven, maar een
groote verandering moet plaats vinden, voordat de volle
prduetie van de fabrieken geabsorbeerd zal kunnen worden.
Slechts zeer kleine exportzaken worden afgeel’ten, hoewel
eenige belangrijke posten voor België geboekt zijn.
De’ doekmarkt blijft zeer gedrukt. Er worden weinig
zaken met Indië gedaan hoewel er nog wel aanvragen binnen kwamen, die echter zelden zelfs tot biedingen hebben geleid.
China is hoopvoller en kleine transacties werden door ver-
schillende firma’s vermeld, hoewel het geént hoeveelheden
van beteekenis betreft. De biunenlandsche handel en eenige
kleinere markten koopen geregeld, maar het aantal weef-
getouwen, dat stil staat, vermindert niet, niettegenstaande
alle, beperkingen nu opgeheven zijn.
6 Febr. 13 Febr.
6 Febr. 13 Febr.
Liverpoolnoteeningen (loco) T.T.opIndi .. …116 116
F.G.F. Sakellaridis 27,30 27,30 T.T.op hongkong 3/2
‘Is 3/2
G.F. No. 1 Oomra 15,07 14,57 T.T.opShanghai – 4/101/,
220 ‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Februari 1919
VETTEN EN OLl&N
Daar waar feitelijk tot nu toe uitsluitend de regeerig
als koopster voor eetbare vetten en oliën mocht optreden,
aangezien import aan anderen door de N.O.T niet kon
worden toegestaan, was er gédurende geruimen tijd bijna
niets noemenswaards te vermellen.
Weliswaar bestond natuurlijk de gelegenheid voor parti-
culieren in Amerika te koopen en aldaar op te slaan voor latere verscheping, doch deze zaken waren zeer risquant,
aangezien men absoluut niet kon benaderen, op welk tijd-stip import zoude mogelijk zijn, terwijl de hoogA prijzen,
welke gevraagd werden en de onzekerheden betr. verkrjging
van scheepsruimte dat soort zaken nog. minder aanlokkelijk
maakten, ook in verband met het feit, dat met name de
vetten tot de ,,perishable goods” te rekenen zijn.
Intussehen werd bejaald, dat de invoer van Varkens-producten, dus ook Varkensvet en Reuzel – behoudens
N.O.T.-licentie – vrij is, d.w.z. niet in het ,,agreement”-kwar-
tum is inbegrepen.
De mogelijkheid is echter niet buitengesloten, dat binnen-
kort OOk door de N.O.T. iniport-licenties zullen kunren
worden verleend voor Rundvet aan particuliere firma’s,
welke vOOr den oorlog zich bezigbielden met den verkoop
van eetvetten. Groote posten zul en niet kunnen worden
betrokken, aangezien Nederland gebonden is aan het qun-tum bij het bekende ,,agreement” vastgesteld (80000 Tons
eetbare en technische vetten), en de Regeering voorloopig
blijft voortgaan niet de vetdistributie in den vorm van
Boter en Margarine, voor welk laatstgenoemde artikel zij
de vetten van overzee noodig heeft.
Zoowel de zaken voor de Regeering als die met particulieren
worden, in den laatsten tijd nog zeer belemmerd door de
vertraging in de telegraphische gemeenschap met Amerika.
Depêches van 11 eil 12 Februari uit Amerika verzd’xrden
– welke reeds resp. 12 en 13 Februari in Engeland waren-
arriveerden hier eerst 20 dezer per boot! De verzendijig
dier telegrammen van Engeland naar hier vereischteus,
7 ft 8 dagen! Het laat zich begrijpen, dat zulks het doen
van geregelde zaken al zeer lastig maakt.
• Slechts omtrent enkele artikelen uit de branche kan iets
worden gemeld.
Premie r-J u s. Op 6 Februari heeft de Regeering voor
eenige duizenden tierces Zuid-Amerikaansche Premier-Jus de
volgende bielingen gedaan:
Ie Soort $ 43 :
per 100 K.G. netto
Iiie ::
J
f.o.b. Buenos-Aires
waarop tot helen nog geen antwoord is binnengekomen.
0 1 e o-M a r ga r in e. De offerten van Noord-Amerik(zijn
nog te hoog. Men noteerde in (le afgeloopen week:
,,Extra-Oleo”
f
178V2) ner 100 K G netto
1
Goede Iie Soort
17
‘I
>
i franco wal Rotterdam.
Iiie
,,
,, 145V )
–
Na u t r alla r d. Er waren offerten in de markt ad
f176,—, f180,— en ad f185,— al naar het merk (c.if.
Rotterdam), waartoe echter geen koopers te vinden zijn,
ook al zouden zij N.0.T.-licenties bekomen.
Purelard. Er loopen biedingen van
f
165,—, boven-
staande condities, waarop nog geen antwoord ontvangen
is. Infussehen wordt anderzijds geoffreerd ad
f
168,-
tot f172,—.
STEENKOLEN.
1
Nu de steenkolenmijnen in Engeland en Schotlançl lang-
zamerhand door de demobilisttie der mijnwerkers wederom
de beschikking over meerdere werkkrachten verkregen
hebben, wijst de productie een opgaande lijn.
De vraag naar kolen is evenwel zeer belangrijk toe-
genomen, vooral voor binnenlandsch verbruik en voor rekeiji og
van ‘de geallieerde landen. In aanmerking genomen, dat1e
transportmiddelen van de mijnen naar de. havenplaatsen
nog niet op de normale capaciteit staan, is het geen won-
der, dat de beschikbare scheepsruimte nog niet snel genoeg
emplooi kan vinden.
Voor de neutrale lan-len zijn nog geen noemenswaardige
kwantiteiten beschikbaar, hoewel eenige verbetering wel is
ingetreden.
Dit geldt vooral voor het Tyne-District, van waar hoofd-
zakelijk de aan ons land toegewezen kolen worden verscheept.
Van Schotland en van de ilumber is nog zoo goed als
niets voor neutrale bestemming beschikbaar, en voor het
weinige, dat uit Schotsche haveus wordt vrijgelaten, moet4’n
zeer hooge prijzen, ver boven de minimumprijzen, worden
betaald.
Zoo vraagt men voor 3e klasse Fifeshire-kolen 701-1 De
Lanarkshire kolen, welke te Methil en Grangemouth ver-
scheept worden, lijn daar echtertegen de minimum-prijzen
beschikbaar.
Van de. Tyne worden voor Northumberland gezeefde
kolen prijzen van 90/- p. ton vermeld, terwijl Smalls worden
aangeboden tot 701-. – De Durham-gaskolenmarkt is mede zeer vast. De prijzen
varieeren tusschen 55/- tot 701-, naar gelang van kwaliteiten. Hetgeen van de Humber wordt verscheept, gaat uitsluitend
naar Fransche havens.
Een belangrijke factor voor de Engelsche kolenmarkt
wordt de concurrentie van 4merika, dat, baseei-endeop den
veel lageren f.o.b.-prijs (thans circa $ 5,50-f.o.b. vöor gezeefde
kolen), niet alleen op alle neutrale markten tot 1-ageren
prijs levert, maar zelfs, volgens de laatste berichten, in de geallieerde landen onder den Engelschen allied-price (die
belangrijk lager is dan de prijs voor de neutralen!) aanbiedt!
METALEN.
Loco-Noteeringen te
Loiden:
–
Data
Ijzer
Cle,,.
No._3
I
Koper
Standard
Tin
Lood
Zink
24 Febr. 1919..
nom.
74.10/-
212101-
27.10/-
48.-/-‘)
17
,,
1919..
nom.
75.101-
213.-!-
28.101-
45.-/-.
25 Febr. 1918..
nom.
110.-/-
314.-!-
30.101-
52-/-
23 Febr. 1917..
nom.
139.-/-
197.716
30.10/-
–
20 Juli
1914..
5114
61.-1-
145.15/-
19.-!-
21.101-
1)
.Noteering van 21
Februari
VERKEERS WEZEN.
SCHEEPVAART.
GRAAN.
Data
Petro
grad
L.onden/
Rdam
Odessa
Rotte,-
dam
Ad. Kust
Ver. Stalen
San Lorcnzo
Rotte,. Bristol
Rotte,-
1
Enge-
Jam
Kanaal
dom
land
17/22 Febr. 1919
–
–
–
1710
–
10115
,,
1919
–
–
16/-
1716
–
18123 Febr. 1918
–
–
–
50/-
–
2001-
19124 Febr. 1917
–
–
f
17,—
23/-
–
130/-
Juli
1914 11 d.
7/3
1/111/
4
1/111/
4
12/-
121-
KOLEI’L
Cardiff
1
Oo,tk. Engeland
1
Bar-
Port
Plato
1
Rotte,-
1
Gotl,en.
J
Data
1
LaI
deaux
Genua
Said
Rivier
dam
burg
17/22 Febr.1919
54/-
47/6
4716
51/6
f 10
Kr.40
10
;
15
,,
1919
54/
47/6
47/6
50/-
10
,,
EO
19/23 Febr.1918
691-
10113
–
–
45
19124 Febr.1917
341-
5916
–
701-
Juli 1914
fr. 7,—
.
7/-
713
1416
312
4/-
DIVEREN.
Bon1,ay
Birma
Vlodivo.
(liii
Data
West West
stock
i4est
Europa
Europa
West
Evropa
(d. w.)
(rijst)
Europa
(selpete)
17/22 Februari 1919.
… –
–
–
10/15
,,
1919….
–
18/23 Februari 1918….
2751-
5001-
–
2001-
19124 Februari 1917.
.
..
2201- 272/6
—
-.
Juli
1914..
. .
1416
1613
25
1
1-
/3
RIJNVAART.
Week van 17 tot 24 Februari 1919.
Gedurende de afgeloopen week hadden te Rotterdam geen
bevrachtingen plaats naar Duitschland. Ook to sleepen was
er zeer weinig; slechts enkele schepen, beladen met graan
of benzine voor de troepen in het bezette gebied, werden
tot sieepen afgegeven.
Ook in ‘de Ruhrhavens hebben bijna geen bevrachtingen
plaats, daar de mijnwerkers nog steeds vooi- het grootste
geddelte staken en de aanvoeren dientengevolge zeer gering
zijn. Vrachtnoteeringen werden uit dien hoofde niet gemaakt,
terwijl het sleeploon met 20 pf. per Centner genoteerd werd.
De waterstand op den Rijn was de laatste dagen was-
sende. Cauber Pegel wees ongeveer 4 Meter aan.
–